Regeling vervallen per 28-02-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zeewolde houdende regels voor de vaste raadscommisies Verordening op de vaste raadscommissies Zeewolde 2016

Geldend van 15-10-2016 t/m 27-02-2019

Intitulé

Verordening op de vaste raadscommissies Zeewolde 2016

De raad van de gemeente Zeewolde,

gelezen het voorstel van het presidium d.d. 21 juni 2016;

gelet op artikel 82 van de Gemeentewet;

gelet op de brainstormbijeenkomst over de evaluatie van het vergadersysteem d.d. 12 april 2016;

gehoord de commissie Bestuur en Middelen d.d. 14 september 2016;

Besluit

vast te stellen de volgende Verordening op de vaste raadscommissies Zeewolde 2016.

Verordening op de vaste raadscommissies Zeewolde 2016

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een raadscommissie ingesteld op grond van artikel 82 Gemeentewet, in Zeewolde de raadscommissie Bestuur en Middelen, de raadscommissie Ruimte en Wonen of de raadscommissie Onderwijs en Welzijn.

  • b.

    lid: lid van de raadscommissie;

  • c.

    voorzitter: voorzitter van de raadscommissie of diens vervanger;

  • d.

    commissiegriffier: secretaris van de raadscommissie of diens vervanger;

  • e.

    vergadering: vergadering van de raadscommissie;

  • f.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Zeewolde;

  • g.

    niet-raadslid: een door de raad benoemd burgerraadslid.

HOOFDSTUK 2. INSTELLING, TAKEN en SAMENSTELLING

Artikel 2. Instelling raadscommissies

  • 1. Er is een:

    • a.

      raadscommissie Bestuur en Middelen;

    • b.

      raadscommissie Ruimte en Wonen;

    • c.

      raadscommissie Onderwijs en Welzijn.

  • 2. De raadscommissie Bestuur en Middelen adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen: openbare orde en veiligheid, politie, brandweer, algemeen bestuurlijke aangelegenheden, beleidscoördinatie, burgerzaken, Interactieve beleidsvorming / burgerparticipatie, algemene voorlichting en communicatie, media, representatie, financiën, grondbedrijf en grondbank, Europese subsidie, personeel en organisatie, informatiebeleid en automatisering.

  • 3. De raadscommissie Ruimte en Wonen adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen: economische zaken, gemeentewerken, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting (inclusief bouw- en woningtoezicht), recreatie, toerisme, natuur, milieu (inclusief riolering), verkeer en vervoer.

  • 4. De raadscommissie Onderwijs en Welzijn adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen: onderwijs, vrijwilligers, minderheden, ontwikkelingssamenwerking, emancipatie, kinderopvang, peuterspeelzalen, jeugd en jongeren, voor- en naschoolse opvang, volksgezondheid, sociaal cultureel werk, sport, cultuur, kunst, ouderen, sociale voorzieningen.

  • 5. Indien een onderwerp meerdere commissies aangaat, wordt op voorstel van het presidium het onderwerp behandeld in de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat.

Artikel 3. Taken

Een commissie:

  • a.

    brengt advies uit aan de raad over die onderwerpen waarop haar werkzaamheden betrekking hebben;

  • b.

    kan advies uitbrengen aan de raad over andere onderwerpen dan bedoeld onder a;

  • c.

    voert overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van onderwerpen genoemd onder a.

Artikel 4. Samenstelling

  • 1. Een commissie bestaat uit een voorzitter en twee of drie commissieleden per fractie.

  • 2. Fracties met 3 of minder raadszetels kunnen in elke commissie 2 commissieleden afvaardigen. Fracties met meer dan 3 raadszetels kunnen drie commissieleden afvaardigen. Per fractie dient minimaal één van de commissieleden in een commissie een raadslid te zijn.

  • 3. De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 4. Een lid kan zowel raadslid als niet-raadslid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op niet-raadsleden. De niet-raadsleden dienen daarnaast tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van de betreffende fractie. In overleg met het presidium kan van dit laatste worden afgeweken.

  • 5. Een commissielid kan zich bij afwezigheid laten vervangen door een ander raadslid of niet-raadslid van zijn fractie met in achtneming van de laatste zin van het tweede lid.

  • 6. Per fractie kunnen er maximaal drie niet-raadsleden tot commissielid worden benoemd.

Artikel 5. Voorzitter

  • 1. De voorzitter van een commissie wordt door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2. De voorzitter is geen lid van de commissie en fungeert als technisch voorzitter.

  • 3. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6. Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een lid en de voorzitter eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Een commissielid houdt op lid te zijn als niet meer voldaan wordt aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen.

  • 3. De raad kan een commissielid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4. De raad kan de voorzitter ontslaan.

  • 5. Een commissielid en de commissievoorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6. Als door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan.

    7.Als een fractie niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van commissieleden die op voordracht van die fractie zijn benoemd van rechtswege.

Artikel 7. Commissiegriffier

  • 1. De griffier van de raad benoemt ter ondersteuning van iedere commissie een op de griffie werkzame ambtenaar als commissiegriffier.

  • 2. Een commissiegriffier is aanwezig in vergaderingen of wordt vervangen door een daartoe door de griffier van de raad aangewezen op de griffie werkzame ambtenaar.

  • 3. Een commissiegriffier kan op uitnodiging van de commissievoorzitter aan beraadslagingen in vergaderingen deelnemen.

Artikel 8. Burgemeester en wethouders

Geschrapt i.v.m. met artikel 21 Gemeentewet.

HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN

Paragraaf 1.

Artikel 9. Vergaderfrequentie

  • 1. De commissies vergaderen volgens een jaarlijks door het presidium vast te stellen rooster. In de regel vinden de vergaderingen van de commissies plaats op dinsdag en/of woensdag in de tweede volledige week van de maand.

  • 2. Indien de agenda dat toelaat kunnen de commissies achter elkaar plaatsvinden op dezelfde avond.

  • 3. De vergaderingen van de commissies vangen aan om 20.00 uur en vinden in de regel plaats in het gemeentehuis. Indien twee of meer commissies op één avond plaatsvinden vinden die aansluitend plaats aan elkaar.

  • 4. De commissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee in de raad vertegenwoordigde fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 5. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangstijdstip bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met het presidium.

Artikel 10. Oproep

  • 1. De voorzitter zorgt dat ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken digitaal ter beschikking krijgen, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken.

  • 2. Als een aanvullende agenda wordt opgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze agenda en de daarbij behorende voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering digitaal ter beschikking gesteld.

Artikel 11. De agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de voorzitter in overleg met de commissiegriffier de agenda van de vergadering op.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep een aanvullende voorlopige agenda opstellen. De daarbij behorende stukken worden openbaar gemaakt.

  • 3. Indien een commissielid wenst te spreken over een stuk dat is geplaatst op de lijst van ter inzage gelegde stukken van de betreffende commissie, meldt hij dit uiterlijk 24 uur voor de vergadering bij de commissiegriffier met daarbij duidelijk omschreven waarom hij bespreking wenst.

  • 4. Bij aanvang van de vergadering stelt de commissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 5. Wanneer de commissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De commissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 6. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12. Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een voorlopige agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het digitaal verzenden van de schriftelijke oproep nieuwe stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk door middel van een openbare kennisgeving.

  • 2. Tegelijkertijd met de ter inzage legging worden de agenda, de voorstellen en achterliggende stukken op de website van de gemeente geplaatst.

  • 3. Als omtrent stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid, onder berusting van de commissiegriffier en verleent deze de leden op verzoek inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1. Commissievergaderingen worden ten openbare kennis gebracht door aankondiging in één of meer dag, nieuws- of huis-aan-huis bladen en door plaatsing op de gemeentelijke website.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering en daarnaast de wijze waarop iedereen de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 14. Presentielijst

  • 1. De commissiegriffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van vergaderingen.

  • 2. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen commissieleden de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de commissievoorzitter door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15. Opening vergadering; quorum

  • 1. Een vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende commissieleden tegenwoordig is.

  • 2. Als ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de commissievoorzitter opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste 24 uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3. Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Een raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, als blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende commissieleden tegenwoordig is.

Artikel 16. Spreekrecht burgers

  • 1. Na opening van de vergadering kan een ieder inspreken over:

    • a.

      geagendeerde onderwerpen;

    • b.

      stukken op de lijst ter inzage gelegde stukken van de betreffende commissie.

  • 2. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken tav geagendeerde onderwerpen, meldt dit tenminste 8 uur voor aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier.

    Degene die van het inspreekrecht gebruik wil maken tav een stuk dat staat op de lijst ter inzage gelegde stukken meldt dit tenminste 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier.

    Hij vermeldt daarbij zijn naam, telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren. De voorzitter kan in bijzondere gevallen de aanmeldtermijn verkorten of verlengen.

  • 3. De commissiegriffier deelt voorafgaand aan de vergadering aan de commissieleden mee welke insprekers zich hebben gemeld.

  • 4. Elke inspreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd, bijvoorbeeld bij een groot aantal insprekers.

  • 5. De spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan commissieleden in de gelegenheid stellen aan het eind van de inspreekbijdrage verduidelijkende vragen te stellen aan de inspreker.

  • 6. Op voorstel van de voorzitter of een lid kan de commissie besluiten van het bepaalde in dit artikel af te wijken.

Artikel 17. Digitaal verslag en besluitenlijst

  • 1. Van een commissievergadering wordt een digitaal verslag gemaakt dat meteen na de vergadering raadpleegbaar is op de website van de gemeente.

  • 2. De commissiegriffier maakt een besluitenlijst van de vergadering waarin in ieder geval is opgenomen:

    • -

      De afdoeningsadviezen t.a.v. de behandelde voorstellen (bespreekstuk of hamerstuk);

    • -

      Gedane toezeggingen.

Artikel 18. Spreekregels

  • 1. Men spreekt vanaf zijn plaats of van de spreekplaats en richt zich tot de voorzitter.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 19. Volgorde sprekers

  • 1. Men voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 20. Aantal spreektermijnen

  • 1. Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Leden mogen in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21. Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 22. Voorstellen van orde

Commissieleden en de voorzitter kunnen tijdens een vergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De commissie beslist hier terstond over.

Artikel 23. Handhaving orde; schorsing

  • 1. De commissievoorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering.

  • 2. Hij kan de commissie voorstellen aan een commissielid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het commissielid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de commissievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het commissielid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

  • 3. Hij kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 4. Hij roept sprekers tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven, kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.

Artikel 24. Beraadslaging

  • 1. De commissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie beslissen de beraadslaging voor een door haar te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Een commissie kan op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 26. Advies

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de commissie anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de commissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3. Indien de commissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4. In het advies kunnen de standpunten van de fracties worden opgenomen.

  • 5. In een vergadering vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van over geheimhouding en met betrekking tot de orde.

HOOFDSTUK 4. BESLOTEN VERGADERING

Artikel 27. Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 28. Verslagen

Digitale verslagen en concept besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid of openbaar gemaakt. De concept besluitenlijst ligt uitsluitend voor de commissieleden ter inzage bij de griffier. Het digitale verslag is uitsluitend via het RIS beschikbaar.

Artikel 29. Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de commissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De commissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 30. Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeente­wet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de commissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de commissie overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 6. TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 31. Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare vergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd toehoorders, die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 32. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 33. Gebruik mobiele communicatiemiddelen

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik van mobiele telefoons, computers en andere communicatiemiddelen toegestaan, zolang geen inbreuk wordt gemaakt op de vergaderorde.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 34. Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 35. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 15 oktober 2016, waarmee de tot dan vigerende verordening op de vaste raadscommissies uit 2006 (V078) vastgesteld in de raadsvergadering op 28 september 2006, vervalt.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de vaste raadscommissies Zeewolde 2016".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Zeewolde in zijn openbare vergadering van 29 september 2016,
de griffier, de voorzitter,
L. van Heezik G.J. Gorter

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Artikel 2

Het vijfde is een coördinatiebepaling. Als een onderwerp meer commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden.

Het presidium zal hierin een rol vervullen.

Overigens kan op grond van artikel 34 van deze verordening ad hoc af­stemming tussen raadscommissies plaatsvinden en praktische werk­afspraken gemaakt worden. In voornoemd artikel is bepaald dat de raadscommissie op voorstel van de voorzitter beslist in de gevallen waarin de verordening niet voorziet.

Artikel 3

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uit­drukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken.

Hierover kan uiteraard ook overleg plaatsvinden in het presidium. Veelal zal het echter wel zo blijven dat een onderwerp eerst in een raadscommissie wordt besproken.

Artikel 4

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen.

Fracties met 1 tot 3 zetels mogen twee vertegenwoordigers afvaardigen. Fracties met 4 en meer zetels 3 vertegenwoordigers. Een van de leden dient altijd een raadslid te zijn en het andere lid kan een burgerraadslid zijn (lid 2). Voor kleine fracties kan hierop een uitzondering worden gemaakt, bijvoorbeeld als een kleine fractie ook de commissievoorzitter levert. Leden kunnen raadsleden of burgerraadsleden zijn.

Begin 2016 hebben de fracties voorgesteld het aantal burgerraadsleden per fractie te verhogen naar 3 (lid 6). Dat is meegenomen in deze verordening. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens juris­prudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Zoals ook uit het vierde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze bepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voor­dragen. Voor de burgerraadsleden gelden de zelfde benoemingsvereisten als voor de raadsleden. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15 van de gemeentewet.

Daarnaast moet het burgerraadslid ook op de kandidatenlijst van de fractie hebben gestaan.

Er wordt niet meer gewerkt met plaatsvervangende leden. In het vijfde lid is bepaald dat ieder commissielid, in overleg met zijn fractie, bij afwezigheid zelf een ander lid van zijn fractie kan afvaardigen in zijn plaats. Dit meldt het commissielid voorafgaand aan de vergadering bij de commissiegriffier

.

Artikel 5

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters "uit zijn midden" benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen.

Op basis van het tweede lid, is de voorzitter geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie.

Is een voorzitter verhindert dan zal hij zelf een van de andere voorzitters moeten benaderen om hem te vervangen.

Artikel 6

De zittingsperiode van de leden en de voorzitters is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een raadslid of burgerraadslid ontslag heeft genomen als raadslid of burgerraadslid.

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid.

De raad kan een voorzitter van een raadscommissie ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit.

Artikel 7

Iedere raadscommissie wordt onder verantwoordelijkheid van de raadsgriffier ondersteund door een commissiegriffier.

De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen.

Artikel 8

Geschrapt

Artikel 9

Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee in de raad vertegenwoordigde fracties hierom vragen. Ook kan het presidium hierin een rol vervullen.

Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangs­tijdstip of plaats bepalen.

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden.

Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk digitaal verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.

Artikel 10

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste een week voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering.

De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de commissiegriffier worden ingezien (artikel 12, derde lid).

Artikel 11

Voor het verzenden van de oproep, stelt de voorzitter van een raads­commissie de agenda op. Wel zal de voorzitter hierover overleg voeren met de commissiegriffier. Tevens zal er middels het presidium afstemming plaatsvinden tussen de agenda van de raad en die van de raadscommissies (zie ook de toelichting op artikel 3). Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie echter zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde t/m zesde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college.

Artikel 12

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op de website van de gemeente gepubliceerd, maar ook kan worden verzocht aan de griffie om inzage in een document..

In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken in te zien zijn. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissies bij de commissiegriffier inzien.

Artikel 13

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor.

Artikel 14

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.

Artikel 15

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 15 voorziet hierin. Indien een meerderheid van de leden aanwezig is en de presentielijst hebben getekend, kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 16

Deze bepaling is geheel herzien en gelijk getrokken met het inspreekrecht in de raad. Een ieder kan komen inspreken. Aanmelden hoeft niet ver van te voren, 8 uur voor de vergadering volstaat. Dit is anders als het gaat om een stuk dat op de lijst van ter inzage gelegde stukken staat. Om een iedereen voldoende tijd te geven om zich hierop voor te bereiden is de aanmeldtijd hiervoor 24 uur van te voren. Sprekers krijgen maximaal 5 minuten inspreektijd. In de vorige verordeningen was opgenomen dat er totaal 30 minuten beschikbaar was voor de insprekers, dit is komen te vervallen. Om de voorzitter wel enige armslag te geven bij veel insprekers of bij ingewikkelde onderwerpen, is de bepaling dat inspreektijd kan worden aangepast opgenomen. In 2012 is de mogelijkheid voor het indienen van een burgerinitiatief ingevoerd. Hiermee kunnen burgers de raad verzoeken een onderwerp op de raadsagenda te zetten en te bespreken (als aan bepaalde voorwaarden is voldaan). Om die reden zijn de bepalingen in deze verordening over het inspreken tav niet op de agenda staande onderwerpen geschrapt.

Artikel 17

Na de zomer van 2016 wordt gestopt met de papieren verslaglegging van vergaderingen van de raad en de raadscommissies. In plaats daarvan worden vergaderingen live-uitgezonden met geluid en later ook met beeld. Via internet kunnen de vergaderingen live worden gevolgd en na een vergadering kan het bestand op onderwerp of spreker worden teruggeluisterd en gekeken. Dit wordt het digitale verslag van een vergadering.

Deze hoeft niet te worden vastgesteld.

Wel wordt er een besluitenlijst gemaakt van de vergaderingen, zodat de gemaakt afspraken wel op papier vastliggen. De commissiegriffier is hiervoor verantwoordelijk.

Artikel 18

Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf welke plaats zij spreken. In het presidium is afgesproken dat bij ‘grote’ onderwerpen kan worden afgesproken dat gesproken wordt van achter het spreekgestoelte.

Artikel 19

Geen toelichting nodig.

Artikel 20

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de commissieleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een commissielid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raadscommissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraad­slaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

In het presidium is afgesproken dat de afspraak om niet te interrumperen in eerste termijn wordt los gelaten. Dit om meer discussie en debat in eerste termijn te krijgen. Van belang zal zijn dat er prudent met de interrupties wordt omgegaan en niet gebruikt wordt om een commissielid het spreken onmogelijk te maken. Hier ligt een taak voor de voorzitter.

Artikel 21

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.

Artikel 22

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie.

Artikel 23

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toe­passing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 31 van deze verordening.

Artikel 24

Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraad­slaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uit­drukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel commissielid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoor­digende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele commissieleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 20).

Artikel 25

Indien de commissie dat wenst kunnen niet-leden van de commissie uitgenodigd worden om deel te nemen aan de beraadslaging, bijvoorbeeld insprekers of een briefschrijver.

Artikel 26

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onder­werp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstand­punten, kunnen de standpunten van alle fracties worden opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

Artikel 27

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden.

Ten aanzien van de stukken die betrek­king hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raads­commissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 28

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeente­wet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk digitaal verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist.

Artikel 29

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechts­wege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

Artikel 30

In dit artikel wordt verwezen naar artikel 25 derde en vierde lid van de Gemeentewet. De raadscommissie kan op grond van een belang genoemd in artikel 10 WOB geheimhouding opleggen tav een stuk dat aan de raad of aan raadsleden wordt opgelegd. De commissie houdt het stuk dus niet bij zich, maar legt het stuk geheim voor aan de raad. Dit is een voorlopige geheimhouding, net als in het geval dat het college een geheim stuk voorlegt aan de raad. De raad zal dus de geheimhouding moeten bekrachtigen in de eerste raadsvergadering na oplegging van geheimhouding door de commissie (artikel 25 lid 3 Gemeentewet). Op grond van artikel 25 lid 4 Gemeentewet kan alleen de raad de geheimhouding op het stuk opheffen.

In dit artikel van de verordening is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Artikel 31

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voor­zitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raads­commissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Het derde lid voorziet hierin.

Artikel 32

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 33

Artikel 33 heeft betrekking op het telefoons en computers. Digitale en mobiele communicatiemiddelen zijn toegestaan. De stukken van de commissieleden staan immers op een i-pad. Dit laat onverlet dat een mobiele telefoon ‘op stil’ gezet moet worden om de vergadering niet te verstoren.

Artikel 34 en 35

Deze artikelen behoeven geen toelichting.