Uitvoeringsregeling bezoldiging provincie Zuid-Holland

Geldend van 01-07-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 21 december 2004 tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling bezoldiging provincie Zuid-Holland (Prov. Blad 2004, nr. 100), gewijzigd bij besluit van 17 mei 2005 (Prov. Blad 2005, nr. 52/54), gewijzigd bij besluit van 16 augustus 2005 (Prov. Blad 2005, nr. 100), gewijzigd bij besluit van 13 juni 2006 (Prov. Blad 2006, nr. 34), gewijzigd bij besluit van 14 november 2006 (Prov. Blad 2006, nr. 68), gewijzigd bij besluit van 11 december 2007 (Prov. Blad 2007, nr. 116), gewijzigd bij besluit van 8 januari 2008 (Prov. Blad 2008, nr. 4), gewijzigd bij besluit van 24 juni 2008 (Prov. Blad 2008, nr. 49), gewijzigd bij besluit van 8 september 2009 (Prov. Blad 2009, nr. 55), gewijzigd bij besluit van 25 juli 2013 (Prov. Blad 2013, nr. 156) en gewijzigd bij besluit van 24 mei 2016 (Prov. Blad 2016, nr. 3553 en nr. 5209)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

gezien de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2002/2003;

gelet op het besluit van het Interprovinciaal Overleg van 24 september 2003 (en artikel 25 van het Bezoldigingsreglement provincie Zuid-Holland);

gelet op artikel 158, lid1, sub d van de Provinciewet;

gelet op artikel XI, lid 2 van de Wet dualisering provinciebestuur;

gelet op het Ambtelijk mandaatbesluit d.d. 21 oktober 2003:

BESLUITEN:

Paragraaf 1 Begrippen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. CAP: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

b. ambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel A.1, eerste lid, onderdeel a, van de CAP;

c. werknemer: degene als bedoeld in artikel H.1, eerste lid, onderdeel a, van de CAP;

d. bezoldiging: de bezoldiging als bedoeld in artikel A.1, eerste lid, onderdeel e, van de CAP;

e. uitloopschaal: vervallen.

Paragraaf 2 Salaris

Artikel 2 Diensttijd geldig voor salarisverhogingen

a. de tijd, gedurende welke de ambtenaar in zijn betrekking is geschorst, indien en voor zover dat bij de schorsing is bepaald;

b. de tijd, gedurende welke de ambtenaar in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk heeft nagelaten zijn dienst te verrichten;

c. de tijd, gedurende welke de ambtenaar buitengewoon verlof geniet, voor zover dat bij het verlenen daarvan uitdrukkelijk is bepaald;

d. de tijd, gedurende welke de ambtenaar langer dan zes maanden, zonder onderbreking van langer dan één maand wegens ziekte verhinderd is geweest zijn dienst te verrichten.

Artikel 3 Ingangsdatum salarisverhoging

1. De verhoging van het salaris op grond van artikel C.7 van de CAP gaat jaarlijks in per 1 april.

2. In verband met het bepaalde in het vorige lid vindt het evaluatie- en beoordelingsgesprek als bedoeld in artikel 4 van de regeling jaargesprekken, jaarlijks vóór 1 maart plaats.

3. Een salarisverhoging wordt de ambtenaar niet onthouden, indien het evaluatie- en be­oorde­lingsgesprek, anders dan door ziekte of verhindering, niet is ge­voerd en dit niet in overwe­gen­­de mate aan hem toe te rekenen is.

4. De ambtenaar wordt geen salarisverhoging als bedoeld in het eerste en derde lid toegekend, indien uiterlijk vier weken voor 1 maart wordt besloten het evaluatie- en beoordelingsgesprek uit te stellen. De ambtenaar wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

5. Het evaluatie- en beoordelingsgesprek kan worden uitgesteld voor een periode tot ten hoog­ste zes maanden na het tijdstip waarop de salarisverhoging zou zijn ingegaan. Gedurende dit tijdvak vindt geen salarisverhoging plaats.

6. Als een vastgestelde beoordeling niet leidt tot toepassing van het bepaalde in artikel C.7, derde lid, van de CAP, werkt de beslissing over de salarisverhoging terug tot het tijdstip waarop die salarisverhoging zonder uitstel van die beoordeling zou zijn ingegaan.

Artikel 4 Uitbetaling

1. De uitbetaling van de bezoldiging en vergoedingen, zoals bedoeld in artikel C.2, onderschei­denlijk artikel C.21 van de CAP, vindt plaats vóór of op de vijftiende van iedere maand ten gunste van een door de ambtenaar aangewezen bankrekening.

2. Het bedrag, zoals bedoeld in lid 1 wordt verminderd met eventuele inhou­dingen en vermeer­derd met eventuele uitkeringen en gratificaties.

3. De ambtenaar wordt een berekening verstrekt van het hem uit te betalen bedrag in geld.

Paragraaf 3 Toelagen

Artikel 5 Vaste onregelmatigheidstoelage

1. In afwijking van het bepaalde in artikel C.12 van de CAP, ontvangt de ambtenaar, die uitsluitend belast is met de bediening van bruggen en sluizen en die geregeld volgens een vast rooster arbeid verricht buiten de werktijden van 08.00 tot 18.00 uur op maandag tot en met vrijdag hier­voor maandelijks een vaste toelage in de vorm van een objectgerelateerd toeslagpercentage op zijn salaris.

2. Het in het vorige lid bedoelde percentage wordt per bedieningsobject op jaarbasis bepaald op het gemiddelde percentage onregelmatige dienst over alle in te roosteren bedieningsuren te vermenigvuldigen met 47,2/52.

3. In afwijking van het tweede lid wordt het in het eerste lid bedoelde per­centage voor de in de zomer gedurende zes maanden ingeroosterde ambtenaar op halfjaarbasis bepaald.

4. Voor de ambtenaar die wordt overgeplaatst van een bedieningsobject met zondagsdiensten op vrijwillige basis naar een bedieningscentrale met vast ingeroosterde zondagen, geldt in aanvulling op de afbouwtoelage onregelmatige dienst, genoemd in artikel C.13 van de CAP, dat:

    • a.

      de minimum voorwaarde, zoals bedoeld in artikel C.13, eerste lid, CAP dat de bezoldiging met ten minste 3% wordt verlaagd, buiten beschouwing blijft;

    • b.

      voor de ambtenaar, die krachtens artikel C.13 een aflopende toelage ontvangt en die als gevolg van plaatsing in een hogere functieschaal een hogere bezoldiging gaat genieten, de aflopende toelage niet wordt gekort, zoals bedoeld in artikel C.13, vijfde lid, CAP mits de nieuwe inschaling niet hoger is dan functieschaal 6.

5. Het vierde lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar van een bedieningsobject (brug of sluis) wiens toelage als bedoeld in artikel C.12 van de CAP vermindert als direct gevolg van de ingebruikname of van roosterwijzigingen van een bedieningscentrale.

Artikel 6 Extra toelage brug- en sluiswachter/kantonnier

Vervallen.

Artikel 7 Bijzondere toelage voor werkzaamheden buiten normale werk tijden

De ambtenaar in de functie van toezichthouder of rayonopzichter bij de Dienst Beheer Infra­struc­tuur, alsmede de ambtenaar belast met monteurswerkzaamheden en het personeel van een dienstvaartuig heeft aanspraak op een toelage van € b, indien hij ten minste drie uren overwerk verricht buiten de periode van maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 uur en 18.00 uur.

Artikel 8 Toelage bereikbaarheids- en gebondenheidsdiensten

De ambtenaar:

a. bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder a en b;

b. ingeschakeld in de storingswachtdienst;

c. belast met waakdiensten bij het computercentrum;

d. belast met storings- en wachtdiensten met betrekking tot het Finan­cieel Informatiesysteem van de afdeling Financiën;

e. belast met piketdiensten dan wel belast met toezicht op de gladheidsbestrijding, wordt een toelage toegekend van € c voor elke volle week, waarin hij buiten de vastgestelde werktijden bereikbaar voor oproepen moet zijn. De toelage bedraagt 1,2 x € c voor elke volle week, waarin hij buiten de vastgestelde werktijden bereikbaar voor oproepen moet zijn om na oproep persoonlijk aanwezig te zijn op locatie.

Artikel 9 Ongemakkentoelage

1. Aan de ambtenaar die is ingedeeld in de salarisschalen 1 tot en met 7, zoals bedoeld in bijlage 2 van de CAP, wordt een toelage toegekend, indien hij vuil, risicovol en/of onaangenaam werk verricht en dit niet voldoende in het salaris tot uitdrukking is gebracht.

2. Een toelage als bedoeld in de vorige volzin, kan alleen worden toege­kend, indien het vuile, risicovolle en/of onaangename werk wordt ver­richt gedurende ten minste vier uren op een dag, waarbij voorbereidende en afsluitende werkzaamheden die direct met de uitvoering van het vuile en of onaangename werk te maken hebben, mogen worden meegere­kend.

3. Uit billijkheidsoverwegingen kan worden besloten om de in het eerste lid genoemde voorwaarde van ten minste vier uren buiten beschouwing te laten, indien het belastende karakter van de werkzaamheden daartoe aanleiding geeft.

4. Een toelage als bedoeld in het eerste lid, wordt toegekend voor de hierna te noemen werkzaamheden en bedraagt per dag:

a. € e voor:

  • 1.

    vuilvissen;

  • 2.

    plaatsen van een beschoeiing;

  • 3.

    afspuiten en conserveren van boten met bitumenhoudende producten;

  • 4.

    bespuiten van onkruid met giftige stoffen;

  • 5.

    schoonmaken van landhoofden;

  • 6.

    opruimen van kadavers;

  • 7.

    schoonmaken van openbare toiletten;

  • 8.

    schoonmaken van pompkelders bij bruggen en viaducten.

b. € f voor:

  • 1.

    herstellen en vernieuwen van rioleringen van gebouwen, woon­huizen, en dergelijke;

  • 2.

    aanbrengen van slijtlagen en asfaltmengsels in kleine hoeveel­heden;

  • 3.

    uitzetten en/of aanbrengen van verkeersstrepen en figuratie, verrichten van meetwerkzaamheden en aanbrengen van voegvul­lingen en kattenogen op wegen;

  • 4.

    verven van verkeersdruppels, geleidebanden en aanbrengen of herstellen van geleidehekken en –rails;

  • 5.

    regelen van verkeer op drukbereden hoofdrijbanen;

  • 6.

    schoonvegen van kruispunten en rijbanen;

  • 7.

    schoonmaken van bermplanken langs hoofdrijbanen;

  • 8.

    knippen van een heg direct langs een drukbereden rijbaan;

  • 9.

    plaatsen van tijdelijke verkeersafzetting;

  • 10.

    verrichten van smeerwerkzaamheden aan bruggen, waarbij het bewegingsmechanisme in werking moet zijn.

c. € g voor:

  • 1.

    werken op grote hoogte (minimum 6 meter); met of zonder gebruik van een ladder;

  • 2.

    werken met een motorkettingzaag;

  • 3.

    direct assisteren bij motorkettingzaagwerkzaamheden;

  • 4.

    werken met een bosmaaier;

  • 5.

    invoeren van hout bij het gebruik van een houtversnipperaar.

  • 6.

    Voor de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt de ingevolge het vorige lid gelden­de aanspraak naar evenredigheid bepaald.

Artikel 9a Overwerkvergoeding bij ziekte

1. Ten aanzien van de medewerker die regelmatig overwerk verricht, daarvoor op grond van artikel C.20 CAP een overwerkvergoeding ontvangt en die wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, geldt dat onder bezoldiging, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, tevens de overwerkvergoeding moet worden verstaan.

2. Voor bepaling van de overwerkvergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt de gemiddelde ontvangen overwerkvergoeding per maand over de vier kalenderkwartalen voorafgaande aan de ongeschiktheid wegens ziekte berekend.

3. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet op het moment dat:

a. De ambtenaar weer zijn werkzaamheden kan hervatten maar op advies van de bedrijfsarts geen overwerk meer mag verrichten;

b. voor minder uren zijn functie zal gaan uitoefenen waarbij van volledige hervatting van zijn werkzaamheden op termijn geen sprake zal zijn dan wel

c. herplaatst wordt in een andere functie waarbij er geen sprake zal zijn van een overwerk­vergoeding.

Paragraaf 4 Afbouwregeling toelagen en overwerk

Artikel 10 Afbouwregeling toeslagen

1. Een overgangstoelage wordt toegekend aan de ambtenaar wiens bezoldiging met ten minste 3% wordt verlaagd als gevolg van het buiten eigen schuld of toedoen beëindigen of verminderen van:

  • a.

    een vaste ongemakkentoelage, als bedoeld in artikel 9;

  • b.

    een toelage voor bereikbaarheids- of gebondenheidsdiensten, als bedoeld in artikel 8, onderdeel e;

  • c.

    overwerk, als bedoeld in artikel C.23 van de CAP, indien dit overwerk in de afgelopen twee jaar ten minste gemiddeld 5 uur per week heeft bedragen en blijvend daalt met ten minste 5 uur per week.

2. De overgangstoelage, als bedoeld in het eerste lid, duurt ten hoogste vijf jaar en in ieder geval niet langer dan de helft van de tijd gedurende welke de toelage werd genoten, dan wel het overwerk werd verricht.

3. De overgangstoelage als bedoeld in het eerste lid is gebaseerd op het verschil tussen de laatstelijk genoten bezoldiging en de nieuw te genieten bezoldiging.

4. De overgangstoelage als bedoeld in het eerste lid, bedraagt per maand, indien de ambtenaar de toelage heeft genoten, dan wel het overwerk heeft verricht gedurende een periode van ten minste:

  • a.

    25 jaar: gedurende één jaar 100% en vervolgens 80% van het verschil;

  • b.

    20 jaar: 100% gedurende drie maanden en vervolgens 80% van het verschil;

  • c.

    15 jaar: 100% gedurende drie maanden, 80% gedurende drie maanden en vervolgens 60% van het verschil;

  • d.

    10 jaar: 100% gedurende drie maanden, 80% gedurende drie maanden, 60% gedurende drie maanden en vervolgens 40% van het verschil;

  • e.

    minder dan 10 jaar: 100% gedurende drie maanden, 80% gedurende drie maanden, 60% gedurende drie maanden, 40% gedurende drie maanden en vervolgens 20% van het verschil.

5. In afwijking van tweede en vierde lid onder b, c, d en e bedraagt de overgangstoelage gedurende één jaar 100% en vervolgens 80% van het verschil als bedoeld in het derde lid, indien de ambtenaar bij aanvang van de aanspraak, de toelage heeft genoten, dan wel het overwerk heeft verricht gedurende een periode van ten minste:

  • a.

    15 jaar en hij 50 jaar of ouder is;

  • b.

    5 jaar en hij 55 jaar of ouder is.

6. Indien de ambtenaar, die krachtens dit artikel een overgangstoelage ontvangt een hogere bezoldiging gaat genieten, wordt de overgangstoelage met een gelijk bedrag gekort, tenzij de hogere bezoldiging:

  • a.

    het gevolg is van een algemene salarismaatregel;

  • b.

    in overeenstemming is met de bezoldigingsvooruitzichten die de ambtenaar zou hebben gehad in de oude situatie.

7. De overgangstoelage kan worden afgekocht door toekenning van een uitkering ineens.

Artikel 10a Afbouwregeling landmeters

Vervallen.

Artikel 10b Afbouwregeling buitendienst Dienst Beheer Infrastructuur

1. Voor de ambtenaar die tot 1 april 2006 belast was met gladheidsbestrijding en sneeuwruimen op de provinciale wegen dan wel belast was met het bestrijden van gladheid en sneeuwruimen op bruggen en/of sluizen, geldt in aanvulling op de afbouwregeling als bedoeld in artikel 10, dat:

a. de minimum voorwaarde dat de bezoldiging met ten minste 3% wordt verlaagd, genoemd in artikel 10, eerste lid, buiten beschouwing blijft;

b. de voorwaarde dat het overwerk in de afgelopen twee jaar ten minste gemiddeld 5 uur per week dient te hebben bedragen en dat het blijvend daalt met ten minste 5 uur per week, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder c, buiten beschouwing blijft;

c. de ambtenaar, die krachtens dit artikel een overgangstoelage ontvangt en die als gevolg van plaatsing in een hogere functieschaal een hogere bezoldiging gaat genieten, de overgangstoelage niet wordt gekort, zoals bedoeld in artikel 10, zesde lid, mits de nieuwe inschaling niet hoger is dan functieschaal 6.

2. Voor de ambtenaar die wordt overgeplaatst van een bedieningsobject met zondagsdiensten op vrijwillige basis naar een bedieningscentrale met vast ingeroosterde zondagen, geldt in aanvulling op de afbouwtoelage genoemd in artikel 10, dat de voorwaarde, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder c, dat het overwerk in de afgelopen twee jaar ten minste gemiddeld 5 uur per week dient te hebben bedragen en dat het blijvend daalt met ten minste 5 uur per week, buiten beschouwing blijft.

Artikel 10c Afbouwregeling medewerkers Facilitaire Zaken

Voor de ambtenaar die tot 1 april 2009 belast was met gladheidbestrijding en sneeuwruimen rond de terreinen van het Provinciehuis, geldt in aanvulling op de afbouwregeling als bedoeld in artikel 10, dat:

  • a.

    de minimum voorwaarde dat de bezoldiging met ten minste 3% wordt verlaagd, genoemd in artikel 10, eerste lid, buiten beschouwing blijft.

  • b.

    de voorwaarde dat het overwerk in de afgelopen twee jaar ten minste gemiddeld 5 uur per week dient te hebben bedragen en dat het blijvend daalt met ten minste 5 uur per week, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder c, buiten beschouwing blijft.

  • c.

    de ambtenaar, die krachtens dit artikel een overgangstoelage ontvangt en die als gevolg van plaatsing in een hogere functieschaal een hogere bezoldiging gaat genieten, de overgangstoelage niet wordt gekort, zoals bedoeld in artikel 10, zesde lid, mits de nieuwe inschaling niet hoger is dan functieschaal 6.

Paragraaf 5 Vergoedingen

Artikel 11 Maaltijdvergoeding bij overwerk

1. Indien de ambtenaar twee uur of langer moet overwerken en in het be­lang van de dienst zijn avondmaaltijd niet op de voor hem gebruikelijke plaats en tijd kan gebruiken, wordt zo mogelijk een maaltijd vanwege de provincie verstrekt. Heeft de ambtenaar hiervoor moeten betalen, dan worden de gemaakte kosten vergoed tot ten hoogste het bedrag van de vergoeding als bedoeld in het volgende lid.

2. Indien geen maaltijd vanwege de provincie kan worden verstrekt, ont­vangt de ambtenaar, indien hij een maaltijd in een daarvoor bestemde gelegenheid heeft genuttigd, een vergoeding van de aantoonbaar ge­maakte kosten tot ten hoogste de vergoeding voor een diner, bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Dienstreisregeling provincie Zuid-Holland 2011.

3. De voorgaande leden zijn niet van toepassing indien en voorzover een andere regeling in vergoeding van de in deze leden bedoelde kosten voorziet.

Artikel 12 Vergoeding kosten internetaansluiting

Vervallen.

Artikel 12a Vergoeding telefoonkosten

Vervallen.

Paragraaf 6 Gratificaties

Artikel 13 Ambtsjubileumgratificaties

1. Aan de ambtenaar wordt wegens 25-jarige, 40-jarige en 50-jarige over­heidsdienst een grati­ficatie toegekend.

2. De gratificatie, zoals bedoeld in het eerste lid, bedraagt bij een dienst­tijd van 25 jaar 50% en bij 40 jaar en 50 jaar 100% van de maandelijkse bezoldiging, welke voor de ambtenaar op de dag van het ambtsjubileum geldt, te vermeerderen met het Individueel Keuzebudget, zoals genoemd in artikel C.17 van de CAP.

3. Vervallen.

4. Vervallen.

Artikel 14 Overheidsdiensttijd ambtsjubileum

Voor de toepassing van artikel 13 geldt als overheidsdienst de tijd door­gebracht:

a. in burgerlijke dienstbetrekking bij de overheid van een land dat gedurende de dienstbetrek­king behoorde tot het Koninkrijk der Nederlanden;

b. in een betrekking (vóór 1 januari 1966), als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Pensioen­wet 1922 (Staatsblad 1922, 240), een betrekking als bedoeld in artikel B2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet of een betrekking, als bedoeld in artikel B3 van evengenoemde wet, alsmede vóór en na 1 januari 1966 in een betrekking, als bedoeld in artikel U2 van die wet;

c. in militaire of daarmee voor de toepassing van het Ambte­narenreglement gelijkgestelde dienst bij de troepen in een land dat gedurende de dienst behoorde tot het Koninkrijk der Nederlanden;

d. als volontair met een volledige dagtaak;

e. in andere niet onder de letters a, b, c, of d genoemde betrekking welke mede als tijd in dienst van de overheid in aanmerking kan worden ge­nomen.

Artikel 15 Gratificatie bedrijfshulpverlening

1. Een gratificatie van € j per jaar wordt toegekend aan de ambtenaar die aangewezen is als lid van de bedrijfshulpverlening.

2. Een gratificatie van € k per jaar wordt toegekend aan de ambtenaar die aangewezen is als lid van de staforganisatie van de bedrijfshulpverlening.

3. Een gratificatie van € l per jaar wordt toegekend aan de ambtenaar die aangewezen is als plaatsvervangend hoofd van de bedrijfshulpverlening.

4. Aan de ambtenaar als bedoeld onder het eerste en het tweede lid wordt een gratificatie van € m toegekend wegens 10-jarige deelname aan de bedrijfshulpverlening en een gratificatie van € n wegens elk 5-jarig jubileum daarna.

Artikel 16 Gratificatie rampenbestrijding en waakdiensten

1. Een gratificatie van € o per jaar wordt toegekend aan de ambtenaar, die:

a. belast is met het op basis van een rooster buiten de voor hem vastgestelde werktijden verrichten van piketdiensten voor de crisis- en calamiteitenorganisatie;

b. belast is met het regelmatig buiten de voor hem vastgestelde werktijden verichten van waakdiensten ten behoeve van de milieuklachtentelefoon;

c. vervallen.

d. vervallen.

2. De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, die buiten de voor hem vastgestelde werktijden in het kader van de crisis- en calamiteiten-organisatie of de milieuklachtentelefoon optreedt - het deelnemen aan oefeningen daaronder begrepen - ontvangen hiervoor een overwerkver­goeding van € p.

Paragraaf 7 Dienstwoning

Artikel 17 Dienstwoning

Vervallen.

Paragraaf 8 Spaarloonregeling

Artikel 18 Spaarloonregeling

Vervallen.

Paragraaf 9 Loonregeling

Artikel 19 Loonregeling

Degene die, overeenkomstig hoofdstuk H van de CAP, op arbeidsovereen­komst naar burgerlijk recht in dienst van de provincie is genomen:

a. in het kader van een door de overheid getroffen regeling, die het karakter draagt door een tijdelijke tewerkstelling de opneming in het arbeidspro­ces van één of meer bepaalde groepen van werklozen te bevorderen; hetzij

b. voor niet langer dan zes weken ter vervanging van door vakantie afwezig personeel, wordt bezoldigd conform de bepalingen van de Wet minimumloon en minimumvakantie­bijslag.

Artikel 19a Werknemers

Onverminderd het bepaalde in de artikelen H.5 en H.6 van de CAP is deze regeling van toepas­sing op de werknemer, voor zover daarvoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten termen bestaan.

Paragraaf 10 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20 Uitlooptoelage

1. De ambtenaar die op 1 augustus 2013 recht heeft op een uitloopschaal of uitloopperiodiek, ontvangt een uitlooptoelage ter hoogte van het verschil tussen het maximum van zijn salaris­schaal en het salaris dat hij krijgt na toepassing van de uitloopschaal of uitloopperiodiek.

2. De uitlooptoelage zoals bedoeld in het vorige lid, wordt als salaris aangemerkt.

3. In gevallen waarin de ambtenaar wordt geplaatst in een functie waaraan een andere sala­ris­schaal is verbonden, geldt voor de bepaling van zijn salaris hetgeen is bepaald in artikel C.6 van de CAP.

4. In gevallen waarin de medewerker, die recht heeft op de in het eerste lid bedoelde toelage, wordt geplaatst in een functie waaraan een hogere schaal is verbonden wordt de toelage ingepast in de nieuwe salarisschaal. Daarmee vervalt de toelage.

Artikel 21

Vervallen.

Artikel 22 Overgangsregeling

Voor de ambtenaar die vóór 20 juni 1990 aanspraak of uitzicht had op het maximumsalaris van salarisschaal 8 blijft dat maximumsalaris gehandhaafd op het in bijlage 2 van deze verordening genoemde bedrag.

Artikel 23

De bedragen vermeld in deze uitvoeringsregeling worden aangepast bij algemene salaris­maat­regel.

Artikel 24 Bijzondere gevallen

Indien zich gevallen voordoen, waarvoor deze regeling geen voorziening biedt of waarin toepassing van deze regeling naar hun oordeel ernstige be­zwaren zou opleveren kan, zonodig onder afwijking van deze regeling, ten voordele van de individuele ambtenaar worden voorzien.

Artikel 25 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: ‘Uitvoeringsregeling bezoldiging provincie Zuid-Holland’.

Ondertekening

Den Haag, 21 december 2004.

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

J. FRANSSEN, VOORZITTER
M.H.J. VAN WIERINGEN-WAGENAAR, SECRETARIS

Bijlage 1 Wijzigingsblad bedragen uitvoeringsregeling bezoldiging provincie Zuid-Holland per 1 april 2016

a = vervallen

b = € 9,19

c = € 136,86

d = vervallen

e = € 5,61

f = € 7,94

g = € 10,73

h = vervallen

i = vervallen

j = € 146,37

k = € 439,08

l = € 292,74

m = € 219,57

n = € 292,74

o = € 244,39

p = € 27,00

q = vervallen

Bijlage 2 Overgangsregeling schaal 8, zoals bedoeld in artikel 22

Het maximumsalaris voor de ambtenaar die vóór 20 juni 1990 aanspraak of uit­zicht had op het maximumsalaris van salarisschaal 8 blijft gehandhaafd op € 2.937,29.