Regeling vervallen per 01-10-2010

Bomenverordening Vlaardingen 2005

Geldend van 01-10-2010 t/m 30-09-2010

Intitulé

Bomenverordening 2005

De gemeenteraad van Vlaardingen,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 januari 2005, R, nr. ;

Gelet op de Gemeentewet en de Boswet

Besluit: vast te stellen de Bomenverordening Vlaardingen 2005

Bomenverordening 2005

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a. boom:                                  een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 35 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Indien het betreft houtopstand in openbaar gebied of in publiek eigendom, geldt in afwijking van het in vorige zin bepaalde een dwarsdoorsnede van 10 centimeter op 1,3 meter hoogte. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 35 cm respectievelijk 10 cm op 1,3 meter boven het maaiveld, indien sprake is van: - een monumentale boom of bijzondere beschermwaardige houtopstand als bedoeld in artikel 5; - een houtopstand onderdeel uitmakend van de hoofdbomenstructuur; - een houtopstand in het kader van een herplant‑ of instandhoudingsplicht als bedoeld in de artikelen 9 en 10. b. houtopstand:          

één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg, met de onder sub a genoemde minimale dwarsdoorsnede.

c. monumentale boom:          

bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving.

d. vellen:                                

rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

e. rooien:                               

het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand.

f. kappen:                              

het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand.

g. kandelaberen:                    

het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen.

h. bebouwde kom:                 

de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld overeenkomstig artikel 1 lid 5 van de Boswet.

i. het college:                         

het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen.

j. openbaar gebied:                

gebied dat voor een ieder al dan niet met enige beperking openbaar toegankelijk is,

Artikel 2 Kapverbod

1. Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze wordt geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 van de Boswet.

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor: 1. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 10 van deze verordening;

2. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

3. het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

Artikel 3 Aanvraag vergunning

1. De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd, onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

2. Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het college een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het college dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.

Artikel 4 Verlenings,- weigerings- en opschortingsgronden

1. Het college kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

2. Een vergunning wordt geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand:

-  natuur‑ en milieuwaarden;

-  landschappelijke waarden;

-  cultuurhistorische waarden;

-  beeldbepalendheid

-  waarden van stads‑ en dorpsschoon;

- waarden voor recreatie en leefbaarheid.

3. In beginsel wordt geen vergunning verleend voor houtopstanden voorkomend op de vastgestelde lijst van monumentale bomen, als bedoeld in artikel 5.

4. In beginsel wordt geen vergunning verleend indien velling in strijd is met de Flora en faunawet, de Habitatrichtlijn, of andere regelgeving inzake natuurbescherming.

5. Onverminderd het bepaalde in het 2e lid, wordt voor houtopstand in het openbaar gebied binnen de bebouwde kom in beginsel geen vergunning verleend, tenzij er sprake is van:

a. aanleg of grootschalige herstructurering van nieuwe woningen of infrastructuur conform een door de gemeente goedgekeurd bouwplan of projectplan,

b. ophoging van woonwijken met herstructurering van de groenstructuur, waarbij onderzocht is hoe het bomenbestand zo goed mogelijk bewaard kan blijven;

c. dunning van het bomenbestand, waarbij de groeiomstandigheden van individuele bomen door de groei van de groep bomen waarvan zij deel uitmaken, zichtbaar verslechteren;

d. ernstige overlast.

6. De beslissing op een aanvraag van een vergunning tot vellen kan worden opgeschort als de aanvraag is ingediend in samenhang met de realisatie van een ander vergunningplichtig werk, zolang op die andere vergunningaanvraag niet is beslist.

7. Een vergunning tot vellen kan worden opgeschort of geweigerd, nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van de vergunning tot vellen niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand heeft aangemeld aan het college.

8. De burgemeester kan toestemming of bevel geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 5 Monumentale bomen en bijzondere houtopstand

1. Het college stelt een lijst vast met monumentale bomen en bijzondere houtopstand, waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

2. De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, eventueel aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstand.

3. De regelmatig bijgewerkte lijst met monumentale bomen omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.

4. De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van monumentale bomen is verplicht het college onmiddellijk mededeling te doen van:

-  eigendomsoverdracht van de houtopstand;

-  het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand;

-  de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

Artikel 6 Procedure

1. Van een aanvraag van een vergunning wordt overeenkomstig afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht onverwijld na ontvangst kennis gegeven in een lokaal huis-aan-huisblad en deze aanvraag wordt ter inzage gelegd.

2. Een ieder kan gedurende vier weken na de in lid 1 bedoelde bekendmaking zijn zienswijze geven.

3. Van het besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt onverwijld kennis gegeven in een huis-aan-huisblad onder gelijktijdige verzending aan aanvrager. Bij deze kennisgeving wordt de concrete datum van verzending aan de aanvrager genoemd als begin van de bezwaartermijn van zes weken voor belanghebbenden.”

Artikel 7 Standaardvoorschrift van niet gebruik

Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het standaardvoorschrift dat niet tot vellen mag worden overgegaan en de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt. Indien gedurende de bezwaartermijn een bezwaar of een voorlopige voorziening is ingediend, wordt de vergunning pas van kracht één week nadat op dat bezwaar of die voorlopige voorziening is beslist.

Artikel 8 Vervaltermijn vergunning

1. De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal twee jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt;

2. In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts twee jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn;

3. Het college kan deze termijn op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder verlengen.

Artikel 9 Bijzondere vergunningsvoorschriften

1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.

2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een vergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk Bomenfonds op basis van nader door het college te stellen regels.

3. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 9 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de artikel 1 genoemde minimum maat.

4. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

5. Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien wordt voldaan aan een of meer van de onderstaande bij de vergunning aan te geven voorwaarden:

a. andere vergunningen zijn verleend; of

b. andere ruimtelijke ordeningsprocedures zijn doorlopen; of

c. de vergunningen of procedures bedoeld onder a. of. b. van dit lid zijn onherroepelijk zijn geworden; of

d. de feitelijke en financiële voortgang van de werken is voldoende gewaarborgd.

6. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften behoren aanwijzingen ter bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

7. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 10 Herplant /instandhoudingsplicht

1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.

2. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 10 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet‑geslaagde beplanting moet worden vervangen.

4. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

5. degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 11 Schadevergoeding

Indien en voor zover blijkt dat de gebruiker of eigenaar van een houtopstand door de toepassing van artikel 2, artikel 9 en artikel 10 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

Artikel 12 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

Artikel 13 Bestrijding van iepenziekte

1. Dit artikel verstaat onder: 1. iepenziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Cerato­cystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

2. iepenspintkever: het insect, in elk ontwik­kelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scoly­tus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmae­us. 2. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepen­ziekte of voor ver­meerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrij­ving vast te stellen termijn: 1. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

2. de iepen ter plaatse te ontbasten en de bast te ver­nietigen;

3. de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen. 3. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voor­handen of in voorraad te hebben of te vervoeren; 1. het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;

2. het college kan onthef­fing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod. 4. Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens het college kunnen worden verricht.

Artikel 14 Bescherming publieke houtopstand

1. Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn:

-  te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

-  daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door het college opgedragen boomverzorgende taken.

2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college.

Artikel 15 Strafbepaling

1. Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde, en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie: artikel 4, lid 5 en lid 6, artikel 5, lid 4, artikel 7 , artikel 8, lid 1 en lid 2 , artikel 9 , artikel 10, lid 1, lid 2, lid 3 en lid 5, artikel 13, lid 2, lid 3 en lid 4 en artikel 14

2. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaargemaakt worden.

Artikel 16 Toezicht

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast medewerkers van de dienst Stadswerk.

2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 17 Overgangsbepaling

De kapvergunningsaanvragen, die zijn ingediend voor de in artikel 18 genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder Hoofdstuk 4, Afdeling 5 van de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2004.

Artikel 18 Slotbepaling

1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Vlaardingen 2005.

2. Zij treedt in werking op de dag volgend na de dag van publicatie ervan in het Gemeenteblad.

3. Op datzelfde tijdstip wordt Hoofdstuk 4, Afdeling 5 (Het bewaren van houtopstanden) van de Algemene plaatselijke verordening Vlaardingen 2004 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlaardingen, gehouden op 2 februari 2005
 
De griffier,                              De voorzitter,
drs. W.G. Amesz                     mr. T.P.J. Bruinsma