Regeling vervallen per 31-12-2029

Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2016 (Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer 2016)

Geldend van 02-12-2016 t/m 02-10-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-09-2016

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland tot vaststelling van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2016 (Prov. Blad 2015, nr. 2068), gewijzigd bij besluit van 16 februari 2016 (Prov. Blad 2016, nr. 1016) en gewijzigd bij besluit van 1 november 2016 (Prov. Blad 2016, nr. 6399)

Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland,

gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

Overwegende dat Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB EU L 347/487) van toepassing is op de uitvoering van deze verordening;

Overwegende dat Verordening (EU) 1306/2013 en 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake financiering, beheer en monitoring van het gemeenschappelijk landbouw-beleid (PB EU L 347/549 van toepassing is op de uitvoering van deze verordening;

Overwegende dat Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betaling aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB EU L 347/608) van toepassingis op de uitvoering van deze verordening;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het vanwege het grote aantal noodzakelijke wijzigingen in het onderdeel agrarisch natuurbeheer van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 wenselijk achten een geheel nieuwe subsidieregeling vast te stellen;

Besluiten:

Vast te stellen de “Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2016” 

Hoofdstuk Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • b.Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.baseline: maatregelen bedoeld in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB die wettelijk verplicht zijn om landbouwpercelen in goede milieuconditie te houden;

  • d.beheeractiviteit: activiteit uit de Catalogus groen blauwe diensten;

  • e.beheerfunctie: functie van een cluster van beheeractiviteiten;

  • f.certificaat: certificaat afgegeven door de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer namens Gedeputeerde Staten, waarmee wordt gewaarborgd dat een natuurbeheerder of agrarisch collectief voldoet aan bepaalde beheereisen en het beheer op de afgesproken manier uitvoert;

  • g.Catalogus groen blauwe diensten: onderdeel van de Catalogus Groenblauwe Diensten, zoals dat is opgenomen als onderdeel van maatregelfiche 28 van het Plattelands Ontwikkelingsprogramma2014-2020 ;

  • h.gescheperde schaapskudde: rondtrekkende schaapskudde die niet permanent op een plaats graasten die gehoed wordt door een herder met een of meer honden;

  • i.knooppuntennetwerk: bij de stichting landelijk Fietsplatform of stichting Wandelnetwerk geregistreerd routenetwerk voor fietsen of wandelen bestaande uit genummerde knooppunten en bewegwijzering tussen de knooppunten;

  • j.landbouwactiviteit: landbouwactiviteit als bedoeld en omschreven in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

  • k.landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel een groep van natuurlijke personen of rechtspersonen, die een landbouwactiviteit uitoefent op landbouwgrond;

  • l.landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld en omschreven in Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van steunregelingen van het gemeenschappelijke landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordening (EG) nr.637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU L 347);

  • m.landelijke fietsroutes: bij de stichting landelijk Fietsplatform geregistreerde landelijke fietsroutes en ANWB-bewegwijzerde routes als onderdeel van een landelijk fietsroutenetwerk;

  • n.landelijke wandelroutes: bij de stichting Wandelnetwerk geregistreerde Lange Afstand Wandelpaden en Streekpaden als onderdeel van een landelijk wandelroutenetwerk;

  • o.landschapsbeheertype: in bijlage 1 opgenomen en nader beschreven soort landschapsbeheertype;

  • p.landschapselement: in bijlage 1 opgenomen en nader beschreven element;

  • q.leefgebied: in het natuurbeheerplan begrensde landbouwgronden waarop planten of dieren voorkomen die bepaalde eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving of waarop het voorkomen van zulke planten of dieren wordt nagestreefd;

  • r.monitoringstoeslag: extra vergoeding per natuurbeheertype voor het uitvoeren van metingen en het vastleggen van de ontwikkelingen op het natuurterrein of de landbouwgrond met uitzondering van metingen in het kader van natuur- en landschapsbeheer, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;

    s.monitoringsprogramma: door Gedeputeerde Staten vastgesteld meerjarig programma van metingen om de effecten van maatregelen en ingrepen te kunnen volgen vanuit vastgestelde beleidsdoelen en beleidstaken;

  • t.natuurbeheerplan: provinciaal plandocument waarin op basis van een afgestemde ambitie de overeengekomen doelen op het gebied van natuur- en landschapsbeheer en agrarisch natuurbeheer zijn vastgelegd;

  • u.natuurbeheertype: in bijlage 2 opgenomen en nader beschreven natuurbeheertype;

  • v.natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur die in het natuurbeheerplan is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering is verstrekt als bedoeld in de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013;

  • w.opslag voor de prijsstijging: op de consumentenprijsindex gebaseerde opslag van de subsidie om de kostenstijging gedurende de looptijd van de beschikking te compenseren;

  • x.recreatietoeslag: extra vergoeding voor het recreatief toegankelijk maken en houden van een natuurterrein, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;

  • y.schapentoeslag: extra vergoeding voor het beheer van natuur- en landschapsbeheertypen ten behoeve van de inzet van gescheperde schaapskuddes, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;

  • z.tarief: tarief voor de in artikel 2.7 genoemde subsidiabele kosten, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;

  • aa.transactiekosten: kosten die niet direct met de uitvoering van de dienst te maken hebben, maar kosten verbonden aan het vervullen van de randvoorwaarden zodat de dienst daadwerkelijk uitgevoerd kan worden;

  • bb.vaartoeslag: extra vergoeding voor het beheer van natuur- en landschapsbeheertypen op een natuurterrein dat alleen varend kan worden bereikt, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;

    cc. Verordening (EU) nr. 809/2014: Uitvoeringsverordening(EU) Nr. 809/2014 van de Commissie van 17juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PbEU L227).

Artikel 1.2 Openstelling

1. Gedeputeerde Staten kunnen een of meerdere keren per jaar een openstellingsbesluit vaststellen voor het verstrekken van subsidies op grond van deze regeling.

2. In het openstellingsbesluit, bedoeld in het eerste lid, geven Gedeputeerde Staten nadere invulling aan:

  • a.de doelgroep;

  • b.de onderdelen van het natuurbeheerplan waarvoor subsidie kan worden aangevraagd;

  • c.het subsidieplafond en de wijze van verdeling;

  • d.de periode van openstelling;

  • e.de tarieven voor de subsidie natuur- en landschapsbeheer;

  • f.de normbedragen voor de subsidie natuur- en landschapsbeheer.

Artikel 1.3 Natuurbeheerplan

1. Gedeputeerde Staten stellen het natuurbeheerplan vast.

2. Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen Gedeputeerde Staten in ieder geval een elektronische kaart met topografische ondergrond vast, waarop is aangeduid:

  • a.voor welke natuurterreinen een subsidie natuur- en landschapsbeheer kan worden verstrekt, met daarbij de aanduiding:

  • 1. welk natuurbeheertype in stand kan worden gehouden;

  • 2. welke landschapsbeheertypen in stand kunnen worden gehouden;

  • 3. of het natuurterrein in aanmerking komt voor een vaar- of schapentoeslag;

  • b.voor welk leefgebied, of onderdeel van een leefgebied, een subsidie agrarisch natuur- en landschapsbeheer kan worden verstrekt, met daarbij de aanduiding:

1. open akkerland;

2. open grasland;

3. droge dooradering;

4. natte dooradering;

5. categorie water.

Artikel 1.4 Certificaten

1. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten tot afgifte van certificaten:

  • a. natuurbeheer;

  • b.samenwerkingsverband natuurbeheer;

  • c.collectief agrarisch natuurbeheer.

2. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels omtrent de afgifte van certificaten vaststellen

Artikel 1.5 Beslistermijn subsidieverlening

1. Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag om subsidie binnen dertien weken na afloop van de aanvraagperiode.

2. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.

Artikel 1.6 Verplichtingen algemeen

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv wordt aan de subsidieontvanger in ieder geval de verplichting opgelegd dat de administratie en de daartoe behorende bescheiden die betrekking hebben op de verstrekte subsidie ten minste gedurende een periode van vijf jaar na vaststelling van de desbetreffende subsidie worden bewaard.

Artikel 1.7 Toezicht

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van Gedeputeerde Staten aan te wijzen personen.

2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal blad.

Hoofdstuk 2 Natuur- en landschapsbeheer

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a. het beheer van natuurbeheertypen;

  • b. het beheer van landschapsbeheertypen.

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot de instandhouding van natuurtypen en landschapstypen.

Artikel 2.2 Doelgroep

1. Subsidie, als bedoeld in artikel 2.1, wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a. natuurlijke personen, die krachtens eigendom of erfpacht zeggenschap hebben over hetnatuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b.privaatrechtelijke rechtspersonen en Staatsbosbeheer, die krachtens eigendom of erfpachtzeggenschap hebben over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • c. verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld onder a of b;

    d. rechtspersonen die volgens een door gedeputeerde staten te bepalen model een overeenkomst zijn aangegaan met natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld onder a of b.

2. Onverminderd het eerste lid en in afwijking van artikel 2.5 kan subsidie worden aangevraagd door gemeenten en samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen, voor zover deze voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, subsidie ontvangen op basis van de Subsidieregeling Natuurbeheer Zuid-Holland of de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013, waarbij:

  • a.de periode waarvoor de subsidie overeenkomstig de Subsidieregeling Natuurbeheer Zuid-Holland of de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 wordt verstrekt op of na 31 december 2015 eindigt;

  • b.de subsidie natuurbeheer die op grond van deze regeling kan worden verstrekt niet later ingaat dan 1 januari van het kalenderjaar, volgend op het jaar waarin de in onderdeel a bedoelde subsidie eindigt.

Artikel 2.3 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidies, als bedoeld in artikel 2.1, worden ingediend binnen de periode van openstelling genoemd in het openstellingsbesluit als bedoeld in artikel 1.2.

Artikel 2.4 Aanvraagvereisten

1. Een aanvraag voor subsidie gaat, naast de gegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Asv, vergezeld van een kaart waarop de buitengrenzen van de natuurterreinen zijn aangegeven.

2. Indien een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder c en d, niet beschikt over een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer, gaat de aanvraag voor subsidie in 2017 vergezeld van de individuele certificaten natuurbeheer, of aanvragen daartoe, van de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder a of b, die het beheer uitvoeren.

3. De subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder d, dient bij de aanvraag voor subsidie afschriften in van de in dat artikel genoemde overeenkomst die hij heeft gesloten met de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder a of b, die het beheer uitvoeren.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

1. In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie, als bedoeld in artikel 2.1, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.de subsidieaanvrager een rechtspersoon is die waterwinning als doelstelling heeft;

  • b. de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die kennelijk is opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersoon, bedoeld onder a, of een publiekrechtelijke rechtspersoon;

  • c. de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in de richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014C 249);

  • d. de subsidieaanvrager het natuurterrein waarop de subsidieaanvraag ziet heeft verkregen van:

1. een gemeente;

2. een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen;

3. het Rijksvastgoed- en ontwikkelbedrijf van het ministerie van Financiën;

4. een waterschap; of,

5. een waterleiding- en of drinkwatermaatschappij.

2. In afwijking van het eerste lid, onder d, kan subsidie worden verstrekt, indien het natuurterrein waarop de subsidieaanvraag ziet is aangemerkt als een onderdeel waarvoor subsidie kan worden aangevraagd in het natuurbeheerplan.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de activiteiten vinden plaats op een natuurterrein dat is aangemerkt als een onderdeel waarvoor subsidie kan worden aangevraagd in het natuurbeheerplan;

  • b. de activiteiten zijn gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of landschapsbeheertype;

  • c. de activiteiten zijn gericht op een beheer van minimaal 0,5 hectare;

  • d. de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder a en b, beschikt over een individueel certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer;

  • e. de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder c en d, beschikt over een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer, of de natuurlijke personen, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder a of b, die het beheer uitvoeren beschikken elk afzonderlijk over een individueel certificaat natuurbeheer.

2. De schapentoeslag, monitoringstoeslag of recreatietoeslag kan slechts worden verstrekt in aanvulling op de subsidie die de subsidieontvanger ontvangt voor het beheer van natuurbeheertypen.

3. De recreatietoeslag wordt slechts verstrekt voor zover het natuurterrein niet ingevolge artikel 2.9, vierde lid, is vrijgesteld van de openstellingsplicht.

4. De vaartoeslag wordt slechts verstrekt in aanvulling op de subsidie die de subsidieontvanger ontvangt voor het beheer van natuurbeheertypen.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten voor het beheer van een natuurterrein;

  • b. kosten voor de inzet van gescheperde schaapskuddes op een natuurterrein;

  • c. kosten voor monitoring, indien de subsidieaanvrager over een certificaat natuurbeheer beschikt;

  • d. kosten voor het recreatief toegankelijk maken en houden van een natuurterrein;

  • e. kosten die verband houden met het beheer van natuur- en landschapsbeheertypen op een

  • natuurterrein dat alleen varend kan worden bereikt.

2. Gemeenten en samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen komen niet in aanmerking voor de kosten, bedoeld in het eerste lid, onder d.

3. Subsidiabel gestelde kosten zijn slechts subsidiabel indien de activiteiten zijn verricht nadat de aanvraag om subsidie is ingediend.

4. Bij een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder c en d, waarbij de subsidie-aanvrager niet beschikt over een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer, zijn de activiteiten van een natuurlijk persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder a of b, die het beheer uitvoert niet subsidiabel indien deze niet over een certificaat natuurbeheer beschikt.

5. Indien een aangevraagd certificaat natuurbeheer als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, niet voor 1 oktober 2017 is afgegeven, zijn de activiteiten die de desbetreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft verricht niet subsidiabel.

Artikel 2.8 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.1, wordt bepaald door het aantal hectares van het desbetreffende natuurbeheertype, en het aantal hectares, meters of stuks van het desbetreffende landschapsbeheertype, te vermenigvuldigen met het tarief vermenigvuldigd met zes jaar.

2. Indien van toepassing wordt het tarief als bedoeld in het eerste lid verhoogd met:

  • a. de monitoringstoeslag per natuurbeheertype, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

  • b. het normbedrag voor de recreatietoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

  • c. het normbedrag voor de schapentoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares.

3. Het tarief als bedoeld in het eerste lid wordt verhoogd met het normbedrag voor de vaartoeslag,vermenigvuldigd met het aantal hectares vermenigvuldigd met zes jaar.

4. Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan€ 1.200, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.9 Rangschikking

1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 2.10 Subsidieverlening

1. De subsidie, bedoeld in artikel 2.1, wordt verleend voor een periode van zes aaneengesloten kalenderjaren, welke periode steeds begint op 1 januari.

2. Gedeputeerde staten kunnen de subsidie verlenen onder de opschortende voorwaarde dat binnendrie maanden na de datum van bekendmaking van de beschikking tot subsidie verlening een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tot stand komt.

Artikel 2.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv en artikel 1.6 worden aan de subsidieontvangerde volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. het verrichten van alle beheeractiviteiten die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de natuurbeheertypen en landschapsbeheertypen en geen handelingen te verrichten of te gedogen die afbreuk doen aan de instandhouding daarvan;

  • b. er voor zorgdragen dat door of vanwege Gedeputeerde Staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op het desbetreffende natuurterrein;

  • c. indien de subsidieontvanger een vergoeding ontvangt als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid,onder c, wordt de monitoring verricht overeenkomstig het monitoringsprogramma van de provincie;

  • d. het van zonsopgang tot zonsondergang kosteloos openstellen en toegankelijk houden vanhet desbetreffende natuurterrein op ten minste 358 dagen per jaar;

    e. ervoor zorg te dragen dat namens gedeputeerde staten audits kunnen worden uitgevoerd in het kader van de naleving van de certificeringsvoorwaarden;

    f. voor de gehele duur van de subsidie over een individueel certificaat natuurbeheer of certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer te beschikken.

2. Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger die een toeslag ontvangt als bedoeldin artikel 2.7, eerste lid, onder d, de volgende verplichtingen:

  • a.het natuurterrein is voldoende toegankelijk en bevat voldoende wegen, vaarwegen en paden,die recreatief gebruik mogelijk maken;

  • b.de wegen, vaarwegen en paden als bedoeld onder a, worden onderhouden;

  • c.de subsidieontvanger verleent medewerking aan de markering en beheer van routes voorwandelen en fietsen in het kader van de landelijke wandelroutes, landelijke fietsroutes en knooppuntennetwerken voor wandelen en fietsen.

3. Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger die een toeslag ontvangt als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder b, de volgende verplichtingen:

  • a.bij het in standhouden van het op het natuurterrein aanwezig natuurbeheertype wordt gebruik gemaakt van een of meerdere gescheperde schaapskuddes;

  • b. het gebruik van een of meerdere gescheperde schaapskuddes strekt zich uit over de gehele oppervlakte waarvoor de toeslag door Gedeputeerde Staten wordt verstrekt.

4. De subsidieontvanger is vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, indien:

  • a.sluiting nodig is bij of krachtens de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 of de Wet natuurbescherming;

  • b.het terrein naar zijn aard buiten machte van de subsidieontvanger niet toegankelijk is;

  • c.er bescherming van de persoonlijke levenssfeer noodzakelijk is tot een maximum van een hectare;

  • d.het terrein vrijgesteld is op grond van het natuurbeheerplan.

5. Indien de subsidieontvanger niet kan voldoen aan een of meerdere verplichtingen als bedoeld inhet eerste tot en met het vierde lid, doet hij daar een keer per jaar uiterlijk op 1 november melding van aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 2.12 Verplichtingen van de niet-gecertificeerde subsidieontvanger

Vervallen.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de gecertificeerde subsidieontvanger

Vervallen.

Artikel 2.14 Bevoorschotting en betaling

1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag.

2. Gedeputeerde Staten nemen binnen tien weken na afloop van ieder kalenderjaar een beslissing tot voorschotverlening.

3. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

4. Het voorschot op het verleende subsidiebedrag wordt in vijf termijnen betaald, steeds binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het tweede of derde lid, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 2.15 Wijziging subsidieverlening vanwege vergroting areaal

1. De subsidieontvanger kan eenmaal per kalenderjaar in de aanvraagperiode een aanvraag indienentot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening met ingang van het volgend kalenderjaar, gericht op vergroting van het areaal.

2. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om, overeenkomstig de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, de beschikking tot subsidieverlening te wijzigen voor de resterende looptijd van de subsidie, indien:

  • a.

    de aanvraag voldoet aan de subsidievereisten, genoemd in artikel 2.6, uitgezonderd het eerste lid onder c, en

  • b.

    die wijziging leidt in de resterende looptijd van de verlening tot een verhoging van het subsidiebedrag van minimaal € 1.200.

3. De hoogte van de wijziging van de subsidie wordt bepaald op basis van het tarief en de toeslagen die van toepassing waren ten tijde van het nemen van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 2.16 Subsidievaststelling

1. In afwijking van artikel 23 van de Asv stellen Gedeputeerde Staten binnen dertien weken na afloop van de zes aaneengesloten beheerjaren waarvoor de subsidie is verstrekt, de subsidie ambtshalve vast.

2. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.

Hoofdstuk 3 Agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor een project gericht op behoud en versterking van een leefgebied.

2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

3. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot behoud en versterking van een leefgebied gedurende een periode van zes jaar.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 3.1 wordt uitsluitend verstrekt aan een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond.

Artikel 3.3 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidies, als bedoeld in artikel 3.1, worden ingediend binnen de periode van openstelling genoemd in het openstellingsbesluit als bedoeld in artikel 1.2.

Artikel 3.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie, als bedoeld in artikel 3.1 in ieder geval geweigerd indien voor zover voor het gedeelte van het leefgebied waarvoor subsidie is aangevraagd al een subsidie op grond van deze regeling of de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 is verstrekt.

Artikel 3.5 Subsidievereisten

1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de aanvrager beschikt over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer;

  • b. het project voldoet aan de beoordelingscriteria voor gebiedsaanvragen zoals die in het natuurbeheerplan zijn opgenomen, inclusief de daarbij aangeduide kaarten;

  • c. aan het project ligt een gebiedsaanvraag ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

1. het minimum en maximum aantal hectares waarvoor per leefgebied, of onderdeel van het leefgebied beheeractiviteiten worden uitgevoerd, waarbij het maximum aantal hectares niet meer dan15% meer mag zijn dan het minimum aantal hectares;

2. per leefgebied, of onderdeel van het leefgebied een projectomschrijving op het niveau van beheerfunctie of cluster van beheeractiviteiten, een en ander afhankelijk van het gekozen abstractieniveau voor de beoordelingscriteria voor gebiedscriteria in het natuurbeheerplan;

3. de te realiseren doelen;

4. een berekening van de kosten voor het uit voeren van het project, gesplitst naar leefgebied of onderdeel van het leefgebied;

5. een of meer topografische kaarten met een schaal van 1:5.000 waarop de buitengrenzen van de leefgebieden of onderdelen van de leefgebieden waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven.

2. Indien een aanvrager niet beschikt over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer, kan hij in afwijking van het eerste lid, onder a, in de aanvraagperiode 2015 voor beheerjaar 2016 voorsubsidie als bedoeld in artikel 3.1 in aanmerking komen, indien de aanvrager een aanvraag tot een certificaat heeft ingediend.

Artikel 3.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten voor het uitvoeren van het project, overeenkomstig de verordening (EU) nummer 1305/2013;

  • b. gederfde inkomsten, overeenkomstig de verordening (EU) nummer 1305/2013;

  • c. transactiekosten, overeenkomstig de verordening (EU) nummer 1305/2013.

Artikel 3.7 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten om te voldoen aan de baseline;

  • b.inkomsten die met het project worden gegenereerd, overeenkomstig de verordening (EU) nummer1305/2013.

Artikel 3.8 Subsidiehoogte

1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.1, wordt bepaald door het aangevraagde maximum aantal hectares per leefgebied te vermenigvuldigen met de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, vermenigvuldigd met zes.

2. De gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in het eerste lid, worden bepaald door de begrote kosten per leefgebied, bedoeld in artikel 3.5, eerste lid onder c, vierde onderdeel, te delen door zes en daarna te delen door het maximum aantal hectares dat voor dat leefgebied is aangevraagd.

3. Indien toepassing van het eerste tot en met derde lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.200,- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 3.9 Rangschikking

1. Indien binnen de aanvraagperiode meerdere volledige subsidieaanvragen voor dezelfde locatie binnen een leefgebied zijn ingediend, wordt een aanvraag geselecteerd door te bepalen welke aanvraag het meest ecologisch effectief wordt uitgevoerd.

2. Na toepassing van het eerste lid maken Gedeputeerde Staten, indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan,voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afwegingtussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

  • a. de dekkingsgraad, zijnde de verhouding van het aantal hectares beheer dat is aangevraagd tot het totaal aantal hectares leefgebied waarop dat gedeelte van de aanvraag ziet, te waarderen met maximaal 50 punten;

  • b. de kwaliteit van beheer, zijnde:

1. variatie in beheer, te waarderen met maximaal 40 punten;

2. intensiteit van beheer, te onderscheiden in:

i. het aantal verschillende vormen van beheer dat is aangevraagd, te waarderen met maximaal20 punten;

ii. de zwaarte van het aangevraagde beheer, te waarderen met maximaal 20 punten;

3. Indien een onderdeel van de aanvraag minder dan 20 punten scoort, wordt dat gedeelte van de aanvraag geweigerd.

4. Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de rangschikking van die aanvragen bepaald door de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, waarbij de aanvraag met de laagst gemiddelde kosten het hoogst wordt gerangschikt.

5. Indien toepassing van het tweede en vierde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijke plek worden gerangschikt, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 3.10 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten kunnen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 voor advies over artikel 3.9 voorleggen aan de adviescommissie.

Artikel 3.11 Subsidieverlening

De subsidie, bedoeld in artikel 3.1, wordt verleend voor een periode van zes aaneengesloten kalenderjaren, welke periode steeds begint op 1 januari.

Artikel 3.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv en artikel 1.6 worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

a. uitvoering vindt plaats in leefgebieden;

b. de subsidieontvanger doet uiterlijk voor 1 januari van ieder kalenderjaar per leefgebied of onderdeel van een leefgebied waarvoor is beschikt een opgave van de beheeractiviteiten op perceelsniveau in het daartoe door Gedeputeerde Staten aangewezen systeem;

c. de gekozen beheeractiviteiten of combinatie van beheeractiviteiten past bij de beheerfunctieof het cluster van beheeractiviteiten zoals beschikt en het bijbehorende leefgebied zoals aangewezen in het natuurbeheerplan;

d. wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden, worden door de subsidieontvanger uiterlijk veertien dagen voorafgaand aan het ingaan van de wijziging gemeld aan Gedeputeerde Staten door de wijziging op perceelsniveau in te voeren in het onder b bedoelde systeem. Deze wijzigingen kunnen tot uiterlijk 30 september van het lopende beheerjaar worden doorgevoerd;

e. wijzigingen bestaande uit het toevoegen van percelen worden door de subsidieontvanger uiterlijk op 15 mei van het lopende beheerjaar doorgevoerd via het in onderdeel b bedoelde systeem;

f. wijzigingen bestaande uit het terug trekken van percelen met de daarbij horende beheeractiviteiten zijn mogelijk tot en met 30 september, via het in onderdeel b bedoelde systeem, tenzij artikel 3, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 zich tegen de wijziging verzet;

g. de subsidieontvanger dient ieder kalenderjaar in de periode waarin de Gecombineerde data inwinning wordt ingediend een betaalverzoek in voor dat kalenderjaar, de subsidie ontvanger dient deze aanvraag in via een door Gedeputeerde Staten beschikbaar gesteld formulier;

h. de subsidieontvanger dient uiterlijk oktober van ieder kalenderjaar een verantwoording in waarin is beschreven:

  • 1° welke activiteiten als bedoeld onder b, daadwerkelijk zijn uitgevoerd;

  • 2° welke wijzigingen als bedoeld onder d, e en f hebben plaatsgevonden en waarom;

i. de subsidieontvanger dient uiterlijk 1 december van ieder kalenderjaar een voortgangsverslag in;

j. de subsidieontvanger beschikt voor de gehele duur van de subsidie over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer;

k. de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat er namens Gedeputeerde Staten audits kunnen worden uitgevoerd in het kader van de naleving van de certificeringsvoorwaarden;

l. de subsidieontvanger verleent medewerking aan een toezichthouder als bedoeld in artikel 1.7 om toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen en verleent een toezichthouder ongehinderd toegang tot de percelen;

m. de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat door of vanwege Gedeputeerde Staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd in het desbetreffende leefgebied;

n. uiterlijk veertien dagen na het uitvoeren van de hierna genoemde activiteiten doet de subsidieontvanger daarvan een melding in het onder b bedoelde systeem:

1°.het bemesten met ruige mest;

2°.het schoonmaken van watergangen;

3°.het snoeien;

4°.het spuiten van bagger;

5°.het maaien of schonen.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, is de subsidieontvanger voor het jaar 2016 verplicht om uiterlijk 15 januari 2016 per leefgebied of onderdeel van een leefgebied waarvoor is beschikt een opgave te doen van de beheeractiviteiten op perceelsniveau in het daartoe door Gedeputeerde Staten aangewezen systeem.

Artikel 3.13 Bevoorschotting en betaling

1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag, naar aanleiding van het ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, onder i.

2. Gedeputeerde Staten nemen binnen tien weken na afloop van ieder kalenderjaar een beslissing tot voorschotverlening.

3. De beslissing, bedoeld in het tweede lid, kan eenmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

4. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in vijf termijnen betaald, steeds binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het tweede of derde lid.

5. De hoogte van het voorschot wordt bepaald door het totaal aantal hectares opgegeven in hetbetaalverzoek, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, onder i, en waarvoor daadwerkelijk beheeractiviteiten zijn uitgevoerd, per leefgebied te vermenigvuldigen met de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid.

6. Als het bedrag als bedoeld in het vijfde lidhoger is dan het totaal bedrag dat voor de uitgevoerde beheeractiviteiten op grond van de Catalogus groen blauwe diensten maximaal mag worden vergoed (zie bijlage 3), geldt voor de berekening van het voorschot dit maximum bedrag.

Artikel 3.14 Wijziging subsidieverlening

1. De subsidieontvanger kan eenmaal per kalenderjaar in de aanvraagperiode een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening met ingang van het volgend kalenderjaar.

2. Onder wijziging van de beschikking tot subsidieverlening wordt verstaan:

  • a.

    vergroting van de minimum en maximum oppervlakte van het leefgebied of onderdeel van het leefgebied waarvoor reeds een beschikking is afgegeven;

  • b.

    uitbreiding van de bestaande beschikking met een nieuw leefgebied of een onderdeel daarvan;

  • c.

    aanpassing van de gemiddelde kosten per hectare leefgebied;

  • d.

    een combinatie van een vergroting als bedoeld onder a met een aanpassing als bedoeld onder c, of

  • e.

    een combinatie van een uitbreiding als bedoeld onder b met een aanpassing als bedoeld onder c.

3. Gedeputeerde staten kunnen besluiten om, overeenkomstig de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, de beschikking tot subsidieverlening te wijzigen voor de resterende looptijd van de subsidie indien:

  • a.

    de aanvraag voldoet aan de subsidievereisten, genoemd in artikel 3.5, en

  • b.

    die wijziging leidt tot een verhoging van het subsidiebedrag van minimaal € 1.200.

4. In afwijking van de gegevens, bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, onder c, ten 4°, dient de subsidieontvanger een berekening in van de kosten voor het uitvoeren van het project gedurende de na wijziging resterende looptijd van de subsidie, gesplitst naar leefgebied of onderdeel van het leefgebied.

5. De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de gemiddelde kosten per hectare leefgebied. De gemiddelde kosten per hectare leefgebied worden bepaald door per leefgebied de kosten voor het uitvoeren van het project in de resterende looptijd te delen door het aantal jaren waarvoor de subsidieverlening na de wijziging nog loopt. Dit bedrag wordt gedeeld door het maximum aantal hectares waarvoor de subsidieverlening na de wijziging geldt. Het aldus berekende bedrag geldt met ingang van het kalenderjaar waarin de wijziging van kracht wordt voor de resterende looptijd van de subsidie bedoeld in artikel 3.11.

6. In afwijking van het derde lid geldt dat de aanvraag in de situatie, bedoeld in het tweede lid, onder a, voldoet aan de subsidievereisten, genoemd in artikel 3.5, eerste lid, onder a, b en c, ten 1º, 4º en 5º.

Artikel 3.15 Subsidievaststelling

1. In afwijking van artikel 23 stellen Gedeputeerde Staten binnen dertien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie is verstrekt, de subsidie ambtshalve vast, naar aanleiding van het door de subsidieontvanger in het zesde en laatste kalenderjaar ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, onder i.

2. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.

3. Het restant bedrag wordt binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in dit artikel uitbetaald.

4. De hoogte van het restant bedrag wordt bepaald door het totaal aantal hectares opgegeven in het betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, onder i, en waarvoor daadwerkelijk beheeractiviteiten zijn uitgevoerd, per leefgebied te vermenigvuldigen met de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid.

5. Als het bedrag als bedoeld in het vierde lidhoger is dan het totaal bedrag dat voor de uitgevoerdebeheeractiviteiten op grond van de Catalogus groen blauwe diensten maximaal mag worden vergoed (zie bijlage 3), geldt voor de berekening van het restant bedrag dit maximum bedrag.

Artikel 3.16 Sancties

1. Ter uitvoering van de Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (PbEU L181) verlagen Gedeputeerde Staten de verleende of vastgestelde subsidie indien er onregelmatigheden zijn geconstateerd bij de uitvoering van controles als bedoeld in artikel 28 en 37 van Verordening (EU) nr. 809/2014.

2. Indien een landbouwer, of andere grondgebruiker van landbouwgrond, die ten behoeve van de subsidieontvanger beheeractiviteiten uitvoert, subsidieverplichtingen, de baseline of randvoorwaarden schendt, wordt de schending toegerekend aan de subsidieontvanger.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Evaluatie

De evaluatie van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Asv vindt 2 jaar na de inwerkingtreding van deze regeling plaats.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provincial Blad waarin deze regeling is geplaatst.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2016.

Ondertekening

Den Haag, 14 april 2015,

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Drs. J. Smit, voorzitter

drs. J.H. de Baas, secretaris

 

Bijlagen behorende bij de Subsidieregeling natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2016

Bijlage 1 Index landschap

https://www.zuid-holland.nl/publish/pages/15048/bijlage1snl2016.pdf

Bijlage 2 Index natuur en landschap

https://www.zuid-holland.nl/publish/pages/15298/bijlage2snl2016.pdf

Bijlage 3

Bijlage 3: Maximale vergoeding als bedoeld in artikel 3.13, zesde lid, en 3.15, vijfde lid.

Het overzicht met de maximale vergoedingen wordt geplaatst op Het overzicht met de maximale vergoedingen wordt geplaatst op http://www.portaalnatuurenlandschap.nl. 

Toelichting

ALGEMEEN

Op 1 januari 2016 treedt een wijziging van Verordening 809/2014 in werking. Gelet hierop wordt de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2016 (hierna: SVNL’16) aangepast. In deze regelingswijziging wordt de SVNL’16 daarnaast op diverse plekken aangepast. Het gaat hierbij om technische wijzigingen die het doel hebben om te voorkomen dat bij de uitvoering knelpunten ontstaan. In de artikelsgewijze toelichting worden enkele wijzigingen nader toegelicht.

ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL I

A (artikel 3.7)

Deze aanpassing voorkomt dat de berekening van het subsidiebedrag een rekenfout bevat.

C (artikel 3.12)

Deze wijzigingen zijn noodzakelijk om de SVNL’16 te laten stroken met artikel 14a van Verordening 809/2014 en met het daaruit voortvloeiende controle- en handhavingsregime.

De afwijkende datum voor het doen van de opgave van de beheersactiviteiten voor 2016 wordt opgenomen omdat het voor subsidieontvangers vanwege een ICT storing niet mogelijk was om de opgave voor 1 januari in te dienen.

D (artikel 3.15)

Deze wijziging is benodigd om de Beleidsregels verlagen subsidies POP een basis in de SVNL’16 te geven. De term ‘sancties’ past niet bij het karakter van het artikel. De titel van het artikel is daarom aangepast.

TOELICHTING OP HET WIJZIGINGSBESLUIT VAN 1 NOVEMBER 2016 (PROV. BLAD 2016, NR. 6399)

TOELICHTING

ALGEMEEN

Veel van de wijzigingen betreffen technische wijzigingen waardoor de regeling beter aansluit op de uitvoering van het (agrarisch) natuurbeheer en de gehanteerde begrippen en terminologieën. In de hierop volgende artikelsgewijze toelichting worden een aantal wijzigingen apart toegelicht.

ARTIKEL I

E (artikel 2.6)

Sinds 2012 vindt een herziening van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) plaats om te komen tot:

• Een efficiënter subsidieaanvraagproces en daarmee lagere uitvoeringskosten;

• Kwalitatief beter beheer;

• Meer samenwerking in het gebied;

• Een eenvoudige uitvoering van het SNL.

Voor particuliere beheerders heeft onderzoek tot de conclusie geleid dat de subsidieverlening SNL aan particuliere beheerders efficiënter kan door gebruik te maken van collectieven, die de aanvragen op gewenst kwaliteitsniveau opstellen.

Eerste lid, onderdeel c en d, minimum en certificaat. Tweede lid

Vanaf 2016 geldt daarom dat de aanvraag een minimumaantal hectaren betreft. De aanvrager dient te beschikken over een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer. Daarnaast is het mogelijk dat een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, of een andere rechtspersoon, die zelf niet beschikt over een groepscertificaat subsidie aanvraagt. Dan geldt de eis dat de eigenaren of erfpachters van de natuurterreinen waar het beheer wordt uitgevoerd elk afzonderlijk over een individueel certificaat beschikken. Op deze wijze kan het collectief beheer op twee manieren vorm krijgen:

• beheerders kunnen aansluiten bij een subsidieaanvrager die beschikt over een groepscertificaat natuurbeheer;

• beheerders met een individueel certificaat kunnen aansluiten bij een subsidieaanvrager die niet over een groepscertificaat beschikt.

Beheerders die zelfstandig een aanvraag willen doen, kunnen dat doen als zij voldoen aan de minimale omvang genoemd in artikel 2.6 en over een individueel certificaat beschikken. Door deze wijziging is altijd sprake van certificering. Het gaat dan hetzij om de aanvrager, hetzij om de beheerder die zeggenschap heeft over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

De subsidieaanvrager is de partij aan wie de subsidie wordt verleend. Zij is voor de subsidieverstrekker het aanspreekpunt. De doorbetaling van subsidiebedragen aan de personen die het beheer uitvoeren, is een zaak tussen subsidieontvanger en beheerders.

De minimale omvang genoemd in artikel 2.6 is op 0,5 hectare gesteld. Deze lage drempel komt er in de praktijk op neer dat er geen noodzaak is om collectief subsidie aan te vragen. Hiervoor is gekozen omdat de groep van particulieren waarvan de subsidiebeschikking per 31-12-2016 afloopt en waarvan er subsidieaanvragen per 2017 te verwachten zijn, van geringe grootte is en er gekozen is voor een gefaseerde invoering van de drempel. Per 2018 zal de drempel naar alle waarschijnlijkheid wel hoger zijn.

F (artikel 2.7)

Vierde lid, subsidiabele kosten bij niet-gecertificeerde subsidieontvanger

Bij een niet-gecertificeerde subsidieontvanger waarvan de eigenaren of erfpachters van de natuurterreinen waar het beheer wordt uitgevoerd over een individueel certificaat dienen te beschikken, geldt het volgende. De kosten zijn slechts subsidiabel als degenen die over een certificaat dienen te beschikken daar ook over beschikken. Indien het certificaat van één van hen wordt ingetrokken, zijn de kosten die voor het desbetreffende beheer worden gemaakt vanaf dat moment niet meer subsidiabel.

L (artikel 2.15)

Een uitbreidingsaanvraag is een verzoek tot uitbreiding van de zesjarige subsidiebeschikking. Als hiervoor budget wordt opengesteld, kan de subsidieontvanger jaarlijks een uitbreidingsaanvraag indienen voor de resterende looptijd van de oorspronkelijke zesjarige subsidiebeschikking. De uitbreidingsaanvraag moet passen binnen het natuurbeheerplan dat op het moment van het indienen van de uitbreidingsaanvraag geldt. De uitbreidingsaanvraag doorloopt dezelfde beoordelingsprocedure als nieuwe aanvragen. Hierbij geldt dat de minimumomvang in hectaren uit artikel 2.6 niet geldt bij de uitbreidingsaanvraag. De uitbreidingsaanvraag dient wel te leiden tot een verhoging van het totale subsidiebedrag van minimaal € 1.200.

N (artikel 3.12)

De term ‘schonen en/of maaien’ in onderdeel n heeft betrekking op meerjarige activiteiten waarbij een bepaald maximumpercentage, niet zijnde 100%, wordt geschoond en/of gemaaid.

P.(artikel 3.14)

Met deze aanpassing worden de mogelijkheden voor agrarische collectieven om een uitbreiding op hun lopende subsidiebeschikking aan te vragen beter beschreven.

S.(Bijlage 3)

In bijlage 3 wordt er verwezen naar de website waarop het actuele overzicht van de maximale vergoedingen voor diensten uit de Groenblauwe Catalogus wordt gepubliceerd.