Vuurwerkverkoopbeleid gemeente Zaanstad - 2019

Geldend van 19-07-2019 t/m 03-10-2023

Intitulé

Vuurwerkverkoopbeleid gemeente Zaanstad - 2019

Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,

Gelet op het Vuurwerkbesluit, artikel 160 van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene plaatselijke verordening Zaanstad,

besluit:

Tot het vaststellen van het Vuurwerkverkoopbeleid gemeente Zaanstad - 2019.

1 Inleiding

Op 25 maart 2008 is het vuurwerkverkoopbeleid van de gemeente Zaanstad voor het eerst vastgesteld onder de naam Beleidsnota consumentenvuurwerk Zaanstad. Het beleid maakte de vestiging en uitbreiding mogelijk van bedrijven die consumentenvuurwerk opslaan en verkopen.

Op 22 april 2008 nam de gemeenteraad een motie aan ten aanzien van de Beleidsnota consumentenvuurwerk Zaanstad, waarin zij onder meer stelde “dat er in de landelijke en plaatselijke politiek een breed draagvlak is om de overlast door het afsteken van vuurwerk op oudejaarsdag te verminderen en dat de gemeente Zaanstad uit oogpunt van brandpreventie gebaat is bij het terugdringen van deze overlast”. De gemeenteraad droeg daarbij het college op om het aantal van tien verkooppunten niet verder uit te breiden.

In de Beleidsnota consumentenvuurwerk Zaanstad 2009 werd opgenomen dat de uitbreiding van het aantal verkooppunten niet mocht leiden tot vergroting van het op dat moment geldende aantal van tien verkooppunten. Hiermee werd de beleidsmatige keuze gemaakt voor een maximumstelsel van tien vuurwerkverkooppunten. Deze verkooppunten waren op grond van artikel 2:72 van de APV (vroeger artikel 2.6.2 van de APV) verplicht gesteld over een vergunning van het college te beschikken om het consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden. Echter, in het kader van vermindering van de regel- en lastendruk voor ondernemers is – sinds 2006 – aan deze vergunningplicht geen uitvoering gegeven. Wel moe(s)ten de exploitanten, afhankelijk van het aantal opgeslagen kilo’s consumentenvuurwerk, voor de opslag een melding doen of een vergunning aanvragen bij het bevoegd gezag (tegenwoordig de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied dan wel de provincie Noord-Holland).

Gezien de geïntensiveerde aandacht voor ondermijnende criminaliteit en het daarmee samenhangende geactualiseerde Bibob beleid van de gemeente Zaanstad, geldt bij uitvoering van het voorliggend vuurwerkverkoopbeleid de vergunningplicht op grond van de APV voor de verkoop van vuurwerk en is een Bibob-toets onderdeel van de vergunningprocedure. Het doel hiervan is te voorkomen dat de overheid criminele activiteiten binnen de vuurwerkverkoop faciliteert en bescherming van de concurrentiepositie van bonafide ondernemers.

Actualisatie vuurwerkverkoopbeleid

In de afgelopen tien jaar is het vuurwerkverkoopbeleid van de gemeente Zaanstad niet geactualiseerd. Het gevolg hiervan was dat de bepalingen achterhaald waren en het beleid in zijn geheel herzien diende te worden. In het voorliggende Vuurwerkverkoopbeleid gemeente Zaanstad – 2019 zijn de volgende onderdelen opgenomen:

Nieuwe titel

Het voorliggende beleid heeft de titel ‘Vuurwerkverkoopbeleid’ gekregen in plaats van ‘Beleidsnota consumentenvuurwerk’. De nieuwe titel sluit beter aan op de inhoud van het beleid en zorgt voor een betere vindbaarheid.

Verdeling (schaarse) vergunningen

Het beleid bevat een verwijzing naar de ‘Aanvraag- en selectieprocedure vuurwerkverkoopvergunning – 2019’. Op grond van rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:

2927, Speelautomatenhal Vlaardingen) gelden voor de verdeling van schaarse vergunningen specifieke normen. Deze volgen uit het beginsel van gelijke kansen. Zo dient het verdelende bestuursorgaan met het oog op het creëren van een gelijk speelveld voldoende mededingingsruimte te creëren door alle potentiële gegadigden gelijke kansen te bieden om in aanmerking te komen voor deze vergunningen. Ook is het verdelende bestuursorgaan verplicht om een passende mate van openbaarheid te verzekeren als het gaat om de wijze waarop de beschikbare schaarse vergunningen worden verdeeld en verleend. Hiertoe is de ‘Aanvraag- en selectieprocedure vuurwerkverkoopvergunning – 2019’ opgesteld. Deze treedt gelijktijdig met deze beleidswijziging in werking.

Looptijd vergunningen

De vuurwerkverkoopvergunning wordt niet voor onbepaalde tijd verleend, maar voor een periode van tien jaar. De beperkte looptijd vloeit eveneens voort uit recente rechtspraak.

Overgangsrecht

Voor de overgang naar de vereisten die voortvloeien uit dit nieuwe beleid, wordt de exploitanten van de bestaande vuurwerkverkooppunten een redelijke overgangstermijn geboden. In het beleid is een overgangsbepaling opgenomen die uitwerkt hoe hiermee wordt omgegaan.

2 Doelstellingen beleid

De doelstellingen van het vuurwerkverkoopbeleid van de gemeente Zaanstad zijn:

  • -

    de bescherming van het woon- en leefklimaat;

  • -

    het tegengaan van overconcentratie van verkooppunten van consumentenvuurwerk;

  • -

    het voorkomen van verstoring van de openbare orde.

Het beleid sluit aan bij de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (2017):

  • -

    het beperken van de gevaren die uitgaan van consumentenvuurwerk;

  • -

    het bestrijden van illegaal vuurwerk;

  • -

    het terugdringen van verstoring van openbare orde.

3 Juridisch kader

De reikwijdte van dit vuurwerkverkoopbeleid beperkt zich tot de verkoop van consumentenvuurwerk aan particulieren. Consumentenvuurwerk is bij of krachtens het Vuurwerkbesluit aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

Verkopers van consumentenvuurwerk moeten aan bepaalde wet- en regelgeving voldoen. Hieronder volgt een korte uiteenzetting van de wet- en regelgeving die van toepassing is. Voor vuurwerk dat niet bestemd is voor particuliere gebruikers, het zogenaamde professionele- en theatervuurwerk, gelden andere regels.

3.1 Landelijke wet- en regelgeving

Wet milieubeheer, Vuurwerkbesluit en Besluit omgevingsrecht

De locaties waar vuurwerk wordt opgeslagen en verkocht vallen onder regelgeving in de Wet milieubeheer en het hieruit voortgekomen Vuurwerkbesluit. De vuurwerkramp in Enschede in 2002 is aanleiding geweest voor het aanscherpen van wet- en regelgeving rondom het in- en uitvoeren, opslaan, bewerken, afleveren, voorhanden hebben en afsteken van vuurwerk. In het Vuurwerkbesluit zijn onder andere de veiligheidsafstanden voor vuurwerkopslagen opgenomen.

Op grond van het Vuurwerkbesluit en het Besluit omgevingsrecht moeten vuurwerkbedrijven die tot 10.000 kilogram consumentenvuurwerk opslaan een melding in het kader van het Vuurwerkbesluit bij de gemeente doen. Het vuurwerkbedrijf moet een omgevingsvergunning bij de provincie aanvragen indien er meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk wordt opgeslagen.

De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) is door de gemeente Zaanstad en de provincie Noord-Holland gemandateerd om de meldingen in het kader van het Vuurwerkbesluit en aanvragen tot omgevingsvergunningen te behandelen.

Bouwbesluit

In het Bouwbesluit 2012 zijn eisen opgenomen met betrekking tot de brandveiligheid bij het gebruik van gebouwen. De vuurwerkverkooppunten moeten aan deze eisen voldoen.

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)

Het toepassingsbereik van de Wet Bibob is vastgelegd in de gepubliceerde beleidslijn voor

vergunningverlening in het kader van de Wet Bibob. De vuurwerkverkoopvergunningen vallen onder deze beleidsregels.

3.2 Lokale wet- en regelgeving

Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV)

In artikel 2:72 van de APV zijn de volgende bepalingen opgenomen ten aanzien van het ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen:

  • 1)

    Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college;

  • 2)

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Met de vuurwerkverkoopvergunning wordt beoogt de vuurwerkverkooppunten te reguleren vanuit het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, het woon- en leefklimaat, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu.

Bestemmingplannen en beheersverordeningen

In veel bestemmingsplannen en beheersverordeningen in Zaanstad valt de verkoop van vuurwerk onder de algemene omschrijving van detailhandel. In nieuwere bestemmingsplannen en beheersverordeningen is de verkoop van consumentenvuurwerk vaak expliciet geregeld. In beide gevallen werkt de regeling in bestemmingsplannen en beheersverordeningen aanvullend aan het milieurecht, het Vuurwerkbesluit en de APV. Omdat de verkoop elk jaar opnieuw zal plaatsvinden, moet de verkoop van vuurwerk zijn toegestaan in het bestemmingsplan of de beheersverordening. Dit kan zowel impliciet via de algemene detailhandelsregeling (mits de verkoop van vuurwerk niet is uitgesloten van die algemene regeling), als expliciet in een bepaling over consumentenvuurwerk.

3.3 Bevoegdheden burgemeester

De Gemeentewet en APV bieden de burgemeester de mogelijkheid om indien nodig bestuursrechtelijk op de treden ter bescherming van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat.

3.4 Bestuursorganen:

  • -

    De APV is vastgesteld door de gemeenteraad;

  • -

    Het vaststellen van het vuurwerkverkoopbeleid is een bevoegdheid van het college;

  • -

    De vuurwerkverkoopvergunning wordt verleend door het college.

4 Toezicht en handhaving

De politie, de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VRZW) en de Omgevingsdienst Noorzeekanaalgebied (OD NZKG) zijn belast met het toezicht op de naleving en handhaving van de bestaande wet- en regelgeving en de gestelde voorschriften in de vuurwerkverkoopvergunning (en, indien van toepassing, de gestelde voorschriften in de omgevingsvergunning). Het doel van toezicht en handhaving op de vuurwerkverkooppunten is de veiligheid van de omgeving te waarborgen. Wanneer blijkt dat bij vuurwerkverkooppunten overtredingen plaatsvinden, dan wordt handhavend opgetreden. De handhaving op overtredingen begaan bij de verkoop van consumentenvuurwerk is geregeld in het VTH-Uitvoeringsprogramma OD NZKG.

Het bevoegd gezag kan op grond van het Vuurwerkbesluit handhavend optreden wanneer inrichtingen voor opslag en verkoop van vuurwerk niet aan de rechtstreeks werkende eisen uit dit besluit voldoen. Echter, wanneer overlast door de verkoop wordt veroorzaakt in relatie tot de openbare orde, de openbare veiligheid, het woon- en leefklimaat, de volksgezondheid en/of de bescherming van het milieu (voor zover buiten de reikwijdte van de bepalingen van het Vuurwerkbesluit), kan op basis van het Vuurwerkbesluit niet worden gehandhaafd. Het vergunningensysteem op basis van de APV maakt het mogelijk om ook in deze gevallen maatregelen te treffen en bestuursrechtelijk op te treden.

Beleidsregels

Artikel 1. Algemeen

Bij een vuurwerkverkooppunt wordt consumentenvuurwerk ter beschikking gesteld dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig gehouden.

Artikel 2. Vuurwerkverkoopvergunning

  • 1.

    Het exploiteren van een vuurwerkverkooppunt is verboden zonder een vergunning van het college op grond van artikel 2:72 van de APV.

  • 2.

    De vuurwerkverkoopvergunning geeft toestemming voor de verkoop van vuurwerk op 29, 30 en 31 december. Wanneer één van deze dagen op een zondag valt, is ook 28 december een verkoopdag in plaats van de zondag.

  • 3.

    De vergunning is zowel locatie- als persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

  • 4.

    De vergunning valt onder het toepassingsbereik van de Wet Bibob.

Artikel 3. Maximumstelsel

  • 1.

    In Zaanstad worden maximaal tien vuurwerkverkoopvergunningen, zoals bedoeld in artikel 2:72 van de APV, verleend.

  • 2.

    Een aanvraag voor een vuurwerkverkoopvergunning wordt enkel in behandeling genomen indien het maximum aantal van tien vuurwerkverkoopvergunningen nog niet bereikt is en er geen verdere geïnteresseerden zijn, of wanneer de aanvrager na het doorlopen van de Aanvraag- en selectieprocedure vuurwerkverkoopvergunning – 2019 in aanmerking komt voor het aanvragen van een vuurwerkverkoopvergunning.

Artikel 4. Verdeling schaarse vuurwerkverkoopvergunningen

Verdeling van een vrijgekomen vuurwerkverkoopvergunning vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de Aanvraag- en selectieprocedure vuurwerkverkoopvergunning – 2019.

Artikel 5. Looptijd vuurwerkverkoopvergunning

  • 1.

    De vuurwerkverkoopvergunning wordt verleend voor een periode van tien jaar.

  • 2.

    Na afloop van deze termijn komt de vergunning opnieuw beschikbaar en zal er een nieuwe aanvraag- en selectieprocedure worden opgestart.

Artikel 6. Locatiecriteria

  • 1.

    Naast het bepaalde in de APV gelden een aantal locatiecriteria bij het beoordelen van een aanvraag voor een vuurwerkverkoopvergunning:

    • a.

      voor vestiging van vuurwerkverkooppunten in de nabijheid van kwetsbare objecten gelden de veiligheidsafstanden die zijn opgenomen in het Vuurwerkbesluit;

    • b.

      er is geen concentratie van vuurwerkverkooppunten toegestaan in een gebied waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat als gevolg van deze concentratie het woon- en leefklimaat in dat gebied in ontoelaatbare mate worden belast. Dit betekent dat er minimaal 200 meter afstand tussen twee vuurwerkverkooppunten moet zitten.

Artikel 7. Vergunningvoorschriften

  • 1.

    Aan de vergunning worden voorschriften verbonden. Deze hebben in ieder geval betrekking op:

    • a.

      de verkoopdagen en -tijden;

    • b.

      de aanwezigheid van de exploitant tijdens de openingstijden van het vuurwerkverkooppunt;

    • c.

      de leeftijdscontrole bij verkoop van consumentenvuurwerk;

    • d.

      voorlichting aan bezoekers met betrekking tot de risico’s en het veilig afsteken van vuurwerk en de lokale vuurwerkregels;

    • e.

      tegengaan van verkeer- en parkeeroverlast.

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college weigert, behoudens hetgeen bepaald wordt in artikel 1:8 van de APV, de vuurwerkverkoopvergunning in ieder geval indien:

    • a.

      het maximaal aantal af te geven vuurwerkverkoopvergunningen reeds is verleend;

    • b.

      de exploitant de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • c.

      de exploitant reeds een vuurwerkverkooppunt binnen de gemeente Zaanstad exploiteert;

    • d.

      de locatie niet voldoet aan de locatiecriteria zoals genoemd in artikel 6;

    • e.

      de vuurwerkverkoop strijdig is met het geldende bestemmingsplan of de geldende beheersverordening en geen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan of de beheersverordening is verleend;

    • f.

      niet wordt voldaan aan de bepalingen uit het Bouw- en/of Vuurwerkbesluit.

  • 2.

    De vergunning kan ook worden geweigerd indien:

    • a.

      toepassing van de Wet Bibob hier aanleiding toe geeft;

    • b.

      er negatief advies door de politie, de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VRZW) en/of de Omgevingsdienst Noorzeekanaalgebied (OD NZKG) wordt gegeven.

Artikel 9. Intrekkingsgronden

  • 1.

    Het college trekt, behoudens hetgeen wordt bepaald in artikel 1:6 van de APV, de vuurwerkverkoopvergunning in indien:

    • a.

      niet -langer- wordt voldaan aan de in de vergunning opgenomen voorschriften;

    • b.

      niet -langer- wordt voldaan aan de bepalingen uit het Bouw- en/of Vuurwerkbesluit;

    • c.

      de exploitant toelaat of gedoogt dat in zijn verkooppunt strafbare feiten worden gepleegd;

    • d.

      zich in of vanuit het verkooppunt anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van het verkooppunt gevaar kan veroorzaken voor de openbare orde of openbare veiligheid, of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van het verkooppunt;

    • e.

      er bij opslag van minder dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk geen melding in het kader van het Vuurwerkbesluit bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied is gedaan;

    • f.

      de omgevingsvergunning voor opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk door de provincie Noord-Holland is geweigerd of ingetrokken.

  • 2.

    De vergunning kan ook worden ingetrokken indien toepassing van de Wet Bibob hier aanleiding toe geeft.

Artikel 10. Handhaving

  • 1.

    Indien er sprake is van een overtreding van het Vuurwerkbesluit of van de vergunningvoorschriften van de vuurwerkverkoopvergunning, zullen de daartoe ter beschikking staande bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen worden aangewend.

  • 2.

    Daar waar inzet van het bestuursrechtelijke handhavingsmiddel van een (tijdelijke) sluiting niet adequaat blijkt te zijn, wordt de vuurwerkverkoopvergunning ingetrokken.

Artikel 11. Overgangsbepaling

  • 1.

    Voordat wordt overgegaan tot loting, worden de exploitanten van de tien vuurwerkverkooppunten ten tijde van vaststelling van dit beleid als eerste in de gelegenheid gesteld om een aanvraag voor een vuurwerkverkoopvergunning op grond van artikel 2:72 van de APV in te dienen. In artikel 6 van de aanvraag- en selectieprocedure vuurwerkverkoopvergunning – 2019 is opgenomen welke bescheiden overlegd moeten worden bij deze vergunningaanvraag.

  • 2.

    De huidige exploitanten van vuurwerkverkooppunten dienen zelf, indien nodig, een aanvraag in voor een omgevingsvergunning voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan of de beheersverordening.

Artikel 12. Citeertitel

Dit beleid kan worden aangehaald als: Vuurwerkverkoopbeleid gemeente Zaanstad - 2019.

Artikel 13. Bekendmaking

Dit beleid zal worden bekendgemaakt door plaatsing in het Gemeenteblad en publicatie op overheid.nl.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit beleid treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van dit beleid vervalt de Beleidsnota consumentenvuurwerk Zaanstad 2009 die op 2 juni 2009 is vastgesteld.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad op 18-06-2019.

Drs. J. Hamming, burgemeester

Drs. F.H.M. Apeldoorn, gemeentesecretaris

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Algemeen

Geen nadere toelichting vereist.

Artikel 2. Vuurwerkverkoopvergunning

In artikel 2:72 van de APV is opgenomen dat voor de verkoop van consumentenvuurwerk een vuurwerkverkoopvergunning van het college vereist is. Deze vergunning geeft toestemming voor de verkoop van vuurwerk op de in het Vuurwerkbesluit vastgesteld verkoopdagen: 29, 30 en 31 december. Wanneer één van deze dagen op een zondag valt, is ook 28 december een verkoopdag in plaats van de zondag.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vuurwerkverkoopvergunningen locatie-, en persoonsgebonden zijn, en daarmee niet overdraagbaar. Dat betekent bijvoorbeeld dat indien een vuurwerkverkooppunt wordt overgenomen, er altijd een nieuwe aanvraag om een vuurwerkverkoopvergunning gedaan dient te worden. Deze aanvraag zal dan getoetst worden aan het op dat moment geldende beleid én conform de aanvraag- en selectieprocedure worden verdeeld. Dit houdt in dat elke geïnteresseerde op dat moment in staat wordt gesteld mee te dingen naar de vergunning.

De vuurwerkverkoopvergunning valt onder het toepassingsbereik van de Wet Bibob. Dit houdt in dat een Bibob-toets onderdeel uitmaakt van de vergunningverleningsprocedure. Dit komt tevens tot uiting in de weigerings- en intrekkingsgronden.

Naast de vereiste beschikking over een vuurwerkverkoopvergunning moet de exploitant van een vuurwerkverkooppunt in Zaanstad bij een opslag tot 10.000 kilogram consumentenvuurwerk een melding in het kader van het Vuurwerkbesluit bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) doen of bij opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk een omgevingsvergunning bij de provincie Noord-Holland aanvragen.

Artikel 3. Maximumstelsel

In 2008 heeft de gemeenteraad het college opgedragen om het op dat moment bestaande aantal van tien verkooppunten niet verder uit te breiden. Uit ervaring blijkt dat tien vuurwerkverkooppunten binnen Zaanstad een verantwoord maximum is. Dit aantal blijft dan ook ongewijzigd.

Artikel 4. Verdeling schaarse vuurwerkverkoopvergunningen

Op grond van rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2927, Speelautomatenhal Vlaardingen) gelden voor de verdeling van schaarse vergunningen, zoals de vuurwerkverkoopvergunning, specifieke normen. Deze volgen uit het beginsel van gelijke kansen. Zo dient het verdelende bestuursorgaan met het oog op het creëren van een gelijk speelveld voldoende mededingingsruimte te creëren door alle potentiële gegadigden gelijke kansen te bieden om in aanmerking te komen voor deze vergunningen. Ook is het verdelende bestuursorgaan verplicht om een passende mate van openbaarheid te verzekeren als het gaat om de wijze waarop de beschikbare schaarse vergunningen worden verdeeld en verleend. Hiertoe is de Aanvraag- en selectieprocedure vuurwerkverkoopvergunning – 2019 opgesteld. Deze treedt gelijktijdig met het Vuurwerkverkoopbeleid gemeente Zaanstad – 2019 in werking.

Artikel 5. Looptijd vuurwerkverkoopvergunning

De vuurwerkverkoopvergunning wordt op grond van deze beleidsregels verleend met een looptijd van tien jaar. Deze vorm van tijdelijke vergunningverlening is opgenomen in artikel 1:7, tweede lid, van de APV. Nadat de vergunningstermijn is verlopen zal de vrijgekomen vergunning worden verdeeld conform de Aanvraag- en selectieprocedure vuurwerkverkoop-vergunning – 2019. Als de vergunning tussentijds wordt ingetrokken of de exploitatie wordt gestaakt, dan wordt de vrijgekomen vuurwerkverkoopvergunning ook conform de aanvraag- en selectieprocedure verdeeld.

Een beperkte looptijd is een eis die voortvloeit uit recente rechtspraak (o.a. ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2927, Speelautomatenhal Vlaardingen). De looptijd van een schaarse vergunning mag niet buitensporig lang zijn. Met de vastgestelde termijn van maximaal tien jaar wordt enerzijds voldoende rekening gehouden met investeringskosten, huurovereenkomsten en rechtszekerheid voor het personeel. Anderzijds wordt de vergunninghouder door deze looptijd niet onevenredig bevoordeeld ten opzichte van andere gegadigden.

Artikel 6. Locatiecriteria

Naast het bepaalde in de APV gelden er twee locatiecriteria voor het beoordelen van een aanvraag voor een vuurwerkverkoopvergunning. Allereerst gelden voor vestiging van vuurwerkverkooppunten in de buurt van kwetsbare objecten de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit. Vergunningaanvragen voor vuurwerkverkooppunten in de nabijheid van kwetsbare objecten zoals dierenasiels, scholen, ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen kunnen worden geweigerd in het belang van de handhaving van de openbare orde, het woon- en leefklimaat of de volksgezondheid.

Daarnaast is er geen concentratie van vuurwerkverkooppunten toegestaan in een gebied waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat als gevolg van deze concentratie het woon- en leefklimaat in dat gebied in ontoelaatbare mate worden belast. Dit betekent dat er minimaal 200 meter afstand tussen twee vuurwerkverkooppunten moet zitten. Voor deze afstand is gekozen om te voorkomen dat zich in de zeer direct omgeving twee of meerdere vuurwerkverkooppunten vestigen. De afstand van minimaal 200 meter is bepaald aan de hand van de afstand tussen de twee dichtstbijzijnde vuurwerkverkooppunten ten tijde van vaststelling van dit beleid. In het geval dat er zich twee nieuwe vuurwerkverkooppunten binnen een afstand van 200 meter willen vestigen, wordt de vergunningaanvraag die als eerste is ingediend ook als eerste in behandeling genomen en kan een tweede ingediende aanvraag op grond van het locatiecriterium worden geweigerd. De afstand wordt gemeten via de kortste looproute in de routeplanner van Google Maps.

Artikel 7. Vergunningvoorschriften

Artikel 1:4 van de APV bepaalt dat de voorschriften die aan een vergunning worden verbonden, strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is verleend. Dat zijn in dit geval de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en bescherming van het milieu. Voor de vuurwerkverkoopvergunning geldt in dat verband dat er in ieder geval voorschriften aan de vergunning worden verbonden ten aanzien van de verkoopdagen en –tijden. De verkoopdagen zijn 29, 30 en 31 december. Indien één van deze data op een zondag valt mag op die betreffende dag geen vuurwerk worden verkocht. In dat geval mag op 28 december vuurwerk worden verkocht. Deze verkoopdagen zijn vastgelegd in het Vuurwerkbesluit. Op deze verkoopdagen wordt de verkoop van 08.00 tot 21.00 uur toegestaan. Bij deze verkooptijden zijn de belangen van de exploitanten van de vuurwerkverkooppunten afgewogen tegen de bescherming van de openbare orde.

Ook wordt er een voorschrift aan de vergunning verbonden met betrekking tot de leeftijdscontrole bij de verkoop van consumentenvuurwerk. Het is verboden consumentenvuurwerk te verkopen of anderszins ter beschikking te stellen aan particulieren jonger dan 12 jaar bij vuurwerk categorie F1, jonger dan 16 jaar bij vuurwerk categorie F2 en jonger dan 18 jaar bij vuurwerk categorie F3.

Daarnaast worden in de vergunning specifieke voorschriften gesteld aan de exploitant van een vuurwerkverkooppunt. De exploitant speelt een belangrijke rol in de wijze van exploiteren, het imago van het vuurwerkverkooppunt en daarmee ook de mate van acceptatie bij omwonenden. Omdat de vuurwerkverkoop slechts drie dagen per jaar plaatsvindt, wordt verwacht dat de exploitant tijdens de verkoopdagen en -tijden zelf aanwezig is om toezicht te houden op de verkoop. Tevens wordt als voorschrift opgenomen dat de exploitant zorgt voor een optimale voorlichting aan bezoekers met betrekking tot de risico’s en het veilig afsteken van vuurwerk. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de regels hierover in het Vuurwerkbesluit.

Ook wordt een voorschrift opgenomen over de verplichting tot voorlichting over de lokale vuurwerkregels. Tot slot wordt aan de vergunning een voorschrift opgenomen met betrekking tot het tegengaan van verkeers- en parkeeroverlast rondom het verkooppunt zodat omwonenden zo min mogelijk overlast van bezoekers ervaren.

Artikel 8. Weigeringsgronden

Behoudens hetgeen bepaald wordt in artikel 1:8 van de APV, wordt de aanvraag om een vuurwerkverkoopvergunning in ieder geval geweigerd indien één of meerdere weigeringsgronden van toepassing zijn. De weigeringsgronden die een toelichting behoeven worden hieronder beschreven.

De vergunning wordt geweigerd indien de vuurwerkverkoop strijdig is met het geldende bestemmingsplan of de geldende beheersverordening en er geen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan of de beheersverordening is verleend. In de bestemmingsplannen en beheersverordeningen zijn ruimtelijke regels aan het gebruik van gronden en panden gesteld. Zonder deze weigeringsgrond kan de onwenselijke situatie ontstaan dat een vuurwerkverkoopvergunning op basis van de APV is verleend, maar de verkoop alsnog verboden is wegens strijd met het bestemmingsplan of de beheersverordening. Indien het bestemmingsplan of de beheersverordening de verkoop van consumentenvuurwerk niet toestaat dient de exploitant, indien er een vuurwerkverkoop-vergunning is vrijgekomen én de loting is gewonnen, voorafgaand aan de procedure voor de aanvraag van de vuurwerkverkoopvergunning een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan of de beheersverordening aan te vragen. Het college zal dan afwegen of de verkoop van consumentenvuurwerk op de betreffende locatie ruimtelijk wenselijk is, waarna de exploitant een vuurwerkverkoopvergunning op grond van de APV dient aan te vragen.

De vergunning kan worden geweigerd indien er negatief advies door de politie basisteam Zaanstad, de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VRZW) en/of de Omgevingsdienst Noorzeekanaalgebied (OD NZKG) wordt gegeven. De politie wordt verzocht advies te geven ten aanzien van de ligging van het verkooppunt ten opzichte van kwetsbare objecten en ten aanzien van ontvangen klachten met betrekking tot het vuurwerkverkooppunt. De VRZW wordt verzocht advies te geven met betrekking tot onder andere brandpreventieve voorzieningen, vluchtwegen, aanrijroutes en bluswatervoorzieningen conform het Bouwbesluit. De OD NZKG wordt verzocht advies te geven op de onderdelen die betrekking hebben op het Vuurwerkbesluit.

Artikel 9. Intrekkingsgronden

Voor wat betreft de intrekkingsgronden wordt aangesloten bij artikel 1:6 van de APV. Daarnaast kan overtreding van hetgeen is bepaald in dit beleid of in het Bouw- of Vuurwerkbesluit aanleiding zijn om de vergunning in te trekken. Tot slot zijn er een aantal intrekkingsgronden in het beleid opgenomen die vergelijkbaar zijn met de bijzondere intrekkingsgronden die gelden voor horeca-exploitatievergunningen.

Artikel 10. Handhaving

In de APV is opgenomen dat niet nakoming van de voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden grond kunnen zijn voor intrekking, dan wel andere administratieve sancties. Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht en de APV bieden hiervoor het kader.

Artikel 11. Overgangsbepaling

De vuurwerkverkoopvergunning wordt na inwerkingtreding van dit beleid verstrekt voor een periode van tien jaar. De huidige exploitanten van vuurwerkverkooppunten in Zaanstad exploiteren al jaren hun bedrijf.

Voor de exploitanten van de vuurwerkverkooppunten die zijn opgenomen in de bijlage van de Beleidsnota consumentenvuurwerk 2009 geldt daarom de volgende regeling:

  • Voordat wordt overgegaan tot loting, worden zij als eerste in de gelegenheid gesteld om een aanvraag voor een vuurwerkverkoopvergunning op grond van artikel 2:72 van de APV in te dienen. In artikel 6 van de aanvraag- en selectieprocedure vuurwerkverkoopvergunning – 2019 is opgenomen welke bescheiden overlegd moeten worden bij deze vergunningaanvraag.

  • Tevens dienen zij zelf, indien nodig, een aanvraag in voor een omgevingsvergunning voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan of de beheersverordening.

Op beide vergunningen is de legesverordening van toepassing en beide vergunningen vervallen van rechtswege na het verstrijken van de termijn van tien jaar.

Artikel 12. Citeertitel

Geen nadere toelichting vereist.

Artikel 13. Bekendmaking

Geen nadere toelichting vereist.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Geen nadere toelichting vereist.

Ondertekening