Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland houdende regels omtrent schuldhulpverlening (Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Westland 2021)

Geldend van 26-02-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland houdende regels omtrent schuldhulpverlening (Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Westland 2021)

Het college van gemeente Westland;

gelet op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

besluit:

vast te stellen de Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Westland 2021

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    schuldhulpverlening: schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 1 van de Wgs;

  • b.

    schuldhulpverleningstraject: de looptijd van de uitvoering van het aanbod schuldhulpverlening;

  • c.

    schuldhulpvrager: de inwoner die zich voor hulp bij zijn financiële situatie heeft gemeld;

  • d.

    jongere: een natuurlijke persoon in de leeftijd van 18 tot en met 21 jaar;

  • e.

    zelfstandige ondernemer: een natuurlijke of rechtspersoon met een inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

  • f.

    schuldbemiddeling: minnelijk regeling waarbij afspraken zijn gemaakt over de schulden van de schuldhulpvrager tussen schuldeisers en schuldhulpvrager tegen finale kwijting;

  • g.

    bewindvoerder: als bedoeld in artikel 1:435, zevende lid van het Burgerlijk Wetboek

  • h.

    WSNP-bewindvoerder: als bedoeld in artikel 287, derde lid van de Faillissementswet

  • i.

    beschermingsbewind: onderbewindstelling van een of meer goederen ter bescherming van meerderjarigen als bedoeld in titel 19, boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • j.

    curator: als bedoeld in artikel 1:383, zevende lid van het Burgerlijk Wetboek

  • k.

    mentor: als bedoeld in artikel 1:452, zevende lid van het Burgerlijk Wetboek

  • l.

    bedreigende situatie: gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, of water of opzegging of ontbinding van de zorgverzekering;

  • m.

    crisisinterventie: de poging tot het afwenden van een crisis en daarmee de mogelijkheid creëren om de verzoeker te helpen via de reguliere schuldhulpverlening;

  • n.

    fraude: opzettelijke schending inlichtingenplicht die geleid heeft tot financiële benadeling van een bestuursorgaan;

  • o.

    inkomen: inkomsten uit arbeid, pensioen of uitkering, vermogen, sociale zekerheidswetten, inkomensondersteunende maatregelen en overige componenten die in redelijkheid en billijkheid tot het inkomen gerekend kunnen worden;

  • p.

    de gemeente: de gemeente Westland;

  • q.

    de wet: de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

  • r.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • s.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;

  • t.

    verzoeker: de natuurlijke persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;

  • u.

    Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

  • 1. Tot de doelgroep van de gemeentelijke schuldhulpverlening behoren alle inwoners, waaronder de zelfstandig ondernemers, van de gemeente Westland.

  • 2. Personen zonder adres zoals bedoeld in artikel 40 van de Participatiewet die zijn aangewezen voor de verlening van bijstand via de centrumgemeente Delft, worden naar deze gemeente doorverwezen.

  • 3. Op grond van artikel 3, vijfde lid van de Wet kan een vreemdeling slechts in aanmerking komen voor schuldhulpverlening, indien hij een ingezetene is die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

  • 1. Het college verleent aan de schuldhulpvrager schuldhulpverlening als het college dit noodzakelijk acht.

  • 2. De vorm waarin het college schuldhulpverlening aanbiedt, is afhankelijk van diverse factoren en verschilt per situatie. Bij de afweging wat de inhoud van het aanbod schuldhulpverlening voor de betreffende schuldhulpvrager moet zijn, betrekt het college in ieder geval de volgende factoren:

    • a.

      de doelmatigheid van de ondersteuning met het oog op de:

      • aard en/of hoogte van het inkomen en vermogen van verzoeker,

      • aard van de schulden,

      • zwaarte en/of omvang van de schulden, en

      • de regelbaarheid van deze schulden;

    • b.

      de mate van zelfredzaamheid en financiële vaardigheden van de schuldhulpvrager;

    • c.

      de mate van medewerking van de schuldhulpvrager

    • d.

      een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening of van een wettelijk schuldsaneringstraject

  • 3. Het aanbod wordt vastgelegd in een plan van aanpak en omvat een vastgesteld te behalen doel.

Artikel 4. Verplichtingen

De schuldhulpvrager is verplicht om alle medewerking te verlenen en inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijs nodig zijn gedurende de aanvraagfase en tijdens het schuldhulpverleningstraject. Deze medewerking bestaat uit:

  • a.

    het nakomen van gemaakte afspraken en opgelegde individuele verplichtingen;

  • b.

    het op tijd verschijnen op afspraken;

  • c.

    er alles aan te doen om meer inkomen te ontvangen. Hiervan moeten bewijzen overlegd kunnen worden.

  • d.

    er alles aan te doen om uitgaven te verminderen. Hiervan moeten bewijzen overlegd kunnen worden.

  • e.

    het niet aangaan van nieuwe betalingsverplichtingen of schulden. Dit geldt vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend door de schuldhulpvrager;

  • f.

    het op tijd betalen van de vaste lasten;

  • g.

    het verkopen van bezittingen die niet noodzakelijk zijn en de opbrengst te gebruiken om bij schuldeneisers af te lossen;

  • h.

    het meewerken aan doorverwijzingen naar het Sociaal KernTeam (SKT), en andere (vrijwilligers) organisaties ter ondersteuning van het traject schuldhulpverlening ;

  • i.

    het meewerken aan het oplossen van psychosociale problemen en/of verslavingsproblematiek als dat nodig is voor het slagen van het schuldhulpverleningstraject;

  • j.

    meewerken aan een traject budgetbeheer, inclusief cursussen die onderdeel zijn van dat traject;

  • k.

    meewerken aan de afspraken die met een beschermingsbewindvoerder zijn gemaakt;

  • l.

    het verlenen van toestemming om informatie die voor de schuldhulpverlening van belang is op te vragen, en te verstrekken aan andere instanties;

  • m.

    het nalaten van zaken die de voortgang van het schuldhulpverlening traject belemmeren;

  • n.

    het op verzoek of uit zichzelf handelen in die situaties waarin dit noodzakelijk is voor het slagen van de aanvraag of het schuldhulpverleningstraject;

  • o.

    het op verzoek of uit zichzelf informatie verstrekken in die situaties waarin dit noodzakelijk is voor het slagen van de aanvraag of het schuldhulpverleningstraject;

  • p.

    in geval van huwelijk of geregistreerd partnerschap kan de gemeente beide echtelieden verplichten om een gezamenlijke aanvraag in te dienen.

Artikel 5. Beëindiging schuldhulpverlening en hersteltermijn

  • 1. Als de schuldhulpvrager tijdens de aanvraag schuldhulpverlening de verplichtingen uit artikel 4, sub a, b en n niet of onvoldoende nakomt, kan het college besluiten om de aanvraag buiten behandeling te stellen.

  • 2. Als de schuldhulpvrager de verplichtingen uit artikel 4 niet of onvoldoende nakomt, kan het college besluiten om de schuldhulpverlening te beëindigen.

  • 3. Voordat tot beëindiging of buiten behandeling stelling wordt besloten, krijgt de schuldhulpvrager een redelijke termijn om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

Artikel 6. Overige beëindigingsgronden

Het college kan, behalve op grond van artikel 5, in ieder geval ook overgaan tot beëindiging van de

schuldhulpverlening als:

  • a.

    het traject succesvol is afgerond;

  • b.

    de schuldhulpvrager niet langer tot de doelgroep behoort;

  • c.

    de schuldhulpvrager in staat is om zijn schulden zelf of via zijn sociale netwerk te regelen of te beheren;

  • d.

    de geboden ondersteuning, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de schuldhulpvrager, niet (langer) doelmatig is;

  • e.

    de inkomens-, woon- of leefsituatie van de schuldhulpvrager zo onzeker is, dat schuldhulpverlening (nog) niet mogelijk is;

  • f.

    de schuldhulpvrager naar een andere gemeente verhuist, behalve wanneer er een lopende schuldbemiddeling is;

  • g.

    de schuldhulpvrager zijn afloscapaciteit en vermogen niet (volledig) wil gebruiken voor de aflossing van schulden;

  • h.

    de schuldhulpvrager hier zelf om vraagt;

  • i.

    wanneer achteraf blijkt dat schuldhulpverlening aan de schuldhulpvrager is toegekend op grond van onjuiste gegevens, terwijl als deze gegevens op het moment van de besluitvorming bekend waren geweest bij het college, een ander besluit zou zijn genomen;

  • j.

    de schuldhulpvrager zich ten opzichte van de medewerkers van een instantie die bij de schuldhulpverlening is betrokken, ernstig misdraagt;

  • k.

    het minnelijk traject geen kans van slagen heeft door gebrek aan medewerking van één of meerdere schuldeisers en de WSNP geen mogelijkheid is;

  • l.

    een verklaring voor het aanvragen van WSNP als bedoeld in artikel 285, eerste lid, onderdeel f, van de Faillissementswet is afgegeven;

  • m.

    de schuldhulpvrager tot de WSNP is toegelaten;

  • n.

    als de schuldhulpvrager komt te overlijden.

Artikel 7 Weigering

  • 1. Als de schuldhulpvrager tijdens de aanvraagfase de verplichtingen uit artikel 4 niet of onvoldoende nakomt of er sprake is van gedragingen als genoemd in artikel 6 sub g en j, kan het college besluiten om de schuldhulpverlening te weigeren.

  • 2. Als de schuldhulpvrager tijdens de aanvraagfase zijn of haar aanvraag intrekt of als blijkt dat een doorverwijzing naar derden een voldoende oplossing biedt, kan het college besluiten om de schuldhulpverlening af te wijzen.

  • 3. Schuldhulpvragers met een fraudeschuld bij bestuursorganen op het terrein van sociale zekerheid, worden voor één jaar uitgesloten van een schuldhulpverleningstraject. Op verzoek kan een schuldhulpvrager in dit geval wel gebruik maken van het product ‘informatie en advies’.

  • 4. Als minder dan drie jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend, een eerder succesvol afgerond traject schuldhulpverlening is beëindigd, wordt een nieuw verzoek om schuldhulpverlening geweigerd. Dit geldt voor het minnelijke traject en een traject in het kader van de WSNP.

  • 5. Als de schuldhulpverlening beëindigd is met toepassing van artikel 4, artikel 5, lid 2 of artikel 6 sub g tot en met j, wordt betrokkene vanaf de dag voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend, gedurende een periode uitgesloten van verdere schuldhulpverlening. De periode bedraagt:

    • a.

      6 maanden wanneer de schuldregeling nog niet rond was;

    • b.

      2 jaar wanneer de regeling al rond was;

    • c.

      3 jaar wanneer de reden van de beëindiging het ernstig misdragen van de schuldhulpvrager was.

  • 6. Lid 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing als de schuldhulpvrager of betrokken ketenpartner gemotiveerd kan aantonen dat het gedrag van de schuldhulpvrager is veranderd of als er sprake is van zwaarwegende redenen waardoor een nieuw schuldbemiddelingstraject geïndiceerd is.

Artikel 8 Kosten voor het op orde brengen van een boekhouding

  • a. Een ex-ondernemer die door het ontstaan van de problematische schuldensituatie geen financiële mogelijkheden heeft om de boekhouding op orde te laten brengen, kan in aanmerking komen voor een lening om de kosten voor het op orde brengen van een boekhouding te voldoen.

  • b. Om voor de lening in aanmerking te komen, worden door de schuldhulpvrager twee offertes overlegd. Het college verstrekt de lening voor de goedkoopst adequate oplossing.

  • c. De lening wordt meegenomen in het minnelijk of wettelijk traject.

  • d. Bij voortijdige beëindiging of weigering van een schuldhulpverleningstraject, minnelijk of wettelijk, wordt de lening direct opeisbaar.

Artikel 9. Kosten bewindvoering

  • 1. Voor de vergoeding van de kosten van bewindvoering of curatele, wordt het volgende onderscheid gemaakt:

    • a.

      De schuldhulpvrager heeft een bewindvoerder ten tijde van de aanvraag voor schuldhulpverlening. De kosten van bewindvoering komen in aanmerking vanaf de toekenningsbesluit voor het schuldhulpverleningstraject, zolang het traject van schuldhulpverlening loopt.

    • b.

      De schuldhulpvrager heeft een lopend schuldhulpverleningstraject ten tijde van de aanvraag voor een bewindvoerder. De kosten van bewindvoering komen in aanmerking vanaf het moment van het toekennings- of wijzigingsbesluit, zolang het traject van schuldhulpverlening loopt. In dit besluit moet worden opgenomen dat professionele bewindvoering noodzakelijk wordt geacht.

  • 2. Voor vergoeding van de opstartkosten komen in aanmerking de griffie- en intakekosten indien deze kosten zijn ontstaan ten tijde van het traject van schuldhulpverlening.

  • 3. Voor vergoeding van de beëindigingskosten komen in aanmerking de griffie- en afsluitkosten indien deze kosten zijn ontstaan ten tijde van het traject van schuldhulpverlening of binnen 8 weken na de beëindiging van het traject van schuldhulpverlening.

  • 4. De overstapkosten naar een andere bewindvoerder komen eenmalig voor vergoeding in aanmerking.

  • 5. Indien de bewindvoering of curatele gecombineerd is met mentorschap, dan worden ook deze kosten, zolang het schuldhulptraject loopt, vergoed.

  • 6. De vergoeding voor bewindvoering is gelijk aan de tarieven die jaarlijks worden vastgesteld volgens de ‘Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren’.

Artikel 10 Kosten WSNP-bewind

In geval dat het salaris van de WSNP-bewindvoerder niet uit de boedel kan worden voldaan, mag de bewindvoerder dat niet bij de schuldhulpvrager in rekening brengen. Deze kosten kunnen niet gedeclareerd worden, ook niet door middel van bijzondere bijstand of het minnelijk schuldhulpverleningstraject.

Artikel 11 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de verzoeker afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 12 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1. De Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Westland 2016 worden ingetrokken.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 13 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Westland 2021.

Ondertekening

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 februari 2021

Burgemeester en wethouders van Westland

de secretaris,

A.C. Spindler

de burgemeester,

B.R. Arends

Toelichting Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Westland 2021

In deze beleidsregels zijn de uitvoeringsregels vastgelegd. Deze beleidsregels dienen als handvat bij de uitvoering en het motiveren van besluiten. De beleidsregels zijn een aanvulling op het beleidsplan “Integrale schuldhulpverlening 2021 – 2024” van de gemeente Westland.

Artikel 1. Begripsbepalingen

De in dit artikel opgenomen definities zijn aanvullend op artikel 1 Wgs en de Awb.

Onderscheid tussen bewindvoerder (sub g) en WSNP-bewindvoerder (sub h):

  • Bewindvoerder: regelt alle financiën, ook de vaste lasten.

  • WSNP-bewindvoerder: regelt de (betaling van) schulden die onder de werking van de WSNP vallen, maar niet de betaling van de vaste lasten.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening staat open voor inwoners van Westland. Daaronder vallen ook inwoners met een briefadres binnen Westland omdat de wetgever (art. 49 GBA) ervan uitgaat dat personen ingeschreven moeten worden op het adres waar zij de meeste tijd verblijven. Een van de doelen van de Wgs is om een brede toegang tot schuldhulpverlening te regelen.

Er zijn verschillen in de mogelijkheden van het aanbod schuldhulpverlening afhankelijk van de doelgroep. Het beleidsplan geeft de volgende doelgroepen specifiek aan:

  • 1.

    Ondernemers;

  • 2.

    Jongeren;

  • 3.

    Gezinnen met minderjarige kinderen.

Ondernemers (ook ZZP’ers) zijn in principe eerst zelf verantwoordelijk voor de financiële problemen van? de onderneming. Daarom dient een ondernemer eerst zelf te proberen de problemen op te lossen door een krediet bij een bank te krijgen of via andere wegen aan financiering te komen. Lukt dit niet dan is het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) een voorliggende voorziening op de schuldhulpverlening.

Op het moment dat een ondernemer niet in aanmerking komt voor bijstand op grond van het Bbz, kan schuldhulpverlening worden ingezet wanneer de ondernemer de onderneming wil voortzetten en de onderneming levensvatbaar blijkt. Als de onderneming niet levensvatbaar is, moet deze worden gestaakt. Ook dan kan schuldhulpverlening worden ingezet.

Doordat schuldhulpverlening aan een onderneming (voortzetten of staken) een complexe zaak is en de gemeente deze expertise niet in huis heeft, is deze expertise ingekocht bij Zuidweg & Partners. De ondernemer wordt door de afdeling schuldhulpverlening doorverwezen naar deze partij voor ondersteuning.

Jongeren zijn in het beleidsplan als doelgroep aangewezen. Er kan financieel advies of budgetbegeleiding ingezet worden. Bij deze groep is de verhaalbaarheid van schulden niet altijd even helder. Dan beperkt de dienstverlening zich tot financieel advies of budgetbegeleiding. Is de verhaalbaarheid wel duidelijk dan kan er een schuldhulpverleningstraject worden ingezet.

Schuldhulpverlening is altijd individueel en persoonsgebonden. Hoe met de verschillende doelgroepen wordt omgegaan staat beschreven in het beleidsplan, paragraaf 4.3.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

In lid 1 is aangegeven dat het college schuldhulpverlening verleent als het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Wanneer een schuldhulpvrager in staat wordt geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, is schuldhulpverlening niet noodzakelijk. De eigen verantwoordelijkheid van de burger staat voorop, de schuldhulpvrager is probleemeigenaar.

Als het college besluit om een aanbod schuldhulpverlening te doen, kunnen verschillende producten worden ingezet. Waar mogelijk worden de producten afgestemd op de situatie van verzoeker. Andere factoren die onder andere een rol kunnen spelen bij de afweging zijn:

  • het wel of niet aanwezig zijn van een problematische schuldensituatie en het aanwezig zijn van niet-saneerbare vorderingen;

  • houding en gedrag;

  • eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening.

Schuldhulpverlening moet gericht ingezet worden. Het gaat om maatwerk. De inzet van producten kan per situatie verschillen. Lid 2 geeft aan met welke factoren rekening gehouden moet worden. Werkt een schuldhulpvrager bijvoorbeeld niet mee, en is hij niet te motiveren, dan wordt geen schuldregeling ingezet.

Het doel van een schuldregeling is het realiseren van een minnelijke regeling van de totale

schuldenlast. Afspraken worden vastgelegd in een persoonlijk plan van aanpak, hierin worden opgenomen:

  • -

    de financiële gegevens van de schuldhulpvrager

  • -

    een analyse van de situatie van de schuldhulpvrager

  • -

    de te ondernemen acties,

  • -

    in te zetten producten en diensten

  • -

    doorlooptermijnen

  • -

    afspraken met daarin de rechten en plichten

  • -

    evt. doorverwijzing naar flankerende hulp

  • -

    evt. machtiging tot het uitwisselen van gegevens van de schuldhulpvrager

Per fase wordt een plan van aanpak gemaakt. Bij wijzigingen in de omstandigheden van de schuldhulpvrager moet het plan van aanpak tussentijds worden aangepast.

Voor het product budgetbeheer geldt dat het traject actief is tijdens een schuldhulpverleningstraject. In belang van de schuldhulpvrager kan na afloop van zowel het minnelijk en tijdens het wettelijk (Wsnp) schuldentraject het budgetbeheer worden doorgezet. Dit is maatwerk en is gericht op de zelfstandigheid van de schuldhulpvrager.

Het college kan verplichtingen verbinden aan het aanbod tot schuldhulpverlening. Deze voorwaarden vloeien voort uit de wettelijke inlichtingen- en medewerkingsplicht. In artikel 4 zijn deze verplichtingen nader uitgewerkt.

Artikel 4. Verplichtingen

In dit artikel wordt vastgelegd wat de verplichtingen van de schuldhulpvrager zijn. De essentie van het artikel is dat de schuldhulpvrager de verantwoordelijkheid heeft, informatie te geven, medewerking te verlenen en er alles aan doet zijn traject te laten slagen. Deze verplichtingen gelden zowel in de fase van aanvraag als gedurende de looptijd van een traject.

Onder de verplichtingen valt ook het meewerken aan een arbeidsdeskundige keuring, het verhogen van de inkomsten en het verkopen van niet noodzakelijke bezittingen, en ook het volgen van therapie of een budgetteringstraining.

Huwelijksvermogensrecht

Inwoners die na 1 januari 2018 zijn getrouwd, trouwen automatisch in beperkte gemeenschap van goederen. Dat betekent dat wanneer één van de partners vóór het huwelijk vermogen of schulden heeft opgebouwd, dan blijven die van de betreffende partner. Als er tijdens het huwelijk vermogen of schulden ontstaan, is iedere partner daarvoor volledig aansprakelijk. Wilden partners dit niet, bijvoorbeeld omdat een van de partners ondernemer was, dan moesten zij voor het huwelijk bij de notaris huwelijkse voorwaarden opstellen. Wie dat niet nodig vindt, trouwt automatisch in beperkte gemeenschap van goederen.

Een gezamenlijke aanmelding voor gehuwden kan in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn. In de gezamenlijke aanvraag kunnen dan eventueel meerdere schuldenlijsten en vermogens en inkomsten zitten: één voor de schulden van partner A van vóór het huwelijk, een andere voor schulden van partner B van vóór het huwelijk en een eventuele gezamenlijke schuldenlijst.

Opgemerkt dient te worden dat waar hier ‘huwelijk’ staat ook ‘geregistreerd partnerschap’ gelezen kan worden.

Artikel 5. Beëindiging schuldhulpverlening en hersteltermijn

Bij een aanvraag moeten gegevens worden aangeleverd. Als de aanvraag niet compleet is, wordt op grond van artikel 4:5 Awb, eerste lid, onder c een hersteltermijn geboden. Als de gegevens niet binnen de gestelde termijn worden aangeleverd, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.

Als de schuldhulpvrager zijn verplichtingen in artikel 4 niet of niet voldoende nakomt, kan het college besluiten om de schuldhulpverlening te beëindigen.

Voordat dit gedaan wordt, krijgt de schuldhulpvrager een redelijke termijn geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

De termijn die aan schuldhulpvrager wordt gesteld is in dit artikel bewust niet benoemd. De termijn moet redelijk zijn. Wat redelijk is, hangt samen met het type verplichting. Komt de schuldhulpvrager ook gedurende de herstelperiode zijn verplichting niet na, dan kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening.

Artikel 5 is geformuleerd als een zogenaamde “kan”-bepaling. Het college heeft de bevoegdheid om te beëindigingen, maar niet de verplichting. Dit geeft met name ruimte om van een beëindiging af te zien, wanneer het ontstaan van een nieuwe schuld niet geheel verwijtbaar is. Hier wordt terughoudend mee om gegaan.

Het is de eigen verantwoordelijkheid van de schuldhulpvrager om zich tot het uiterste in te spannen om de aan de schulden ten grondslag liggende oorzaken op te lossen. Wanneer schuldhulpvrager zich hiertoe niet naar vermogen inspant wordt de schuldhulpverlening beëindigd. De maatschappelijke investering in schuldhulpverlening is dan onverantwoord, omdat het traject nauwelijks kans van slagen heeft.

Artikel 6. Overige beëindiginggronden

In dit artikel wordt beschreven wanneer schuldhulpverlening kan worden beëindigd om een andere reden dan dat niet voldaan is aan de verplichtingen uit artikel 4.

Nadat het aanbod is gedaan kan alsnog blijken dat verzoeker in staat is om zelf of met hulp van zijn omgeving zijn schulden te kunnen regelen. Dit kan aanleiding zijn om de schuldhulpverlening te beëindigen.

Gedurende het traject schuldhulpverlening kan blijken dat de hulp niet langer passend is. Er wordt dan nagegaan welke andere hulp mogelijk is.

Schuldhulpverlening staat open voor inwoners van Westland. Bij een verhuizing naar een andere gemeente zal schuldhulpverlening in Westland worden beëindigd. Een lopende minnelijke schuldregeling zal niet worden beëindigd.

Het kan voorkomen dat de verzoeker is toegelaten tot de schuldhulpverlening op basis van onjuiste of onvolledige gegevens. Aan de hand van de juiste gegevens dient te worden nagegaan of het bestaande aanbod terecht is gedaan. Indien dit niet het geval is, zal het college het traject schuldhulpverlening beëindigen.

Agressie, fysiek of verbaal, tegen medewerkers die belast zijn met de uitvoering van schuldhulpverlening is onacceptabel. Dit is de reden dat de schuldhulpverlening na misdraging door schuldhulpvrager (of een belanghebbende) kan worden beëindigd. Een belangrijk criterium voor het al dan niet beëindigen van schuldhulpverlening is de vraag of de gedraging dermate ernstig is dat er aangifte dient te worden gedaan conform het bestaande agressieprotocol Werkplein binnen de gemeente. Als wordt voldaan aan het genoemde criterium zal de verzoeker schriftelijk van de beëindiging op de hoogte worden gesteld.

Artikel 7. Weigering

De Wgs spreekt niet over uitsluitingsgronden, maar over gronden om de toegang tot de schuldhulpverlening te weigeren. Uitsluitingsgronden zijn gronden die ongeacht de omstandigheden van de betrokkene toegepast kunnen worden. Weigeringsgronden vragen daarentegen steeds om een afweging van de individuele omstandigheden. Deze zijn bepalend voor de vraag of aan iemand de toegang daadwerkelijk kan worden geweigerd. Gedacht moet dan worden aan situaties waarbij betrokkene zich niet houdt aan eerder gemaakte afspraken of zich jegens medewerkers ernstig misdraagt. Het gebruiken van uitsluitingsgronden, dan wel algemener geformuleerde weigeringsgronden (b.v. weigering vanwege het enkele feit dat sprake is van een eigendomswoning) staat de Wgs uitdrukkelijk niet toe.

Weigering in geval van onvoldoende meewerken

Als de schuldhulpvrager tijdens de aanvraagfase niet of niet in voldoende mate meewerkt, wordt de aanvraag geweigerd.

Weigering in geval van gepleegde fraude

Het uitgangspunt van de gemeente is dat fraude niet lonend mag zijn. Het college zal dus geen aanbod doen wanneer er in het jaar, de 12 maanden, voorafgaand aan de aanvraag fraude is gepleegd.

Om de schuldhulpverlening te weigeren op grond van artikel 3 lid 3 Wgs en artikel 7 van de beleidsregels moet zijn voldaan aan vier voorwaarden:

  • 1.

    de schuldhulpvrager moet fraude hebben gepleegd;

  • 2.

    die fraude moet hebben geleid tot een financiële benadeling;

  • 3.

    er moet sprake zijn van financiële benadeling van een bestuursorgaan; en

  • 4.

    de schuldhulpvrager moet in verband met de fraude:

    • a.

      onherroepelijk strafrechtelijk zijn veroordeeld; of

    • b.

      een onherroepelijke bestuurlijke boete, die beoogt leed toe te voegen, zijn opgelegd.

Beëindigd traject

Wanneer een schuldhulpverleningstraject wordt beëindigd dan kan de schuldhulpvrager een periode geen gebruik maken van schuldhulpverlening.

Artikel 8. Kosten voor het op orde brengen van een boekhouding

Het is niet mogelijk om schulden te regelen wanneer een ex-ondernemer de boekhouding niet op orde heeft. Vaak is er echter geen financiële ruimte meer om de boekhouder te betalen. Hierdoor zou een ex-ondernemer uitgesloten worden van schuldhulpverlening. Het niet voeren van een deugdelijke boekhouding is verwijtbaar. Daarom worden de kosten wel betaald via de gemeente, maar wordt in de vorm van een lening verstrekt.

Het niet kunnen betalen van de boekhouder moet ontstaan zijn door het verkeren in de schuldsituatie. Heeft de ondernemer nooit of al ten minste 3 jaar geen deugdelijke boekhouding gevoerd dan komt hij niet in aanmerking voor de lening om de boekhouders kosten te voldoen.

Artikel 9. Kosten bewindvoering

De vergoeding van de kosten voor bewindvoering vormen een voorliggende voorziening op bijzondere bijstand zolang er sprake is van een actief traject van schuldhulpverlening. Bij de vergoeding van de kosten vormt de ‘Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren’ het uitgangspunt. In uitzonderlijke gevallen is een vergoeding van andere kosten mogelijk. Deze kosten moeten goedgekeurd zijn door de rechtbank door middel van een gerechtelijke uitspraak.

Artikel 10. Kosten WSNP-bewind

Omdat WSNP-bewindvoering uitgesproken wordt op basis van de Faillissementswet gelden voor de kosten andere tarieven en regels. Deze kosten worden betaald vanuit de boedel. Indien er geen boedel aanwezig is, kunnen deze kosten niet vergoed worden vanuit de bijzondere bijstand en mogen deze ook niet aan de schuldenaar worden doorberekend. Daarom zullen deze kosten ook niet vanuit de afdeling schuldhulpverlening worden vergoed. Twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep dd. 29 juni 2010 bevestigen dat deze kosten niet gedeclareerd kunnen worden. Ook niet door middel van bijzondere bijstand of het minnelijk schuldhulpverleningstraject.

Artikel 11. Hardheidsclausule

Geen toelichting.

Artikel 12. Intrekking en inwerkingtreding

Geen toelichting.

Artikel 13. Citeertitel

Geen toelichting.