Regeling vervallen per 01-04-2019

Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 (Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009)

Geldend van 22-12-2009 t/m 26-02-2015

Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 26 oktober 2009 en van Zuid-Holland van 14 oktober 2009 tot vaststelling van de Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 (prov. Blad 2009, nr. 88)

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen; toepassingsbereik; toedeling beheer

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:: algemeen bestuur van het waterschap;: plan als bedoeld in artikel 4.6 van de wet;: college van dijkgraaf en hoogheemraden van het waterschap;: gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, tenzij in deze verordening anders is bepaald;: besluit als bedoeld in artikel 5.2 van de wet;: plan als bedoeld in artikel 5.4 van de wet;: ruimte ter weerszijden van en boven een primaire en regionale waterkering die naar het oordeel van de beheerder benodigd is ten behoeve van een toekomstige versterking van de waterkering;: een waterkering, niet zijnde een primaire waterkering als bedoeld in de wet, die beveiliging biedt tegen overstroming en die als zodanig is aangewezen in deze verordening;: Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2008; : Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;: Waterwet.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op het gebied van het waterschap, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het reglement.

Artikel 1.3 Toedeling beheer

Het waterschap is belast met het beheer van het watersysteem dat behoort tot de taak van het waterschap, zoals omschreven in artikel 5, eerste lid, van het reglement.

Hoofdstuk 2 Normen

Titel 2.1 Regionale waterkeringen

Artikel 2.1 Aanwijzing regionale waterkeringen

Deze titel is van toepassing op de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de als bijlage 1 bij deze verordening behorende kaart.

Artikel 2.2 Veiligheidsnorm

1. Op de kaart, bedoeld in artikel 2.1, is voor elke regionale waterkering of voor elk deel daarvan de veiligheidsnorm aangegeven als de gemiddelde overschrijdingskans per jaar.

2. Gedeputeerde staten stellen een technische leidraad vast voor het ontwerp van regionale waterkeringen. Deze strekt tot aanbeveling voor de beheerder.

3. Gedeputeerde staten stellen voorschriften vast voor de door het dagelijks bestuur te verrichten beoordeling van de veiligheid van regionale waterkeringen en stellen ten behoeve van die beoordeling de maatgevende waterstanden vast.

4.Gedeputeerde staten stellen na overleg met het dagelijks bestuur het tijdstip vast waarop de verschillende regionale waterkeringen voor de eerste keer moeten voldoen aan de veiligheidsnorm, bedoeld in het eerste lid.

5. Een wijziging van de kaart, bedoeld in artikel 2.1, of een wijziging van de veiligheidsnorm, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in het geval een regionale waterkering in de provincies Utrecht en Zuid-Holland is gelegen bij gemeenschappelijk besluit van provinciale staten van beide provincies.

6. De bekendmaking van een besluit tot wijziging van de kaart, bedoeld in het vijfde lid, geschiedt door plaatsing in het provinciaal blad van de provincies Utrecht en Zuid-Holland.

Artikel 2.3 Interprovinciale regionale waterkering

Indien een regionale waterkering in de provincies Utrecht en Zuid-Holland is gelegen, wordt het toezicht op die waterkering uitgeoefend door gedeputeerde staten van de provincie waarin de waterkering in hoofdzaak is gelegen.

Titel 2.2 Waterkwantiteit

Artikel 2.4 Regionale verdringingsreeks

1. In het geval van een onmiddellijk of dreigend watertekort wordt met het oog op de verdeling van het beschikbare water vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek bij het beheer van de regionale wateren wat betreft de in artikel 2.1, eerste lid, onder 3˚, van het Waterbesluit bedoelde behoeften, achtereenvolgens prioriteit toegekend aan:

  • a. het verwerken van industrieel proceswater;

  • b. de tijdelijke beregening van kapitaalintensieve gewassen.

2.In het geval van een onmiddellijk of dreigend watertekort wordt met het oog op de verdeling van het beschikbare water vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek bij het beheer van de regionale wateren wat betreft de in artikel 2.1, eerste lid, onder 4˚, van het Waterbesluit bedoelde behoeften, achtereenvolgens prioriteit toegekend aan:

  • a. de waterkwaliteit in stedelijk gebied;

  • b. beroepsvaart;

  • c. akkerbouw;

  • d. beregening sportvelden;

  • e. grasland;

  • f. recreatievaart;

  • g. natuur, voor zover het niet gaat om het voorkomen van onomkeerbare schade.

4. In geval van waterbehoeften van buiten het gebied van het waterschap, zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.5 Normen waterkwantiteit

1. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt voor het gebied van een gemeente binnen de bebouwde kom, bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994, dat in een ruimtelijk plan is bestemd voor de doeleinden bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen als norm een gemiddelde overstromingskans van 1/100 per jaar en voor het overige gebied een gemiddelde overstromingskans van 1/10 per jaar.

2. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop de regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt voor het gebied van een gemeente buiten de bebouwde kom, bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994, als norm een gemiddelde overstromingskans van

  • a. 1/50 per jaar voor hoger gelegen gebied dat op de als bijlage 2 bij deze verordening behorende kaart is aangegeven;

  • b. 1/10 per jaar voor het overige gebied.

3. Wat betreft het gebied, bedoeld in het tweede lid, geldt geen norm voor

  • a. gebied dat is aangewezen op grond van artikel 10, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 of gebied dat voorlopig is aangewezen op grond van artikel 12, eerste lid, van die wet;

  • b. Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 1, onder n, van de Natuurbeschermingswet 1998;

  • c. gebied, voor zover niet behorend tot het onder a of b bedoelde gebied, dat op de kaart Gebieden binnen groene contouren, behorende bij het Streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht, als bestaande natuur is aangegeven;

  • d. gebied, voor zover niet behorend tot het onder a of b bedoelde gebied, dat op de plankaart behorende bij het Streekplan Zuid-Holland Oost als natuur is aangegeven en reeds is gerealiseerd.

4. Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen aangaande de toepassing van het eerste, tweede en derde lid.

5. Gedeputeerde staten stellen een technische leidraad vast voor de door het dagelijks bestuur te verrichten beoordeling van de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren. Deze strekt tot aanbeveling voor de beheerder.

6. Gedeputeerde staten stellen na overleg met het dagelijks bestuur het tijdstip vast waarop de inrichting van de regionale wateren voor de eerste keer moet voldoen aan de in het eerste en tweede lid aangegeven normen.

Titel 2.3 Meten en beoordelen

Artikel 2.6 Verslag toetsing watersysteem

1. Het dagelijks bestuur brengt vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de veiligheidsnorm, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, periodiek verslag uit aan gedeputeerde staten over de algemene waterstaatkundige toestand van de regionale waterkeringen onder zijn beheer.

2. Het verslag, bedoeld in het eerste lid, bevat een beoordeling van de veiligheid. Die beoordeling geschiedt onder meer in het licht van de veiligheidsnorm, technische leidraad en voorschriften, bedoeld in artikel 2.2, en de legger, bedoeld in artikel 5.1 van de wet.

3.Het dagelijks bestuur brengt vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de normen, bedoeld in artikel 2.5, periodiek verslag uit aan gedeputeerde staten over de algemene waterstaatkundige toestand van de regionale wateren onder zijn beheer.

4. Het verslag, bedoeld in het derde lid, bevat een beoordeling van de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop de regionale wateren moeten zijn ingericht. Die beoordeling geschiedt onder meer in het licht van de normen en voorschriften, bedoeld in artikel 2.5, en de legger, bedoeld in artikel 5.1 van de wet.

5. Indien de beoordeling daartoe aanleiding geeft, bevatten de verslagen bedoeld in het eerste en derde lid een omschrijving van de voorzieningen die op een daarbij aan te geven termijn nodig worden geacht.

6.Gedeputeerde staten stellen, na overleg met het dagelijks bestuur, vast voor welk tijdstip de verslagen, bedoeld in het eerste en derde lid, voor de eerste maal worden uitgebracht en met welke frequentie die verslagen daarna worden uitgebracht.

7. Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de vorm en inhoud van de verslagen, bedoeld in het eerste en derde lid.

Hoofdstuk 3 Beheerplan

Artikel 3.1 Inhoud

1. Het beheerplan bevat, naast het bepaalde in artikel 4.6 van de wet, ten minste:

  • a. de beschrijving van de bestaande toestand van het watersysteem waarover het beheer zich uitstrekt;

  • b. het beleid inzake het beheer van de watersystemen gericht op de aan de watersystemen toegekende functies en doelstellingen;

  • c. de beschrijving van de maatregelen met prioriteitstelling en fasering, die nodig zijn om de gestelde doelen te realiseren dan wel de geconstateerde knelpunten op te lossen;

  • d. een raming van de kosten van de gedurende de planperiode te nemen maatregelen, inzicht in de dekking van de kosten en een indicatie van het verloop van de op te leggen heffingen in de planperiode;

  • e. een beschrijving van de resultaten die bij het onderzoek naar het gewenste grond- en oppervlaktewaterregiem voor de aan het oppervlaktewater en het freatisch grondwater toegekende functies naar voren zijn gekomen.

2. Het beheerplan is voorzien van een toelichting, waarin ten minste is opgenomen:

  • a. de aan het plan ten grondslag liggende afwegingen en uitkomsten van de eventueel uitgevoerde onderzoeken;

  • b. een overzicht van de strategische doelstellingen in het regionaal waterplan, die worden gerealiseerd door het uitvoeren van de in het eerste lid onder c. genoemde maatregelen.

Artikel 3.2 Voorbereiding

1. Op de voorbereiding van het beheerplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat naast de belanghebbenden ook de ingezetenen van het beheersgebied van het waterschap hun zienswijze over het ontwerp naar voren kunnen brengen.

2. Het dagelijks bestuur raadpleegt bij de voorbereiding van het beheerplan ten minste de dagelijkse besturen van de aangrenzende waterbeheerders, gedeputeerde staten van Utrecht en van Zuid-Holland alsmede de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die binnen het plangebied zijn gelegen.

3. Het ontwerp van het beheerplan wordt in elk geval ter inzage gelegd bij de gemeenten die zijn gelegen binnen het beheersgebied van het waterschap.

Artikel 3.3 Goedkeuring; toezending

1. Het dagelijks bestuur stuurt het beheerplan binnen vier weken na vaststelling ter goedkeuring naar gedeputeerde staten van Utrecht en van Zuid-Holland. Als bijlagen voegt het toe het verslag van het bij de voorbereiding gevoerde overleg, de ingediende zienswijzen en de beschouwingen van het algemeen bestuur daarover.

2. Het dagelijks bestuur stuurt het beheerplan binnen vier weken na de goedkeuring aan de ingevolge artikel 3.2 geraadpleegde bestuursorganen en aan de minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 3.4 Voortgangsrapportage uitvoering beheerplan

Het dagelijks bestuur rapporteert ten minste een maal per jaar aan gedeputeerde staten over de voortgang van de uitvoering van het beheerplan, de mate waarin de gestelde doelen worden bereikt, de redenen van eventuele afwijkingen en de voorgestelde maatregelen.

Hoofdstuk 4 Aanleg en beheer van waterstaatswerken

Titel 4.1 Legger

Artikel 4.1 Legger waterstaatswerken

De legger, bedoeld in artikel 5.1 van de wet, bevat naast het bepaalde in het tweede lid van dat artikel in ieder geval:

  • a. het lengteprofiel en de dwarsprofielen van de primaire en regionale waterkeringen alsmede het profiel van vrije ruimte;

  • b. de dwarsprofielen van de oppervlaktewaterlichamen onder zijn beheer;

  • c. een omschrijving van de ondersteunende kunstwerken en de bijzondere constructies die deel uitmaken van de primaire en regionale waterkeringen alsmede van de oppervlaktewaterlichamen onder zijn beheer.

Artikel 4.2 Vrijstelling verplichtingen inhoud legger

De in artikel 5.1, eerste lid, van de wet bedoelde verplichtingen met betrekking tot vorm en constructie gelden niet voor bergingsgebieden.

Artikel 4.3 Voorbereiding

Op de voorbereiding van de legger, bedoeld in artikel 5.1 van de wet, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, indien de legger niet wordt gecombineerd met de legger, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.

Titel 4.2 Peilbesluit

Artikel 4.4 Aanwijzing gebieden

Het algemeen bestuur stelt een of meer peilbesluiten vast voor de oppervlaktewaterlichamen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage 3 bij deze verordening behorende kaart.

Artikel 4.5 Inhoud peilbesluit

1. Het peilbesluit bevat naast het bepaalde in het tweede lid van artikel 5.2 van de wet een kaart met de begrenzing van het gebied waarbinnen de oppervlaktewaterlichamen gelegen zijn waarop het peilbesluit betrekking heeft.

2. Het peilbesluit gaat vergezeld van een toelichting waarin ten minste zijn opgenomen:

  • a. de aan het besluit ten grondslag liggende afwegingen en uitkomsten van de verrichte onderzoeken;

  • b. een aanduiding van de veranderingen van de waterstanden ten opzichte van de bestaande situatie;

  • c. een aanduiding van de gevolgen van de te handhaven waterstanden voor de diverse belangen;

Artikel 4.6 Voorbereiding

1. Op de voorbereiding van het peilbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

2. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van het te nemen peilbesluit toe aan gedeputeerde staten van de provincie, waarbinnen het gebied waarvoor het peilbesluit zal gaan gelden, is gelegen.

 Artikel 4.7 Toezending

Het dagelijks bestuur zendt een vastgesteld peilbesluit toe aan gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 4.6, tweede lid. Daarbij worden gevoegd de ingediende zienswijzen en de beschouwingen van het algemeen bestuur daarover.

Artikel 4.8 Herziening

1.Een peilbesluit wordt ten minste eenmaal in de tien jaren herzien.

2.Gedeputeerde staten kunnen op verzoek van het algemeen bestuur eenmalig voor ten hoogste vijf jaren vrijstelling verlenen van de verplichting, genoemd in het eerste lid.

3.Indien het peilbesluit betrekking heeft op het grondgebied van meerdere provincies, dan wordt de vrijstelling verleend door gedeputeerde staten van de provincie, waarbinnen het grootste deel van het gebied, waarvoor het peilbesluit geldt, is gelegen.

Titel 4.3 Projectplan

Artikel 4.9 Voorbereiding

Een projectplan, waarop de procedure van paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de wet niet van toepassing is, wordt voorbereid overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

Titel 4.4 Projectprocedure voor waterstaatswerken

Artikel 4.10 Projectprocedure

Gedeputeerde staten van de provincie, waarbinnen het te realiseren project in hoofdzaak is gelegen, kunnen op verzoek van het dagelijks bestuur paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de wet van toepassing verklaren op:

  • a. projectplannen tot aanleg of wijziging van regionale waterkeringen;

  • b. projectplannen tot aanleg of wijziging van bergingsgebieden in regionale watersystemen.

Artikel 4.11 Toezending projectplan

1. Een aan gedeputeerde staten van Utrecht of Zuid-Holland ter goedkeuring toegezonden projectplan als bedoeld in artikel 5.5 van de wet dat betrek¬king heeft op een primaire waterkering die onderdeel uitmaakt van een dijkring die tevens is gelegen op het grondgebied van een andere provincie of andere provincies wordt door het dagelijks bestuur van het waterschap tevens toegezonden aan gedeputeerde staten van die andere provincie of provincies.

2. Indien toepassing is gegeven aan artikel 5.7, tweede lid, van de wet wordt het aan gedeputeerde staten van Utrecht of Zuid-Holland ter goedkeuring toegezonden projectplan door het dagelijks bestuur tevens toegezonden aan gedeputeerde staten van de andere provincie.

Titel 4.4 Waterakkoord

Artikel 4.12 Raadpleging

Bij de voorbereiding van een waterakkoord als bedoeld in artikel 3.7 van de wet, raadpleegt het dagelijks bestuur gedeputeerde staten van de provincie waarin de regionale wateren waarop het waterakkoord betrekking heeft, zijn gelegen.

Hoofdstuk 5 Grondwater

Artikel 5.1 Verstrekken gegevens

1. Het dagelijks bestuur verstrekt aan gedeputeerde staten van de provincie of de provincies waarin de onttrekking van grondwater of het infiltreren van water plaatsvindt:

  • a. de gegevens die op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit worden verkregen, en

  • b. een overzicht van de vergunningen en meldingen op basis waarvan het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water plaatsvindt.

2. De opgave, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk op 31 mei van elk jaar of, bij beëindiging van de onttrekking, binnen vier maanden na die beëindiging verstrekt.

3. Gedeputeerde staten kunnen, na overleg met het dagelijks bestuur, nadere regels stellen aangaande de wijze waarop de gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden aangeleverd.

Artikel 5.2 Melden, meten en registreren

Het algemeen bestuur kan de vrijstellingsmogelijkheid, bedoeld in artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit niet toepassen voor onttrekkingen of infiltraties van meer dan 12.000 m3 per jaar en voor tijdelijke onttrekkingen of infiltraties van in totaal meer dan 12.000 m3.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Intrekking verordeningen

De Verordening waterhuishouding Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2002 (Prov. Blad van Utrecht 2002, 46) en de Verordening waterkering West Nederland (Prov. blad van Utrecht 2006, 21; laatstelijk gewijzigd bij besluit van provinciale staten van Utrecht van 5 februari 2007, provinciaal blad van Utrecht , 42), voor zover deze betrekking heeft op het gebied van het waterschap, worden ingetrokken.

Artikel 6.2 Overgangsrecht

1. De onmiddellijk voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening geldende besluiten die op grond van de verordeningen, genoemd in artikel 6.1 zijn genomen, blijven van kracht zolang het bevoegde bestuursorgaan niet anders beslist.

2. Op procedures op grond van de verordeningen, genoemd in artikel 6.1, die zijn aangevangen voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening, blijft het op dat moment geldende recht van toepassing.

Artikel 6.3 Aanbrengen doorlopende nummering; aanpassing aanhalingen

Voor de plaatsing in het provinciaal blad brengen gedeputeerde staten de nummering van de artikelen van deze verordening opnieuw vast en brengen zij de in deze verordening voorkomende aanhalingen van de artikelen met de nieuwe nummering in overeenstemming en brengen zij de in deze verordening voorkomende aanhalingen van de artikelen van de wet, het Waterbesluit en de Waterregeling met de nieuwe nummering van de wet, het Waterbesluit en de Waterregeling in overeenstemming.

Artikel 6.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 29 januari 2009, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet), in werking treedt.

Artikel 6.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009.  

Ondertekening

Utrecht, 26 oktober 2009

Provinciale Staten van Utrecht,

R.C. ROBBERTSEN, voorzitter

L.C.A.W. GRAAFHUIS, griffier 

Den Haag, 14 oktober 2009

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

J. FRANSSEN, voorzitter

H. ENGELS-VAN NEIJEN, griffier 

Bijlagen behorende bij de Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009

Bijlage 1, kaart als bedoeld in artikel 2.1 van de Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009

Bijlage 2, kaart als bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, onder a, van de Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009

Bijlage 3, kaart als bedoeld in artikel 4.4 van de Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009