Regeling vervallen per 28-03-2019

Regeling ICT-voorzieningen Statenleden als bedoeld in artikel 8, lid 3 van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden van de Provincie Zuid-Holland (Regeling ICT-voorzieningen Statenleden als bedoeld in artikel 8, lid 3 van de Verordening rechtspostitie gedeputeerden, staten- en commissieleden van de Provincie Zuid-Holland )

Geldend van 27-10-2012 t/m 27-03-2019

Intitulé

Regeling ICT-voorzieningen Statenleden als bedoeld in artikel 8, lid 3 van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden van de Provincie Zuid-Holland (Regeling ICT-voorzieningen Statenleden als bedoeld in artikel 8, lid 3 van de Verordening rechtspostitie gedeputeerden, staten- en commissieleden van de Provincie Zuid-Holland )

Besluit van Provinciale Staten van 23 februari 2011 tot vaststelling van de regeling ICT-voorzieningen Statenleden als bedoeld in artikel 8, lid 3 van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden van de Provincie Zuid-Holland (Prov. Blad 2012, nr. 93) en gewijzigd bij besluit van 10 oktober 2012 (Prov. Blad 2012, nr. 142).

Artikel 1 Hoogte tegemoetkoming ICT-apparatuur e.a.

De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden bedraagt € 1.950,00 per Statenlid per zittingsperiode van vier jaar.  

Artikel 2 Hoogte tegemoetkoming internet e.a.

De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden bedraagt € 40,00 per Statenlid, per maand.

Artikel 3 Aanvraagformulier

De aanvragen als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden dienen te worden gedaan door middel van een aanvraagformulier, dat als zodanig door het Seniorenconvent van Provinciale Staten is vastgesteld.

Artikel 4 Herrekening en terugbetaling bij onvolledige zittingsperiode

1. Wanneer een Statenlid een kortere periode dan de volledige zittingsperiode van Provinciale Staten zitting heeft gehad in Provinciale Staten, wordt de vergoeding als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden naar evenredigheid van de duur van het Statenlidmaatschap herrekend. In deze gevallen wordt de tegemoetkoming waarop het Statenlid over de periode van diens Statenlidmaatschap aanspraak kan maken vastgesteld op het aantal kalendermaanden dat het Statenlid zitting heeft gehad in Provinciale Staten, vermenigvuldigd met een bedrag van  € 40,62.

2. Na herrekening als bedoeld in het eerste lid, is het Statenlid een terugbetaling verschuldigd ter grootte van het bedrag van de tegemoetkoming dat het Statenlid bij aanvang van diens Statenlidmaatschap heeft ontvangen, verminderd met het bedrag waarop de tegemoetkoming na herrekening als bedoeld in het eerste lid is vastgesteld.

3. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt de kalendermaand waarin het Statenlidmaatschap is aangevangen, alsmede de kalendermaand waarin het Staten-lidmaatschap door toelating en beëdiging van de opvolger feitelijk eindigt, dan wel de kalendermaand waarin het Statenlidmaatschap van rechtswege is vervallen, volledig meegerekend.

Artikel 5 Berekening bij tussentijds aantreden als Statenlid

1. Bij aantreden als Statenlid, anders dan tengevolge van aantreden bij aanvang van een zittingsperiode van Provinciale Staten, wordt de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden in afwijking van het bepaalde in artikel 1 van deze regeling bepaald op het bedrag dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het aantal maanden dat na beëdiging en toelating van het betreffende Statenlid tot het einde van de betreffende zittingsperiode resteert met een bedrag van € 40,62.  

2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt de kalendermaand waarin het Statenlidmaatschap door beëdiging en toelating is aangevangen volledig meegerekend en wordt de kalendermaand waarin het Statenlidmaatschap tengevolge van het periodiek aftreden aan het einde van de zittingsperiode niet meegerekend.

Artikel 6 Herrekening bij tussentijdse beëindiging van het Statenlidmaatschap na tussentijds aantreden als Statenlid.

Wanneer een Statenlid na aanvang van een zittingsperiode van Provinciale Staten is aangetreden en diens lidmaatschap voor het einde van diezelfde zittingsperiode van Provinciale Staten eindigt, is artikel 3 van deze regeling van overeenkomstige toepassing.”

 

Ondertekening

Den Haag, 23 februari 2011
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
H. ENGELS-VAN NIJEN, griffier