Regeling vervallen per 01-07-2019

Verordening scholieren gemeente Zwolle 2015

Geldend van 16-11-2017 t/m 30-06-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening scholieren gemeente Zwolle 2015

VERORDENING SCHOLIEREN GEMEENTE ZWOLLE 2015

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Participatiewet

  • b.

    Belanghebbende: de persoon die ten behoeve van zichzelf, zijn partner en of één of meerdere kinderen een voorziening in het kader van deze verordening verzoekt.

  • c.

    Partner: de persoon die al of niet gehuwd met de belanghebbende een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

  • d.

    Brugklasser: het ten laste komende eigen kind of stiefkind dat voor het eerst voortgezet onderwijs gaat volgen.

  • e.

    Scholier: het eigen kind of stiefkind dat

  • 1.

    op het zelfde adres als de belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisregistratie personen van de gemeente Zwolle; en

  • 2.

    ten laste van de belanghebbende of diens partner komt, dat wil zeggen het kind voor wie de belanghebbende of diens partner aanspraak op kinderbijslag kan maken; en.

  • 3.

    voortgezet onderwijs of eerstejaar of tweedejaar middelbaar beroepsonderwijs volgt;

  • f.

    Inkomen: het inkomen van belanghebbende zoals bedoeld in artikel 31,32 en 33 van de wet verminderd met de ontvangen vakantietoeslag. Tot het inkomen wordt ook gerekend de bijstand voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zoals genoemd in artikel 5 onder b van de wet. Bij een gehuwde wordt uitgegaan van de som van het inkomen van belanghebbende en zijn partner.

  • g.

    Peilmaand: de maand april van het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • h.

    Norm: bedrag voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals bedoeld in artikel 5 onder b van de wet maar verminderd met de in de wet geldende vakantietoeslag;

  • i.

    vermogen: het vermogen van belanghebbende zoals bedoeld in artikel 34 van de wet. Bij een gehuwde wordt uitgegaan van de som van het vermogen van belanghebbende en zijn partner.

Artikel 2 Kring van belanghebbenden

  • 1. Om voor een tegemoetkoming scholieren in aanmerking te komen:

    • a.

      dient de belanghebbende een of meer ten laste komende scholier en/of brugklasser te hebben; en

    • b.

      dient de belanghebbende en zijn partner in de gemeentelijke basisregistratie personen van de gemeente Zwolle ingeschreven te staan; en

    • c.

      mag het inkomen over de peilmaand of de maand waarin voor het eerst een uitkering levensonderhoud is aangevraagd, niet meer bedragen dan 130% van de norm; en

    • d.

      dient het vermogen minder te bedragen dan de van toepassing zijnde vermogensgrens op grond van artikel 34 van de wet.

  • 2. indien als gevolg van wisselende of eenmalige inkomsten het inkomen in de peilmaand hoger is dan de norm wordt uitgegaan van een gemiddeld inkomen. Het gemiddeld inkomen wordt berekend door de som van het inkomen dat gedurende 12 maanden voorafgaand aan de peilmaand is genoten te delen door 12.

  • 3. Indien er sprake is van een situatie waarbij slechts één van de partners voldoet aan de voorwaarden genoemd in lid 1 onder a en of b wordt bij de beoordeling of er aanspraak bestaat op een voorziening en bij de vaststelling van de omvang van de voorziening de partner die niet aan de voorwaarden voldoet buiten beschouwing gelaten.

  • 4. Indien er sprake is van eigenwoning bezit is artikel 50 lid 1 van de wet op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 3 Schuldenaren

In afwijking van het gestelde in artikel 2 lid 1 onder c kan een belanghebbende ongeacht de hoogte van het inkomen voor een tegemoetkoming in aanmerking komen als hij in het kader van een schuldregeling een relatie heeft met de gemeentelijke Schulddienstverlening en hij alleen het vrij te laten bedrag van zijn inkomen overhoudt ter besteding.

Artikel 4 Wie komt niet voor de tegemoetkoming in aanmerking?

  • 1. Een tegemoetkoming wordt niet verstrekt als een belanghebbende en zijn partner als vreemdeling niet rechtmatig verblijf houdt in Nederland in de zin van artikel 8 onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000;

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing als een belanghebbende en zijn partner als vreemdeling na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8 onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf heeft op grond van artikel 8, onder g of h van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3. Indien een situatie zoals genoemd in lid 1 of 2 zich slechts ten aanzien van één van de partners voordoet, wordt bij de beoordeling of er aanspraak bestaat op een voorziening en bij de vaststelling van de omvang van de voorziening de partner op wie het gestelde in lid 1 van toepassing is buiten beschouwing gelaten.

Artikel 5 Hoogte tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming voor culturele, maatschappelijke en recreatieve activiteiten bedraagt € 450,00 per schooljaar per brugklasser.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkomingvoor culturele, maatschappelijke en recreatieve activiteiten bedraagt € 375,00 per schooljaar per scholier.

Artikel 6 Aanvragen

  • 1. Om voor een voorziening in aanmerking te komen dient de belanghebbende voor het aanvragen gebruik te maken van een formulier dat door het college is vastgesteld. De partner moetschriftelijk instemmen dat de belanghebbende mede namens hem een aanvraag indient.

  • 2. De aanvraag voor een tegemoetkoming dient voor afloop van de eerste helft van het schooljaar te worden ingediend doch uiterlijk op 31 december van het schooljaar.

  • 3. De tegemoetkoming wordt een maal per jaar verstrekt. Betaling geschiedt op het opgegeven bank- of girorekeningnummer.

Artikel 7 Terugvordering

  • 1. De belanghebbende bewaart gedurende tenminste twee jaar na afloop van het betreffende kalanderjaar de schriftelijke bewijzen van zijn uitgaven voor culturele, maatschappelijke en recreatieve activiteiten.

  • 2. De bijdrage kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en daardoor een te hoge bijdrage heeft ontvangen of weigert te voldoen aan gestelde verplichtingen.

Artikel 8 hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen artikel 2, 4, 6 en 7 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing gelet op het belang van belanghebbende leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

ALGEMENE TOELICHTING

We willen voorkomen dat kwetsbare groepen in de samenleving niet meer participeren in de maatschappij. Uit onderzoek blijkt dat minimahuishoudens met schoolgaande kinderen tussen 12 en 18 jaar moeite hebben om rond te komen ondanks rijks- en lokale regelingen. Van rijkswege kunnen ouders en verzorgers van kinderen in het voortgezet onderwijs een inkomensafhankelijke tegemoetkoming krijgen op basis van de Wet Tegemoetkoming Onderwijs- en Schoolkosten (WTOS). Deze wettelijke regeling heeft echter niet de intentie gehad om kostendekkend te werken. De regeling is niet afgestemd op de kosten voor deelname aan maatschappelijke, sportieve en culturele activiteiten. Lokaal maken we via Stichting Meedoen en het Jeugdsportfonds voor kinderen uit minimahuishoudens participatie mogelijk. Kosten voor het lidmaatschap van een sportclub, muziekles, scouting of een schoolreisje kunnen via deze stichtingen worden vergoed. In praktijk blijkt dat met huidige werkwijze vooral kinderen op de basisschool bereikt worden. Zij hebben contact met professionals (leerkrachten, maatschappelijk werken, jeugdhulpverlening) die ze aanmelden bij deze stichtingen. Bovendien kennen de stichtingen een maximale periode waarin de kosten worden vergoed, waardoor het aandeel middelbare scholieren bij de stichtingen klein is.

Gezien bovenstaande maken we ons zorgen over de participatie van middelbare scholieren als ze opgroeien in huishoudens waar rondkomen heel moeilijk is. Daarom willen we voor de ouders van brugklassers en middelbare scholieren een tegemoetkoming om de participatie van deze kinderen te stimuleren.

Artikelsgewijze Toelichting

Artikel 2 en 4 Wie komt wel of niet voor tegemoetkoming scholieren in aanmerking?

In Participatiewet wordt aangegeven wie recht hebben op bijstand. Dit artikel passen we analoog toe in deze autonome verordening. Hieruit volgt dat:

-alleen mensen die hier te lande verblijven recht hebben op de tegemoetkoming.

-vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven en die voldoen aan het gestelde in artikel 11 lid 2 en 3 recht hebben op een tegemoetkoming.

  • De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn van belang bij de toetsing van de situatie op het moment van de aanvraag.

  • Eén van de voorwaarden om voor de tegemoetkoming in aanmerking te komen is dat een belanghebbende voldoet aan de vermogensbepalingen. In de wet worden voor eigen woning bezit vermogensvrijlatingen genoemd. Deze vermogensvrijlatingen zijn ook van toepassing op de verlening van de tegemoetkoming. In de wet wordt echter aangegeven dat als iemand als gevolg van het bezit van een eigen woning meer vermogen heeft dan het vermogen dat vrijgelaten mag worden er bijstand verleend wordt in de vorm van een lening. Het is niet de bedoeling om de tegemoetkoming in de vorm van een lening te verstrekken. In de situatie dat iemand als gevolg van het eigen woning bezit meer vermogen heeft dan toegestaan en een inkomen heeft kleiner dan 110% van de bijstandsnorm, wordt de tegemoetkoming á fonds perdu verleend.

Artikel 5 Hoogte tegemoetkoming

Een laag inkomen is meestal wel genoeg om er de lasten voor huur, gas en water van te kunnen betalen en om er eten en kleding van te kunnen kopen. Voor iets extra's, zoals een dagje naar een attractiepark, het lidmaatschap van een sportvereniging, het bezoeken van een concert of het museum, blijft geen geld over. Uit nibud onderzoek blijkt dat vooral voor huishoudens met scholieren weinig of geen geld overblijft voor participatie van middelbare scholieren Dat is zorgelijk. We willen voorkomen dat scholieren en brugklassers uit een huishouden met een laag inkomen in een sociaal isolement terechtkomen. De gemeente wil voor middelbare scholieren extra ondersteuning bieden. Er is voor gekozen om gezinnen met deze kinderen een tegemoetkoming te geven van € 225, per kind per jaar. Voor brugklassers geldt een iets hogere tegemoetkoming ad € 300, - per kind, omdat in de brugklas participatie vaak een grotere rol speelt, zoals met introductiedagen, brugklaskamp, klasseavonden.

Artikel 6 Aanvragen

Een belanghebbende kan jaarlijks in het betreffende kalenderjaar in aanvraag voor tegemoetkoming indienen. Het recht op de tegemoetkoming vervalt na afloop van het kalenderjaar waarin een schooljaar begint. Dus het recht voor schooljaar 2015-2016 vervalt per 31.12.2015. De belanghebbende moet aantonen dat zijn kinderen de middelbare school bezoeken dan wel in het eerste of tweede jaar van het middelbaar beroepsonderwijs zitten.

Artikel 7 Terugvordering

De belanghebbende moet aantonen dat de tegemoetkoming gebruikt is voor uitgaven aan zijn kinderen op het culturele, maatschappelijke of sportieve vlak. Te denken valt aan: schoolreisjes, excursies, schoolavondjes, bezoek aan een museum, bezoek van concerten, deelname aan muziekevenementen, sportkleding en het lidmaatschap van een sport- of muziekvereniging.

De belanghebbende moet de bewijzen van deze uitgaven gedurende twee jaar bewaren, gerekend vanaf 1 januari volgend op het jaar van uitgave. Indien men in onvoldoende mate aan de verplichtingen voldoet kan de gemeente overgaan tot terugvordering van de tegemoetkoming.

Artikel 8 hardheidsclausule

In bijzondere gevallen mag het college van burgemeester en wethouders van de gemeente afwijken van een paar bepalingen in de verordening. Het betreffen de bepalingen over de omvang van de doelgroep, het aanvragen en het terugvorderen van de tegemoetkoming. Het college mag niet afwijken van de hoogte van de tegemoetkoming.