Regeling vervallen per 06-10-2011

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Zutphen 2006

Geldend van 04-01-2007 t/m 05-10-2011

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Zutphen 2006

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2006 met nummer SR/Staf 11.411;

gelet op overwegende dat het gewenst is regels vast te stellen voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    in te trekken:

    • a.

      Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Zutphen 1998, vastgesteld door de Raad op 30 november 1998, laatstelijk gewijzigd door de raad bij besluit van 27 januari 2003;

    • b.

      Verordening op de algemene begraafplaatsen van Warnsveld, vastgesteld door de Raad op 8 september 1981, laatstelijk gewijzigd door de raad bij besluit van 27 januari 2004;

  • 2.

    vast te stellen de "Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2006".

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. begraafplaatsen:de gemeentelijke begraafplaatsen aan:

  • -

    de Warnsveldseweg aangeduid met “Oude begraafplaats Zutphen”;

  • -

    de Voorsterallee aangeduid als "Oosterbegraafplaats Zutphen";

  • -

    het gedeelte van de begraafplaats aan de Vordenseweg bestaande uit de vakken A, B, C en D aangeduid met “Oude begraafplaats Warnsveld”;

  • -

    het gedeelte van de begraafplaats aan de Vordenseweg bestaande uit de vakken E, F, G en H aangeduid met “Nieuwe begraafplaats Warnsveld”.

b. overledene: een lijk in de zin van de Wet op de lijkbezorging.

c. begraven: het begraven of bijzetten van overledenen en het bijzetten van asbussen, met of zonder urn, in grafruimten of urnengraven.

d. familiegraf: is een eigengraf (maximaal twee naast elkaar), een grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon gedurende een periode van 20 jaar het uitsluitend recht is verleend tot:- het doen begraven en begraven houden van overledenen;- het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urn(en)- het verstrooien van as in het graf..

e. gereserveerd graf:een familiegraf op locatie uitgezocht (en gereserveerd).

f. eigen kindergraf: een familiegraf bestemd voor het doen begraven en begraven houden van levenloos geboren kinderen, alsmede overleden kinderen tot 12 jaar.

g. eigen urnengraf:een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen, zowel onder- als bovengronds.

h. urnenmuur:een aaneenschakeling van urnennissen gevat in een muur of anderszins bouwwerk.

i. eigen urnennis:een nis waarvoor een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet worden van asbussen met of zonder urn.

j. algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer, waarin een ieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van overledenen;

k. algemeen urnengraf:een graf bij de gemeente in beheer, waarin een ieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urn, zowel onder- als bovengronds.

l. urn:een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

m. algemeen kindergraf:een graf bij de gemeente in beheer bestemd voor het doen begraven en begraven houden van levenloos geboren kinderen, alsmede overleden kinderen tot 12 jaar;

n. asbus:een bus ter berging van as van een overledene;

o. verstrooiingsplaats:een aangewezen plaats waarop as wordt verstrooid;

p. grafbedekking:een gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf of urnennis.

q. gedenkteken:voorwerp op het graf of ter afsluiting van een urnennis voor het aanbrengen van opschriften of figuren, daaronder begrepen kettingen en hekwerken;

r. algemene gedenkplaats:een plaats ingericht om overledenen te gedenken.

s. eigen gedenkplaatje:een gedenkplaatje waarvoor aan een natuurlijk of een rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het aanbrengen en aangebracht houden daarvan op een algemene gedenkplaats.

t. beheerder:de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

u. rechthebbende: degene aan wie een uitsluitend recht op een familiegraf is verleend.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen graf en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder "familiegraf" mede verstaan: graf voor de eeuwigheid, familie urnengraf, gereserveerd graf, eigen urnennis of fanilie kindergraf.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder “algemeen graf” mede verstaan: algemeen urnengraf en algemeen kindergraf.

Hoofdstuk 2 OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATSEN

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1. De begraafplaatsen zijn dagelijks voor een ieder toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten.

  • 2. Werkzaamheden door personen als bedoeld in het eerste lid mogen, behoudens ontheffing van het college, uitsluitend worden verricht op werkdagen tussen 8:00 en 16:00 uur.

  • 3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      anders dan door uitvaartondernemers, medewerkers van de begraafplaats, steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen en

    • b.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen anders dan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen en

    • c.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in lid 2-onder a en b.

  • 5. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 6. Degenen die zich niet aan de in het vijfde lid bedoelde aanwijzingen houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 Herdenkingen en plechtigheden

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimingen

Het opgraven van overledenen en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3 VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, kennis aan de beheerder. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om de overledene binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. De overledene, dan wel het omhulsel van de asbus of urn moeten zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De nabestaanden dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen. Voor de gevolgen die door het niet of niet juist opvolgen van de aanwijzingen mochten ontstaan, zijn zij zelf verantwoordelijk.

  • 4. Zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen gelden voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 en 3 niet als werkdag.

Artikel 8 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van de muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zalworden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

  • 2. De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

  • 3. Indien de nabestaanden dat wensen is er de mogelijkheid om de plechtigheid op een cd te laten opnemen. Hiervoor wordt een vergoeding van de kosten gevraagd.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een eigengraf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een eigengraf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn.

  • 4. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door de echtegenoot of levenspartner – danwel – een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad.

  • 5. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven afgerond op gehele jaren.

Artikel 10 Lijkomhulsel

  • 1. Het is verboden om een overledene te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 2. Voor het begraven van een overledene mag alleen gebruik worden gemaakt van een lijkhoes of lijkwade die voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 3. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of de overledene behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

  • 4. Het college kan bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel verzoeken om een schriftelijke verklaring omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen.

  • 5. De beheerder kan door middel van steekproeven controleren of aan de bepalingen in dit artikel is voldaan.

Artikel 11 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

    • -

      op werkdagen van 10.00 tot 14.00uur;

    • -

      op zaterdag van 10.00 tot 12.00 uur.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk 4 INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN

Artikel 12 Indeling graven en asbezorging

Op de begraafplaats(en) kunnen, voor zover de ruimte daarvoor toereikend is, de volgende mogelijkheden tot begraving, asbezorging en gedenken worden geboden:

  • a.

    familie graf, familie urnengraf en familie kindergraf;

  • b.

    gereserveerd graf;

  • c.

    algemeen graf, algemeen kindergraf en algemeen urnengraf;

  • d.

    eigen urnennis;

  • e.

    verstrooiingsplaatsen;

  • f.

    een algemene gedenkplaats;

  • g.

    eigen gedenkplaatje.

Artikel 13 Nadere regels

  • 1. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel overledenen en hoeveel asbussen met of zonder urn er kunnen worden bijgezet in familiegraven en algemene graven.

  • 2. Zij bepalen tevens bij nader vast te stellen regels de afmetingen en, met inachtneming van de wettelijke minimumtermijn, de uitgifteduur van de eigengraven en de termijnen waarvoor gelegenheid wordt geboden om overledenen te begraven in algemene graven.

  • 3. Het college kan omtrent de aard, afmetingen, de wijze van aanbrengen en de uitgifteduur van eigen gedenkplaatjes nadere regels vaststellen.

Artikel 14 Volgorde van uitgifte

  • 1. De familiegraven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. De algemene graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 3. Indien het een aan de gemeente vervallen graf betreft dat is geruimd, kan worden afgeweken van het in het eerste en tweede lid bepaalde.

  • 4. Het college kan een familiegraf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

  • 5. Het college kan bij nader vast te stellen regels gedeeltes van de begraafplaats aanwijzen waarop een eigen graf kan worden gereserveerd, tenzij dit uit het oogpunt van goed beheer bezwaarlijk is.

  • 6. Voor het onderhoud door de gemeente aan het gereserveerde graf wordt jaarlijks een vergoeding geïnd.

  • 7. Wordt de vergoeding als bedoeld in lid 6 niet betaald, dan heeft de gemeente het recht de reservering ongedaan te maken.

  • 8. Pas ter gelegenheid van een begraving in het gereserveerde graf worden de grafrechten verleend.

  • 9. Na een begraving vindt geen restitutie plaats van de voor dat jaar reeds betaalde reserveringskosten.

Artikel 15 Gedeelten voor specifieke doelgroepen

Het college kan bij nader vast te stellen regels gedeelten op de begraafplaats bestemmen voor specifieke doelgroepen.

Artikel 16 Termijnen graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een familiegraf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigengraf is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op verzoek van rechthebbende verlengd telkens met een termijn van maximaal tien jaren, mits het verzoek voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend. De aanvraag kan twee jaar voor het verlopen van de termijn worden ingediend.

  • 3. Het college zal de rechthebbende één jaar voor de afloop van de termijn schriftelijk op de mogelijkheden van verlenging attenderen. Alshet adres van de rechthebbende niet bekend is, geschiedt het attenderen door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats.

  • 4. Het in dit artikel bedoelde recht kan niet langer gelden dan tot het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

  • 5. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 18, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 17 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een familiegraf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.

Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een familiegraf kan op schriftelijk verzoek van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende op een ander dan vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het familiegraf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits het verzoek hiertoe schriftelijk wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende het schriftelijk verzoek tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid genoemde termijn, vervalt het recht op het familiegraf. Dit recht vervalt eveneens, indien het een rechtspersoonlijkheid betreft, bij het ophouden van de rechtspersoonlijkheid.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college, indien daartoe gewichtige redenen zijn, het eigengraf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende als bedoeld in het tweede lid, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigengraf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 19 Afstand doen van graven

  • 1. Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding of restitutie kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op een eigengraf, mits voor tenminste de duur van tien jaar na de laatste bijzetting grafrechten zijn voldaan.

  • 2. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk 5 GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 20 Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben of wijzigen van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college. Het college kan aan deze vergunning voorschriften verbinden.

  • 2. Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking.en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 4. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 5. De vergunning komt van rechtswege te vervallen op het moment dat de grafbedekking ingevolge artikel 22, vierde lid, is komen te vervallen aan de gemeente.

  • 6. De risico’s die voortvloeien uit het plaatsen en het geplaatst houden van de grafbedekking op een graf, zijn voor rekening van de vergunninghouder.

Artikel 21 grafbeplanting

  • 1. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de aard, de afmetingen en de wijze van aanbrengen van grafbeplanting.

  • 2. Zonder voorafgaande waarschuwing, en zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding, kunnen verwijderd worden:

    • a.

      beplantingen die ingevolge de in het eerste lid bedoelde regels niet zijn toegestaan;

    • b.

      dode beplantingen;

    • c.

      beplantingen die, naar oordeel van de beheerder, in een verwaarloosde staat verkeren;

    • d.

      losse bloemen, planten, kransen en dergelijke die verwelkt zijn;

    • e.

      losstaande potten, vazen en dergelijke.

  • 3. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden na verwijdering gedurende drie maanden ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren mondeling of schriftelijk een verzoek heeft gedaan bij de beheerder.

Artikel 22 Verwijderen grafbedekking

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekend worden gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval stellen zij hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief van hun voornemen in kennis.

  • 3. Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediend schriftelijk verzoek, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende drie maanden ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 20 was verleend. Het schriftelijk verzoek kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4. De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen

      worden ingediend is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking niet binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

Artikel 23 Onderhoud door de rechthebbende

  • 1. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen en de veiligheid van de bezoekers te waarborgen.

  • 2. Indien de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kunnen burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende 3 maanden ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzingvan de mededeling aangebracht.

  • 4. Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

Artikel 24 Onderhoud door de gemeente

  • 1. Het college voorziet in het algemeen onderhoud van de begraafplaats(en).

  • 2. Op verzoek van de rechthebbende voorziet het college in het schoonhouden en het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken en in de zorg voor de winterharde beplantingen. De hieraan verbonden kosten worden bij de rechthebbende in rekening gebracht.

  • 3. Graven die in onderhoud zijn bij de gemeente worden door de gemeente onderhouden;

  • 4. Onder onderhoud in het derde lid van dit artikel wordt niet verstaan vernieuwing, herstelling, het verrichten van timmer-, metsel- of verfwerk, het leveren van beplanting, bloemen en mest. Dit moet door of namens rechthebbende geschieden.

Hoofdstuk 6 RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 25 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval stellen zij hem uiterlijk een jaar voorafgaande aan het bedoelde tijdstip per brief van hun voornemen in kennis.

  • 2. Bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van overledenen worden begraven in een daarvoor bestemde algemene plaats en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde afgesloten gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn de beheerder schriftelijk verzoeken bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen (urnen)graf kunnen de beheerder vragen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of ver­strooiing elders.

  • 4. De rechthebbende op een eigengraf kan de beheerder schriftelijk verzoeken om de overblijfselen te doen verzamelen om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of eigen urnennis kan de beheerder vragen deze ter beschikking te houden om elders bij te zetten of te doen verstrooien.

  • 5. Indien herbegraving op een begraafplaats buiten de gemeente Zutphen plaatsvindt, moet de nabestaande aantonen dat de stoffelijke resten in directe aansluiting op begraving elders worden bijgezet.

Hoofdstuk 7 GEDEELTE VOOR KERKGENOOTSCHAP

Artikel 26 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1. Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van de graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 13 en 20, tweede lid van deze verordening.

  • 2. Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3. Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud of herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

Hoofdstuk 8 IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING

Artikel 27 Lijst

  • 1. Het college kan een lijst bij houden van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de in het eerste lid genoemde lijst te worden geschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 9 INRICHTING REGISTER

Artikel 28 Voorschriften

Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven overledenen en de bezorgde as.

Hoofdstuk 10 AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 29 Aansprakelijkheid

De gemeente is niet aansprakelijk voor door derden veroorzaakte schade aan of verlies van door rechthebbende aangebrachte voorwerpen of beplanting, of voor het wegraken daarvan door ontvreemding of welke oorzaak dan ook.

De gemeente is evenmin aansprakelijk voor schade als gevolg van brand, storm, wateroverlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken en eventuele gevolgschade.

Hoofdstuk 11 KLACHTEN

Artikel 30 Indiening, behandeling en beslissing

  • 1. Ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent feitelijke handelingen of het nalaten van feitelijke handelingen betreffende de begraafplaats bij het college een schriftelijke klacht indienen.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na ontvangst van de klacht. Zij kunnen deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 3. Burgemeester en wethouders brengen de beslissing omtrent de klacht terstond ter kennis van de klager en de gemeenteraad.

Hoofdstuk 12 SLOTBEPALINGEN

Artikel 31 Extra voorwaarden

Het college zal ingeval van besmettelijke ziekten of andere buitengewone omstandigheden zodanige voorschriften geven als zij in het belang der openbare orde of gezondheid nodig of nuttig achten.

Artikel 32 Rechten

Voor het gebruik van de begraafplaatsen en voor het van gemeentewege verrichten van diensten aldaar, worden rechten geheven overeenkomstig de bepalingen van:

- de Heffingsverordening.

Artikel 33 Verstrekking gegevens

Relevante gegevens uit de uitvoeringsbesluiten worden eenmalig aan de nabestaande verstrekt.

Deze verordening ligt voor een ieder ter inzage. Op verzoek kan een exemplaar van deze verordening toegezonden worden, tegen betaling van het hiertoe vastgestelde bedrag.

Artikel 34 Onvoorzien

In alle gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 35 Overgangsbepaling

De rechten en verplichtingen met betrekking tot familiegraven die voortvloeien uit de ingevolge artikel 39 ingetrokken verordeningen, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

Artikel 36 Strafbepaling

Overtreding van enige bepaling van deze verordening of van een krachtens enige bepaling van deze verordening gegeven voorschrift wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met een geldboete van de eerste categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 37 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking. Op deze datum vervallen de volgende verordeningen:

    • -

      de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Zutphen 1998, vastgesteld door de Raad op 30 november 1998, laatstelijk gewijzigd door de Raad bij besluit van 27 januari 2003;

    • -

      de Verordening op de algemene begraafplaatsen van Warnsveld, vastgesteld door de Raad op 8 september 1981, laatstelijk gewijzigd door de Raad bij besluit van 27 januari 2004.

  • 2. Met uitzondering van het in het eerste lid bepaalde treden de volgende artikelen in werking op 1 januari 2008:artikel 1, onder e, r en s, artikel 8, derde lid, artikel 12 onder b, f en g en artikel 14, vijfde tot en met negende lid.

  • 3. Alle op het tijdstip van het in werking treden van deze verordening bestaande rechtsgeldige aanspraken en rechten, welke voor het van kracht worden van deze verordening zijn verkregen, blijven gehandhaafd.

  • 4. Een uitzondering op het derde lid vormen de rechten op een graf voor de eeuwigheid. Het recht op een graf voor de eeuwigheid vervalt 50 jaren na de inwerking treding van deze verordening.

Artikel 38 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Zutphen 2006".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Zutphen,
gehouden op: 18 DEC. 2006
De voorzitter, de griffier,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2, lid 1

Voor een familiegraf, eigen urnengraf, gereserveerd graf, eigen kindergraf, graf voor de eeuwigheid en eigen urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden “voor zover van belang” zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen werken bij een eigengraf, respectievelijk eigen urnengraf.

Artikel 2, lid 2

Voor de algemene graven geldt overeenkomstig hetgeen is opgemerkt bij het eerste lid ten aanzien van de algemene urnengraven en algemeen kindergraf.

Artikel 3, lid 3

Dit artikellid is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.

Artikel 4

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat het college het verlenen van die toestemming onder voorbehoud van hun verantwoordelijkheid opdragen aan de beheerder (mandaat).

De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid onder a en b bestaat behoefte omdat men soms dichtbij het graf moet kunnen komen met een motorrijtuig.

Artikel 5

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te laten verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de Wet op de Lijkbezorging uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennis worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 1578) en artikel 2.1.2.2. van de Algemene plaatselijke verordening Zutphen 2005.

Artikel 6

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.

Met de uitvoering van de werkzaamheden zijn belast:

  • -

    gemeenteambtenaren, onder toezicht van de beheerder voor zover het betreft het openen van de graven (tot aan de kist);

  • -

    medewerkers van een gespecialiseerd bedrijf, onder toezicht van de beheerder, voor het feitelijk opgraven van lijken en het ruimen van graven.

Artikel 7, lid 1

Een kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. Bij het begraven van een overledene binnen 36 uur is omwille van urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.

Artikel 7, lid 3

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden.

Bij het uitvoeren van de werkzaamheden zijn de nabestaanden zelf verantwoordelijk voor het correct opvolgen van de door of namens de beheerder gegeven aanwijzingen.

Artikel 8, lid 3

Het mogelijk, indien de nabestaanden daar prijs op stellen, de plechtigheid op te laten nemen op een CD. Hiervoor dient een vergoeding betaald te worden.

Artikel 9, lid 1

De Wet op de lijkbezorging eist in artikel 11 dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst om de beheerder van de begraafplaatsen een eigen bevoegdheid te geven medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.

Artikel 9, lid 2

Er mag van worden uitgegaan dat de overledene van de rechthebbende zelf in het familiegraf mag worden bijgezet.

De bezorging van as omvat het bijzetten van een asbus met of zonder urn.

Artikel 9, lid 3

De wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn dat een overledene volgens de Wet op de Lijkbezorging ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd (10 jaar). Deze bepaling heeft als doel ervoor zorg te dragen dat de uitgiftetermijn van een eigengraf na een (tweede) begraving of bijzetting ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn.

Artikel 10, lid 1

Het gebruik van een zinken kist is alleen toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buitenland komen, mits de ondoordring­baarheid is opgeheven (artikel 16 juncto artikel 4 van het Besluit op de lijkbezorging). Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een na­tuurlijke lijkont­binding. Voor de begrafenis of crematie moet de zinken kist worden verwijderd of de overledene dient in een andere wel ge­heel vergankelij­ke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel geborgen te worden.

Artikel 10, lid 2

Het is reeds op grond van de Besluit op de lijkbezorging verbo­den om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes of lijkwade die niet voldoet aan de voorwaar­den van het Lijkom­hulselbesluit 1998. In de praktijk bleek dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. Om controle zoals bedoeld in het vierde lid mogelijk en logisch te maken, is het nog eens uitdrukkelijk opgenomen in deze verordening.

Artikel 10, lid 3

Het bepaalde in het derde lid heeft de bedoeling om het mee be­graven van voorwer­pen die niet in de grond horen, die niet ver­gankelijk zijn of die een natuurlijke lijkont­binding kunnen belem­meren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het mee­ be­graven van kleine persoonlijke voorwerpen In twijfel­gevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de be­heerder van de begraafplaats.

Artikel 10, lid 4

Uitvaartverzorgers - of nabestaanden die een overledene laten begra­ven zonder tussen­komst van een uitvaartverzorger - moeten tenminste 24 uur voor de begrafenis een verklaring over leggen, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de eerste drie leden van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat eventueel gebruik wordt gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat voldoet aan de wettelijke nor­men, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Welke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepu­bliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Ver­klaringen van producenten of leve­ranciers, zonder deugdelijk onderliggend test­rapport, kunnen worden geweigerd.

De beheerder van de begraafplaats of andere door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen kunnen contro­leren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhulsel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalin­gen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving en het document als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbe­zorging dat wisseling van kisten en overle­denen moet voorkomen.

De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de beheerder van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen.

Indien blijkt dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving worden uitgesteld of geweigerd. Onderzoek zal steek­proefsgewijs plaats vinden. In ernstige gevallen kan er aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek door justitie en kan een uitvaartverzorger worden verboden om gedu­rende een nader te bepalen periode zijn werkzaamheden op de begraafplaats(en) uit te oefenen.

De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat infor­matie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en rui­ming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers er achteraf op worden aangesproken als blijkt dat feiten en verklaringen niet over­een kwamen.

Artikel 11, lid 1

Ook buiten de in dit lid genoemde tijden is het begraven of bezorgen van as mogelijk. Hiervoor wordt echter een extra tarief in rekening gebracht.

Artikel 11, lid 2

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Artikel 12

Naast de eigen graven noemt de leden van dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoetgekomen aan de behoeften van nabestaanden die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een identificatiepunt in de omgeving hebben om de overledene dichtbij te kunnen gedenken.

Artikel 13

Verwijzing naar het Uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking en het Uitvoeringsbesluit graven, asbezorging en gedenkplaatsen.

Artikel 14

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

Het college kan bij nader vast te stellen regels gedeelten van de begraafplaats aanwijzen waarop een eigengraf kan worden gereserveerd. Voor een gereserveerd graf dient een jaarlijkse vergoeding betaald te worden voor het door de gemeente gepleegde onderhoud aan het graf.

Artikel 15

Het college kan op de begraafplaatsen gedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor specifieke doelgroepen.

Artikel 16 lid 1

Dit lid is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting.

Artikel 16 lid 2 en 3

De Wet op de lijkbezorging (artikel 28, eerste lid) bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college volgens de memorie van toelichting de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Zie verder de toelichtingen op de artikelen 22 en 25 van deze verordening. Het is van belang om rechthebbende mee te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd.

Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

Het derde lid stelt buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan (artikel 18, eerste en tweede lid, van de verordening).

Artikel 16, lid 4

Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

Artikel 17

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 18

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is slechts één persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Deze bepaling stelt de termijn op één jaar.

Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.

Voor lid vier geldt dat na de gestelde termijn van één jaar en er zijn gewichtige redenen aanwezig het eigengraf alsnog op naam gesteld kan worden van de nieuwe rechthebbende. De achterstallige grafrechten dienen wel eerst betaald te worden.

Het verdient aanbeveling dat de overschrijving van het eigengraf schriftelijk aan de nieuwe rechthebbende kenbaar wordt gemaakt.

Artikel 19

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand kan doen van het graf. Ook bij een eigengraf moet de wettelijke minimum grafrusttermijn (10 jaar) in acht worden genomen. Aan het afstand doen wordt dan ook de voorwaarde verbonden dat een rechthebbende ten minste voor 10 jaar na de laatste bijzetting de grafrechten moet voldoen.

Artikel 20

De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van het college van burgemeester en wethouders (Uitvoeringsbesluit voor de grafbedekkingen). Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend. Zowel op eigen als op algemene graven wordt grafbedekking toegestaan. De vergunningseis omvat het gedenkteken en de winterharde beplantingen.

Artikel 21

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals petunia, geranium, lobelia etc. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden iedere keer per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Verwelkte bloemen zullen echter niet te snel worden verwijderd omdat gezegd mag worden dat zij tot op zekere hoogte passend zijn bij de sfeer van een begraafplaats. Op het mededelingenbord op de begraafplaats zal doorlopend algemeen bekend worden gemaakt hoe met verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zal worden omgegaan.

Artikel 22

De bordjes bij de graven met een mededeling voor grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen.

De mededeling dat burgemeester en wethouders voornemens zijn om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan aan de rechthebbende. De mededeling aan de rechthebbende kan in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededeling dat de graftermijn verstrijkt en dat het graf zal worden geruimd (zie ook artikel 16 en artikel 25 van de verordening).

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat burgemeester en wethouders het grafrecht vervallen hebben verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 18, lid 3 van de verordening). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende ten minste een jaar.

De grafbedekking blijft nadat zij is verwijderd gedurende drie maanden ter beschikking van de nabestaanden als daarom tijdig tevoren is verzocht.

Artikel 23

De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op eigen graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden op eigen graven verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen.

Op 25 oktober 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. Hiermee werd het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2002 bevestigd. De consequentie van deze uitspraak is dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid).

Artikel 24, lid 1

Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. Dit onderhoud houdt in: bijhouden van de paden, snoeien van de aanwezige beplanting op de begraafplaats, niet zijnde op het graf, verwijderen van bladeren in de herfst.

Artikel 24, lid 2

Rechthebbenden op een graf kunnen de gemeente verzoeken het graf te onderhouden. Dit onderhoud is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. In de meeste gevallen is het voldoende als de gedenktekens tweemaal per jaar worden gereinigd. Dit zal per graf bekeken moeten worden. Daarnaast zal na verzakking het gedenkteken opnieuw worden gesteld. De hieraan verbonden kosten zullen bij de rechthebbende in rekening worden gebracht.

Artikel 24, lid 3

Voor de Oude begraafplaats Warnsveld geldt dat er graven in onderhoud zijn bij de gemeente. Alleen deze graven worden door de gemeente onderhouden. Dit onderhoud is een minimale zorg.

Artikel 25, lid 1 en 2

De mededeling dat burgemeester en wethouders voornemens zijn om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op eigen graven als aan degenen die kozen voor een plaats in een algemeen graf..

Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 22 van de verordening.

Iedere belanghebbende kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 27 van de verordening). Aan de rechthebbende op het graf moet ook worden medegedeeld dat hij verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 28, eerste lid, van de Wet op de lijkbezorging. Hij kan ook vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen, dan wel elders bij te zetten, volgens artikel 25, vierde lid, van de verordening. Degene die in een algemeen graf heeft doen begraven kan volgens artikel 25, derde lid, van de verordening een aanvraag indienen om de overblijfselen indien mogelijk bijeen te doen brengen voor herbegraven elders. De mededelingen volgens deze bepaling zijn geen voldoende basis om eigen graven te ruimen.

Artikel 25, lid 3, 4 en 5

Het derde lid opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen c.q. de as een andere bestemming te geven dan die welke is genoemd in het tweede lid. Dat wil zeggen dat de overblijfselen niet worden begraven in het verzamelgraf (de beenderenkuil) en dat de as niet wordt verstrooid op een algemeen terrein. Die andere bestemming zowel voor algemene als eigengrafruimten is zo ruim mogelijk omschreven.

Zo kan bijvoorbeeld het eigengraf extra diep worden uitgegraven. De overblijfselen kunnen dan in kleine ruimingskistjes in die extra diepte worden geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende een volgende generatie in dezelfde familie blijven.

Ook is het mogelijk om de overblijfselen opnieuw bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of deze over te brengen naar een andere begraafplaats.

Artikel 26

Hoewel er op dit moment geen sprake is dat een kerkgenootschap een deel van de gemeentelijke begraafplaatsen in gebruik zou willen nemen, laat de verordening deze mogelijkheid geheel open.

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van toepassing. Burgemeester en wethouders zijn dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van de kerk gestelde gedeelte. Zij voorzien ook in het minimale onderhoud van de grafbedekking op het kerkelijk deel (artikel 26 van de verordening).

Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit gedeelte ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats.

Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van burgemeester en wethouders bericht te ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier onderhoud waartoe rechthebbende op een graf verplicht is (artikel 25 van de verordening). In de praktijk kunnen zich verschillende soorten van gevallen voordoen. Zo kan bijvoorbeeld de rechthebbende op een graf nalatig zijn, wellicht omdat deze niet in staat is om voor de grafbedekking te zorgen. Soms ook waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.

Als het kerkbestuur schriftelijk aan burgemeester en wethouders heeft gevraagd om telkenmale als de noodzaak van onderhoud of herstel van grafbedekking zich voordoet, te worden geïnformeerd zal aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan telkenmale beraden hoe te handelen.

Artikel 27

Er kan een lijst bijgehouden worden van begraven die van historische betekenis zijn. Het is voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn hetzij door de overledene die er begraven ligt hetzij alleen al door het gedenkteken. Er dient voor te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat soms vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Daarnaast kan de inhoud van de lijst een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van de monumentenlijst.

Artikel 28

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 29

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 30

Het begrip ‘klachten’ moet hier ruim worden opgevat zodat ook ideeën of wensen naar voren kunnen worden gebracht. Aan een speciale procedure, die kort en eenvoudig is gehouden, bestaat behoefte om de verlangens van de burger in verband met de piëteit of wegens de zorg voor cultuurhistorische waarden en beplantingen te kunnen signaleren.

Artikel 31

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 32

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 33

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 34

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 35

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.

Artikel 36

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 37

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt. Voor de artikelen 1, onder e, r en s artikel 8, derde lid, artikel 12, onder b, f en g en artikel 14, vijfde tot en met het negende lid geldt dat zij in afwijking van het eerste lid pas in werking treden op 1 januari 2008. Als de algemene gedenkplaats klaar is de mogelijkheid wordt gegeven aan nabestaande om op de algemene gedenkplaats een gedenkplaatje aan te brengen. Daarnaast wordt er in het 2007 de mogelijkheden voor een gereserveerd graf nader bekeken. In toenemende mate is er vraag naar een dergelijk graf. De gemeente wil dan ook graag in deze vraag voorzien. Er is vraag van de nabestaanden om de plechtigheid op een cd op te laten nemen. De gemeente wil ook graag in deze vraag voorzien. Om hieraan te voldoen dient er eerst een muziekinstallatie aangeschaft te worden die geschikt is voor het opnemen van de plechtigheid op een cd. Momenteel wordt er gekeken welke installatie aangeschaft dient te worden.

Artikel 38

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.