Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland

Geldend van 19-12-2013 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland

Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 11 december 2013 tot vaststelling van de Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland (Prov. Blad 2013, nr. 227)

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • wet: Flora- en faunawet;

  • Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

Artikel 2

In afwijking van artikel 10 van de wet is het de grondgebruiker toegestaan om de in de bij dit artikel behorende bijlage aangewezen beschermde inheemse diersoorten opzettelijk te verontrusten op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen ter voorkoming van in het huidige of komende jaar dreigende belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of schade aan fauna, binnen de grenzen van het werkgebied van de wildbeheereenheid waarin die gronden of opstallen zijn gelegen.

Artikel 3

1. Artikel 2 van deze verordening is niet van toepassing voor de volgende gebieden:

  • a. gebieden die op grond van het Natuurbeheer-plan Provincie Zuid-Holland zijn vastgelegd als ganzenfoerageergebieden voor overwinteren-de grauwe ganzen, kolganzen en smienten voor de periode van 1 oktober tot en met 1 april;

  • b. gebieden die zijn beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor de periode van 1 november tot 1 maart vanwege over-winterende ganzen: Biesbosch, Boezems Kinderdijk, Broekvelden, Vettenbroek en polder Stein, Donkse Laagten, Grevelingen, Haringvliet, Hollands Diep, Kwade Hoek, Nieuwkoopse Plassen, Oudeland van Strijen, Krammer-Volkerak, De Wilck en Zouweboezem.

2. Opzettelijk verontrusten in ganzenfoerageer-gebieden als genoemd in het eerste lid is toegestaan met dien verstande dat tot 12.00 uur opzettelijk verontrusten niet is toegestaan en na 12.00 uur opzettelijk verontrusten is toegestaan zolang een afstand van tenminste 500 meter tot de foeragerende ganzen in acht wordt genomen.

Artikel 4

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd, gehoord het Faunafonds, de bij de verordening behorende bijlage te wijzigen.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin deze verordening wordt geplaatst.

Artikel 6

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland.

Ondertekening

Den Haag, 11 december 2013.
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter.
R.H. VAN LUIJK, griffier.

Bijlage behorende bij artikel 2 van de Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland

Toelichting op de Verordening Flora en faunawet Zuid-Holland

1. Wat is de Verordening precies

Provinciale Staten stellen de Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland op voor het opzettelijk verontrusten van diersoorten in heel Zuid-Holland, met uitzondering van enkele gebieden. De verordening regelt dat grondgebruikers (bijvoorbeeld agrariërs) onder bepaalde voorwaarden de zestien diersoorten zoals opgenomen in de bijlage opzettelijk mogen verontrusten. Het plaatsen van bijvoorbeeld linten om vogels te verjagen heeft niet in alle gevallen een bevredigende oplossing. Verontrusten is dan de eerstvolgende stap om diersoorten te verjagen. De diersoorten worden niet gedood. Hierdoor wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Door het verontrusten kan belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren worden voorkomen. Het ligt in de lijn dat benodigde schade-uitkeringen door de provincie lager zijn als schade voorkomen wordt. De bevoegdheid van Provinciale Staten voor het opstellen van een verordening vloeit voort uit de bepalingen in artikel 65 eerste en vierde lid van de Flora- en faunawet. Bij verontrusten gaat het enkel om levende dieren. Het doden van levende dieren valt hier niet onder en is dan ook niet toegestaan met de Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland. Ook het vernielen van nesten en dergelijke valt niet onder de term verontrusten.

2. Waarom is de verordening nodig?

De vorige verordening (Verordening vrijstellingen Flora- en faunawet Zuid-Holland 2006) is medio 2010 verlopen. In de periode tussen 2010 en nu is de mogelijkheid tot verjaging van diersoorten in diverse ontheffingen opgenomen. Echter schade aan gewassen door de betreffende diersoorten treedt nog steeds op waardoor een (nieuwe) verordening nog steeds gewenst en nodig is. Een verordening heeft een ruimere werking dan ontheffingen omdat (juist) grondgebruikers (bijvoorbeeld agrariërs) hiervan gebruik kunnen maken. Alleen jachtaktehouders (jagers) kunnen gebruikt maken van een ontheffing. Uitvoering van deze verordening doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende diersoorten zoals genoemd in de bijlage. Dit omdat de dieren slechts, op een diervriendelijke wijze, worden verontrust en niet gedood.

3. Uitvoering verordening

  • a. Schadesoorten

  • Op de landelijke lijst van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren staan negentien soorten. Er zijn in deze verordening zestien soorten aangewezen die in de provincie Zuid-Holland vaak belangrijke schade aanrichten aan gewassen. De kleine rietgans, huismus en ringmus zijn niet aangewezen omdat deze soorten in beperkte mate in Zuid-Holland schade aanrichten.

  • b. Handelingen

  • Bij de keuze voor deze verordening is het leidend beginsel toegepast, “dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat” en dat “geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort”. Dit conform de opdracht van de wetgever in artikel 65, lid 5 van de Flora- en faunawet. In deze verordening is alleen gekozen voor de maatregel verontrusten. Voor alle andere verboden (bijvoorbeeld doden of verwonden) zoals opgenomen in de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet wordt de voorkeur gegeven aan ontheffingverlening omdat:

    - ontheffingverlening geschiedt op basis van een goedgekeurd faunabeheerplan;

    - per situatie de afweging gemaakt kan worden of het doden van dieren onvermijdelijk is;

    - de afweging toetsbaar en inzichtelijk is;

    - er specifieke voorwaarden gesteld kunnen worden;

    - ontheffingsbesluiten worden gepubliceerd en open staat voor bezwaar en beroep. Alleen voor verontrusten is gekozen in deze verordening. Verontrusten is minder ingrijpend dan de andere dan in de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet genoemde handelingen. Daarnaast, omdat uit het oogpunt van dierenwelzijn verontrusten de voorkeur verdient boven afschot.

  • c. Specifieke voorwaarden voor bepaalde gebieden

  • Voor een aantal gebieden is geen vrijstelling verleend voor het opzettelijk verontrusten van diersoorten, dit door bescherming op grond van andere wet- of regelgeving of anderszins. De gebieden betreffen ganzenfoerageergebieden en Natuurbeschermings-wet-gebieden en zijn opgenomen in artikel 3. Ter voorkoming van eventuele belangrijke schade in deze gebieden staat de mogelijkheid van ontheffingverlening ex artikel 68 van de Flora- en faunawet open. - Gebruik verordening in ganzen foerageer-gebieden Verstoring van diersoorten in ganzenfoerageer-gebieden is mogelijk, mits de verstoring de functie van het ganzenfoerageergebied niet belemmert. Om ganzen de gelegenheid te geven om vanuit hun slaapplaatsen, zonder verstoring te laten zoeken naar plaatsen om te foerageren is artikel 3, lid 2 opgenomen. Hierin is opgenomen dat het opzettelijk verontrusten van diersoorten zoals opgenomen in de bijlage, in ganzenfoerageer-gebieden niet is toegestaan voor 12.00 uur. Verstoring van foeragerende ganzen in ganzen-foerageergebieden wordt voorkomen, indien een afstand in acht wordt genomen van tenminste 500 meter tot de foeragerende ganzen. - Gebruik verordening in Natuurbeschermingswet-gebieden In het algemeen geldt dat handelingen/activiteiten met significant verstorend effect niet zijn toe-gestaan in gebieden waar de Natuurbescher-mingswet 1998 geldt. Handelingen/activiteiten die (potentieel) strijdig zijn met de instandhoudings-doelen zijn wel toegestaan met een geldige ontheffing die is afgegeven in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Hierbij dient de initiatiefnemer de handelingen/ activiteiten te toetsen (natuurtoets) en het bevoegd gezag dient deze toets te beoordelen.

4. Aanpassing verordening

De aanwijzing van de soorten door (thans) het ministerie van Economische Zaken in het Besluit beheer schadebestrijding dieren geldt voor een periode van twee jaar. Daarom is gekozen om de diersoorten waarvoor de Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland geldt op te nemen in een bijlage. Hierdoor kunnen Gedeputeerde Staten de diersoorten snel aanpassen.

5. Procedure

Het Faunafonds is in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het ontwerp van deze verordening te geven. Dit is overeenkomstig de bepalingen in artikel 65 lid 9 van de Flora- en faunawet. Daarnaast zijn Vogelbescherming Nederland, Stichting de Fauna-bescherming en de Faunabeheereenheid in de gelegenheid gesteld een reactie te geven.