Regeling vervallen per 01-11-2016

Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014 (URG)

Geldend van 12-03-2015 t/m 18-11-2015

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 20 mei 2014 tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014 (Prov. Blad 2014, nr. 1161) en gewijzigd bij besluit van 3 maart 2015 (Prov. Blad 2015, 1288)

 

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Gelet op:

- artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

 

Overwegende dat :

- het wenselijk is dat de ambities en de doelstellingen zoals opgenomen in de Beleidsvisie Groen Zuid-Holland en het Uitvoeringsprogramma Groen Zuid-Holland worden gerealiseerd;

- de ambities gericht zijn op het scheppen van ruimte voor groenbeleving, biodiversiteit en agrarischondernemerschap;

- de te realiseren doelstellingen zijn: toename van recreatie in het groen; behoud van biodiversiteit;ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen;

 

Besluiten:

Vast te stellen de "Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland"

 

 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • b. cofinanciering: het aandeel in de totale kosten dat wordt gefinancierd met eigen middelen van de aanvrager of middelen van derden;

  • c. Beleidsvisie Groen: Groenbeleid, vastgesteld door provinciale staten van Zuid-Holland op 10 oktober2012 en 30 januari 2013 en te vinden op http://www.zuid-holland.nl/overzicht_alle_themas/c_landschap/thema_groen.htm

  • d. Index Natuur en Landschap: gestandaardiseerde beheertypen voor onderhoud als opgenomen in Bijlage 9 van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013, onderdeel landschap en te vinden op:

    http://www.zuid-holland.nl/loket/provincialeregelgeving

  • e. Uitvoeringsprogramma Groen: de actuele versie van het jaarlijks door Gedeputeerde Staten vast te stellen uitvoeringsprogramma ter uitwerking van de Beleidsvisie Groen en te vinden op:

http://www.zuid-holland.nl/overzicht_alle_themas/c_landschap/thema_groen.htm.

Artikel 2 Weigeringsgronden

1. In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv kan subsidie geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien:

  • a. er strijd is met bestaand of reeds bekend toekomstig relevant overheidsbeleid;

  • b. het project niet binnen drie maanden na de subsidieverlening in uitvoering kan gaan;

  • c. voor de activiteiten reeds eerder subsidie is verstrekt;

  • d. voor de activiteiten, op grond van een andere regeling of door andere overheden eveneens subsidie is of wordt verstrekt waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan de werkelijke kosten of de maximale vergoeding die is toegestaan op grond van Europese voorschriften. 

2. In afwijking van artikel 11, eerste lid, onder a van de Asv, kan subsidie worden geweigerd indien de te subsidieren activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend.

Artikel 3 Subsidievereisten

Om voor subsidie onder deze regeling in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de activiteit past in ten minste één van de drie hierna genoemde ambities van de Beleidsvisie Groen: het scheppen van ruimte voor groenbeleving, biodiversiteit en agrarisch ondernemerschap;

  • b. de activiteit past in ten minste één van de hierna volgende doelstellingen van de Beleidsvisie Groen: toename van recreatie in het groen; behoud van biodiversiteit; ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen;

  • c. de aanvraag heeft betrekking op een activiteit met een bovenlokaal belang.

Artikel 3a

1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komt de inzet van vrijwilligers voor subsidie in aanmerking.

2. De inzet van vrijwilligers komt voor € 35,00 per uur voor subsidie in aanmerking.

3. De inzet van vrijwilligers is subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd gecontroleerd kan worden.

4. De totale subsidie inclusief de subsidie voor de inzet van vrijwilligers is niet hoger dan de totale subsidiabele kosten exclusief de subsidie voor de inzet van vrijwilligers.  

Artikel 4 Rangschikking

1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 5 Subsidieverplichtingen

1. In aanvulling op de artikelen 18 tot en met 21 van de Asv wordt aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. het project gaat uiterlijk binnen drie maanden na de subsidieverlening in uitvoering, tenzij in de beschikking een andere termijn wordt bepaald;

  • b. de activiteiten of de resultaten van de activiteiten, worden gedurende ten minste vijf jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking vermeld, in stand gehouden;

  • c. voor zover een subsidiabele activiteit bestaat uit fysieke inrichting of oprichting, is het onderhoud en beheer daarvan geregeld voor een periode van ten minste 7 jaar na realisatie van het betreffende projectonderdeel;

  • d. voor zover een subsidiabele activiteit bestaat uit het opdoen van kennis en ervaring in een pilotof innovatieproject wordt de opgedane kennis en ervaring openbaar gemaakt en gedeeld;

  • e. om Gedeputeerde Staten onverwijld in kennis te stellen van een statutenwijziging. 

2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger deze verplichtingen wijzigen bij beschikking.  

Artikel 6 Bevoorschotting en betaling

1. Het voorschot voor subsidies van € 25.000,- en hoger bedraagt maximaal 80% van de maximale subsidie.

2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald. 

Artikel 7 Prestatieverantwoording

1. Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.

2. Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.

3. Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling in de vorm van een activiteitenverslag vergezeld van een financieel verslag met controleverklaring van een accountant.

Hoofdstuk 2 Integrale gebiedsgerichte subsidies

§ 2.1 Integrale groenprojecten

Artikel 8 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een integrale gebiedsafspraak als opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen.

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De integrale gebiedsafspraak, bedoeld in het eerste lid, leidt tot een aantoonbare bijdrage aan een of meer van de ambities en ten minste één van de doelstellingen zoals opgenomen in de Beleidsvisie Groen.

Artikel 9 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 8 wordt uitsluitend verstrekt aan de rechtspersonen die voor de betreffende integrale gebiedsafspraak zijn opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen.

Artikel 10 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. er is sprake van samenwerking tussen tenminste twee partijen;

  • b. er is sprake van een programma van activiteiten die een onderlinge samenhang hebben en bijdragen aan een of meer van de ambities, en aan een of meer van de doelstellingen van de Beleidsvisie Groen en het Uitvoeringsprogramma Groen.

Artikel 11 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen die kosten in de integrale gebiedsafspraak voor subsidie in aanmerking die rechtstreeks betrekking hebben op ambities en doelstellingen van de Beleidsvisie Groen. 

Artikel 12 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met als maximum het bedrag dat is opgenomen voor de betreffende activiteit in het Uitvoeringsprogramma Groen.

2. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat de hoogte van de subsidie maximaal 100% van de subsidiabele kosten bedraagt met een maximum van 50% van de kosten in het project indien en voor zover die projectkosten bijdragen aan in beleid vastgelegde doelen van de provincie, buiten de Beleidsvisie Groen. 

§ 2.2 Projectverkenningen

Artikel 13 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een projectverkenning voorafgaand aan een voorgenomen integrale gebiedsafspraak als bedoeld in artikel 8 eerste lid.

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, geeft uitsluitsel over de haalbaarheid van een integrale gebiedsafspraak. 

Artikel 14 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 13 wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen. 

Artikel 15 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 13 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de projectverkenning bestaat uit een onderzoek naar de scope, de haalbaarheid en het maatschappelijk draagvlak voor een integrale gebiedsafspraak;

  • b. bij de uitvoering van de projectverkenning zijn ten minste twee partijen betrokken wier medewerking van belang is voor het creëren van draagvlak voor de integrale gebiedsafspraak.

Artikel 16 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten van een uitvoerder van de projectverkenning;

  • b. de kosten van verslaglegging van de resultaten van de projectverkenning;

  • c. de kosten van het organiseren van bijeenkomsten ter uitvoering van de projectverkenning;

  • d. de kosten van inhuur van deskundig advies of begeleiding op specifieke terreinen. 

Artikel 17 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met als maximum € 150.000,00.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.  

§ 2.3 Pilots

Artikel 18 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • netwerksturing: niet hiërarchische vorm van sturing door deelnemende partijen gezamenlijk, ieder vanuit de eigen taak en verantwoordelijkheid;

  • pilot: onderzoeksproject bestaande uit vier deelfasen, te weten: initiatieffase, planningfase, ontwikkelingfase, realisatiefase en verspreidingfase; 

  • initatieffase: de fase in een pilot wanneer een of meerdere personen een idee voor een pilot ontwikkelen en daarvoor een netwerk interesseren; 

  • planningfase: de fase in een pilot waarin het idee wordt uitgewerkt in een planning, taakverdeling en een plan van aanpak voor de uitvoering; 

  • ontwikkelingfase: de fase in een pilot waarin het plan experimenteel wordt uitgevoerd op beperkte schaal; realisatie- en verspreidingfase: de fase in een pilot waar de uitkomsten van de ontwikkelingfase wordt omgezet naar een voor de praktijk geschikt instrument en voor een ieder bekend en toegankelijk wordt gemaakt. 

Artikel 19 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor een pilot, of een deelfase daarvan, gericht op innovatieve realisatiemodellen en beheermodellen voor natuur- recreatie- of landschapsinrichting of het beheer ervan.

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verwerving van kennis over efficiënter en goedkoper inrichten of beheer van natuur- recreatie- of landschapsgebieden.

Artikel 20. Doelgroep

1. Subsidie als bedoeld in artikel 19 wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a. rechtspersonen;

  • b. natuurlijke personen die deelnemen in een maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap.

2. In afwijking van het eerste lid kan subsidie als bedoeld in artikel 19 worden verstrekt tot een bedrag van maximaal € 15.000,00 aan een natuurlijke persoon voor de initiatieffase en de planningfase.

Artikel 21 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 19 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. er is sprake van samenwerking tussen tenminste twee partijen;

  • b. in de pilot is netwerksturing verankerd;

  • c. de verdienmogelijkheden of het beheerarrangement dat wordt uitgevoerd in de pilot is nog niet eerder toegepast in Zuid-Holland

Artikel 22 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten van een haalbaarheidsstudie;

  • b. de kosten van het testen in de praktijk van het realisatie of beheermodel;

  • c. de kosten van een procesbegeleider;

  • d. de kosten van organisatie van het netwerk voor zaalhuur, vergaderfaciliteiten en bureaukosten;

  • e. de kosten van verslaglegging van de resultaten van het project en de verspreiding daarvan;

  • f. de kosten van inhuur van deskundig advies of begeleiding op specifieke terreinen;

  • g. de kosten van inrichtingsmaatregelen.

Artikel 23 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt:

  • a. ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 22, onderdelen a tot en met f, en;

  • b. ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 22 onder g.

2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 750.000,00 per pilot.

3. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.  

Hoofdstuk 3 Sectorale subsidies

§ 3.1 Boekjaarsubsidies voet- en fietsveren met een regionale functie 

Artikel 24 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor exploitatiekosten van een voet- of fietsveer.

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot behoud van routeverbindingen ten behoeve van voetgangers en fietsers.  

Artikel 25 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 24 wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten en stichtingen die als statutaire doelstelling hebben het behoud van het veer. 

Artikel 26 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 24 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de exploitatie van het veer heeft gedurende minimaal drie achtereenvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft een tekort vertoond;

  • b. er zijn geen acceptabele alternatieven voor de veerverbinding;

  • c. het veer vervult een recreatieve functie voor de regio en voldoet aan ten minste één van de volgende criteria:

    • - heeft een functie ten behoeve van het woon-, werk- of schoolverkeer of;

    • - heeft een cultuurhistorische waarde.

  • d. de gemeenten aan beide oevers van de routeverbinding leveren een financiële bijdrage aan de exploitatie van de veerdienst.

Artikel 27 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. personeelslasten;

  • b. kosten van onderhoud van het veer;

  • c. kosten van brandstof en water;

  • d. kosten van belastingheffingen en verzekeringspremies.

Artikel 28 Aanvraagvereisten

In aanvulling op artikel 34, tweede lid van de Asv bevat het activiteitenplan in ieder geval een overzicht van gegevens met betrekking tot het aantal personen dat gebruikmaakt van het veer en de gebruikers-groepen dat loopt van 1 september tot 1 september van het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag. 

Artikel 29 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van het nadelige exploitatieresultaat, tot eenmaximum van € 20.000,00.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.  

§ 3.2 Projectsubsidie agrarische structuurversterking voor de grondgebonden landbouw 

Artikel 30 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten ten behoeve van de grondgebonden landbouw voorzover deze betrekking hebben op verbetering van de verkaveling en van de ligging van landbouw-kavels ten opzichte van elkaar.

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verbetering van de verkaveling en van de ligging van kavels ten opzichte van elkaar en de verbetering van de toegankelijkheid van kavels en percelen in de grondgebonden landbouw. 

Artikel 31 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 30, wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische ondernemingen en samenwerkings-verbanden daarvan, stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties, natuur- en landschapsorganisaties, waterschappen, gemeenten, en de Dienst Landelijk Gebied.

Artikel 32 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 30 in aanmerking te komen staat, naast aan de vereisten in artikel 3, de kavel op de in bijlage 1 opgenomen kaart ‘Agrarische structuurversterking' aangeduid alsagrarisch gebied waar agrarische structuurversterking gewenst is.

Artikel 33 Subsidiabele kosten planvorming verkaveling

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilplan;

  • b. de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilovereenkomst;

  • c. de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • d. kosten voor inzet van onderzoeksinstellingen en experts;

  • e. de kosten van de te houden voorlichtingsbijeenkomsten. 

Artikel 34 Subsidiehoogte kosten planvorming verkaveling

1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% vande subsidiabele kosten.

2. De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.

3. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt. 

Artikel 35 Subsidiabele kosten uitvoering verkaveling

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval devolgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten van het uitvoeren van een kavelruilovereenkomst;

  • b. de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • c. kosten voor inzet van onderzoeksinstellingen en experts;

  • d. de kosten van vergunningenprocedures;

  • e. de kosten van kadastrale inschrijving van een kavelruilovereenkomst in de openbare registers en de daarmee samenhangende notariële kosten.

Artikel 36 Niet subsidiabele kosten uitvoering verkaveling 

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten van ruil van productierechten en van gebouwen;

  • b. kosten van verrekening tussen eigenaren als gevolg van waardeverschillen van de te verdelen onroerende zaken;

  • c. de kosten van werken op of ten behoeve van onroerende zaken. 

Artikel 37 Subsidiehoogte kosten uitvoering verkaveling

1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% vande subsidiabele kosten.

2. De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid geldt voor de kosten als bedoeld in artikel 35, onder e, een drempel van 250,00 euro per hectare en worden deze kosten daarboven volledig vergoed met een maximum van 500,00 euro per geruilde hectare.

4. Indien toepassing van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt. 

§ 3.3 Projectsubsidie soortenbeleid leefgebied en maatregelen verbetering natuurwaarden. 

Artikel 38 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor maatregelen die zijn gericht op het versterken en beschermen van populaties van bedreigde dier- of plantensoorten of op het verhogen van de natuurwaarden in Zuid-Holland.

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan het behoud van bijzondere planten- en diersoorten en verbetering van de natuurwaarden in Zuid-Holland. 

Artikel 39 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 38 wordt verstrekt aan een ieder. 

Artikel 40 Openstelling 

1. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 38 worden ingediend, binnen een door gedeputeerde staten te bepalen tijdvak.

2. Indien gedeputeerde staten het tijdstip bepalen als bedoeld in het eerste lid kunnen zij:

  • a. bepalen voor welke plant- en diersoorten en voor welke terreinen subsidie kan worden aangevraagd;

  • b. bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld; en

  • c. in aanvulling op artikel 41 nadere vereisten stellen. 

Artikel 41 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 38 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten van artikel 3 voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de activiteit betreft een uitvoeringsproject of een studie;

  • b. de subsidieaanvrager beschikt over schriftelijke toestemming van de eigenaar in die gevallen waarin de subsidieaanvrager niet de eigenaar is van het terrein waarop de te subsidiëren activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 42 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten van materialen en arbeid voor subsidie in aanmerking.  

Artikel 43 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt. 

§ 3.4 Subsidies voor het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland

§ 3.4.1 Projectsubsidie fietsen en wandelen                                                 

Artikel 44 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. CROW-publicatie 301: richtlijnen voor recreatieve stad-landverbindingen, september 2011, ISBN978 90 6628 586 6;

  • b. boerenlandpad: een (onverhard) pad over particuliere gronden die in agrarisch gebruik zijn;

  • c. digitaal beheer: het op zodanige wijze vastleggen, bewaren, beheren en beschikbaar stellen van digitale (route)informatie, dat deze ook na verloop van tijd raadpleegbaar, toegankelijk en actueel is;

  • d. fietsknooppunten netwerk: Een netwerk van regionale fietsroutes met genummerde knooppuntenen informatiepanelen met een overzichtskaart, in beheer en eigendom van regionale samenwerkingsverbanden of gemeenten en vindbaar op: http://www.nederlandfietsland.nl/knooppuntroutes/overzicht-fietsroutenetwerken

  • e. langeafstand fietsroute (LF): route die onderdeel is van het netwerk van Landelijke Fietsroutes, in beheer en eigendom van Stichting Fietsplatform;

  • f. langeafstand wandelroute (LAW): route die onderdeel is van het netwerk van Landelijke Wandelroutes, in beheer en eigendom van Stichting Wandelnet;

  • g. stad-landverbinding: een fietsroute vanuit de stad naar een aantrekkelijk landschap, recreatie- of natuurgebied die is aangesloten op het fietsknooppuntennetwerk;

  • h. wandelroutenetwerk Zuid-Holland 2010-2020: door Provinciale Staten vastgesteld wandelplan metbijbehorende plankaart, welke jaarlijks wordt geactualiseerd, en vindbaar op: http://www.zuid-holland.nl/overzicht_ alle_themas/c_landschap/c_recreatie _en_toerisme/c_ wandelroutenetwerk. htm 

  • i. ontbrekende schakel: ontbrekend deel in fiets en wandelroutes waarmee na realisatie de bovenregionale aansluiting of de samenhang tussen de routes voor fietsers en wandelaars wordt verbeterd.

  • j. recreatief basisroutenetwerkZuid-Holland: geheel van recreatieve routes bestaande uit lange af-standroutes (LF’s, LAW’s en basistoervaartnet (BRTN), het fietsknooppunten netwerk, stad-landverbindingen en het wandelroutenetwerk Zuid-Holland en boerenlandpaden.

Artikel 45 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a. de verbetering of het realiseren van nieuwe voorzieningen, routes, het oplossen van bestaande knelpunten en de aanleg van ontbrekende schakels in het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland;

  • b. het beheer en de openstelling van boerenlandpaden.

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstrekt voor een periode van zeven jaren.

3. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

4. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot het aanleggen van voorzieningen, bewegwijzering van routes of nieuwe routes in het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland.  

Artikel 46 Doelgroep

1. Subsidie als bedoeld in artikel 45 wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten, Water- en Hoogheemraadschappen, regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten, en organisaties met rechtspersoonlijkheid die zich (mede) inzetten voor routes voor wandelen, fietsen en toervaart.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt subsidie voor een boerenlandpad eveneens verstrekt aan (agrarische) natuurorganisaties en agrarische grondbezitters en pachters.

Artikel 47 Subsidievereisten

1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 45 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de activiteit leidt tot duurzame verbetering van de kwaliteit danwel de veiligheid van het recreatieve routenet;

  • b. de voorziening of route is vrij toegankelijk.

  • c. beheer en onderhoud van het routenet en de voorziening (inclusief digitaal beheer) zijn aantoonbaar voor ten minste 7 jaar geregeld.

  • d. de activiteit is afgestemd met de coördinerende gemeentelijke, regionale of landelijke (route)organisaties.

  • e. de route wordt bewegwijzerd op basis van gestandaardiseerde routemarkering voor wandelen en fietsen.

  • f. de route en voorziening worden ingericht zodanig dat deze geschikt en toegankelijk zijn voor het beoogde gebruik en de beoogde gebruikers.

2.Van het bepaalde in het eerste lid onder b. kan worden afgeweken, mits beperkingen in de toegankelijkheid noodzakelijk zijn voor het vogelbroedseizoen.

Artikel 48 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. promotie- en voorlichtingskosten verbandhoudende met de ingebruikname van voorzieningen.

  • b. proceskosten tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten.

  • c. kosten van aanleg of wijziging van routes;

  • d. kosten van realisatie danwel aanpassing van bewegwijzering, informatieborden en panelen aan de gestandaardiseerde routemarkering;

  • e. kosten van kleinschalige inrichtingsmaatregelen;

  • f. kosten van voorzieningen om de recreatieve gebruikerscategorieën te scheiden. 

Artikel 49 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. aankoopkosten van grond;

  • b. kosten voor beheer en onderhoud;

  • c. reguliere marketing en promotie kosten. 

Artikel 50 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de activiteiten als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onder a, ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoogte van de subsidie:

  • a. ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten indien de activiteit de aanleg van een stad-landverbinding betreft;

  • b. ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten indien de activiteit de aanleg en inrichting van een wandelroute betreft;

  • c. ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten indien de activiteit de aanleg van een boerenlandpad betreft.

3. De hoogte van de subsidie bedraagt voor het beheer en de openstelling van een boerenlandpad € 0,45 per meter per jaar.  

§ 3.4.2 Verbetering van het landelijk netwerk voor de recreatietoervaart (basis recreatie toervaartnet)                         

Artikel 51

Vervallen

Artikel 52 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor het opheffen van knelpunten en kwaliteitsverbetering in het basis recreatietoervaartnet of de opheffing van een knelpunt of ontbrekende schakel voor zover van belang voor het ontwikkelen van routenetwerken (rondjes) over Provinciale vaarwegen, gekoppeld aan het BRTN-net.

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit bedoeld in het eerste lid leidt tot het verbeteren van de bereikbaarheid van het basisrecreatietoervaartnet vanuit de steden in Zuid-Holland. 

Artikel 53 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 52 wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar of erfpachter van de grond, of aan de bij wet aangewezen of gemandateerde beheerder van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd. 

Artikel 54 Subsidievereisten

1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 52 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het vereiste dat de activiteit wordt uitgevoerd ter opheffing van een knelpunt ofontbrekende schakel als opgenomen in de Beleidsvisie BRTN 2008-2013 of ter opheffing van een knelpuntof ontbrekende schakel voor zover van belang voor het ontwikkelen van routenetwerken (rondjes) over Provinciale vaarwegen, gekoppeld aan het BRTN-net. 

2. De beleidsvsie BRTN 2008-2013 is vindbaar op http://www/srn.nl/publicaties

 

Artikel 55 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten van materialen en arbeid voor subsidie in aanmerking. 

Artikel 56 Subsidiehoogte 

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele projectkosten met een maximum van € 300.000,00.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt. 

§ 3.4.3 Het realiseren van Toeristische Overstap Punten (TOP’s) 

Artikel 57 Subsidiabele activiteiten en prestatie 

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de aanleg van een toeristisch overstappunt waarmee een herkenbare landmark wordt gerealiseerd dat als start- en overstappunt fungeert voor het recreatief basisroutenetwerk.

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit bedoeld in het eerste lid draagt bij aan realisatie van een provinciebrede dekking van TOP's. 

Artikel 58 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 57 wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar of erfpachter van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd. 

Artikel 59 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 57 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de TOP wordt gerealiseerd op een lokatie die bijdraagt aan een evenwichtige spreiding van Top’s over de provincie;

  • b. De TOP sluit aan op routes in het recreatief basisroutenetwerk. 

Artikel 60 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de aanleg van een gestandaardiseerde TOP-inrichting, alsmede de hieraan gekoppelde digitale voorzieningen, markering en promotie-activiteiten;

  • b. het wijzigen van bestaande routes en bewegwijzering naar gestandaardiseerde Top-bewegwijzering, met als doel de route aan te laten sluiten aan de TOP. 

Artikel 61 Subsidiehoogte 

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van €20.000,00 per TOP.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt. 

§ 3.5 Projectsubsidie voor aanleg en herstel van landschapselementen 

Artikel 62 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder: Landschapselement: bestanddelen in een landschap die als karakteristiek zijn aangeduid in het geldende Natuurbeheerplan Zuid-Holland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zuid Holland en vindbaar op: http://www.zuid-holland.nl/loket/publicaties 

Artikel 63 Subsidiabele activiteiten en prestatie 

1. Subsidie kan worden verstrekt voor aanleg of herstel van landschapselementen.

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot herstel van de kwaliteit van karakteristieke landschapselementen of uitbreiding van karakteristieke landschapselementen in het agrarisch gebied van Zuid-Holland. 

Artikel 64 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 63 wordt verstrekt aan een ieder. 

Artikel 65 Subsidievereisten 

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 63 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten inartikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. het landschapselement wordt aangelegd of hersteld op een wijze passend bij de cultuurhistorie en naaste omgeving voor wat betreft elementen als uitstraling, vorm, soortgebruik, aantallen en plaatsing;

  • b. het landschapselement wordt aangelegd of hersteld met inachtneming van de beperkende voorwaarde ten aanzien van met name opgaande beplanting die geldt in belangrijke weidevogelgebieden als opgenomen in de Provinciale Structuurvisie; 

Artikel 66 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten van materialen en arbeid van de aanleg of het te herstellen landschapselement;

  • b. de kosten van het opstellen van een inrichtingsplan in het geval de aanvraag meerdere landschapselementen betreft danwel over grondgebied van meerdere eigenaren gaat, met een maximum van € 1.000,00;

  • c. de proceskosten met een maximum van 20% van de subsidiabele kosten ingeval een aanvraag landschapselementen betreft op het grondgebied van ten minste twintig verschillende eigenaren. 

Artikel 67 Subsidiehoogte 

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt. 

Artikel 68 Subsidiabele activiteiten en prestatie 

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de aanlegkosten van onderwaterdrainage.

2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot stimulering van de aanleg van onderwaterdrainage in het veenweidegebied, als onderdeel van een grootschalige proef teneinde:

  • a. de uitkomsten van modelonderzoeken en kleinschalige praktijkproeven te kunnen toetsen;

  • b. ervaring op te doen met de implementatie van onderwaterdrainage in de praktijk.

  • c. de bodemdaling in veenweidegebied te vertragen. 

Artikel 69 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 68 wordt verstrekt aan een ieder. 

Artikel 70 Subsidievereisten 

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 68 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de onderwaterdrainage wordt aangelegd op een perceel dat staat aangeduid op de kaart opgenomenin bijlage 2.

  • b. de onderwaterdrainage wordt aangelegd op een gebied van ten minste 3 ha en ten hoogste 15 ha;

  • c. de onderwaterdrainage wordt aangelegd in blijvend grasland;

  • d. de onderwaterdrainage voldoet aan de volgende technische aanlegeisen, aangeduid op de kaartopgenomen in bijlage 2a.

  • e. de onderwaterdrainage, wordt tevens gebruikt voor onderzoeksdoeleinden in het kader van deze grootschalige proef;

  • f. de onderwaterdrainage is vóór 31 december 2014 gerealiseerd. 

Artikel 71 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten van aanschaf van het onderwaterdrainagesysteem;

  • b. de kosten van het aanleggen van het onderwaterdrainagesysteem.

Artikel 72 Subsidiehoogte

1. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de aanlegkosten van onderwaterdrainage, tot maximaal € 0,50 per meter drain en maximaal € 1000,00 per ha.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de totale subsidie minder bedraagt dan € 1.500,00, wordt de subsidie niet verstrekt. 

§ 3.7 Projectsubsidie innovatie in afzetketens voor de grondgebonden landbouw 

Artikel 73 Subsidiabele activiteiten en prestatie 

1. Subsidie kan worden verstrekt voor een systeeminnovatie in de grondgebonden landbouw waarmeede ketens voor afzet van landbouwprodukten worden verbeterd of nieuwe ketens worden ontwikkeld.

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot versterking van de positie van agrariërs in de afzetketen van Zuid-Hollandse landbouwprodukten. 

Artikel 74 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 73, wordt verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen

Artikel 75 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 73 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de activiteiten worden uitgevoerd in samenwerking met in elk geval de essentiële ketenpartijen, waaronder agrariërs of agrarische organisaties.

  • b. voldoende aannemelijk is dat de te ontwikkelen systeeminnovatie zal gaan leiden tot daadwerkelijke verandering in de keten.

Artikel 76 Subsidiabele kosten 

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten in ieder geval voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten ten behoeve van de samenwerking tussen ketenpartijen en kennisinstellingen ten behoeve van het opstellen van een projectplan;

  • b. de kosten van het organiseren van een netwerkbijeenkomst;

  • c. de kosten van productontwikkeling;

  • d. de kosten van kennisontwikkeling en –verspreiding

Artikel 77 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten van gebouwen;

  • b. de kosten van inrichting voor zover niet strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de in het project opgenomen activiteiten;

  • c. exploitatiekosten;

  • d. onderhoudskosten van roerende of onroerende goederen. 

Artikel 78 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 200.000,00.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 7.500,00, wordt de subsidie niet verstrekt. 

§ 3.8 Projectsubsidie voor systeeminnovaties grondgebonden landbouw in veenweidegebieden  

Artikel 79 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten van systeeminnovatie in de grondgebonden landbouw in veenweidegebieden waarmee wordt bijgedragen aan de verduurzaming van de veenweidelandbouw.

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid leidt tot verwerving van kennis over toepassingen voor vermindering van stikstof en fosfaat danwel het duurzamer maken van het bodemgebruik en de waterhuishouding. 

Artikel 80 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 79, wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische onder-nemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, landbouworganisaties, provincies, waterschappen, gemeenten, natuur- en landschapsorganisaties, kennis- en innovatieinstellingen. 

Artikel 81 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 79 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de activiteiten worden uitgevoerd in samenwerking met in elk geval de essentiële partijen, waaronder agrariërs of agrarische organisaties;

  • b. voldoende aannemelijk is dat de te ontwikkelen systeeminnovatie zal gaan leiden tot daadwerkelijke verduurzaming van veenweidelandbouw specifiek gericht op verminderen van stikstof en fosfaat of verduurzaming van bodemgebruik en waterhuishouding;

  • c. het project biedt zicht op toepassing in de praktijk.

Artikel 82 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten voor samenwerking tussen ketenpartijen en kennisinstellingen, waaronder het organiseren van netwerkbijeenkomsten en het formuleren van een gezamenlijk perspectief;

  • b. de kosten van productontwikkeling;

  • c. de kosten van kennisontwikkeling en –verspreiding. 

Artikel 83 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten van gebouwen en de inrichting ervan voor zover niet strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de in het project opgenomen activiteiten;

  • b. exploitatiekosten;

  • c. onderhoudskosten van roerende of onroerende goederen. 

Artikel 84 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 200.000,--.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 7.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt. 

§ 3.9 Projectsubsidie groenparticipatie

Artikel 85 Subsidiabele activiteiten en prestatie 

1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op toename van recreatief gebruik van recreatie- of natuurgebieden in Zuid-Holland of op groei van het aantal vrijwilligers dat werkzaam is in deze gebieden.

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot intensiever gebruik van de recreatie- of natuurgebieden, tot groei van het aantal recreanten en verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. 

Artikel 86 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 85, wordt uitsluitend verstrekt aan publieke rechtspersonen, stichtingen en (agrarische) natuurverenigingen. 

Artikel 87 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 85 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de activiteiten zijn gericht op duurzame toename van groenparticipatie;

  • b. het project komt voort uit of wordt aangesloten bij een bovenlokaal organisatieverband gericht op bewegen in het groen, natuurbeleving of vrijwilligers in het groen. 

Artikel 88 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten voor werving en het betrokken houden van vrijwilligers;

  • b. de kosten voor het opstellen en uitvoeren van een samenhangend programma van activiteiten voortoename van recreatieve gebruikers of vrijwilligers in een recreatie- of natuurgebied;

  • c. materiële kosten ter ondersteuning van vrijwilligerswerk. 

Artikel 89 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie voor kosten die betrekking hebben op toename van het gebruik van een recreatie- of natuurgebied bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

2. De hoogte van de subsidie voor kosten die betrekking hebben op toename van vrijwilligerswerk in een recreatie- of natuurgebied bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.

3. De subsidie bedraagt maximaal €200.000,--

4. Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.  

§ 3.9a Project subsidie de Groene Motor

Artikel 89a Subsidiabele activiteit

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van het programma De Groene Motor.

2. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een project subsidie.

3. De activiteit leidt tot stimulering van vrijwilligerswerk in de leefomgeving en ondersteuning van het vrijwilligerswerk.

Artikel 89b Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan de rechtspersoon bij wie de uitvoering van het programma De Groene Motor belegd is.

Artikel 89c Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.

Artikel 89d Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de kosten tot een maximum van € 395.000,-   

§ 3.10 Projectsubsidie kwaliteitsimpuls bestaande groengebieden 

Artikel 90 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder: Bestaand groengebied: een openbaar en vrij toegankelijk buitenstedelijk natuur- en/of recreatiegebied. 

Artikel 91 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op de herinrichting van een bestaand groengebied.

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot een toename van recreatie in bestaande groengebieden, een hogere waardering door de bezoeker, of meer biodiversiteit. 

Artikel 92 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 91 wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar of beheerder van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd. 

Artikel 93 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 91, jaarlijks gedurende de periode van 1 juli tot 30 september worden ingediend en gedurende de periode van 1 december tot en met de laatste dag van februari in het jaar daarop volgend. 

Artikel 94 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 91 in aanmerking te komen, wordt, naast de vereisten in artikel 3 van deze regeling, voldaan aan het vereiste dat de activiteit bijdraagt aan de diversiteit van het recreatieaanbod binnen de regio. 

Artikel 95 Rangschikking

1. Indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt door Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling voorrang gegeven aan de aanvragen die betrekking hebben op een groengebied binnen een van de prioritaire gebieden die staan aangeduid op ‘Kaart 7, Prioritaire gebieden voorde kwaliteitsimpuls’ als opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen.

2. Als twee of meer aanvragen een gelijkwaardige plaats in de rangschikking hebben en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, dan vindt rangschikking plaats door middel van loting. 

Artikel 96 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de proceskosten met een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

  • b. de realisatiekosten voortkomend uit het omvormen van terreinbeplantingen, het toevoegen, verwijderen of aanpassen van interne 'natte' of 'droge' infrastructuur en het toevoegen, verwijderen ofopwaarderen van terreinmeubilair. 

Artikel 97 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. aankoopkosten van grond;

  • b. kosten voor beheer, regulier- en groot onderhoud;

  • c. kosten voor normale vervangingsinvesteringen;

  • d. reguliere marketing-, promotie- en communicatiekosten. 

Artikel 98 Subsidieverplichtingen

In aanvulling op artikel 5 worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. de subsidieontvanger verricht een nulmeting en een effectmeting voor de aspecten biodiversiteiten recreatie (bezoekersaantallen en waarderingscijfer) op projectniveau. Een nulmeting vóór aanvang van de activiteit, een effectmeting 6 jaar na realisatie, en rapporteert hierover aan de subsidieverstrekker;

  • b. de subsidieontvanger houdt voor de kosten van het project en de baten en lasten van het groengebiedeen van haar andere activiteiten afgescheiden boekhouding bij. Eventuele baten in de exploitatievloeien terug in het beheer van het groengebied. 

Artikel 99 Subsidiehoogte 

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 1.000.000,--.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt

§ 3.11 Projectsubsidie ecologische verbindingen (Ecologische Hoofdstructuur) § 3.11.1 Projectsubsidie verwerving ecologische verbindingen 

Artikel 100 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. ecologische verbindingen; die delen van de Ecologische Hoofdstructuur die in de Verordening Ruimte zijn aangeduid als Ecologische verbinding;

  • b. natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende plant- en diersoorten;

  • c. natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013;

  • d. verwerving: verkrijging van het recht van de volle eigendom of het recht van erfpacht.

Artikel 101 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de verwerving van terreinen ten behoeve van ecologische verbindingen die behoren tot prioriteit 1 of prioriteit 2 zoals aangegeven op de in bijlage 1a opgenomen kaart.

2. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit leidt tot de gehele of gedeeltelijke realisatie van een of meer ecologische verbindingen.  

Artikel 102 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 101, wordt uitsluitend verstrekt aan een ieder die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten overeenkomstig het natuurbeheertype waarvoor de verwerving van het terrein is bedoeld.  

Artikel 103 Openstelling

Vervallen

Artikel 104 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 101 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten inartikel 3, voldaan aan de vereisten dat:

  • a. ecologische verbindingen worden ingericht voor het natuurtype zoals aangegeven in het natuurbeheerplan en of de nota 'Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland 1998' of,

  • b. ecologische verbindingen die niet in het natuurbeheerplan en of de nota 'Ecologische verbindings-zones in Zuid-Holland 1998' zijn opgenomen worden ingericht volgens een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd natuurtype;

  • c. de kosten van verwerving van het terrein of de kosten van de beeindiging van de pacht zijn getaxeerd door een onafhankelijke taxateur;

  • d. ingeval de subsidie het beeindigen van pachtrechten betreft dienen deze pachtrechten te zijn verstrekt vóór het tijdstip dat de subsidieontvanger eigenaar of erfpachter is geworden van het betreffende terrein;

  • e. verwerving van het terrein of beeindiging van de pacht is noodzakelijk vanuit het oogpunt van natuur of landschapsbescherming. 

Artikel 105 Subsidiabele kosten

1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgendekosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten voor de verwerving van het in artikel 101, eerste lid, bedoelde terrein, voor zover dezekosten niet meer bedragen dan de reële marktwaarde als landbouwgrond;

  • b. de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of erfpacht;

  • c. de kosten voor het kadastraal recht en het registratierecht;

  • d. veilingkosten;

  • e. notariskosten, waaronder mede wordt verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte;

  • f. de kosten van inschrijving in de openbare registers;

  • g. overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

  • h. schenkingsrecht, voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

  • i. het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

  • j. kosten voor bodemonderzoek;

  • k. kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud om de gronden te kunnen beheren;

  • l. kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

  • m. taxatie- en bemiddelingskosten. 

Artikel 106 Niet subsidiabele kosten

De kosten van bodemsanering komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking. 

Artikel 107 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 1.000.000,--.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt. 

Artikel 108 Kwalitatieve verplichtingen van de subsidieontvanger 

  • a. binnen acht weken na subsidieverlening sluiten de subsidieontvanger en Gedeputeerde Staten een overeenkomst waarin is opgenomen:

    • 1° de verplichting, inhoudende dat degene aan wie het terrein toebehoort, het betreffende terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype als bedoeld in artikel 104 onder a en b, en datgene nalaat wat de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort;

    • 2° dat de verplichtingen, genoemd onder 1°, zullen overgaan op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van het goed zullen krijgen; 

  • b. de overeenkomst, bedoeld onder a, wordt bij overdracht van het terrein notarieel opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

2. Voor zover aan de subsidieontvanger subsidie is verleend voor de verkrijging van het recht van erfpacht wordt de in het eerste lid bedoelde overeenkomst tevens afgesloten tussen Gedeputeerde Staten en de eigenaar van het terrein.

Artikel 109 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger 

1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgendeverplichtingen opgelegd:

  • a. het terrein wordt onmiddellijk na verwerving beheerd als natuur en binnen 2 jaar na verwervingovereenkomstig het natuurbeheertype als bedoeld in artikel 104 onder a en b;

  • b. het terrein mag niet worden vervreemd, in erfpacht uitgegeven, of belast met zakelijke rechten;

  • c. het terrein wordt gedurende ten minste 358 dagen per jaar kosteloos opengesteld en toegankelijk gehouden voor publiek;

  • d. subsidieontvanger voert een gescheiden boekhouding overeenkomstig artikel 25b, eerste lid, Mededingingswet en houdt een lijst bij over alle verleende subsidies met betrekking tot het terrein.

  • e. eventuele opbrengsten uit beheer of exploitatie van het terrein worden aangewend ten behoeve van het beheer;

  • f. voor zover subsidie wordt verleend ten behoeve van verkrijging van het erfpachtrecht op grond, legt subsidieontvanger over een ondertekende schriftelijke toezegging van de eigenaar van het betreffende terrein, dat binnen een jaar na subsidieverlening de eigenaar met Gedeputeerde Staten een overeenkomst als bedoeld in artikel 108, eerste lid 1 onder a van deze regeling sluit.

  • g. in de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, a, c, d en e, Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan Gedeputeerde Staten, welke wordt vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt;

  • h. bij beëindiging en liquidatie van de subsidieontvanger behoeft de bestemming van een batig liquidatiesaldo de goedkeuring van Gedeputeerde Staten;

  • i. eventuele opbrengsten van de met subsidie te verwerven terreinen worden uitsluitend besteed ten behoeve van het beheer van de terreinen waarvoor subsidie wordt verleend onder deze titel.

  • j. de gebouwen waarvoor subsidie voor het verlies ervan is verleend als bedoeld in artikel 105 eerste lid onder l, worden binnen een jaar na de subsidiverlening gesloopt;

  • k. overlegt en werkt samen met de beheerders van omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen.

2. Van de verplichtingen in het eerste lid onder a tot en met g kan worden afgeweken of uitstel worden verleend voor zover een verplichting onredelijk bezwarend is.

3. De hoogte ven de vergoeding, bedoeld in het derde lid, wordt door gedeputeerde staten vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt. 

§ 3.11.2 Projectsubsidie voor de inrichting van ecologische verbindingen 

Artikel 110 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten van inrchting van terreinen ten behoeve van realisatie van ecologische verbindingen;

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot realisatie van een of meer ecologische verbindingen. 

Artikel 111 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 102 wordt uitsluitend verstrekt aan de personen die in aanmerking komen voor subsidie als bedoeld in artikel 101. 

Artikel 112 Subsidievereisten

Indien ook subsidie voor de verwerving van terreinen wordt aangevraagd, wordt de subsidie als bedoeld in artikel 110 aangevraagd in dezelfde aanvraag als waarmee de subsidie als bedoeld in artikel 101 wordt aangevraagd.

Artikel 113 Subsidiabele kosten

1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;

  • b. grondverzet;

  • c. het plaatsen van een raster;

  • d. afvoer van grond;

  • e. de verwijdering van opstallen;

  • f. de verwijdering van begroeiing en beplanting;

  • g. overige maatregelen in verband met de desbetreffende inrichting. 

Artikel 114 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

a. de kosten van bodemsanering.

Artikel 115 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 1.000.000,--.

2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt. 

Artikel 114 tot en met 150.

Gereserveerd

Hoofdstuk 4 Beheersubsidies

§ 4.1 Projectsubsidie ingevolge artikel 10 Natuurbeschermingswet 1998.

Artikel 151 Subsidiabele activiteiten 

1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en inrichting van gebieden als bedoeld in artikel 10 (natuurmonumenten) van de Natuurbeschermingswet 1998.

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot betere bescherming van als natuurmonument aangewezen gebieden. 

Artikel 152 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 151 wordt uitsluitend verstrekt aan de (erf)pachters of eigenaren van gronden in de gebieden Koekoekswaard, Huys Ten Donck, Boezems Kinderdijk, de Oosterse en Westerse Laagjes. 

Artikel 153 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 151 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het volgende vereiste:

a. de activiteit draagt bij aan het realiseren van de voor het gebied bepaalde natuurdoelen, als aangeduid in bijlage 3.

Artikel 154 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten voor de in bijlage 3 onder a tot en met c opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen in de betreffende gebieden;

  • b. de kosten voor de in bijlage 3 onder d opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen voor zover in combinatie met een of meer van de in de in bijlage 3 onder e genoemde pakketten. 

Artikel 155 Subsidiehoogte 

De hoogte van de subsidie bedraagt het bedrag dat per eigenaar of pachter per gebied is opgenomen in bijlage 4.

§ 4.2 projectsubsidie voor het onderhoud van landschapselementen 

Artikel 156 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt onder landschapselement verstaan: een bestanddeel in een landschap dat als karakteristiek is aangeduid in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland, dat van kracht is voor de aanvang van de aanvraagperiode.

Artikel 157 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen.

2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor landschapselementen die gelegen zijn op gronden waarop geen landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, met inbegrip van gronden rondom woningen, stallen en een ontsluiting naar de openbare weg.

3. Het tweede lid is niet van toepassing voor het landschapselement zandwal of schurveling.

4. Subsidie als bedoeld in dit artikel wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie en wordt verstrekt voor een periode van zes jaren.

5. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot behoud van de kwaliteit van een karakteristiek landschapselement in het agrarisch gebied van Zuid-Holland.  

Artikel 158 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 157 wordt uitsluitend verstrekt aan een natuurlijk persoon die krachtens een zakelijk of persoonlijk recht gebruiker is van de gronden als bedoeld in artikel 157, tweede lid, waarop het landschapselement gelegen is en die grond niet gebruikt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf.

Artikel 159 Openstelling

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 157 jaarlijks worden ingediend gedurende de periode van 1 januari tot 1 maart.

Artikel 160 Aanvraagvereisten

Naast de gegevens als bedoeld artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een opgave hoe wordt voorzien in het onderhoud van het landschapselement volgens de onderhoudsnormen uit de Index Natuur en Landschap;

Artikel 161 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 157 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:1. Het landschapselement is gelegen op gronden waarop geen landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, met inbegrip van gronden rondom woningen, stallen en een ontsluiting naar de openbare weg.

2. Het eerste lid is niet van toepassing voor het landschapselement zandwal of schurveling.

3. Een aanvrager die meerdere elementen onderhoudt, vraagt gelijktijdig voor alle elementen gezamenlijk subsidie aan, waarbij voor ten minste één element in het eerste jaar van de aangevraagde periode, daadwerkelijk onderhoud is voorzien.  

Artikel 162 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen zoals opgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland en de Index Natuur en Landschap voor subsidie in aanmerking. 

Artikel 163 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie genoemd in artikel 157, eerste lid, bedraagt ten hoogste het tarief per eenheid x het aantal eenheden x 6.

2. De hoogte van de subsidie wordt voor de gehele subsidieperiode bepaald door het tarief dat van kracht is voor het eerste jaar waarvoor men aanvraagt.

3. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.200,00 voor 6 jaar, wordt de subsidie niet verstrekt. 

Artikel 164 Subsidieverplichtingen

1. In aanvulling op artikel 5 wordt aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd het landschapselement te onderhouden volgens de beheervoorschriften die voor dat element opgenomen zijn in de Index Natuur en Landschap.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 165 Afwijkingsbepaling

Van openstellings- of toegankelijkheidseisen van voorzieningen in deze regeling kan worden afgeweken, mits beperkingen in de toegankelijkheid noodzakelijk zijn voor het vogelbroedseizoen. 

Artikel 166 Evaluatie

De evaluatie van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 8, vierde lid van de Asv zal drie jaar na de inwerkingtreding van deze regeling plaatsvinden. 

Artikel 167 Intrekking

1. Hoofdstuk 1, Hoofdstuk 3, onderdeel § 3.1, en Bijlage V , van de Subsidieregeling landelijk gebied 2013 worden ingetrokken.

2. De Uitvoeringsregeling groen wordt ingetrokken.

Artikel 168 Overgangsrecht

1. De Subsidieregeling landelijk gebied 2013, zoals deze luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

2. De Uitvoeringsregeling groen, zoals deze luidde op dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd. 

Artikel 169 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang 1 juli 2014. 

Artikel 170 Werkingsduur en overgangsrecht

Deze regeling vervalt op 31 december 2016, met dien verstande dat de regeling van kracht blijft voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd. 

Artikel 171 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling groen Zuid-Holland 2014. 

Ondertekening

Den Haag, 20 mei 2014

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

drs. J. SMIT, voorzitter

drs. J.A.M. HILGERSOM, secretaris

 Bijlagen behorende bij de Uitvoeringsregeling groen Zuid-Holland 2014

Bijlage 1 De kaart behorende bij artikel 32 van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014

Bijlage 2 De kaart behorende bij artikel 70 onder a van de Uivoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014

Bijlage 2a behorend bj artikel 70 onder d van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014

Bijlage 3 behorende bij artikel 153 van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014 

 

A Op basis van het in gevoegde artikel 3a is het mogelijk dat de cofinanciering van de subsidieontvanger (deels) bestaat uit de inzet van vrijwilligers. De inzet van vrijwilligers is subsidiabel voor € 35,- per uur. Door de inzet van vrijwilligers te waarderen worden de totale subsidiabele kosten van een activiteit hoger. Omdat de vrijwilligersuren de subsidieontvanger geen geld kosten, worden de inzet van vrijwilligers ook aan de financieringskant op de begroting opgenomen.

De werking van artikel 3a kan het best geïllustreerd worden aan de hand van een voorbeeld. Een vereniging heeft subsidie aangevraagd voor een verkenning. De subsidie voor een verkenning bedraagt 75% van de kosten. Voor de verkenning huurt de vereniging een adviesbureau in voor € 22.500,-. Daarnaast voeren de leden van de vereniging ook activiteiten uit. De vereniging heeft zelf weinig eigen middelen. Zonder dat de inzet van vrijwilligers voor subsidie in aanmerking komen zou de subsidie 75% van € 22.500,- = € 16.875,- bedragen. Hiermee kan de vereniging de verkenning echter niet uitvoeren.

Om de subsidie € 22.500,- te laten bedragen moeten de kosten van de verkenning uit komen op € 30.000,-. Dat kan bereikt worden met de waardering van de inzet van vrijwilligers: