Beleidsregel Wijkverbod Vlaardingen

Geldend van 19-09-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wijkverbod Vlaardingen

De burgemeester van Vlaardingen;

overwegende dat:

  • -

    in de gemeente Vlaardingen regelmatig overlast plaatsvindt door personen die de openbare orde verstoren en/of zich schuldig maken aan criminaliteit;

  • -

    zij hier meerdere malen op zijn aangesproken, maar desondanks het overlastgevende gedrag niet is afgenomen;

  • -

    ondanks diverse maatregelen de overlastsituatie in bepaalde delen van Vlaardingen aanhoudend de aandacht blijft vragen;

  • -

    het gedrag van genoemde personen zich als volgt laat kenschetsen: samenscholing, intimiderend groepsgedrag, handel in drugs, openlijk drankgebruik, geweldpleging, doelloos ophouden in portieken van woningen en/of winkels, belemmering van vrije doorgang, schreeuwen, urineren, onvoorspelbare agressiviteit en het anderszins lastigvallen van burgers;

  • -

    dit gedrag voor bewoners en passanten reële en concrete gevoelens van onveiligheid teweeg brengt en zich blijkbaar niet laat veranderen door middel van politieoptreden op basis van strafrechtelijk bepalingen dan wel de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV);

  • -

    het wijkverbod een maatregel is om de openbare orde in het aangewezen gebied te handhaven, de criminaliteit en overlast terug te dringen en bewoners en passanten hun gevoel van veiligheid terug te geven;

  • -

    daarom in artikel 2.91 APV is bepaald dat de burgemeester bevoegd is om een persoon een wijkverbod op te leggen in het belang van: de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon-en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of zedelijkheid;

  • -

    het noodzakelijk is een beleidsregel vast te stellen voor toepassing van artikel 2.91 van de Algemeen Plaatselijke Verordening Vlaardingen;

Gelet op artikel 2.91 van de Algemeen Plaatselijke Verordening Vlaardingen en de artikelen 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit vast te stellen de volgende

Beleidsregel Wijkverbod Vlaardingen

Artikel 1 Opleggen wijkverbod

  • 1. In artikel 6 van deze beleidsregel staan de gedragingen genoemd waarvoor een wijkverbod kan worden opgelegd.

  • 2. Een wijkverbod geldt voor het gebied waarbinnen de in artikel 6 genoemde gedraging heeft plaatsgevonden. Indien de gedraging heeft plaatsgevonden tijdens een B- of C-evenement[1] wordt een verbod opgelegd waarbij voor het gebied aansluiting wordt gezocht bij het evenemententerrein, dan wel het gebied waar het evenement plaatsvindt. 

    [1] De APV van Vlaardingen definieert drie soorten vergunningplichtige evenementen, gerelateerd aan het effect van het evenement op het gemeenschapsleven. Hierbij wordt door middel van een risicoanalysemodel een evenement ingeschaald. A-evenementen hebben een beperkte impact op de omgeving en het verkeer. Het is een kleinschalig evenement tot circa 5.000 bezoekers. Een B-evenement heeft een gemiddeld risico met een grote impact op de directe omgeving en gevolgen voor het verkeer. C-evenementen hebben een grote impact op de stad en/of regionale gevolgen

  • 3. Voordat een wijkverbod wordt opgelegd ontvangt een persoon die zich voor de eerste keer schuldig heeft gemaakt aan een gedraging genoemd in artikel 6, een schriftelijke waarschuwing. In deze waarschuwing staat het beleid ten aanzien van het wijkverbod uitgelegd. De waarschuwing wordt één keer gegeven en geldt binnen heel de gemeente Vlaardingen voor de duur van 6 maanden.

  • 4. Indien ten aanzien van een persoon voor de tweede maal binnen 6 maanden na de waarschuwing, een gedraging genoemd in artikel 6 wordt geconstateerd, wordt een verbod opgelegd om zich gedurende 3 dagen te bevinden op een in het verbod aangewezen gebied. Bij overtreding van een wijkverbod wordt een proces-verbaal opgemaakt op grond van artikel 2.91, eerste lid APV.

  • 5. Aan een persoon die zich binnen 6 maanden na het opleggen van een wijkverbod in hetzelfde gebied voor de tweede maal schuldig maakt aan een gedraging genoemd in artikel 6, wordt conform het bepaalde in artikel 2.91, tweede lid APV een verbod opgelegd om zich gedurende het in artikel 7 genoemde tijdvak te bevinden in het in het verbod genoemde gebied, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgevonden. Bij overtreding van een wijkverbod wordt een proces-verbaal op grond van artikel 2.91, tweede lid APV, opgemaakt.

  • 6. De in het vierde en vijfde lid beschreven procedure geldt niet als het wijkverbod is opgelegd in het kader van een in artikel 6 genoemde gedraging rond een evenement. Voor een evenement kan alleen een verbod voor de duur van het evenement dan wel voor maximaal 3 dagen worden opgelegd.

  • 7. Gedurende de looptijd van het wijkverbod kan slechts één keer een nieuw wijkverbod worden opgelegd.

Artikel 2 Procedure wijkverbod

  • 1. Een wijkverbod wordt in persoon aan de betrokkene uitgereikt onder verwijzing naar het besluit. De gedragingen waarop het wijkverbod is gebaseerd, worden meegedeeld en schriftelijk vastgelegd in een proces-verbaal, alsmede voor welk tijdvak en gebied het wijkverbod geldt. Tevens wordt een kaart uitgedeeld van het gebied.

  • 2. Degene die een wijkverbod uitreikt stelt de betrokkene aan wie het wijkverbod in persoon wordt uitgereikt, direct in de gelegenheid zijn verklaring af te leggen. Indien de betrokkene van die gelegenheid gebruikt maakt, legt de politie de verklaring schriftelijk vast in het proces-verbaal. Tevens wordt aan betrokkene kenbaar gemaakt dat hij een bezwaar tegen het besluit kan indienen.

  • 3. Als een wijkverbod wordt uitgereikt aan een minderjarige, worden ten minste de ouders of voogd van de minderjarige uitgenodigd voor een zienswijzengesprek.

  • 4. Gelet op artikel 4:11 Algemene wet bestuursrecht wordt van de mogelijkheid tot het horen van belanghebbende afgeweken als de vereiste spoed zich hiertegen verzet of het beoogde doel niet wordt bereikt als de belanghebbende van tevoren in kennis is gesteld.

  • 5. Indien de betrokkene kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich op een bepaalde plaats in het gebied op te houden, wordt in het besluit tot oplegging van het wijkverbod een looproute opgenomen. Het is de betrokkene in dat geval slechts toegestaan om de desbetreffende locatie via de aangegeven looproute te bereiken. Betrokkene toont zelf aan dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden. Deze belangen liggen doorgaans in de persoonlijke sfeer, zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstantie.

Artikel 3 Inwerkingtreding en cumulatie

  • 1. Een wijkverbod treedt in werking op het moment dat het besluit aan de betrokkene wordt uitgereikt.

  • 2. Als een wijkverbod wordt uitgereikt terwijl al een wijkverbod geldt, gaat de termijn van het nieuwe wijkverbod in na afloop van het eerder opgelegde wijkverbod.

Artikel 4 Dossiervorming en verslaglegging

  • 1. Indien bezwaar wordt aangetekend tegen het besluit levert de politie een (kopie) dossier aan bij de afdeling Bestuurszaken van de gemeente Vlaardingen. Het dossier bevat in ieder geval:

    • -

      een voorblad met contactgegevens van de behandelend ambtenaar;

    • -

      de waarschuwing en het onderliggende proces-verbaal van het strafbare feit. In het proces-verbaal is tevens de zienswijze van de betrokkene vastgelegd;

    • -

      de na het uitreiken van de waarschuwing opgemaakte ondertekende processen-verbaal van de in artikel 6 genoemde strafbare feiten en openbare orde verstorende handelingen die hebben geleid tot de wijkverboden en de zienswijze van betrokkene;

    • -

      alle opgelegde wijkverboden;

    • -

      alle processen-verbaal inzake het negeren van de wijkverboden;

    • -

      het gebied waarvoor een wijkverbod is opgelegd.

  • 2. De politie houdt een registratie bij van de in het eerste lid genoemde documenten.

  • 3. Een dossier dat bij het Openbaar Ministerie wordt aangeleverd bevat naast de in het eerste lid genoemde documenten, een afschrift van deze beleidsregels en de bekendmaking van de APV en de publicatie van het mandaat aan de politie.

Artikel 5 Informatieplicht

  • 1. De politiechef informeert de burgemeester door middel van een kwartaalrapportage over alle uitgereikte waarschuwingen en opgelegde wijkverboden.

  • 2. Indien een wijkverbod is opgelegd bij een evenement, wordt de burgemeester direct na het evenement geïnformeerd.

  • 3. Het Openbaar Ministerie informeert de burgemeester door middel van een jaarrapportage over het aantal dossiers en de wijze waarop de wijkverboden zijn afgedaan.

  • 4. De burgemeester informeert het Openbaar Ministerie en de politiechef over een ingediend bezwaar tegen een wijkverbod en over de beslissing op bezwaar.

Artikel 6 Strafbare feiten en openbare orde verstorende handelingen

Een wijkverbod kan worden opgelegd bij constatering van de volgende strafbare feiten.

Artikel 2.1 APV

Samenscholing en ongeregeldheden

Artikel 2.10 APV

Straatmuzikant

Artikel 2.25a APV

(Slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen

Artikel 2.32c APV

Openbare orde en veiligheid (bij evenementen)

Artikel 2.58 APV

Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal

Artikel 2.60 APV

Hinderlijk gedrag op of aan de weg

Artikel 2.60a APV

Hinderlijk voetballen en dergelijke

Artikel 2.64 APV

Verboden drankgebruik

Artikel 2.66 APV

Verboden gedrag bij of in gebouwen

Artikel 2.67 APV

Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

Artikel 2.67a APV

Messen en andere voorwerpen als wapen

Artikel 2.87 APV

Drugshandel op straat

Artikel 2.88 APV

Verzamelingen van personen in verband met drugs

Artikel 2.90 APV

Weggooien van spuiten en dergelijke

Artikel 2.91, lid 5 APV

Verbod zich te gedragen in strijd met wijkverbod

Artikel 3.9 APV

Straatprostitutie

Artikel 4.40 APV

Natuurlijke behoefte doen

Artikel 5.15 APV

Ventverbod

Artikel 2 Opiumwet

Verkopen enz. van harddrugs

Artikel 3 Opiumwet

Verkopen enz. van softdrugs

Artikel 137c Wetboek van Strafrecht

Belediging groep mensen

Artikel 141 Wetboek van Strafrecht

Openlijke geweldpleging

Artikel 142 Wetboek van Strafrecht

Vals alarm

Artikel 143 Wetboek van Strafrecht

Verhindering vergadering

Artikel 144 Wetboek van Strafrecht

Verstoring vergadering

Artikel 184 Wetboek van Strafrecht

Negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel

Artikel 239 Wetboek van Strafrecht

Schennis van de eerbaarheid

Artikel 266 jo. 267 Wetboek van Strafrecht

Belediging van ambtenaar in functie

Artikel 285 WSr

Bedreiging

Artikel 300-303 WSr

Mishandeling

Artikel 350 WSr

Straatschenderij

Artikel 426-427 WSr

Overtredingen betreffende algemene veiligheid

Artikel 453 WSr

Openbare dronkenschap

Artikelen 13, 26 of 27 Wet wapens en munitie

Dragen verboden wapens.

- Ingeval van uitsluitend het aanwezig hebben van een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 Opiumwet kan slechts een wijkverbod worden opgelegd indien de aangetroffen hoeveelheid meer is dan die waarbij volgens de daarvoor geldende richtlijn politiesepot wordt toegepast.

Artikel 7 Duur van de ontzegging

Duur van het wijkverbod

Overtreding

Politie

OM

1e overtreding

bevel

Recidive

1e constatering

Waarschuwing

2e constatering

3 dagen

€ 150,- subsidiair

3 dagen hechtenis

€ 200,- subsidiair

4 dagen hechtenis

3e constatering

14 dagen

7 dagen hechtenis

4e constatering

30 dagen

14 dagen hechtenis

Iedere verdere

constatering indien

alleen sprake is van

een overlastgevende

gedraging

30 dagen,

verlenging steeds

met 30 dagen tot

een periode van

maximaal 6 maanden

Te beoordelen door

de zaaksofficier

Iedere verdere

constatering indien

sprake is van een

overlastgevende

gedraging

Kan worden opgetreden

conform de Beleidsregel

aanpak overlast

Te beoordelen door

de zaaksofficier

B en C evenementen

Politie

OM

1e constatering en een

ernstige vrees voor een

verdere verstoring van

de openbare orde tijdens

het evenement

Duur van het

evenement, dan wel

maximaal voor de

duur van 3 dagen

Te beoordelen door

de zaaksofficier

Te beoordelen door

de zaaksofficier

Meerdere constateringen

bij B- en C-evenementen

in de afgelopen 13

maanden

Kan worden

opgetreden conform

de Beleidsregel aanpak

overlast

Te beoordelen door

de zaaksofficier

Te beoordelen door

de zaaksofficier

Afhankelijk van de veiligheidssituatie op de locatie, de strafbare feiten die de overlastgever heeftgepleegd en de termijn waarbinnen deze feiten zijn gepleegd, kan ervoor worden gekozen om deoverlastgever aan te pakken op basis van de overlastwet (artikel 172a Gemeentewet). Er is dan wel sprake van herhaaldelijk overlastgevend gedrag binnen een termijn van 13 maanden.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 9 Citeertitel

De beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel wijkverbod Vlaardingen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 4 augustus 2014,
De burgemeester van Vlaardingen,
B.A.Blase

Toelichting

Een wijkverbod kan worden opgelegd aan personen die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten en eenmaal gewaarschuwd zijn door de politie. De duur van een wijkverbod bedraagt maximaal 30 dagen. Cumulatie van wijkverboden behoort tot de mogelijkheden.

Artikel 2.91 APV maakt het mogelijk na een waarschuwing bij (lichte) ordeverstorende gedragingen direct een wijkverbod voor zeer korte duur op te leggen. Op grond van de APV kan direct worden opgetreden wanneer een maatregel op dat moment in dat gebied noodzakelijk wordt geacht voor het herstel van de openbare orde. Een wijkverbod is daarom mogelijk bij een op dat moment manifesterend probleem, mits de betrokkene eerder is gewaarschuwd en hij in de gelegenheid is gesteld zijn gedrag te verbeteren, dan wel het gebied waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgehad te verlaten. Mede doordat de bevoegdheid wordt gemandateerd aan de politie is direct optreden bij openbare orde problemen op deze manier mogelijk en proportioneel gelet op de duur van de regel.

Het opleggen van een wijkverbod betekent niet dat geen strafrechtelijk vervolg door het Openbaar Ministerie plaatsvindt tegen de gepleegde strafbare feiten.

In deze beleidsregel geeft de burgemeester aan op welke wijze hij van zijn bevoegdheid tot het opleggen van een wijkverbod gebruik zal maken.