Regeling vervallen per 01-01-2017

Algemene Subsidieverordening Welzijn en evenementen 2013

Geldend van 21-05-2015 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Algemene SubsidieverordeningWelzijn en evenementen 2013

De gemeenteraad van Weert;

Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 18 september 2012,

Gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en TITEL 4.2 van de Algemene w et b estuursrecht;

b e s l u i t :

de navolgende Algemene Subsidieverordening Welzijn en evenementen 2013met bijbehorende toelichting vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene Subsidieverordening Welzijn en evenementen 2013: een raamverordening die slechts de noodzakelijkste algemene onderwerpen voor het verlenen van subsidie op het gebied van de in artikel 2 genoemde beleidsterreinen regelt;

  • b.

    activiteit: een door de te subsidiëren organisatie te leveren prestatie;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert;

  • d.

    deelsubsidieverordening: deelsubsidieverordeningen vormen een aanvulling op de Algemene Subsidieverordening 2013. Hierin worden meer specifieke onderwerpen, aangepast aan specifieke wensen, opgenomen per beleidsterrein;

  • e.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van een bijzondere activiteit of meerdere bijzondere activiteiten of bijzondere projecten;

  • f.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren aan een rechtspersoon wordt verstrekt voor een periode van maximaal vier jaar. Alleen subsidies tot € 5.000,- kunnen meerjaarlijks worden verstrekt;

  • g.

    gemeente: de gemeente Weert;

  • h.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Weert;

  • i.

    rechtspersoon: een rechtspersoon is een juridische constructie waardoor een organisatie op kan treden als een volwaardig en handelingsbekwaam persoon in het rechtsverkeer;

  • j.

    Subsidieontvanger: de organisatie of natuurlijke perso(o)n(en) aan wie subsidie wordt verstrekt.

  • k.

    Variabele subsidiecomponent: een onderdeel van de subsidiegrondslag dat afhankelijk is van de feitelijk verrichte activiteiten of daaraan verbonden kosten en bij aanvang van het subsidiejaar onvoldoende concreet te maken is.

  • l.

    Vaste subsidiecomponent: grondslag voor subsidie die voorafgaand aan de subsidieverlening vast staat.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. De raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie wordt verstrekt en stelt hiervoor de volgende deelsubsidieverordeningen vast:

    Beleidsterrein

    Deelsubsidieverordening(en)

    Sport

    Sport + investeringen

    Cultuur

    Cultuur

    Welzijn

    Welzijn + investeringen

    Evenementenbeleid

    Evenementen

    Wijkaccommodaties

    Professioneel beheer wijkaccommodaties

  • 2. De bepalingen uit deze verordening zijn van toepassing op de bijbehorende deelsubsidieverordeningen, tenzij in de deelsubsidieverordening afwijkende regels zijn gesteld.

Artikel 3 Doelgroep

  • 1. Subsidies die op basis van deze verordening worden verstrekt, worden verstrekt aan een rechtspersoon zonder winstoogmerk.

  • 2. Aanvullend op het voorgaande lid kunnen eenmalige subsidies tot € 1.500,- tevens worden verstrekt aan natuurlijke personen.

Artikel 4 Uitvoeringsbevoegdheden

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van de Algemene Subsidieverordening Welzijn en evenementen 2013 en de bijbehorende deelsubsidieverordeningen.

  • 2. Het college is bevoegd tot het vaststellen van nadere regels op detail- en uitvoeringsniveau ter uitwerking van wat in deze verordening en bijbehorende deelsubsidieverordeningen is geregeld.

  • 3. In alle gevallen waarin deze verordening en/of bijbehorende deelsubsidieverordening niet voorziet, beslist het college, met inachtneming van doel en strekking van de (deel)subsidieverordening.

  • 4. Het college kan voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening verbinden.

  • 5. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en – indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd – onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De gemeenteraad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting voor één of meerdere in de bijbehorende deelsubsidieverordening vallende regelingen een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. De gemeenteraad bepaalt in de deelsubsidieverordeningen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Een subsidie ten laste van de gemeentelijke begroting, die nog niet is vastgesteld, kan worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Subsidieprocedure

Subsidieverlening

Artikel 6 Subsidieaanvraag subsidieverlening

  • 1. De subsidieaanvraag wordt schriftelijk ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier voor de verlening.

  • 2. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 15 september in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 3. Een aanvraag voor eenmalige subsidie wordt ingediend bij het college minimaal 12 weken voordat de activiteit plaatsvindt, doch niet voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Het college kan bepalen dat aanvullend op het in dit artikel genoemde aanvraagformulier ook andere gegevens en bescheiden die voor de verlening van belang zijn moeten worden overgelegd.

Artikel 7 Beslistermijn op de aanvraag

  • 1. Het college beslist op een volledige aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk 31 december voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie is aangevraagd.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen 8 weken na de uiterste indieningsdatum van de volledige aanvraag.

Artikel 8 Subsidieverlening

  • 1. In de gevallen waarvan niet is bepaald dat er een directe vaststelling zal plaatsvinden, zal eerst een verleningsbeschikking worden verstrekt.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt:

    • a.

      een omschrijving van de activiteit(en);

    • b.

      het bedrag, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • c.

      het tijdvak waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • d.

      welk soort subsidie er wordt verstrekt (eenmalig/jaarlijks)

    • e.

      de mogelijke subsidievoorwaarden;

    • f.

      de subsidieverplichtingen;

    • g.

      of en op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1. Naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen, kan de subsidie worden geweigerd indien:

    • a.

      de activiteit(en) van de aanvrager naar oordeel van het college niet of niet in overwegende mate gericht is/zijn op de gemeente of haar inwoners of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners;

    • b.

      indien de activiteit(en) van de aanvrager niet past/passen binnen het door de gemeente vastgestelde beleid;

    • c.

      toepassing is of zal worden gegeven aan artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen van het openbaar bestuur;

    • d.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of één of meerdere activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      de gelden naar oordeel van het college niet of in onvoldoende mate besteedt zullen worden voor het doel waarvoor het subsidiebedrag beschikbaar wordt gesteld;

    • f.

      de verwachting gerechtvaardigd is dat er niet zal worden voldaan aan één of meer bepalingen van deze verordening en/of van de bijbehorende deelsubsidie-verordeningen.

  • 2. Organisaties die één of meerdere activiteiten geheel of gedeeltelijk op commerciële basis beoefenen of aangemerkt dienen te worden als school- of bedrijfssport dan wel personeelsvereniging komen niet voor subsidie in aanmerking.

Subsidieverplichtingen

Artikel 10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteit(en), waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteit(en), waarvoor subsidie is verleend, dan wel opheffing van de organisatie;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 11 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onmiddellijk schriftelijk melding aan het college zodra aannemelijk is dat:

  • 1.

    De activiteit(en), waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht.

  • 2.

    Niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 12 Tussentijdse rapportage

  • 1. Bij subsidies, hoger dan € 50.000,-, welke verleend worden voor één of meerdere activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording.

  • 2. De in lid 1 genoemde verantwoording vindt plaats over de verrichte activiteit(en) en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Betaling-terugvordering

Artikel 13 Bevoorschotting/verrekening

  • 1. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in de beschikking tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 2. Het bedrag van de uit te betalen voorschotten kan door het college worden verrekend met de opeisbare schulden van de organisatie aan de gemeente.

Subsidievaststelling

Artikel 14 Subsidieaanvraag subsidievaststelling

  • 1. Bij een jaarlijkse subsidie doet een subsidieontvanger vóór 1 april van het jaar na afloop van het jaar waarop de subsidieverstrekking betrekking heeft een aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij het college overeenkomstig artikel 4:45 van de Algemene wet bestuursrecht door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier, tenzij artikel 16 lid 1 onder a van toepassing is. Het college beslist bij jaarlijkse subsidies vóór 1 september volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend op de volledige aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. Bij een eenmalige subsidie doet een subsidieontvanger binnen 13 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteit een aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij het college onder overlegging van een activiteitenverslag en financiële verslaglegging, tenzij artikel 16 lid 1 onder a van toepassing is. Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst op de volledige aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan bepalen dat aanvullend op de onder lid 1 en 2 genoemde gegevens ook andere gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn moeten worden overgelegd.

  • 4. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager op de in artikel 16, 17 en 18 genoemde wijze verantwoording af.

  • 5. Indien vóór de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen geen aanvraag als bedoeld in dit artikel is ontvangen, wordt de organisatie verzocht alsnog binnen 4 weken de aanvraag in te dienen. Indien hieraan niet voldaan wordt kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen. Als de subsidievaststelling lager is dan de subsidieverlening, kan het verschil worden teruggevorderd.

  • 6. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste en tweede lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 7. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven stelt het college de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast, tenzij zich een (of meer) van de in artikel 4:46, tweede lid Algemene wet bestuursrecht omschreven omstandigheden voordoet.

  • 8. Vervallen.

Artikel 15 Vermindering subsidie bij opvoeren van niet markt-conforme kosten

  • 1. In aanvulling op artikel 4:46 en 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht kan het college bij een beschikking op aanvraag tot subsidievaststelling, dan wel bij ambtelijke vaststelling, naar hun oordeel onnodig gemaakte kosten buiten beschouwing laten.

  • 2. Bij het opvoeren van onredelijk hoge geraamde of werkelijke kosten voor huur, honoraria, materiaalkosten etc. kan het college de vergoeding zodanig aanpassen dat dit naar het oordeel van het college redelijk is.

Artikel 16 Verantwoording subsidies tot € 5.000,-

  • 1. Subsidies tot € 5.000,- waarvan de grondslagen bestaan uit vaste subsidiecomponenten worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteit(en) uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Voor subsidies tot € 5.000,- waarvan de grondslagen geheel of gedeeltelijk uit variabele subsidiecomponenten bestaan, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      Bij een eenmalige subsidie uiterlijk 13 weken na het verrichten van het project of de activiteit(en);

    • b.

      Bij een jaarlijks verstrekte subsidie vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend,

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteit(en), waarvoor de subsidie is verleend, is/zijn verricht overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn worden overgelegd.

  • 5. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door hem aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteit(en), waarvoor de subsidie wordt verstrekt, is/zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,- tot € 50.000,-

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000,-, maar minder dan € 50.000,-, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      Bij een eenmalige subsidie uiterlijk 13 weken na het verrichten van het project of de activiteit(en);

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend,

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteit(en), waarvoor de subsidie is verleend, is/zijn verricht overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn worden overgelegd.

Artikel 18 Verantwoording subsidies vanaf € 50.000,-

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000,-, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie uiterlijk 13 weken na het verrichten van de activiteit(en);

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteit(en) waarvoor de subsidie is verleend, is/zijn verricht overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • b.

      een overzicht van de activiteit(en) en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een of meerdere artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 4 en 9 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 20 Intrekking

De Algemene Subsidieverordening Welzijn 2006 wordt ingetrokken per 1 januari 2013. De voor het subsidiejaar 2013 en verder ontvangen aanvragen, worden op basis van de Algemene Subsidieverordening 2013 afgewerkt.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Welzijn en evenementen 2013 .

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Weert in zijn openbare vergadering van 31 oktober 2012. Laatstelijk gewijzigd bij zijn besluit van 30 oktober 2013.
De griffier, de burgemeester,

Artikelsgewijze toelichting

Toelichting behorende bij de Algemene Subsidieverordening Welzijn en evenementen 2013

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel zijn enkele begrippen omschreven ter verduidelijking van deze verordening en om interpretatieverschillen te voorkomen.

De gemeente Weert verstrekt op basis van de Algemene Subsidieverordening Welzijn en evenementen 2013 jaarlijkse en eenmalige subsidies. In de praktijk kunnen deze subsidies worden uitgewerkt als een waarderingssubsidie of een garantiesubsidie, maar om verwarring te voorkomen is de terminologie in de verordening beperkt tot 2 soorten subsidies.

Een jaarlijkse subsidie is een subsidie die jaarlijks of voor een aantal jaren wordt verstrekt aan een aanvrager. Indien de hoogte van de jaarlijkse subsidie van jaar tot jaar maar in beperkte mate wijzigt, is het aan te bevelen de jaarlijkse subsidies meerjarig vast te stellen om administratieve lasten te besparen. Daarna kan opnieuw besloten worden om een jaarlijks subsidie te verstrekken. Als een subsidie voor langer dan drie jaar aan een instelling wordt verstrekt voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en), ontstaat er een subsidierelatie, zoals beschreven in artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht en dient bij weigering van de subsidie voor een nieuw tijdvak een redelijke termijn in acht te worden genomen.

Eenmalige subsidies worden verstrekt voor een incidentele activiteit. Hierbij kan gedacht worden aan subsidies voor een bepaald eenmalig project. De eenmalige subsidie heeft een maximale looptijd van 4 jaar. Het feit dat een project langer duurt dan de subsidietermijn doet hier niets aan af.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Een bestuursorgaan mag slechts subsidie verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift (tenzij artikel 4:23, derde lid Algemene wet bestuursrecht van toepassing is). In het wettelijk voorschrift moet worden aangegeven waarop deze van toepassing is. De Algemene Subsidieverordening Welzijn en evenementen heeft in combinatie met de bijbehorende deelsubsidieverordeningen betrekking op alle vrijwilligersorganisaties en voor zover nadrukkelijk van toepassing verklaard. Dit wil zeggen dat de Algemene Subsidieverordening Welzijn en evenementen geen betrekking heeft op de subsidieverstrekking aan professionele instellingen. (Deze blijft vooralsnog verder geregeld in de Subsidieverordening professionele instellingen op het gebied van kunst, cultuur, welzijn en maatschappelijke dienstverlening). Tevens moet in de verordening worden aangegeven voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt. Artikel 2 van deze verordening geeft gehoor aan dit vereiste uit de Algemene wet bestuursrecht. De subsidieverstrekking is dus enkel gericht op de realisatie van activiteiten en niet op de instandhouding van organisaties binnen de aangegeven beleidsterreinen. In de deelsubsidieverordeningen worden de specifieke criteria voor het verkrijgen van subsidie per beleidsterrein uitgewerkt. De Algemene Subsidieverordening 2013 is derhalve niet van toepassing indien hiervan bij of krachtens een bijzondere subsidieregeling (bijv. de deelsubsidieverordeningen) wordt afgeweken.

Artikel 3 Doelgroep

Uitgangspunt is dat alleen rechtspersonen voor subsidies in aanmerking komen. Gezien het eenmalige karakter van de eenmalige subsidie is het niet altijd redelijk om te eisen dat er een rechtspersoon wordt opgericht voor een incidentele activiteit. Afwijkend van hetgeen is geregeld in het eerste lid, kunnen eenmalige subsidie tot € 1.500,- ook worden verstrekt aan natuurlijke personen.

Artikel 4 Uitvoeringsbevoegdheden

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van de (deel)subsidieverordening berust bij burgemeester en wethouders van de gemeente Weert. Zij kunnen geen besluiten nemen die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels. Voor bijzondere gevallen kan de hardheidsclausule uitkomst bieden. Burgemeester en Wethouders kunnen aanvullende regels opstellen in het kader van de verordening. Dit betreft enkel regels op detail- en uitvoeringsniveau.

In het vierde lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden aan de subsidieverlening te verbinden. Zie hiertoe ook artikel 4:33 Algemene wet bestuursrecht voor het verschil met verplichtingen artikel 4:37 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Beheersbaarheid van overheidsgeld is een vraagstuk dat in tijden van schaarse financiële middelen steeds actueler wordt.

Ook als grote maatschappelijke waarde wordt gehecht aan de ondersteuning/bevordering van bepaalde activiteiten, kan het om financiële redenen toch noodzakelijk zijn om hieraan grenzen te stellen. Het instellen van een zogenaamd subsidieplafond geeft hiertoe de mogelijkheid.

Iedereen die aan de in de subsidie(deel)verordening gestelde criteria voldoet, kan in principe aanspraak maken op subsidie. Is een subsidieplafond vastgesteld, moet op een zeker moment, als het subsidieplafond is bereikt (dus het geld op is) ook worden gestopt met subsidiëren. De Algemene wet bestuursrecht geeft hiertoe de bevoegdheid, ondanks de aanspraak die een aanvrager heeft. Dan wordt er dus ‘nee’ verkocht omdat het subsidiepotje leeg is.

De hoogte van een subsidieplafond en de verdelingsmethodiek moet vóór aanvang van het tijdvak waarvoor het geldt, bekend worden gemaakt zodat (mogelijke) aanvragers hiermee bij hun aanvraag rekening kunnen houden.

In principe kan aan iedere subsidie een subsidieplafond worden gekoppeld. Dat is alleen niet zo zinvol als het om individuele subsidies gaat. Er zijn dan immers geen anderen die op hetzelfde geld aanspraak kunnen maken.

Ter bescherming van alle eventuele aanvragers, mag een vastgesteld subsidieplafond gedurende de looptijd niet worden verhoogd. Ook niet als een bestuursorgaan de aanvraag die tot overschrijding zou leiden, toch wil honoreren.

Het gedurende de looptijd verlagen van een subsidieplafond is mogelijk als het subsidieplafond eerder is vastgesteld dan de begroting en in de verordening en subsidiebeschikking een begrotingsvoorbehoud is opgenomen. Zijn als gevolg van de vaststelling van de begroting alsnog onvoldoende middelen beschikbaar, kan het subsidieplafond onder bepaalde voorwaarden naar beneden worden bijgesteld.

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 6 Subsidieaanvraag subsidieverlening

De aanvraag moet worden ingediend door middel van een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier. Hiermee wordt de rechtszekerheid en uniformiteit bevorderd en is het voor de aanvrager meteen duidelijk welke documenten overlegd moeten worden. Bij wijziging zal het aanvraagformulier opnieuw moeten worden vastgesteld. Aan welke eisen de aanvraag precies moet voldoen is terug te vinden in afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze vereisten zijn opgenomen in het aanvraagformulier, en hoeven zodoende niet in dit artikel wordt opgenomen. Ook de gegevens die moeten worden overlegd staan opgenomen in het aanvraagformulier, en hoeven in dit artikel dus niet opnieuw worden opgesomd.

Lid 2 bevat de uiterste indieningstermijn voor de jaarlijkse subsidies. Het is van belang dat de aanvraag ruim voor het begin van de nieuwe subsidieperiode ontvangen wordt. Dan is er nog voldoende ruimte voor een inhoudelijke afweging en eventueel overleg en onderhandeling met de aanvrager(s). De termijn van 1 september geeft de gemeente een redelijke periode om te beslissen op de aanvraag en waarborgt anderzijds dat de beslissing op de aanvraag voor aanvang van het subsidiejaar kan worden genomen. 

Artikel 7 Beslistermijn op de aanvraag

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college moet beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Algemene wet bestuursrecht staan geen strikte beslistermijnen op een subsidieaanvraag. In de regel wordt een termijn van 8 tot 13 weken redelijk geacht na ontvangst van een volledige aanvraag.

Gelet op de Wet Dwangsom is het van belang om een voorzienbare langere beslistermijn in nadere regels vast te leggen. Op grond van het bepaalde in de Wet Dwangsom kan de gemeente namelijk een dwangsom opgelegd krijgen (van ten hoogste € 1.260,-) indien een beschikking op een aanvraag niet op tijd is gegeven. De in de verordening opgenomen beslistermijnen bieden aanvrager normaal gesproken duidelijkheid vóór aanvang van de activiteiten.

 

Artikel 8 Subsidieverlening

Het college heeft de bevoegdheid om in de verleningsbeschikking verplichtingen op te leggen aan de subsidieontvanger. Naast de verplichtingen in de subsidieverordening staan ook in artikel 4:37 en 4:38 Algemene wet bestuursrecht enkele subsidieverplichtingen opgenomen die het bestuursorgaan kan opleggen.

De artikelen 4:30 en 4:31 van de Algemene wet bestuursrecht regelen de inhoud die de beschikking tot subsidieverlening minimaal moet hebben. Met artikel 8 lid 2 sub g wordt beoogd dat degene aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is waaraan hij moet voldoen om uiteindelijk ook subsidie te ontvangen.

Artikel 9 Weigeringsgronden

Artikel 4:25 Algemene wet bestuursrecht noemt als weigeringgrond het overschrijden van het subsidieplafond. En in artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht zijn algemeen geldende weigeringsgronden opgenomen. In artikel 9 van deze verordening zijn aanvullende weigeringsgronden opgenomen. Het oogmerk van dit artikel is een doelmatig subsidiebeleid mogelijk te maken en misbruik van subsidiegelden tegen te gaan.

Artikel 10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In het derde lid is de verplichting opgenomen om aan het bestuursorgaan toestemming te vragen voor het uitvoeren van bepaalde handelingen. Denk hierbij aan het wijzigen van de statuten, het oprichten van dan wel deelnemen aan een rechtspersoon, het ontbinden van de rechtspersoon. Eventuele wijzigingen die de wetgever aanbrengt in dit artikel zijn ook van toepassing op deze verordening. 

Bij het niet voldoen aan verplichtingen kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht, afhankelijk van het concrete geval, verschillende instrumenten worden ingezet. Zo kan de subsidie lager worden vastgesteld, worden ingetrokken of kan de subsidierelatie worden beëindigd door het weigeren van de subsidie voor het volgende tijdvak.

Artikel 11 Meldingsplicht

In artikel 11 is de verplichting op genomen belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Hierbij moet “schriftelijk” hier niet al te letterlijk worden opgevat; een melding per e-mail kan ook voldoende zijn mits dat het college elektronisch berichtenverkeer (mede) voor dit doel, expliciet heeft opengesteld (geregeld in afdeling 2.3 Algemene wet bestuursrecht). Aan het gebruik van de elektronische weg kunnen nadere eisen worden gesteld. Hierbij moet met name gedacht worden aan het verplichte gebruik van één gemeentelijk e-mailadres met registratie van ontvangst.

De subsidieontvanger is verplicht tijdig te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Algemene wet bestuursrecht alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was.

Artikel 12 Tussentijdse rapportage

 

Het college bepaalt bij de subsidieverlening welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording. Het regime voor tussentijdse rapportage is lichter dan het regime wat is opgesteld voor de eindverantwoording.

 

Artikel 13 Bevoorschotting/verrekening

 

De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de subsidieverstrekkende gemeente.

 

Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen en percentages, waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. Deze zullen in de subsidieverleningbeschikking worden opgenomen.

 

In de Algemene wet bestuursrecht is verrekening van een geldschuld met een vordering toegestaan, mits deze bevoegdheid daartoe in een wettelijk voorschrift is opgenomen. Lid 2 van dit artikel zorgt voor een geldige toepassing van artikel 4:95 Algemene wet bestuursrecht in de gemeentelijke praktijk.

 

Artikel 14 Subsidieaanvraag vaststelling

De vaststellingsaanvragen worden evenals de aanvragen voor verlening door middel van een vastgesteld aanvraagformulier ingediend waardoor de administratieve lasten voor de gemeente worden verminderd. Daarnaast is het door gebruik van een aanvraagformulier ook duidelijk welke gegevens de gemeente nodig heeft voor het behandelen van de aanvraag. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager op de in artikel 16, 17 en 18 genoemde wijze verantwoording af. De leden 5 en 6 bevatten de termijn waarin het college op de vaststellingsaanvraag moet beslissen. Bij verlenging van de beslistermijn wordt uitgegaan van de wettelijke regeling die is genoemd in artikel 4:14 Algemene wet bestuursrecht. Indien er sprake is van verlenging van de beslistermijn zal hiervan zo spoedig mogelijk mededeling moeten worden gedaan aan de aanvrager en daarbij noemt het college een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 15 Vermindering subsidie bij het opvoeren van niet marktconforme kosten

 

Onnodige gemaakte kosten kunnen bij de vaststelling door burgemeester en wethouders, gemotiveerd buiten beschouwing worden gelaten voor zover deze naar hun oordeel onredelijk zijn. Denk hierbij aan onnodige hoge kosten voor de huur, honoraria of materiaalkosten.

 

Artikel 16 Verantwoording subsidies tot € 5.000,-

 

Ten behoeve van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de activiteit direct met de aanvraag meegestuurd. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering.

 

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidieverleningbeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteit(en) uiterlijk moet(en) zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker.

 

Subsidies die deels bestaan uit variabele subsidiecomponenten kunnen niet direct worden vastgesteld. Voor deze subsidies wordt een beschikking tot verlening afgegeven en dient de subsidieaanvrager achteraf een aanvraag voor subsidievaststelling in.

 

Artikel 17 Verantwoording subsidies van € 5.000,- tot € 50.000,-

 

Het tweede lid bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteit(en), waarvoor de subsidie is verleend, is (zijn) uitgevoerd. Het college zal vooraf in de verleningbeschikking moeten aangeven op welke wijze deze verantwoording moet plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie). Vanuit het oogpunt van lastenverlichting wordt in lid 3 geregeld dat ook alternatieve verantwoordingsbewijzen kunnen worden gevraagd. Daarmee geven wij invulling aan het uitgangspunt, dat de verantwoordingslasten in verhouding moeten zijn met de hoogte van het subsidiebedrag.

Artikel 18 Verantwoording subsidies vanaf € 50.000,-

De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording worden de in het tweede lid genoemde stukken gevraagd.

Vanuit het oogpunt van lastenverlichting wordt in lid 3 geregeld dat ook alternatieve verantwoordingsbewijzen kunnen worden gevraagd. Daarmee geven wij invulling aan het uitgangspunt, dat de verantwoordingslasten in verhouding moeten zijn met de hoogte van het subsidiebedrag.

Artikel 19 Hardheidsclausule

Ingeval er wordt afgeweken van de verordening dient de afwijkende besluitvorming altijd binnen de doelstelling van de verordening te passen. De hardheidsclausule dient enkel toegepast te worden in uitzonderlijke gevallen.

 

Artikel 20 Intrekking

 

In dit artikel is bepaald dat de Subsidieverordening Welzijn 2006 wordt ingetrokken. De subsidieaanvragen die betrekking hebben op het kalenderjaar 2013 en verder vallen onder de werking van de Algemene Subsidieverordening Welzijn en evenementen 2013.

 

Artikel 21 Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

 

Artikel 22 Citeertitel

 

Geen nadere toelichting