Regeling vervallen per 01-04-2017

Verordening WMO & Jeugdhulp gemeente Vlissingen 2017

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-03-2017

Intitulé

Verordening WMO & Jeugdhulp gemeente Vlissingen 2017

De raad van de gemeente Vlissingen;

Gelezen het voorstel van het college van 18 december 2014;

Gelet op het bepaalde in de Wmo en de Jeugdwet;

B e s l u i t :

Vast te stellen de volgende Verordening Wmo en Jeugdhulp gemeente Vlissingen 2015.

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

Algemene voorziening:

Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

Collectieve voorzieningen:

Aanbod van diensten of activiteiten dat bedoeld is voor een groep mensen met specifieke kenmerken en hiervoor makkelijk toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp. Onder de collectieve voorziening valt ook een overige voorziening in de zin van art. 2.8 Jeugdwet.

Individuele voorziening:

Aanbod van diensten, hulpmiddelen of activiteiten dat, alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, middels een beschikking toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp. Onder de individuele voorziening valt ook de maatwerkvoorziening in de zin van de Wmo.

Financiële tegemoetkoming:

Een individuele voorziening in de vorm van een geldbedrag dat wordt ingezet om kosten gedeeltelijk te vergoeden.

Jeugdwet:

Wet van 1 maart 2014 inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders[1] bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.

Maatwerkarrangement:

Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de cliënt, het huishouden en het netwerk afgestemd geheel van diensten of activiteiten.

Ondersteuningsplan:

Het ondersteuningsplan is een document waarin staat:

een beschrijving van de situatie van de cliënt, het huishouden en het netwerk;een beschrijving van de krachten, de zorgen, de wensen en behoeften van de cliënt, het huishouden en het netwerk; de te behalen doelen (resultaten) op alle leefgebieden van de cliënt en het huishouden; en welke ondersteuning, zorg en jeugdhulp daarbij nodig is.

Onder dit begrip valt ook het familiegroepsplan zoals bedoeld in artikel 4.1.2 van de Jeugdwet.

PGB:

Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet en artikel 1.1.1 van de Wmo, zijnde een door het college verstrekt budget aan een cliënt[2], dat de cliënt in staat stelt de maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort, van derden te betrekken.

(Wettelijk) voorliggende voorziening:

Een voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet of Wmo, op het gebied van zorg, onderwijs of werk en inkomen.

Wmo:

Wet van 8 juli 2014 inzake regels over de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015).

[1] Daar waar “ouders” staat, mag verzorger(s) worden gelezen.

[2] In de verordening wordt onder cliënt ook verstaan: de jeugdige of zijn ouders.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

De volgende vormen van collectieve voorzieningen zijn beschikbaar:

  • -

    Ambulante jeugdhulp

  • -

    Daghulp

De volgende hoofdvormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • -

    residentiële jeugdhulp

  • -

    pleegzorg

Het college bepaalt bij nadere regeling de beschikbare vormen van jeugdhulp binnen deze hoofdvormen.

Artikel 3. Kwaliteitseisen

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van professionals daaronder begrepen, door:

  • a.

    het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt en zijn huishouden;

  • b.

    het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg waaronder informele zorg;

  • c.

    erop toe te zien dat professionals tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn.

  • 3.

    Het college kan bij nadere regeling, in overeenkomsten en bij subsidieverlening aanvullende eisen stellen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten, goed werkgeverschap, de klachtregeling en medezeggenschapseisen daaronder begrepen.

  • 4.

    Het college ziet toe op de naleving van de eisen die voortvloeien uit lid 1 tot en met 3, in ieder geval door overleg met aanbieders, cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 4. Betrekken van inwoners bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt inwoners van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende ondersteuning, zorg en jeugdhulp, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt inwoners van de gemeente vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende ondersteuning, zorg en jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede lid.

Artikel 5. Waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit het blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

HOOFDSTUK 2 INDIVIDUELE VOORZIENINGEN

Artikel 6. Aanvraag individuele voorziening

  • 1.

    Door of namens een cliënt kan met een ondertekend ondersteuningsplan een aanvraag voor een individuele voorziening worden ingediend.

  • 2.

    Het college bevestigt per omgaande schriftelijk de aanvraag voor een individuele voorziening.

  • 3.

    Het college verzamelt alle informatie die van belang is voor de aanvraag.

  • 4.

    De cliënt levert de informatie aan die van belang is voor de aanvraag.

  • 5.

    In spoedeisende gevallen kan het college na de aanvraag direct een tijdelijke individuele voorziening treffen, voordat een beschikking wordt afgegeven.

  • 6.

    Door of namens een cliënt kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht te allen tijde schriftelijk een aanvraag voor een individuele voorziening worden ingediend, wanneer de cliënt van mening is dat de verwijzing naar voorliggende mogelijkheden niet tot een oplossing van de hulpvraag leidt en hij aangewezen is op een individuele voorziening.

Artikel 7. Dialooggestuurde aanpak

  • 1.

    Het college bepaalt in samenspraak met de cliënt de benodigde individuele voorziening.

  • 2.

    Het is de verantwoordelijkheid van de professionals en de cliënt om gemotiveerd aan te geven welk tempo in besluitvorming er gekozen moet worden en leggen dit vast in een collegebesluit als de wettelijke termijnen hierdoor overschreden worden.

  • 3.

    De cliënt, het huishouden, netwerk en de professionals bepalen samen de rollen, functies en de daarbij behorende verantwoordelijkheden rondom de cliënt en zijn hulpvraag. Dit wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan.

  • 4.

    Het op- en afschalen van de benodigde hulp, de individuele voorziening en het arrangement van voorzieningen wordt door de cliënt, het huishouden, netwerk en de professionals aan elkaar gemotiveerd en vastgelegd in het ondersteuningsplan.

  • 5.

    De cliënt, het huishouden, netwerk en de professionals verplichten elkaar tot het delen van relevante informatie gedurende de periode dat de dialooggestuurde aanpak van kracht is.

  • 6.

    Het college ziet er op toe dat de cliënt, het huishouden, netwerk en de professionals alert zijn op groei en terugval tijdens de uitvoering van het ondersteuningsplan. Dit is zwaarwegend indien er sprake is van een midden of hoog risico en er twijfels zijn over de veiligheid.

  • 7.

    Het college bepaalt in samenspraak met de cliënt, het huishouden, netwerk en de professionals, de termijnen voor opvolging en monitoring.

Artikel 8. Resultaten van ondersteuning, zorg en jeugdhulp

  • 1.

    De individuele voorziening wordt verstrekt wanneer deze een passende bijdrage levert aan het verminderen, wegnemen of voorkomen van verergering van de beperkingen of problemen op het gebied van:

    • a.

      De zelfredzaamheid van de cliënt;

    • b.

      De participatie van de cliënt;

    • c.

      De behoefte aan beschermd wonen of opvang; of

    • d.

      Het gezond en veilig opgroeien en het groeien naar zelfstandigheid.

  • 2.

    De individuele voorziening wordt alleen dan verstrekt, wanneer de cliënt naar het oordeel van het college de beperkingen of problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van voorliggende, algemene of collectieve voorzieningen kan verminderen, wegnemen of verergering kan voorkomen.

  • 3.

    Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de best passende goedkoopste voorziening.

Artikel 9. Advisering

Het college kan extern advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag voor een individuele voorziening.

Artikel 10. Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het college kan ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie een financiële tegemoetkoming verstrekken, als een cliënt aantoonbare en aannemelijke meerkosten heeft die direct het gevolg zijn van beperkingen of chronisch psychisch of psychosociale problemen.

  • 2.

    De tegemoetkoming kan in ieder geval worden verstrekt voor meerkosten in verband met:

  • .

    vervoer;

  • .

    wonen;

  • .

    zich verplaatsen in en om de woning.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de tegemoetkoming weegt het eigen aandeel, evenals het inkomen van de cliënt, mee in het vaststellen van de hoogte van het bedrag en de wijze van verstrekken.

Artikel 11. Regels voor PGB voor een individuele voorziening

  • 1.

    Het PGB wordt alleen verstrekt op grond van een plan, opgesteld door of namens een cliënt. Het college bepaalt bij nadere regeling hoe het plan er uit kan zien.

  • 2.

    Het PGB mag enkel gebruikt worden om het eigen netwerk te betalen als dit tot een betere en effectievere ondersteuning leidt. Het college bepaalt bij nadere regeling de afwegingscriteria hiervoor.

  • 3.

    Het PGB mag niet gebruikt worden om bemiddeling naar ondersteuning en zorg te betalen.

  • 4.

    Het college bepaalt bij nadere regeling op welke wijze de hoogte van een PGB wordt vastgesteld.

  • 5.

    Het college bepaalt bij nadere regeling op welke wijze de controle plaatsvindt.

HOOFDSTUK 3 BIJDRAGE IN DE KOSTEN EN TERUGVORDERING

Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van individuele WMO-voorzieningen

  • 1.

    Het college kan een cliënt een bijdrage in de kosten voor een individuele voorziening opleggen.

  • 2.

    De kostprijs van een individuele voorziening is maximaal gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de individuele voorziening afneemt van een (gecontracteerde) aanbieder, inclusief de bijkomende kosten.

  • 3.

    De kostprijs van een persoonsgebonden budget is gelijk aan het bedrag van het persoonsgebonden budget.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen dat voor algemene en collectieve voorzieningen een korting mogelijk is.

  • 5.

    Indien een individuele voorziening wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt en er een eigen bijdrage wordt opgelegd, dan is deze verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 6.

    Het college bepaalt bij nadere regeling door welke instantie een bijdrage voor opvang zoals bedoeld in artikel 2.1.4 lid 7 Wmo wordt vastgesteld en geïnd.

Artikel 13. Intrekking en herziening beslissing

  • 1.

    Het college kan op grond van artikel 2.3.10 lid 1 a Wmo of artikel 8.1.4 lid 1 a Jeugdwet een beslissing intrekken of herzien.

  • 2.

    Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen 6 maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van ondersteuning, zorg en jeugdhulp waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 14. Terugvordering

In geval het recht op een verstrekte voorziening is ingetrokken of herzien, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

HOOFDSTUK 4 INTREKKING EN INWERKINGTREDING VERORDENING

Artikel 15. Intrekking en overgangsbepalingen

  • 1.

    De verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlissingen 2012 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlissingen 2012, onverminderd de rechten en verplichtingen die daaraan zijn verbonden, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening Wmo en Jeugdhulp gemeente Vlissingen 2015.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlissingen 2012, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wmo en Jeugdhulp gemeente Vlissingen 2015.

Ondertekening

Vlissingen, 18 december 2014
De raad van de gemeente Vlissingen
De griffier, De voorzitter,

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen en algemene bepalingen.......................... 4

Artikel 1 Begripsbepalingen............................................................................... 4

Artikel 2 Vormen van Jeugdhulp.......................................................................... 5

Artikel 3 Kwaliteitseisen.................................................................................... 5

Artikel 4 Betrekken van inwoners bij het beleid...................................................... 5

Artikel 5 Waardering mantelzorgers..................................................................... 5

Hoofdstuk 2 Individuele voorzieningen....................................................... 6

Artikel 6 Aanvraag individuele voorziening............................................................ 6

Artikel 7 Dialoog gestuurde aanpak..................................................................... 6

Artikel 8 Resultaten van ondersteuning, zorg en jeugdhulp...................................... 6

Artikel 9 Advisering.......................................................................................... 7

Artikel 10 Financiële tegemoetkoming.................................................................. 7

Artikel 11 Regels voor PGB voor een individuele voorziening..................................... 7

Hoofdstuk 3 Bijdrage in de kosten en terugvordering................................ 8

Artikel 12 Regels voor bijdrage in de kosten van individuele Wmo-voorzieningen........... 8

Artikel 14 Terugvordering.................................................................................. 8

Hoofdstuk 4 Intrekking en inwerkingtreding verordening......................... 8

Artikel 15 Intrekking en overgangsbepalingen........................................................ 8

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel.............................................................. 8