Regeling vervallen per 20-04-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent financiën Financiële verordening gemeente Westland 2017

Geldend van 03-05-2017 t/m 19-04-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Financiële verordening 2017 gemeente Westland

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 maart 2017, met de volgende bijlagen:

  • -

    Artikelgewijze toelichting (17-0034598);

  • -

    Was-wordt-tabel huidige versus nieuwe verordening (17-0035569);

 

gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet,

 

gehoord de beraadslagingen in de vergadering van de raadscommissie Economie Financieel beleid en Organisatie (EFO) van 5 april 2017;

  

besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

FINANCIËLE VERORDENING 2017 GEMEENTE WESTLAND.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • ·

    cluster: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • ·

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • ·

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • ·

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • ·

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Planning en controlcyclus

Voor de aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin de data voor in ieder geval het aanbieden door het college van de jaarstukken, de begroting met de meerjarenraming en de eventueel nader te benoemen overige sturingsinformatie/rapportages.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

  • 2. In de begroting wordt van de nieuwe investeringen een overzicht van de benodigde investeringskredieten weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 5. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt jaarlijks in overeenstemming met de in artikel 3 genoemde planning en controlcyclus aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad behandelt deze nota eveneens in overeenstemming met de in artikel 3 genoemde planning en controlcyclus.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 100.000 opgenomen.

  • 3. Het college is bevoegd de post onvoorzien als dekkingsmiddel aan te wenden voor uitgaven met een incidenteel karakter die als onvoorzienbaar, onvermijdbaar en onuitstelbaar kunnen worden aangemerkt.

  • 4. Het college legt over de uitgaven ten laste van onvoorzien achteraf verantwoording af in beginsel in het eerstvolgende specifieke rapportagemoment volgens de in artikel 3 genoemde planning en controlcyclus.

Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. Met de vaststelling van de begroting autoriseert de raad voor het begrotingsjaar de totale lasten en baten per programma en de kredieten en het bijbehorend meerjarig uitgavenpatroon van de volgende in de programmabegroting opgenomen investeringen:

    • ·

      Vervangingsinvesteringen;

    • ·

      Investeringen opgenomen in een vastgesteld beheerplan;

    • ·

      Investeringen gedekt ten laste van bestemmingsreserves;

    • ·

      Nieuwe investeringen < € 250.000;

    • ·

      Investeringen in het kader van het Plaberum tot het in het Meerjaren Investeringsplan (MIP) hiervoor opgenomen bedrag.

  • 2. Voor overige investeringen legt het college vóór het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het autoriseren van het investeringskrediet aan de raad voor.

  • 3. Indien het college voorziet dat een geautoriseerd uitgavenbudget dreigt te worden overschreden dan wel de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden, meldt het college dit aan de raad door middel van een separaat voorstel dan wel uiterlijk in het eerstvolgende specifieke rapportagemoment volgens de in artikel 3 genoemde P&C-cyclus, beide met inbegrip van een voorstel voor wijziging van het budget of voor bijstelling van het beleid.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5. Voor een investering die in de begroting niet is voorzien legt het college een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet met bijbehorende dekking aan de raad voor. Tevens informeert het college de raad in dit voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente conform de in artikel 3 genoemde planning en controlcyclus.

  • 2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting van de relevante ontwikkelingen en risico’s, de post onvoorzien conform artikel 5 lid 4, de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijstelling van de raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      de overhead en de vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e,

      alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 50.000 voor baten/lasten en € 100.000 voor investeringsbedragen toegelicht.

Artikel 8. Informatieplicht

Het college besluit, voor zover niet voorzien in de geautoriseerde begroting, niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 1.000.000;

  • b.

    de aankoop van gronden en gebouwen;

  • c.

    het verstrekken van waarborgen en directe garanties groter dan € 1.000.000; en

  • d.

    het verstrekken van leningen groter dan € 100.000; en

  • e.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Materiële en immateriële vaste activa worden volledig afgeschreven volgens de lineaire methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen bij deze verordening.

  • 2. Het college kan de raad in voorkomende gevallen onderbouwde voorstellen doen om van lid 1 en de bij deze verordening behorende bijlage afschrijvingstabel af te wijken.

  • 3. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 50.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen, die altijd worden geactiveerd en voorbereidingskosten waarvoor een ondergrens geldt van € 25.000.

  • 4. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 5. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

  • 6. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

  • 7. De afschrijving start in het jaar volgend op het jaar van ingebruikname van het actief.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende zaakbelasting;

    • b.

      rioolheffing;

    • c.

      afvalstoffenheffing;

    • d.

      forensenbelasting;

    • e.

      toeristenbelasting;

    • f.

      leges;

    • g.

      lijkbezorgingsrechten;

    • h.

      marktgelden; en

    • i.

      bijstandsverstrekking,

      wordt, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 50.000, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad indien daar aanleiding toe is een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve met een gemotiveerde onderbouwing;

    • d.

      de wijze van toerekening en verwerking van rente over de bestemmingsreserve; en

    • e.

      de maximale looptijd.

  • 3. Bij de instelling van een bestemmingsreserve dient het om een bedrag van minimaal € 100.000 te gaan.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorie 1.1 Salarissen en sociale lasten die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken en diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorie 1.1 Salarissen en sociale lasten.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Het college informeert de raad wanneer de kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, is overschreden en geeft aan hoe weer binnen de kasgeldlimiet te blijven.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • d.

    de rentevisie voor het komende jaar.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de solvabiliteitsratio;

    • b.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • c.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner, gecorrigeerd met de voorraden bouwgrond;

    • d.

      de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • e.

      de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten, gecorrigeerd met de voorraden bouwgrond;

    • f.

      de ontwikkeling van de som van de voorraden bouwgrond, de voorraden onderhanden werk en overige voorraden als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • g.

      de ontwikkeling van de som van de leningen aan derden en de leningen aan verbonden partijen als percentage van de gemeentelijke inkomsten.

  • 2. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit wordt de ontwikkeling van de in het eerste lid genoemde ratio’s toegelicht en waar mogelijk in verband gebracht met landelijk aanvaarde normgetallen.

Artikel 19. Grondbeleid

  • 1. Het college biedt jaarlijks maar uiterlijk bij de jaarrekening een geactualiseerd Meerjarenperspectief taakveld Grondbedrijf (MPG) aan. Naast de jaarlijkse rapportage informeert het college de raad door middel van een tussentijdse rapportage.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid van de jaarstukken wordt op hoofdlijnen ingegaan op (de uitvoering van) het MPG.

  • 3. In het MPG wordt tenminste aandacht besteed aan:

    • a.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • b.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • c.

      de risico's die samenhangen met de grondontwikkeling;

    • d.

      de planning en financiële uitkomsten;

    • e.

      financiële prognoses;

    • f.

      investeringen die in relatie staan tot grondexploitaties.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de clusters;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de clusters;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de clusters over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de verdeling van de directe loonkosten op basis van urenramingen naar de producten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 22. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiële verordening gemeente Westland 2015 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Westland 2015 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Westland 2017.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare
vergadering van 18 april 2017,
de plv. griffier, de voorzitter,
D. van Vliet J. van der Tak

Bijlage 1

TABEL AFSCHRIJVINGSTERMIJNEN VOOR INVESTERINGEN VANAF 2017