Regeling vervallen per 01-01-2016

Uitvoeringsregeling Dienstkleding

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2015

Intitulé

Uitvoeringsregeling Dienstkleding

Uitvoeringsregeling Dienstkleding

Artikel 1 Begripsbepalingen

Uitvoeringsregeling ter uitvoering van de artikelen 15:1:16 en 19:1:24 CAR/UWO

  • a

    Medewerker:de ambtenaar ingevolge artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR/UWO.

  • b

    Werkgever:het college van burgemeester en wethouders.

  • c

    Bevoegd gezag:de gemeentesecretaris / algemeen directeur, het hoofd van de concernstaf, alle directeuren van de hoofdafdelingen en de griffier; indien de bevoegdheid is doorgemandateerd, de in het mandaatbesluit genoemde functionaris of het organisatieonderdeel waar de medewerker werkzaam is.

  • d

    Dienstkleding:kleding, schoeisel en overige beschermingsmiddelen die, in verband met de eisen van de dienst, door en voor rekening van de werkgever aan de medewerker in bruikleen wordt verstrekt.

Artikel 2 Vaststelling, verstrekking, administreren

Het bevoegd gezag stelt, indien van toepassing, jaarlijks vast welke functies in aanmerking komen voor verstrekking van dienstkleding.

Het bevoegd gezag bepaalt op welke wijze de dienstkleding aan de medewerker wordt verstrekt.

Het bevoegd gezag bepaalt bij welke werkzaamheden de dienstkleding dient te worden gedragen.

Het bevoegd gezag bepaalt op welke plek binnen een gebouw, gebouwencomplex of bij welk terrein, de medewerker kleding dient achter te laten, wanneer het kleding betreft die:

  • a

    niet uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de uitoefening van de werkzaamheden te dragen of,

  • b

    geen of geen duidelijk zichtbaar beeldmerk van de dienst ter grootte van ten minste 70 cm² bevat.

Het bevoegd gezag bepaalt door wie, op welke wijze en wanneer de dienstkleding gereinigd, onderhouden c.q. vervangen wordt.

Het bevoegd gezag draagt zorg voor het administreren van de verstrekte en geretourneerde dienstkleding.

Artikel 3 Gebruik

De medewerker, aan wie dienstkleding is verstrekt, is verplicht deze tijdens de uitoefening van zijn functie te dragen.

Het is de medewerker niet toegestaan de dienstkleding buiten de dienst, anders dan op weg naar en van het werk, te gebruiken dan wel door anderen te laten gebruiken, te vervreemden of daarin aangebrachte beeldmerken en merktekens te verwijderen.

Wanneer schade aan dienstkleding of het zoekraken van dienstkleding te wijten is aan schuld of nalatigheid van de medewerker, kan deze verplicht worden gesteld de aanschafprijs van de kleding dan wel de schade te vergoeden.

Artikel 4 Veiligheid

De werkgever draagt er zorg voor dat de verstrekte dienstkleding voldoet aan de veiligheidsnormen die vanuit arbeidsomstandighedenwetgeving of Europese wetgeving worden voorgeschreven.

Artikel 5 Beëindiging functie

Bij beëindiging van de functie waarvoor de dienstkleding in bruikleen is verstrekt, wordt deze in goede staat en op dezelfde wijze als de verstrekking heeft plaatsgevonden geretourneerd.

Artikel 6 Uitsluitingclausule

De werkgever is niet aansprakelijk voor schade in diensttijd geleden als gevolg van het opzettelijk niet dragen van de door het bevoegd gezag voorgeschreven dienstkleding.

Artikel 7 Slotbepaling

Deze regeling kan worden aangehaald als de ‘Uitvoeringsregeling Dienstkleding’ en treedt in werking op 1 januari 2010.

Met de invoering van deze regeling vervalt de ‘Uitvoeringsregeling Dienstkleding’ van 1 augustus 2004.