Regeling vervallen per 01-01-2020

ODRP-FUNCTIEWAARDERINGSSYSTEEM (OFS)® VLISSINGEN 2008

Geldend van 24-06-2008 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007

Intitulé

ODRP-FUNCTIEWAARDERINGSSYSTEEM (OFS)® VLISSINGEN 2008

1. Voorwoord

De gemeente Vlissingen maakt voor het waarderen van functies gebruik van het ODRP-functiewaarderingssysteem (OFS)® 2008. Dit systeem sluit aan bij de “Procedureregeling functiebeschrijven, functiewaarderen en plaatsing gemeente Vlissingen 2008” (verder te noemen: de Procedureregeling) voor het waarderen van generieke functies. Het ODRP-functiewaarderingssysteem (OFS)® 2008 is voor eigen gebruik en toepassing in licentie verleend aan de gemeente Vlissingen, licentienemer, onder licentienummer 2008-8-214, aangegaan bij overeenkomst d.d. 14 augustus 2008.

2. Inleiding

Functiewaarderen is het ordenen van functies naar zwaarte binnen een organisatie en het daaraan koppelen van salarisschalen. De formele basis voor het functiewaarderen is te vinden in twee goed te onderscheiden, maar wel één geheel vormende documenten, te weten:

  • 1.

    de procedureregeling en

  • 2.

    het waarderingssysteem.

Uit de Procedureregeling blijkt dat de gemeente Vlissingen gekozen heeft voor de zogeheten ‘generieke’ functies. De generieke functiebeschrijving maakt deel uit van een functiefamilie, dat is een groep van functies, die naar aard en soort van werkzaamheden vergelijkbaar zijn. Een functiefamilie bestaat uit meerdere niveaus of bandbreedtes. In deze zogeheten bandbreedtes worden de niveaubepalende werkzaamheden beschreven. Een generieke functie bestaat uit een algemeen functieprofiel (het ‘signalement’ van de functiefamilie) met daaraan gekoppeld een beschrijving van de niveaubepalende werkzaamheden binnen die familie (de ‘bandbreedte’). Alle functies zijn opgenomen in het Functieboek.

Als gevolg van de organisatieverandering, die per 1 januari 2007 is ingegaan, is een nieuw functieboek opgesteld. Het bevat een uitwerking van de ambtelijke organisatie van de gemeente Vlissingen per 1 januari 2007 en een opsomming van de functies die in die nieuwe organisatie voorkomen. Functies die dermate specifiek zijn en derhalve niet ondergebracht kunnen worden in een functiefamilie, zijn apart beschreven in de functiefamilie Overige. Er zijn 9 functiefamilies beschreven in 28 bandbreedtes. Het coördinatorschap wordt door middel van een separaat profiel van Coördinator, ongeacht het werkgebied, gekoppeld aan een betreffende functie.

Artikel 2.1 Overzicht generieke functies per 1-1-2007

  • 0.1 Functiefamilie Directie

    Directie A

    Directie B

  • 0.2 Functiefamilie Manager

    Manager A

    Manager B

  • 0.3 Functiefamilie Operationeel leidinggevende

    Operationeel leidinggevende A

    Operationeel leidinggevende B

  • 0.4 Functiefamilie Beleidsmedewerker

    Beleidsmedewerker A

    Beleidsmedewerker B

    Beleidsmedewerker C

    Beleidsmedewerker D

  • 0.5 Functiefamilie Adviseur

    Adviseur A

    Adviseur B

    Adviseur C

    Adviseur D

  • 0.6 Functiefamilie Medewerker dienstverlening

    Medewerker dienstverlening A

    Medewerker dienstverlening B

    Medewerker dienstverlening C

    Medewerker dienstverlening D

    Medewerker dienstverlening E

    Medewerker dienstverlening F

  • 0.7 Functiefamilie Medewerker Beheer en onderhoud

    Medewerker Beheer en onderhoud A

    Medewerker Beheer en onderhoud B

    Medewerker Beheer en onderhoud C

    Medewerker Beheer en onderhoud D

  • 0.8 Functiefamilie Projectleider

    Projectleider A

    Projectleider B

    Projectleider C

  • 0.9 Functiefamilie Overige

    Concerncontroller

  • 0.0 Separaat profiel Coördinator

Artikel 3 Systeemintroductie

  • 3.1 Uitgangspunt bij de bepaling van het functieniveau is de indeling van de functies in zes hoofdgroepen. Met behulp van vijf criteria, de secundaire factoren, wordt binnen de hoofdgroepen I tot en met VI de nodige verfijning verkregen (ook wel genoemd tweetrapssystematiek). Als basis voor de verfijning gelden de niveaubepalende werkzaamheden die blijkens de functiebeschrijving het niveau van de hoofdgroep bepalen.

  • 3.2 De hoofdgroepindeling is gebaseerd op het werk- en denkniveau, dat wil zeggen: het minimale niveau dat nodige is om de functie op normaal goede wijze te vervullen. De begrippen werken en denken zijn uiteraard niet in tegenstellende zin bedoeld. Het woord ‘werkniveau’ alleen zou toereikend zijn geweest. De toevoeging geeft slechts aan dat het niveau van denken (in en ten behoeve van het werk) een belangrijke rol speelt bij de hoofdgroepindeling.

  • 3.3 In de karakteristieken van de hoofdgroepen is het algemeen werk- en denkniveau verwoord, dat als basis dient voor de indeling van de functie in de betreffende hoofdgroep. Hierbij kan als indicatie worden gehanteerd de voor de werkzaamheden van belang zijnde basisopleiding. Wanneer in de advertentietekst een diploma van een te hoge opleiding wordt vereist, kan dit conform constante jurisprudentie consequenties hebben voor de indeling van een functionaris in een salarisschaal. Het mag duidelijk zijn dat het niet gaat om officiële kwalificaties van een persoon, maar om de functie-eisen. Bij de werving van personeel zullen in de advertentietekst opleidingen dienen te worden vermeld, die direct aansluiten bij het beoogde werk- en denkniveau. De wijze waarop het onder beroepsvorming vermelde kennisniveau is verkregen, bijvoorbeeld door opleiding, vorming, ervaring of anderszins, is van geen belang.

  • 3.4 Bij het algemeen werk- en denkniveau gaat het om een ondeelbaar begrip. Hierbij kan het opleidingsaspect wel eens te veel aandacht krijgen. Vooropgesteld dat reële opleidingseisen een zeer bruikbare indicatie verschaffen, kijkt de functiewaarderingsdeskundige bij het bepalen van de hoofdgroep niet alleen naar de vereiste opleiding, zoals aangegeven in de functiebeschrijving, maar zoekt hij aansluiting bij de omschreven karakteristiek (dus de aard, het karakter of het ‘signalement’ van de werkzaamheden). Wanneer bijvoorbeeld voor een leidinggevende functie geen MBO wordt gevraagd, maar VMBO, eventueel aangevuld met langdurige speciale cursussen, dan zou door de functiewaarderingsdeskundige een indeling in hoofdgroep III overwogen kunnen worden wanneer het een duidelijke kaderfunctie betreft en in de functie een beroep wordt gedaan op kwaliteiten als bijvoorbeeld het vermogen tot organiseren, coördineren, meedenken en verdergaand specialisme in een breder verband. Kernvraag voor de indeling is: wat is het karakter of de aard en complexiteit van de betreffende functie? Het is vervolgens dan ook de functiewaarderingsdeskundige die bij het bepalen van de hoofdgroepindeling en de score voor de functionele vorming een advies geeft over de kennis en ervaring die minimaal noodzakelijk is, waarbij het kortste opleidingstraject wordt gekozen, om de functie naar behoren te kunnen uitoefenen.

  • 3.5 Tegen de generieke functiebeschrijving (plaatsingsbesluit) en tegen de uitslag van de functiewaardering staat op grond van jurisprudentie bezwaar en beroep open in het kader van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.6 Hoofdgroep en functionele vorming (zie 5.1) zijn niet van elkaar te scheiden; ze geven het totale werk- en denkniveau weer, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een en ander houdt in dat in geval van bezwaar en beroep tegen de score voor functionele vorming en/of tegen de hoofdgroepindeling zowel de hoofdgroepindeling als de score voor het gezichtspunt functionele vorming moet worden beoordeeld, eventueel herzien en vastgesteld.

  • 3.7 Bij het honoreren van een bezwaarschrift tegen de hoofdgroepindeling en/of de functionele vorming moet de score voor de secundaire factoren handelingsvrijheid en keuzemogelijkheden opnieuw worden bezien (op grond van de niveaubepalende werkzaamheden).

  • 3.8 Onder opleidingsniveau, voor zover dit betrekking heeft op de hoofdgroepindeling, wordt verstaan de totale theoretische opleiding, inclusief de tijd die in de regel nodig is om de opgedane kennis in de praktijk te leren toepassen. De tijd die nodig is om bedoelde kennis operationeel te maken, wordt bij de bepaling van de score voor functionele vorming buiten beschouwing gelaten. Het aantal jaren dat men reeds een functie vervult alsmede de studie voor het op peil houden van vakkennis worden bij de functiewaardering eveneens buiten beschouwing gelaten.

  • 3.9 Om op het aangegeven niveau te kunnen functioneren is - in de zin van het ODRP-functiewaarderingssysteem (OFS)® - de volgende niet mee te tellen relevante werkervaring (d.i. inwerkperiode) nodig:

    • ·

      Hoofdgroep I 0 jaar

    • ·

      Hoofdgroep II 1 jaar

    • ·

      Hoofdgroep III 2 jaar

    • ·

      Hoofdgroep IV 3 jaar

    • ·

      Hoofdgroep V 4 jaar

    • ·

      Hoofdgroep VI (zie 4.6)

    Zie ook hoofdstuk 5.1 (functionele vorming)

    Voorbeeld

    Na het behalen van een HBO-diploma (bijvoorbeeld HTO/HEO) heeft men in de regel nog drie jaar nodig om het op school geleerde in de praktijk te leren toepassen. Bij parttime opleidingen is dit in de regel korter; de relevante werkervaring wordt namelijk reeds tijdens de opleiding verkregen. Onder HBO-niveau wordt verstaan het HBO-Bachelor niveau van een vierjarige voltijds dagopleiding.

    De kwalificatiestructuur binnen het Middelbaar Beroepsonderwijs bestaat sinds de Wet Educatie Beroepsonderwijs (1996) uit vier niveaus. Deze kwalificatieniveaus laten zich binnen het functiewaarderingssysteem als volgt vertalen:

    • ·

      Als basis voor een MBO-opleiding op niveau 1 geldt hoofdgroep I. Indien voor een functie een MBO-opleiding op niveau 1 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking in de score voor functionele vorming.

    • ·

      Een MBO-opleiding op niveau 2 wordt gelijkgesteld aan een VMBO-opleiding. Indien voor een functie een MBO-opleiding op niveau 2 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking door een indeling in hoofdgroep II.

    • ·

      Als basis voor een MBO-opleiding op niveau 3 geldt hoofdgroep II. Indien voor een functie een MBO-opleiding op niveau 3 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking in de score voor functionele vorming.

    • ·

      Als basis voor een MBO-opleiding op niveau 4 geldt hoofdgroep III. Hiermee wordt bedoeld de opleidingen tot (midden) kaderfunctionaris (duur: 3 of 4 jaar, 4800 tot 6400 studiebelastingsuur [sbu]). Indien voor een functie een dergelijke MBO-opleiding op niveau 4 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking door een indeling in hoofdgroep III. Zie verder 4.3.

  • 3.10 Vervanging bij ziekte, verlof, vakantie of andere tijdelijke afwezigheid wordt niet bij de functiewaardering betrokken. Het maakt hierbij geen verschil of vervanging als hiervoor bedoeld in de functiebeschrijving is opgenomen. Ook langdurige vervanging speelt geen rol bij functiewaardering. De functiewaardering is in dat geval nog steeds gebaseerd op de functiebeschrijving. Bij langdurige vervanging geeft de CAR/UWO een oplossing door een bezoldigingsmaatregel ten gunste van de vervanger. Indien (meestal door een leidinggevende) structureel taken worden afgestoten wordt in dat geval de functiebeschrijving aangevuld met dat taakonderdeel. In de functiewaardering wordt dit taakonderdeel dan wel meegewogen.

  • 3.11 In bijzondere situaties waarin het systeem niet of niet goed toepasbaar is, kan het bestuursorgaan (in het algemeen het college of voor de griffie de raad) een aanvullende interpretatie geven. Deze interpretatie mag niet in strijd zijn met de tekst van het systeem. Zij dient, indien zij algemene geldigheid heeft, overeenkomstig de daarvoor geldende procedure te worden vastgesteld en in het waarderingssysteem te worden opgenomen.

Artikel 4 Niveau-indeling hoofdgroepen

  • 4.1 Hoofdgroep I

    Werkzaamheden die in het algemeen worden gevormd door op zichzelf staande dan wel in eenvoudige combinatie voorkomende, afzonderlijke handelingen en gekenmerkt worden door een routinematig karakter en een belangrijke fysieke component. De benodigde vaardigheid kan worden verkregen door routine, door training of scholing in de werksituatie en/of een bedrijfsopleiding.

    Toelichting

    Te denken valt aan:

    • ·

      werkzaamheden waartoe de vaardigheid en bekwaamheid in het algemeen slechts denkbaar zijn op basis van primair onderwijs (basisonderwijs);

    • ·

      assistent van vakman of vaklieden;

    • ·

      werkzaamheden waarvoor enige scholing of oefening is vereist;

    • ·

      administratieve werkzaamheden waarvoor de eisen ten aanzien van lezen en rekenen niet verder gaan dan eenvoudige notities en berekeningen.

    Opmerking

    Als basis voor een MBO-opleiding op niveau 1 geldt hoofdgroep I. Indien voor een functie een MBO-opleiding op niveau 1 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking in de score voor functionele vorming, zie verder 5.1.

  • 4.2 Hoofdgroep II

    Werkzaamheden die een vaardigheid en bekwaamheid vereisen, die in belangrijke mate worden bepaald door routine in de toepassing van nauw bepaalde werkwijzen en door ervaringskennis bij deze toepassing. In de functie treden eigen oordeel, handelingskeuze of gedragsbepaling op ter realisering van gestelde taken.

    De benodigde vaardigheid kan worden verkregen door onder meer een afgeronde vaktechnische scholing op het hoogste VMBO-niveau en/of routine in de toepassing van nauw bepaalde werkwijzen.

    Toelichting

    Te denken valt aan werkzaamheden:

    • -

      waarvoor ambachtelijke kennis of vaardigheid is vereist;

    • -

      als allround chauffeur die op een aantal typen voertuigen structureel wordt ingezet (bijvoorbeeld huisvuilauto + veegauto + kolkenzuiger + vrachtauto e.d.);

    • -

      van dagelijks toezicht op de uitvoering van (technische) werkzaamheden (tot en met hoofdgroep II, bijvoorbeeld meewerkend voorman e.a.);

    • -

      waarvoor vakinhoudelijke kennis dan wel gedegen kennis van de Nederlandse taal is vereist.

    Opmerking

    Indien voor een functie een HAVO-niveau wordt geadviseerd, dan komt het verschil met VMBO-niveau tot uitdrukking in de score voor functionele vorming. Als basis voor een HAVO-niveau geldt hoofdgroep II met 3 punten voor functionele vorming Dit is gebaseerd op 3,6 jaar aanvullende schoolopleiding. Conform constante jurisprudentie is dit de som van 2 jaar dagopleiding na VMBO en 1,6 jaar thuisstudie.

    Een MBO-opleiding op niveau 2 wordt gelijkgesteld aan een VMBO-opleiding. Indien voor een functie een MBO-opleiding op niveau 2 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking door een indeling in hoofdgroep II. Als basis voor een MBO-opleiding op niveau 3 geldt hoofdgroep II. Indien voor een functie een MBO-opleiding op niveau 3 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking in de score voor functionele vorming, zie verder 5.1.

  • 4.3 Hoofdgroep III

    Werkzaamheden waarvoor een praktische vaardigheid is vereist, die mede berust op theoretische kennis en op breder inzicht in de technische, organisatorische, economische en/of maatschappelijke samenhang.

    De werkzaamheden als zodanig zijn in het algemeen nog bepaald tot een vrij nauw afgebakend werkgebied of takenpakket, maar vereisen eigen analyse, interpretatie, conceptie en aanpak c.q. optreden en gedragsbepaling. De benodigde bekwaamheid kan worden verkregen door een afgeronde, middelbare vaktechnische scholing (MBO niveau 4). Als basis voor een MBO-opleiding op niveau 4 geldt hoofdgroep III. Indien voor een functie een MBO-opleiding op niveau 4 wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking door een indeling in hoofdgroep III. Zie verder 5.1.

    Toelichting

    Te denken valt aan werkzaamheden:

    • ·

      van dagelijks toezicht op de uitvoering van meer gecompliceerde werkzaamheden (tot en met hoofdgroep III);

    • ·

      van in het algemeen meer uitvoerend karakter, waartoe echter naast praktisch gerichte vakkennis ook een theoretische ondergrond aanwezig moet zijn voor het opvangen van zich in de uitvoering voordoende problemen of voor het uitwerken van meer gecompliceerde opdrachten.

  • 4.4 Hoofdgroep IV

    Werkzaamheden waarvoor praktisch inzicht en praktijkkennis is vereist van theoretische grondslagen enerzijds en een oriëntatie buiten het eigen vakgebied anderzijds. Het arbeidsveld of vakgebied als zodanig is meestal nog begrensd, maar raakt aan andere terreinen en vakrichtingen waarop moet worden ingespeeld.

    Werkzaamheden waarbij veelal in direct samenspel met beleidsfunctionarissen en/of uitgaande van globaal geformuleerde algemene beleidslijnen en/of richtlijnen wordt deelgenomen aan de beleidsvoorbereiding, hooggekwalificeerde uitvoerende en/of controlerende werkzaamheden op een afzonderlijk terrein van overheidszorg, management of beheer dan wel wetenschap en techniek. De benodigde bekwaamheid kan worden verkregen middels afronding van hogere vaktechnische scholing (HBO Bachelorniveau).

    Toelichting

    Te denken valt aan:

    • ·

      het verrichten van therapeutische werkzaamheden in het begeleiden van mensen, bijvoorbeeld bij maatschappelijk werk (langdurige immateriële begeleiding);

    • ·

      werkzaamheden van hoofden van onderdelen, die als zodanig in een groter organisatorisch verband een vrij afgeronde en zelfstandige functie vervullen;

    • ·

      dagelijks toezicht op omvangrijke en gecompliceerde technische werkzaamheden (tot en met hoofdgroep IV);

    • ·

      statische berekeningen van ingewikkelde staal- en/of betonconstructies;

    • ·

      handhaven van milieuvoorschriften bij de zwaardere categorie bedrijven.

    Opmerkingen

    Onder HBO-niveau wordt verstaan het HBO-Bachelor niveau van een vierjarige voltijds dagopleiding. Als basis voor een HBO Bacheloropleiding geldt hoofdgroep IV. Indien voor een functie een HBO Masteropleiding (voormalig Post-HBO) wordt geadviseerd, dan komt dit tot uitdrukking in de score voor functionele vorming, zie verder 5.1.

    Het Universitair Bachelorniveau wordt in dit systeem niet als een volledige wetenschappelijke studie gezien; de basis is derhalve hoofdgroep IV. Indien voor een functie een Universitair Bacheloropleiding wordt geadviseerd, dan komt het verschil met een HBO Bacheloropleiding tot uitdrukking in de score voor functionele vorming, zie verder 5.1.

    NB. Voor het begrip ‘beleid’ verwijzen wij naar de toelichting onder 5.3.

  • 4.5 Hoofdgroep V

    Werkzaamheden waarbij de vereiste bekwaamheid vooral de kwaliteit van analytisch, synthetisch-methodisch denken betreft, alsmede creativiteit en onafhankelijke oordeelsvorming. De werkzaamheden omvatten onder andere het uitwerken van beleidsideeën (prognose, planning, onderzoek), het ontwikkelen van beleidslijnen op een breed terrein en op lange termijn. Daarnaast betreft het standpuntbepaling en belangenbehartiging in contacten met maatschappelijke groeperingen, in commissies enz., ook internationaal, in het (mede) geven van richting aan de ontwikkeling van grote technische of maatschappelijke projecten. Werkzaamheden in de sfeer van bestuur en beleid op onderscheiden terreinen van overheidszorg/bedrijfsvoering/(toegepaste) wetenschapsbeoefening. De benodigde bekwaamheid kan worden verkregen middels afronding van een wetenschappelijke studie (WO-Masterniveau).

    Toelichting

    Te denken valt aan:

    • ·

      managers;

    • ·

      griffier;

    • ·

      concerncontroller.

  • 4.6 Hoofdgroep VI

    Werkzaamheden waarbij de bekwaamheid deskundigheid betreft op een theoretisch, fundamenteel gebied alsmede het hebben van diepgaand inzicht in politiek-bestuurlijke, sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of bedrijfsstructuren. De werkzaamheden betreffen (integraal, operationeel, sectoraal of specialistisch) management ten aanzien van een afgerond terrein van (overheids)bestuur, aansturing van een omvangrijke dienst/instelling/sector dan wel het fungeren als intermediair tussen de politieke organisatie en de ambtelijke organisatie. De werkzaamheden hebben als doel het realiseren van een geheel van (beleids) doelstellingen die op politiek-bestuurlijk, maatschappelijk en/of wetenschappelijk-strategisch niveau zijn vastgesteld.

    De wijze van uitvoering en de te bereiken resultaten hebben een duidelijke, veelal duurzame invloed op het functioneren van de maatschappij, het overheidsapparaat en/of op omvangrijke delen van de samenleving. De benodigde bekwaamheid kan worden verkregen middels afronding van een wetenschappelijke opleiding (WO-Masterniveau), aangevuld met zeven jaar aanvullende school- en/of praktijkopleiding (ruime managementervaring en/of wetenschappelijke ervaring; voltooide tweede-fase-opleiding).

Artikel 5 Secundaire factoren

  • 5.1 Na de indeling in hoofdgroepen I t/m VI, kan met de zogeheten secundaire factoren (verfijningscriteria) tot de gewenste differentiatie worden gekomen.

    Als criteria worden gehanteerd:

    • ·

      Functionele vorming

    • ·

      Handelingsvrijheid

    • ·

      Keuzemogelijkheden

    • ·

      Leidinggeven

    • ·

      Contact

    Voor elk van deze criteria is een score van 1, 2, 3 of 4 punten mogelijk, met

    dien verstande dat voor het criterium leidinggeven ook score 0 mogelijk is. De som

    van de behaalde scores is bepalend voor de plaats binnen de hoofdgroep in

    de conversietabel.

    Functionele vorming

    Functionele vorming omvat de minimale theoretische en praktische kennis die de functie verlangt, uitgaande boven het werk- en denkniveau dat bepalend is geweest voor de hoofdgroepindeling. Dit wordt ook wel functiegerichte kennisvermeerdering genoemd. De functionele vorming wordt binnen de hoofdgroepen I t/m V uitgedrukt in het totaal benodigde aantal jaren school- en praktijkopleiding na de basisopleiding die bij de hoofdgroepindeling als voorbeeld wordt genoemd en omvat ook de normale te achten zelfstudie thuis. Ter benadering van de waardering kunnen fictieve opleidingen worden geconstrueerd. Uitdrukkelijk wordt hier nog eens herhaald dat in de hoofdgroepindeling kennisvermeerdering (d.i. inwerkperiode) is opgenomen, die bij functionele vorming niet meetelt. Onder hoofdstuk 3.9 is weergegeven hoeveel niet mee te tellen relevante werkervaring per hoofdgroep is meegenomen. Bij de indeling in hoofdgroep VI is rekening gehouden met een voltooide wetenschappelijke studie (WO-Masters), aangevuld met meer dan zeven jaar aanvullende school- en praktijkopleiding (zie hoofdgroep VI (4.6). De score voor functionele vorming wordt bij hoofdgroep VI niet meer bepaald door kennis, maar door de nodige extra ervaring die uitstijgt boven de genoemde voltooide wetenschappelijke studie plus meer dan zeven jaar aanvullende school- en/of praktijkopleiding. De extra benodigde ervaring is afhankelijk van:

    • ·

      de mate waarin er sprake is van initiëren van en richting geven aan nieuw beleid;

    • ·

      het aantal beleidsvelden, de breedte en de diepgang daarvan, behorend tot de betrokken functie;

    • ·

      het aantal formatieplaatsen waaruit de organisatorische eenheid bestaat en de zwaarte daarvan, bijvoorbeeld tot uitdrukking komend in het aantal beleidsfuncties op academisch niveau.

    De telling van de extra jaren benodigde ervaring loopt parallel aan de jaren voor functionele vorming, die bij de scores is vermeld.

    Scoretabel functionele vorming

    Score

    Omschrijving

    1

    Na de beroepsopleiding (inclusief inwerkperiode als bedoel onder 3.9) is maximaal één jaar school- en/of praktijkopleiding nodig.

    2.

    Na de beroepsopleiding (inclusief inwerkperiode) is meer dan één tot maximaal twee jaar school- en/of praktijkopleiding nodig.

    3.

    Na de beroepsopleiding (inclusief inwerkperiode) is meer dan twee tot maximaal vier jaar school- en/of praktijkopleiding nodig.

    4.

    Na de beroepsopleiding (inclusief inwerkperiode) is meer dan vier tot maximaal zeven jaar school- en/of praktijkopleiding nodig.

    Indien de aanvullende kennis meer dan zeven jaar bedraagt, wordt de functie ingedeeld in de naast hogere hoofdgroep, als regel, met 1 punt voor functionele vorming.

    Toelichting

    • 1.

      Bij functionele vorming mogen alleen die aspecten worden meegenomen, waarvan mag worden verwacht dat deze in de beroepsopleiding (hoofdgroep) niet of nauwelijks zijn behandeld en die door het volgen van een aanvullende studie c.q. praktijkopleiding (praktijkervaring als kennisvermeerdering) eigen moeten worden gemaakt.

    • 2.

      Bij de bepaling van de hoofdgroep en score voor functionele vorming wordt uitsluitend de kennisvermeerdering die nodig is voor de functie gehonoreerd (functiegerichte kennisvermeerdering).

    • 3.

      Eén jaar schoolopleiding bij functionele vorming komt overeen met 40 studieweken. Bij de bepaling van de studieduur wordt uitgegaan van het normaal geachte aantal les- en studie-uren (10-15 uur per week), tenzij duidelijk kan worden aangetoond dat dit aantal hoger of lager ligt.

    • 4.

      Eén jaar praktijkopleiding komt overeen met 1 jaar aanvullende studie als bij punt 3 gedefinieerd, tenzij duidelijk kan worden aangetoond dat het aantal opleidingsuren duidelijk hoger of lager is dan 10-15 uur per week.

    • 5.

      Bij de bepaling van het aantal jaren school- en/of praktijkopleiding wordt in principe uitgegaan van de kortste weg die gegaan moet worden om de kennis en/ of ervaring te vergaren die benodigd is om de functie uit te kunnen oefenen.

    • 6.

      Ook kennis die nodig is om leiding te kunnen geven of voor het kunnen hebben van (ingewikkelde) contacten, dient bij dit gezichtspunt te worden gewaardeerd.

    • 7.

      Bij zowel de hoofdgroepindeling als functionele vorming, worden opleidingen gehanteerd die geen discussie opleveren over het niveau van de opleiding èn die passen binnen de structuur van het kennisaspect van het functiewaarderingssysteem. Opleidingen waarover discussie kan ontstaan en waarvoor algemeen gangbare en erkende alternatieve opleidingen aanwezig zijn worden in principe niet gebruikt. De algemeen gangbare en erkende opleiding wordt gehanteerd.

    • 8.

      Als basis voor een MBO-opleiding op niveau 2 of 3 geldt hoofdgroep II met respectievelijk 1 en 3 punten voor functionele vorming gebaseerd op de duur van de opleidingen.

    • 9.

      Als basis voor een HBO Bacheloropleiding geldt hoofdgroep IV. Indien voor de functie een HBO Masteropleiding (master / professionele master) wordt geadviseerd, geldt als basis hoofdgroep IV aangevuld met functionele vorming op basis van het aantal studiebelastinguren.

    • 10.

      Als basis voor een Universitair Bachelorniveau geldt hoofdgroep IV met 3 punten voor functionele vorming,

  • 5.2 Handelingsvrijheid

    Het gaat hierbij om de mogelijkheid die de functie biedt beslissingen naar eigen inzicht te nemen. Deze mogelijkheid wordt onder meer beperkt door toezicht, controle, toetsing, beoordeling door of namens de leiding, een en ander afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. Deze controle/ toetsing/beoordeling kan plaatsvinden door onder meer de direct leidinggevende, een hogere leidinggevende, een namens de leiding met controle/

    toetsing/beoordeling belaste functionaris, al dan niet in het kader van een bepaalde procedure of werkproces, een in een procedure of werkproces ingebrachte zelfcontrole of systeemcontrole.

    De frequentie van deze controle/toetsing/beoordeling wordt mede als maatstaf gehanteerd voor het bepalen van de score. Voor de bepaling van de score mogen uitsluitend die werkzaamheden (functiebestanddelen) in aanmerking komen, die van overwegende invloed zijn geweest voor de bepaling van het totale werk- en denkniveau (hoofdgroep en functionele

    vorming).

    Scoretabel handelingsvrijheid

    Score

    Omschrijving

    1.

    Gegeven de aard van de werkzaamheden mag worden verwacht dat het werk(resultaat) of de werksituatie aan een regelmatige dan wel gedetailleerde (systeem)controle/toetsing/beoordeling wordt onderworpen.

    2.

    Gegeven de aard van de werkzaamheden mag worden verwacht dat het werk(resultaat) of de werksituatie steekproefsgewijs dan wel in grote lijnen wordt gecontroleerd/getoetst/beoordeeld.

    3.

    Gegeven de aard van de werkzaamheden mag worden verwacht dat het werk(resultaat) of werksituatie slechts aan een eindcontrole/- toetsing/-beoordeling kan worden onderworpen.

    4.

    Gegeven de aard van de werkzaamheden kan beoordeling/ toetsing van het werk(resultaat) slechts plaatsvinden op grond van de uitwerking in de praktijk.

    Toelichting

    • 1.

      De mogelijkheid van methodische zelfcontrole en de in de procedure/werkmethode ingebouwde (systeem)controle is van invloed bij de bepaling van de score.

    • 2.

      Partiële verantwoordelijkheid leidt nooit tot de maximale score.

    • 3.

      Score 4 wordt gegeven indien de werkzaamheden zodanig van aard zijn dat er sprake is van een groot aantal onzekere factoren die door de functionaris in de afweging moeten worden betrokken, terwijl de inbreng in de beleidsadvisering en/of besluitvorming doorslaggevend is. Onzekere factoren zijn bijvoorbeeld het inschatten van ontwikkelingen op lange termijn, waarbij alleen de praktijk kan uitwijzen of de inschatting de juiste is geweest. Dit zal veelal pas na verloop van jaren mogelijk zijn.

  • 5.3 Keuzemogelijkheden

    Het gaat hierbij om de mate waarin de organisatie en de (aard van de) werkzaamheden de functionaris de mogelijkheid bieden tot het ontwikkelen van initiatieven, het bewandelen van andere wegen dan de gebruikelijke en het oplossen van zich voordoende problemen naar eigen inzicht. Deze keuzen kunnen worden beperkt door wetgeving, jurisprudentie, voorschriften, richtlijnen (bijvoorbeeld NEN-bladen, vakvoorschriften, overheidsvoorschriften

    en/of -richtlijnen, veiligheidsvoorschriften etc.), instructies, werkafspraken e.d. Bij de bepaling van de score mogen uitsluitend die werkzaamheden (functiebestanddelen) in aanmerking worden genomen, die van overwegende invloed zijn geweest voor de bepaling van het totale werk- en denkniveau (hoofdgroep en functionele vorming).

    Scoretabel keuzemogelijkheden

    Score

    Omschrijving

    1.

    Door voorschriften en gedragsregels liggen werkmethoden en/of werkvolgorde vast; er wordt slechts vrijheid gelaten in tevoren bepaalde gevallen (details en routinebeslissingen).

    2.

    Werkmethoden en/of werkvolgorde liggen niet vast. Het werk of een onderdeel daarvan kan op meerdere, maar wel bekende manieren worden uitgevoerd. Afhankelijk van de omstandigheden dient een keuze te worden gemaakt.

    3.

    Het werk omvat het ontwerpen en realiseren van nieuwe oplossingen voor problemen in de uitvoeringssfeer. In de regel zijn dit eenmalige oplossingen dan wel in het kader van beleidsuitvoering en/of beleidsadvisering binnen vastgestelde

    of aangegeven beleidslijnen en/of instructies.

    4.

    Het werk omvat het ontwerpen en realiseren van nieuwe oplossingen voor problemen in de sfeer van het beleid dan wel dat het gaat om structurele oplossingen die een fundamentele uitwerking zullen hebben in de organisatie. Hierbij is een vereiste dat beleidsontwikkeling in overwegende mate in de functie is opgenomen c.q. de functionaris eindverantwoordelijk is voor de beleidsontwikkeling binnen het betreffende organisatieonderdeel.

    Toelichting

    Keuzemogelijkheden

    • 1.

      Bij het honoreren van een bezwaarschrift tegen de hoofdgroepindeling en/of score voor functionele vorming moet de score voor dit gezichtspunt opnieuw worden bepaald (op grond van niveaubepalende werkzaamheden).

    • 2.

      Keuzen die binnen de organisatie voor het eerst zijn/worden gemaakt, behoeven niet altijd te worden gerekend tot nieuwe oplossingen. Keuzen bij werkzaamheden waarvoor algemeen aanvaarde methoden gelden, hoewel nog niet toegepast in de organisatie en/of het werk, worden gerekend tot score 2.

    • 3.

      Onder nieuwe oplossingen/wegen dient te worden verstaan die oplossingen/wegen die op grond van het werk- en denkniveau, zoals blijkt uit de hoofdgroepindeling en de score voor functionele vorming van de functie, niet bekend mogen worden verondersteld.

    • 4.

      Onder beleid wordt verstaan: het formuleren van doelstellingen en de weg die moet worden gegaan om de doelstellingen te bereiken. Kenmerken van beleidsontwikkeling zijn: het ontwikkelen van een visie geldend voor de langere termijn, op een breed terrein en grensoverschrijdend naar andere vakdisciplines.

    • 5.

      Indien beleidsontwikkeling niet in overwegende mate in de functie is opgenomen, met andere woorden geen substantieel onderdeel uitmaakt van de functie, dan geldt voor keuzemogelijkheden een score 3

  • 5.4 Leidinggeven

    Echelonmodel

    Leidinggeven is het richting geven aan de activiteiten van functionarissen die hiërarchisch direct of indirect ondergeschikt zijn - of zich in een situatie bevinden, die daarmee vergelijkbaar is - teneinde de gestelde doelen te bereiken. Het leidinggeven kenmerkt zich in beginsel door de aanwezigheid van een gezagssituatie, waarbij de medewerkers zich (uiteindelijk) hebben te voegen naar hetgeen de leidinggevende juist of noodzakelijk acht.

    In het echelonmodel wordt de zwaarte van het gezichtspunt leidinggeven voornamelijk bepaald door het hiërarchische niveau waarop de leidinggevende functie is gepositioneerd.

    Onderscheid wordt gemaakt tussen bijvoorbeeld:

    • ·

      1e echelon leidinggevenden: directie

    • ·

      2e echelon leidinggevenden: afdelingsmanager

    • ·

      3e echelon leidinggeven: operationeel leidinggevende

    • ·

      Functioneel leidinggeven: coördinator

    Leidinggeven door de griffier wordt apart gewogen. Dit is een bevoegdheid van de raad. Het echelonmodel kan niet onverkort van toepassing zijn omdat de griffier geen deel uitmaakt van de ambtelijke organisatie en daarom niet in te delen is in één van de echelons. De griffier geeft echter wel hiërarchische leiding aan medewerkers.

    Functioneel leidinggeven

    Naast het echelonmodel wordt ook het functioneel leidinggeven gewaardeerd. Bij functioneel leidinggeven moet aan de criteria voldaan worden zoals die hieronder zijn beschreven.

    Deze subvariant van leidinggeven is opgenomen ten behoeve van een ‘platte’ organisatiestructuur. Het ontbreken van een hiërarchische tussenlaag wordt bij functiewaardering als een nadeel ervaren voor die functionarissen die structureel c.q. voor een langere periode met coördinerende werkzaamheden zijn belast en daar een substantieel deel van hun werktijd aan besteden. In het functieboek is voor de coördinator een separaat profiel opgenomen. Onder coördinerende werkzaamheden worden onder meer verstaan het daadwerkelijk coördineren van de dagelijkse werkzaamheden met verantwoordelijkheid voor het eindresultaat en daarmee met de bevoegdheid om collega’s en derden te instrueren (al dan niet in projecten), te controleren en hun werkzaamheden te bepalen en regelen - inclusief planning en verdelen - van werkzaamheden, het signaleren van problemen, het optreden als klankbord en als eerste aanspreekpunt.

    Bij functioneel leidinggeven is er géén sprake van een hiërarchische relatie, terwijl de functionaris daadwerkelijk met een aantal leidinggevende taken wordt belast. Om voor functioneel leidinggeven in aanmerking te komen dient aan alle navolgende voorwaarden te worden voldaan:

    • 1.

      Er dient sprake te zijn van structureel, dat wil zeggen langer dan drie jaar, functioneel leidinggeven op het terrein van het eigen vakgebied.

    • 2.

      Er dient functioneel leiding te worden gegeven aan ten minste vier volledige formatieplaatsen.

    • 3.

      Het functioneel leidinggeven dient te blijken uit een aanwijzing door het bestuursorgaan dan wel te blijken uit de functiebeschrijving.

    • 4.

      Een substantieel deel, namelijk 25% van de werktijd wordt besteed aan het functioneel leiderschap.

    Tot het functioneel leidinggeven wordt ook gerekend formeel projectleiderschap, voor zover dit gedurende 2 à 3 jaar minimaal 25% van de werktijd vergt en voor zover de projectleider verantwoordelijk is voor het eindproduct. Bovendien dient projectleiderschap het leidinggeven aan een aantal projectmedewerkers te omvatten. In dit geval bestaat er overigens geen hiërarchische relatie met de personen aan wie leiding wordt gegeven.

    Scoretabel leidinggeven

    Score

    Omschrijving

    1e echelon

    2e echelon

    3e echelon

    functioneel leidinggeven

    griffier

    0.

    1 t/m 3 fte’s

    1.

    4 t/m 12 fte’s

    2.

    x

    13 en meer fte’s

    x

    3.

    x

    4.

    x

    Toelichting

    • 1.

      Bij dit gezichtspunt ligt - met uitzondering van functioneel leidinggeven - de nadruk op de aanwezigheid van een hiërarchische verhouding. Mentorschap, kameroudste, eerste medewerk(st)er e.d. worden bij dit gezichtspunt niet gewaardeerd. Het samenwerken van een aantal medewerkers, waarbij een van deze personen optreedt als eerste man/vrouw/voorman (bijvoorbeeld vakman ten opzichte van assistenten, chauffeur ten opzichte van bijrijders/beladers, fitter ten opzichte van grondwerker(s), wordt niet bij dit gezichtspunt gewaardeerd. Indien een functionaris als eerste aanspreekpunt structureel met coördinerende werkzaamheden is belast, kan dit bij functioneel leidinggeven worden gewaardeerd.

    • 2.

      Tijdelijk personeel (bijvoorbeeld stagiaires, uitzendkrachten e.a.) wordt bij dit gezichtspunt niet meegeteld, tenzij het aanwezig zijn daarvan een permanent karakter draagt en productiegericht is.

    • 3.

      Het leidinggeven aan ingehuurd personeel zonder eigen leiding, één en ander met een vrijwel permanent karakter, wordt gelijkgesteld met functioneel leidinggeven. Bij fluctuaties in aantallen (bijvoorbeeld werken met seizoenkrachten) wordt in principe uitgegaan van het jaargemiddelde.

    • 4.

      Bij deeltijders/parttimers e.a. geschiedt de aantalbepaling als volgt:

    • -

      Voor deeltijders/parttimers die 50% of meer werkzaam zijn:

    (aantal medewerkers + aantal formatieplaatsen) : 2 = aantal;

    -Voor deeltijders/parttimers die minder dan 50% werkzaam zijn:

    1,5 maal het aantal overeenkomstige formatieplaatsen.

    • 5.

      Afronding vindt plaats tot hele getallen via de natuurlijke afronding (dat wil zeggen 0,5 en meer naar boven en 0,49 en lager naar beneden afronden). Indien het aantal kleiner is dan 1, wordt het aantal bepaald op 0.

    • 6.

      Leidinggeven aan vrijwilligers wordt slechts meegenomen bij dit gezichtspunt indien sprake is van een structureel karakter. Van een structureel karakter kan sprake zijn indien:

      • a.

        de vrijwilliger een schriftelijk aanstellingsbesluit heeft gekregen van het bestuursorgaan;

      • b.

        de vrijwilliger gezien over een langere periode - zo mogelijk twee jaar - regelmatig in de organisatie werkzaam is. Dergelijke vrijwilligers worden meegenomen als waren zij in dienst van de organisatie

    • 7.

      Vervanging wordt bij dit gezichtspunt alleen meegenomen wanneer voldaan is aan het gestelde in artikel 3.10.

  • 5.5 Contact

    Hierbij komen tot uitdrukking de aard van de contacten en de eisen die derhalve aan de contactvaardigheid in de functie worden gesteld met betrekking tot personen met wie de functionaris in een niet-hiërarchische verhouding staat. Ervaringskennis op het terrein van de menselijke verhoudingen, kennis van mentaliteit, levensgewoonten, sociale omstandigheden, levensbeschouwelijke invloeden met betrekking tot bepaalde (groepen) personen e.d. worden als kennis aangemerkt en derhalve gewaardeerd in de hoofdgroep en functionele vorming. Bezinning op de wijze waarop gerezen moeilijkheden in de contactverhoudingen moeten worden aangepakt of voorkomen, alsmede overwegingen welke gedragslijn te volgen, worden in het gezichtspunt 'keuzemogelijkheden' en/of 'zelfstandigheid' gewaardeerd.

    Scoretabel contact

    Score

    Omschrijving

    1.

    Het gaat in de contacten om het signaleren en informeren: het overdragen of inwinnen van feitelijke informatie. Hierbij heeft de ander in het algemeen geen belang bij het achterhouden van informatie.

    2.

    Het contact is een essentieel onderdeel van de functie. Het gaat hierbij om het behulpzaam zijn en/of om het verkrijgen van begrip.

    3.

    Het gaat in de contacten om het verkrijgen van medewerking: er is sprake van een duidelijke belangentegenstelling, waarbij echter de beslissing vastligt, zodat het gaat om anderen ertoe te brengen tot actie over te gaan dan wel dit juist niet te doen. Vaak is een machtsmiddel of een terugkoppelingsmogelijkheid aanwezig.

    4.

    In de contacten is sprake van controversiële situaties, waarbij een zwaarwegende beslissing tot stand moet komen, hetzij door overtuigen, hetzij door onderhandelen. In principe is geen machtsmiddel of terugkoppelingsmogelijkheid aanwezig.

    Toelichting

    • 1.

      Indien bij een contact de 'beslissingsbevoegdheid' aan de kant van defunctionaris ligt, zal een dergelijk contact om die reden nimmer leiden tot score 4.

    • 2.

      Score 4 voor dit gezichtspunt wordt bereikt indien naast het feit dat geen machtsmiddel aanwezig is in een gesprek op dat moment een zwaarwegende beslissing moet worden genomen EN er sprake is van volledige zelfstandigheid (geen min of meer gelijkwaardige of eerder aanspreekbare persoon aanwezig is), waarbij de functionaris verantwoordelijk is voor een beslissing waarop niet kan worden teruggekomen (of alleen met ernstig afbreuk van het vertrouwen in de gesprekspartner of organisatie, of met hoge kosten enz.).

    • 3.

      Indien een functionaris regelmatig in contact komt met agressieve burgers/cliënten, geldt score 3 voor dit gezichtspunt.

Artikel 6 Conversietabel 1 januari 2007

Hoofdgroep

Salarisniveau

I

II

III

IV

V

VI

1

4

2

5 t/m 6

3

7 t/m 20

4 t/m 5

4

6 t/m 8

5

9 t/m 11

4 t/m 5

6

12 t/m 20

6 t/m 8

7

9 t/m 11

4 t/m 5

8

12 t/m 13

6 t/m 8

9

14 t/m 20

9 t/m 10

10

11 t/m 12

4 t/m 7

10a

13 t/m 14

8 t/m 9

11

15 t/m 16

10 t/m 11

11a

17 t/m 18

12 t/m 13

12

19 t/m 20

14 t/m 15

13

16 t/m 17

14

18 t/m 19

15

20

16 t/m 17

16

18 t/m 20

Aldus vastgesteld te Vlissingen op 17 juni 2008.

Burgemeester en wethouders van Vlissingen,

de secretaris, de burgemeester,

mr. Chr. de Graaf drs. W.J.A. Dijkstra