Regeling vervallen per 01-01-2017

Waterverordening Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (Waterverordening Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht)

Geldend van 22-12-2009 t/m 02-05-2013

Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 9 november 2009, Provinciale Staten van Utrecht van 26 oktober 2009 en Provinciale Staten van Zuid-Holland van 14 oktober 2009 tot vaststelling van de Waterverordening Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (Prov. Blad 2009, nr. 87).

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen, toepassing en toedeling

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

: algemeen bestuur van het waterschap;: gebied van een gemeente als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;: plan als bedoeld in artikel 4.6 van de wet;: dagelijks bestuur van het waterschap;: gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland, tenzij anders is bepaald;: hoofdweg of landelijk spoorweg, met bijbehorende voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Tracéwet;: besluit als bedoeld in artikel 5.2 van de wet;: plan als bedoeld in artikel 5.4 van de wet;: de ruimte ter weerszijden van en boven een primaire of regionale waterkering die naar het oordeel van de beheerder benodigd is voor een toekomstige versterking van de waterkering;: waterkering, niet zijnde een primaire waterkering als bedoeld in de wet, die beveiliging biedt tegen overstroming en die als zodanig is aangewezen in deze verordening;: plan als bedoeld in artikel 4.4 van de wet;: Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht; de Waterwet.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op het gebied van het waterschap, bedoeld in artikel 3 van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 2008.

Artikel 1.3 Toedeling watersysteembeheer

Het waterschap is belast met het beheer van het watersysteem dat behoort tot de taak van het waterschap, zoals omschreven in artikel 5 van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 2008.

Hoofdstuk 2 Normen

Titel 2.1 Regionale waterkeringen

Artikel 2.1 Aanwijzen regionale waterkeringen en veiligheidsnorm

1.Op de als bijlage 1 bij deze verordening behorende kaart is voor elke regionale waterkering of voor elk deel daarvan de veiligheidsnorm aangegeven als de gemiddelde overschrijdingskans per jaar.2. Gedeputeerde staten stellen een technische leidraad vast voor het ontwerp van regionale waterkeringen. Deze strekt tot aanbeveling voor het waterschap.3. Gedeputeerde staten stellen voorschriften vast voor de door het dagelijks bestuur te verrichten beoordeling van de veiligheid van regionale waterkeringen en stellen ten behoeve van die beoordeling de maatgevende waterstanden vast.4.Gedeputeerde staten stellen na overleg met het dagelijks bestuur het tijdstip vast waarop de verschillende regionale waterkeringen voor de eerste keer moeten voldoen aan de veiligheidsnorm, bedoeld in het eerste lid. 5. Een wijziging van de kaart of de veiligheidsnorm, bedoeld in het eerste lid, voor een regionale waterkering die in meer dan één provincie is gelegen geschiedt bij gemeenschappelijk besluit van provinciale staten van de desbetreffende provincies.6. De bekendmaking van een besluit tot wijziging van de kaart of de veiligheidsnorm, bedoeld in het eerste lid, geschiedt door plaatsing in het provinciaal blad van elk van de provincies.

Artikel 2.2 Toezicht Interprovinciale regionale waterkeringen

Indien een regionale waterkering in de provincies Noord-Holland en Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland of Utrecht en Zuid-Holland is gelegen, wordt het toezicht op die waterkering uitgeoefend door gedeputeerde staten van de provincie waarin de waterkering in hoofdzaak is gelegen.

Titel 2.2 Waterkwantiteit

Artikel 2.3 Regionale verdringingsreeks Amstelland

1. In geval van een onmiddellijk of dreigend watertekort wordt, met het oog op de verdeling van het beschikbare water vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek, bij het beheer van de regionale wateren wat betreft de in artikel 2.1, eerste lid onder 3˚, van het Waterbesluit bedoelde behoeften, voor de regionale wateren achtereenvolgens prioriteit toegekend aan:

  • a. het verwerken van industrieel proceswater;

  • b. de tijdelijke beregening van kapitaalintensieve gewassen.

2.In geval van een onmiddellijk of dreigend watertekort wordt, met het oog op de verdeling van het beschikbare water vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek, bij het beheer van de regionale wateren wat betreft de in artikel 2.1, eerste lid onder 4˚, van het Waterbesluit bedoelde behoeften, voor de regionale wateren achtereenvolgens prioriteit toegekend aan:

  • a. de waterkwaliteit in stedelijk gebied;

  • b. beroepsvaart;

  • c. akkerbouw;

  • d. beregening sportvelden;

  • e. grasland;

  • f. recreatievaart;

  • g. natuur, voor zover het niet gaat om het voorkomen van onomkeerbare schade.

3. In geval van waterbehoeften van buiten het gebied van het waterschap, zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.4 Normen waterkwantiteit

1. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt voor het gebied van een gemeente binnen de bebouwde kom dat in een ruimtelijk plan is bestemd voor de doeleinden bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen, als norm een gemiddelde overstromingskans van 1/100 per jaar en voor het overige gebied als norm een gemiddelde overstromingskans van 1/10 per jaar.2. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop de regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt voor het gebied van een gemeente buiten de bebouwde kom, als norm een gemiddelde overstromingskans van:

  • a. 1/100 per jaar voor bebouwing;

  • b. 1/50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw;

  • c. 1/25 per jaar voor akkerbouw;

  • d. 1/10 per jaar voor grasland.

3. Wat betreft het gebied, bedoeld in het tweede lid, geldt geen norm voor:

  • a. een gebied dat is aangewezen op grond van artikel 10, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 of gebied dat voorlopig is aangewezen op grond van artikel 12, eerste lid, van die wet;

  • b. een Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 1, onder n, van de Natuurbeschermingswet 1998;

  • c. een gebied voor zover niet behorend tot het onder a. of b. bedoelde gebied, dat op de plankaart, behorende bij het Streekplan Noord-Holland Zuid als natuurgebied is aangegeven en reeds is gerealiseerd;

  • d. een gebied, voor zover niet behorend tot het onder a. of b. bedoelde gebied, dat op de kaart Gebieden binnen groene contouren, behorende bij het Streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht, als bestaande natuur is aangegeven;

  • e. een gebied, voor zover niet behorend tot het onder a. of b. bedoelde gebied, dat op de plankaart behorende bij het Streekplan Zuid-Holland Oost als natuur is aangegeven en reeds is gerealiseerd.

4. Voor de toepassing van het tweede lid is wat betreft het landgebruik de situatie bepalend zoals vastgelegd in het Landelijk Grondgebruiksbestand Nederland versie 5 van Wageningen Universiteit en Researchcentrum.5.Gedeputeerde staten kunnen nadere voorschriften stellen aangaande de toepassing van het eerste, tweede, derde en vierde lid. 6. Gedeputeerde staten stellen, na overleg met het dagelijks bestuur, een leidraad vast voor de door het dagelijks bestuur te verrichten beoordeling van de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren. 7.Gedeputeerde staten stellen na overleg met het dagelijks bestuur het tijdstip vast waarop de bergings- en afvoercapaciteit van de verschillende regionale wateren voor de eerste keer moeten voldoen aan de in het eerste en tweede lid opgenomen normen.

Titel 2.3 Meten en beoordelen

Artikel 2.5 Toetsing watersysteem en verslaglegging

1.Het dagelijks bestuur brengt, vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de veiligheidsnorm, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, periodiek verslag uit aan gedeputeerde staten over de algemene waterstaatkundige toestand van de regionale waterkeringen onder zijn beheer.2. Het verslag, bedoeld in het eerste lid, bevat een beoordeling van de veiligheid. Die beoordeling geschiedt onder meer in het licht van de veiligheidsnorm, technische leidraad en voorschriften, bedoeld in artikel 2.1 en de legger bedoeld in artikel 5.1 van de wet.3. Het dagelijks bestuur brengt, vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de normen, bedoeld in artikel 2.4, periodiek verslag uit aan gedeputeerde staten over de algemene waterstaatkundige toestand van de regionale wateren onder zijn beheer.4.Het verslag, bedoeld in het derde lid, bevat een beoordeling van de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop de regionale wateren moeten zijn ingericht. Die beoordeling geschiedt onder meer in het licht van de normen en voorschriften bedoeld in artikel 2.4 en de legger bedoeld in artikel 5.1 van de wet.5. Indien de beoordeling daartoe aanleiding geeft, bevatten de verslagen bedoeld in het eerste en derde lid een omschrijving van de voorzieningen die op een daarbij aan te geven termijn nodig worden geacht.6.Gedeputeerde staten stellen, na overleg met het dagelijks bestuur, vast voor welk tijdstip de verslagen, bedoeld in het eerste en derde lid, voor de eerste maal, na inwerkingtreding van deze verordening, worden uitgebracht en met welke frequentie de verslagen daarna worden uitgebracht.7. Gedeputeerde staten kunnen nadere voorschriften stellen met betrekking tot de vorm en inhoud van de verslagen, bedoeld in het eerste en derde lid.

Hoofdstuk 3 Beheerplan

Artikel 3.1 Inhoud

1. Het beheerplan bevat, naast het bepaalde in artikel 4.6 van de wet, ten minste:

  • a. de beschrijving van de bestaande toestand van de watersystemen waarover het beheer zich uitstrekt;

  • b. het beleid inzake het beheer van de watersystemen gericht op de aan de watersystemen toegekende functies en doelstellingen;

  • c. de beschrijving van de maatregelen met prioriteitstelling en fasering, zodat de gestelde doelen zijn te realiseren;

  • d. een raming van de kosten van de gedurende de planperiode te nemen maatregelen, inzicht in de dekking van de kosten en een indicatie van het verloop van de op te leggen heffingen in de planperiode;

  • e. een beschrijving van de resultaten die bij het onderzoek naar het gewenste grond- en oppervlaktewaterregiem voor de aan het oppervlaktewater en het freatisch grondwater toegekende functies naar voren zijn gekomen.

2.Het beheerplan is voorzien van een toelichting, waarin ten minste is opgenomen:

  • a. de aan het plan ten grondslag liggende afwegingen en uitkomsten van de eventueel uitgevoerde onderzoeken;

  • b. een overzicht van de strategische doelstellingen in het regionale waterplan, die worden gerealiseerd door het uitvoeren van de in het eerste lid onder c. genoemde maatregelen.

     

Artikel 3.2 Raadplegen

Het dagelijks bestuur raadpleegt, bij het opstellen van het beheerplan, ten minste de dagelijks besturen van de aangrenzende waterbeheerders, gedeputeerde staten en de colleges van burgemeester en wethouders van de binnen het plangebied liggende gemeenten.

Artikel 3.3 Voorbereiding

1. Op de voorbereiding van het beheerplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De stukken worden ter inzage gelegd in tenminste het kantoor van het waterschap en in de gemeentehuizen van de gemeenten die zijn gelegen binnen het gebied waarop het beheerplan betrekking heeft.2. Iedere belanghebbende en ingezetene heeft de gelegenheid zijn zienswijze over het beheerplan naar voren te brengen.

Artikel 3.4 Goedkeuring en toezending

1. Het dagelijks bestuur stuurt het beheerplan binnen vier weken na vaststelling ter goedkeuring naar gedeputeerde staten. Als bijlagen voegt het toe een samenvatting van hetgeen door de op grond van artikel 3.2 eerste lid geraadpleegde instanties bij de voorbereiding naar voren is gebracht, de ingediende zienswijzen en de beschouwingen van het algemeen bestuur daarover.2. Het dagelijks bestuur stuurt het beheerplan binnen vier weken na de goedkeuring door gedeputeerde staten aan de ingevolge artikel 3.2, eerste lid, geraadpleegde instanties, alsmede aan de minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 3.5 Voortgangsrapportage uitvoering beheerplan

1. Het dagelijks bestuur rapporteert ten minste een maal per jaar aan gedeputeerde staten over de voortgang van de uitvoering van het beheerplan, de mate waarin de gestelde doelen worden bereikt, de redenen van eventuele afwijkingen en de voorgestelde maatregelen.2. Gedeputeerde staten kunnen, na overleg met de beheerder, nadere voorschriften stellen met betrekking tot de vorm en inhoud van de voortgangsrapportage, bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 4 Aanleg en beheer van waterstaatswerken

Titel 4.1 Legger

Artikel 4.1 Legger waterstaatswerken

1. De legger, bedoeld in artikel 5.1 van de wet, bevat naast het bepaalde in het eerste lid van dat artikel in ieder geval:

  • a. het lengteprofiel en dwarsprofielen van de primaire en regionale waterkeringen;

  • b. het profiel van vrije ruimte ten aanzien van de primaire en regionale waterkeringen;

  • c. de gemiddelde dwarsprofielen van de oppervlaktewaterlichamen;

  • d. een omschrijving van de ondersteunende kunstwerken en de bijzondere constructies die deel uitmaken van de primaire- en regionale waterkering, regionale oppervlaktewaterlichamen en bergingsgebieden.

2. Voor oppervlaktewateren, die niet overwegend van belang zijn voor aan- en afvoer van water en waterberging, geldt een vrijstelling van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, sub c, en uit artikel 5.1, eerste lid, van de wet, met betrekking tot vorm, afmeting en constructie. 3. Op de voorbereiding van de legger, bedoeld in artikel 5.1 eerste lid van de wet, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Titel 4.2 Peilbesluiten

Artikel 4.2 Aanwijzing verplichte peilbesluiten

Het algemeen bestuur stelt een of meer peilbesluiten vast voor de oppervlaktewaterlichamen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage 2 bij deze verordening behorende kaart.

 Artikel 4.3 Inhoud peilbesluit

1. Het peilbesluit bevat naast het bepaalde in het tweede lid van artikel 5.2 van de wet een kaart met de begrenzing van het gebied waarbinnen de oppervlaktewaterlichamen gelegen zijn waarop het peilbesluit betrekking heeft. 2.Het peilbesluit gaat vergezeld van een toelichting waarin tenminste zijn opgenomen:

  • a. de aan het besluit ten grondslag liggende afwegingen en uitkomsten van de verrichte onderzoeken;

  • b. een aanduiding van de veranderingen van de waterstanden ten opzichte van de bestaande situatie;

  • c. een aanduiding van de gevolgen van de te handhaven waterstanden voor de diverse belangen.

Artikel 4.4 Voorbereiding

Op de voorbereiding van het peilbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 4.5 Herziening

1. Een peilbesluit wordt ten minste eenmaal in de tien jaar herzien.2. Gedeputeerde staten van de provincie, waar het gebied waarvoor het peilbesluit zal gaan gelden, in zijn geheel of in hoofdzaak is gelegen, kunnen op verzoek van het algemeen bestuur eenmalig vrijstelling verlenen van de verplichting genoemd in het eerste lid voor ten hoogste vijf jaar.

Titel 4.3 Projectprocedure voor waterstaatswerken

Artikel 4.6 Projectprocedure

Gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen het te realiseren project in hoofdzaak is gelegen, kunnen paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de wet van toepassing verklaren op projectplannen:

  • a. tot aanleg of wijziging van regionale waterkeringen;

  • b. tot aanleg of wijziging van bergingsgebieden;

  • c. tot aanleg of wijziging van oppervlaktewaterlichamen met een oppervlakte van ten minste een hectare of met een lengte van ten minste 500 meter.

     

Artikel 4.7 Projectplan regionale waterkeringen

Op de voorbereiding van een projectplan tot aanleg of wijziging van een regionale waterkering, waarop paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de wet niet van toepassing is, is afdeling 3.4 van de Algemeen wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 4.8 Toezending projectplan primaire waterkeringen

1. Een aan gedeputeerde staten van de provincie, op wier grondgebied het te realiseren project wordt uitgevoerd, ter goedkeuring toegezonden projectplan als bedoeld in artikel 5.5 van de wet, dat betrekking heeft op een primaire waterkering die onderdeel uitmaakt van een dijkring die tevens is gelegen op het grondgebied van een andere provincie of andere provincies, wordt door het dagelijks bestuur van het waterschap tevens toegezonden aan gedeputeerde staten van die andere provincie of provincies.2. Indien toepassing is gegeven aan artikel 5.7, tweede lid, van de wet wordt het aan gedeputeerde staten van Noord-Holland, Utrecht of Zuid-Holland ter goedkeuring toegezonden projectplan door het dagelijks bestuur tevens toegezonden aan gedeputeerde staten van de andere provincie of provincies.

Titel 4.4 Waterakkoord

Artikel 4.9 Waterakkoord

Bij de voorbereiding van een waterakkoord als bedoeld in artikel 3.7 van de wet raadpleegt het dagelijks bestuur de colleges van gedeputeerde staten van de provincies en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten waarin de regionale wateren zijn gelegen, waarop het waterakkoord betrekking heeft. 

Hoofdstuk 5 Grondwater

Artikel 5.1 Verstrekken gegevens

1. Het dagelijks bestuur verstrekt aan gedeputeerde staten van de provincie of de provincies waarin de onttrekking van grondwater of het infiltreren van water plaatsvindt:

  • a. de gegevens die op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit worden verkregen;

  • b. een overzicht van de vergunningen en meldingen op basis waarvan het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water plaatsvindt.

2. De opgave, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk op 31 mei van elk jaar of, bij beëindiging van de onttrekking, binnen vier maanden na die beëindiging verstrekt.3. Gedeputeerde staten kunnen, na overleg met het dagelijks bestuur, nadere regels stellen aangaande de wijze waarop de gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden aangeleverd.

Artikel 5.2 Melden, meten en registreren

Het algemeen bestuur kan de vrijstellingsmogelijkheid, bedoeld in artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit niet toepassen voor onttrekkingen of infiltraties van meer dan 12.000 m3 per jaar en voor tijdelijke onttrekkingen of infiltraties van in totaal meer dan 12.000 m3.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Intrekking verordeningen

De Verordening waterhuishouding Amstel, Gooi en Vecht 2002 en de Verordening waterkering West Nederland, voor zover deze betrekking heeft op het gebied van het waterschap, worden ingetrokken.

Artikel 6.2 Overgangsrecht besluiten

1. De op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze verordening geldende besluiten die op grond van de verordeningen, genoemd in artikel 6.1 zijn genomen, blijven van kracht zolang het bevoegde bestuursorgaan niet anders heeft beslist.2.Op procedures op grond van de verordeningen, genoemd in het eerste lid, die zijn aangevangen voor de inwerkingtreding van deze verordening blijft het op dat moment geldende recht van toepassing.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 29 januari 2009, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet), in werking treedt.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Waterverordening Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.

Artikel 6.5 Aanpassing aanhalingen wet, Waterbesluit en Waterregeling, aanbrengen doorlopende nummering.

Voor de plaatsing in het provinciaal blad stellen gedeputeerde staten de nummering van de artikelen van deze verordening opnieuw vast en brengen zij de in deze verordening voorkomende aanhalingen van artikelen met de nieuwe nummering in overeenstemming en brengen zij de in deze verordening voorkomende aanhalingen van de artikelen van de wet, het Waterbesluit en de Waterregeling met de nieuwe nummering van de wet, het Waterbesluit en de Waterregeling in overeenstemming.

Ondertekening

Den Haag, 14 oktober 2009 Provinciale Staten van Zuid-Holland, J. FRANSSEN, voorzitter H. ENGELS-VAN NEIJEN, griffier 

BijlagenBijlage 1: Kaart met regionale waterkeringen en de bijbehorende veiligheidsnormen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid van de Waterverordening Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 

Bijlage 2:   Kaart met gebieden, waarin voor de oppervlaktewateren een peilbesluit moet worden vastgesteld, bedoeld in artikel 4.2 van de Waterverordening Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht