Regeling vervallen per 01-12-2018

Beheersverordening begraafplaatsen 2006

Geldend van 10-11-2006 t/m 30-11-2018

Intitulé

BEHEERSVERORDENING BEGRAAFPLAATSEN 2006

De raad van de gemeente Apeldoorn,

gezien het voorstel van het college d.d. 28 augustus 2006, nr. 120-2006;

overwegende dat het gewenst is om nieuwe regels te stellen voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen;

gelet op artikel 35, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen.

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    begraafplaatsen: de begraafplaatsen Beekbergen, Heidehof, Soerenseweg, Uddel en Wenum;

  • b.

    eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • het doen verstrooien van as;

  • c.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot:

    • het doen begraven van lijken;

    • het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

    • het doen verstrooien van as;

  • d.

    eigen kindergraf: een graf, in het gedeelte van de begraafplaats waar uitsluitend ten behoeve van overleden kinderen tot en met zes jaar, aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • het doen begraven en begraven houden van een lijk;

    • het doen bijzetten en bijgezet houden van een asbus met of zonder urn;

    • het doen verstrooien van as;

  • e.

    algemeen kindergraf: een graf bij de gemeente in beheer, in het gedeelte van de begraafplaats waar uitsluitend ten behoeve van overleden kinderen tot en met zes jaar aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot:

    • het doen begraven van lijken;

    • het doen bijzetten van asbussen met en zonder urnen;

    • het doen verstrooien van as;

  • f.

    eigen urnenkelder: een van gemeentewege aangebrachte grafkelder, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • g.

    eigen urnennis: een van gemeentewege aangebrachte nis in een urnenmuur, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • h.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • i.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • j.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf of eigen gedenkplaats;

  • k.

    gedenkteken: voorwerp op een graf of gedenkplaats voor het aanbrengen van opschriften of figuren of voor het op andere wijze uiten van gevoelens en gedachten; ook kettingen, hekwerken e.d. vallen onder dit begrip;

  • l.

    eigen gedenkplaats: een plaats, ingericht om overledenen te gedenken, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen plaatsen van een gedenkteken;

  • m.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • n.

    rechthebbende: de rechthebbende op een eigen graf.

Artikel 2 Uitbreiding begrip eigen graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'eigen graf' mede verstaan: eigen kindergraf, eigen urnenkelder, eigen urnennis en eigen gedenkplaats.

HOOFDSTUK 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1. De begraafplaatsen zijn dagelijks toegankelijk gedurende de door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Zij maken deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen en gedenkplaatsen op de begraafplaatsen te verrichten.

  • 2. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen anders dan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van lid 2.

  • 4. Bezoekers, personeel en uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5. Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzingen houden, moeten zich op de eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

  • 1. Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

  • 2. Behalve op rechterlijk gezag mag de beheerder geen lijk doen opgraven alvorens hem de in de Wet op de lijkbezorging bedoelde vergunning is getoond en, wanneer het een eigen graf betreft, de schriftelijke toestemming van de rechthebbende is overgelegd.

  • 3. Behalve op rechterlijk gezag mag de beheerder geen asbus, geplaatst in of op een eigen graf dan wel in een urnenkelder, doen verwijderen alvorens hem de schriftelijke toestemming van de rechthebbende is overgelegd.

  • 4. De bepalingen in de leden 2 en 3 van deze verordening zijn niet van toepassing bij het ruimen van graven of asbussen met inachtneming van de artikelen 31 of 65 van de Wet op de lijkbezorging.

HOOFDSTUK 3 Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de administratie van de begraafplaats. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het lijk, dan wel het omhulsel en de asbus of urn moeten zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het gebruik van een ontvangstruimte, een aula alsmede van een muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de administratie van de begraafplaats.

  • 2. De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in of op een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de administratie van de begraafplaats te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 20, tweede lid.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5. De beheerder laat tot verstrooiing van as, die nog geen maand in de asbus is geborgen, niet overgaan, alvorens hem de in het vierde lid van artikel 59 van de Wet op de lijkbezorging bedoelde ontheffing van de officier van justitie is getoond.

  • 6. De beheerder en de administratie van de begraafplaats onderzoeken de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 10 Tijden van begraven van asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

    • ·

      op werkdagen van 09.30 tot 15.30 uur;

    • ·

      op zaterdagen, Goede Vrijdag, 2e Paasdag, 2e Pinksterdag en 2e Kerstdag van 09.30 tot 14.00 uur.

  • 2. Op zondagen alsmede op Nieuwjaarsdag, Hemelvaartsdag, 1e Kerstdag en de dag waarop de verjaardag van H.M. de Koningin wordt gevierd, worden geen begravingen of bezorgingen verricht.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden en dagen afwijken.

HOOFDSTUK 4 Indeling en uitgifte der graven

Artikel 11 Beheer en indeling

  • 1. Het college voert het beheer over en regelt de indeling van de begraafplaatsen.

  • 2. Het college is bevoegd bepaalde gedeelten van iedere begraafplaats aan te wijzen voor:

    • het verstrooien van as van gecremeerde lijken;

    • eigen gedenkplaatsen.

Artikel 12 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      eigen graven;

    • b.

      eigen kindergraven;

    • c.

      eigen urnenkelders;

    • d.

      eigen urnennis;

    • e.

      eigen gedenkplaatsen.

  • 2. De eigen graven zijn bestemd voor:

    • het begraven van lijken;

    • het in of op het graf plaatsen van asbussen met of zonder urnen;

    • het in of op het graf verstrooien van de as van overledenen.

    Het aantal begravingen en/of plaatsingen en/of verstrooiingen bedraagt ten hoogste drie per graf en voor wat betreft de voormalige huurgraven ten hoogste twee per graf. Het college kan, nadat dit aantal bereikt is, nog één plaatsing of verstrooiing toestaan.

  • 3. De eigen kindergraven zijn bestemd voor:

    • het begraven van lijken;

    • het in of op het graf plaatsen van asbussen met of zonder urnen;

    • het in of op het graf verstrooien van de as van overledenen.

    Het aantal begravingen en/of plaatsingen en/of verstrooiingen bedraagt ten hoogste één per graf. Het is toegestaan lijken en de as, al dan niet in een asbus, van overleden kinderen tot en met zes jaar te doen begraven, plaatsen of verstrooien in andere dan kindergraven.

  • 4. De eigen urnenkelders zijn bestemd voor het daarin bijzetten van ten hoogste vier asbussen per kelder.

  • 5. De eigen urnennissen zijn bestemd voor het daarin bijzetten van ten hoogste twee asbussen per nis.

  • 6. De eigen gedenkplaatsen zijn bestemd voor de plaatsing van gedenktekens voor overledenen, zonder begraving, asbezorging of asverstrooiing.

Artikel 13 Aantal overledenen in algemene graven

De algemene graven zijn bestemd voor:

  • het begraven van lijken;

  • het in het graf plaatsen van asbussen met of zonder urnen;

  • het in het graf verstrooien van de as van overledenen.

Het aantal begravingen en/of plaatsingen en/of verstrooiingen bedraagt ten hoogste drie per graf.

Artikel 14 Algemene kindergraven

  • 1. De algemene kindergraven zijn bestemd voor het naast elkaar:

    • begraven van lijken;

    • het in het graf plaatsen van asbussen met of zonder urnen;

    • het in het graf verstrooien van de as van overledenen.

    Het aantal begravingen en/of plaatsingen en/of verstrooiingen bedraagt ten hoogste drie per graf.

  • 2. Het is toegestaan lijken en de as, al dan niet in een asbus, van overleden kinderen tot en met zes jaar te doen begraven, plaatsen of verstrooien in andere dan kindergraven.

Artikel 15 Afmetingen van de graven en eigen gedenkplaatsen

  • 1. Eigen graven, algemene graven en algemene kindergraven hebben een lengte van tenminste 2.25 m en een breedte van tenminste 1.25 m.

  • 2. Een eigen kindergraf heeft een lengte van tenminste 1.25 m en een breedte van tenminste 0.80 m.

  • 3. Eigen gedenkplaatsen hebben een afmeting van 80 bij 80 cm.

Artikel 16 Volgorde van uitgifte

  • 1. De eigen graven worden slechts voor directe begraving en in de volgorde van ligging uitgegeven. Het college kan toestaan dat de volgorde van uitgifte van urnenkelders en urnennissen plaatsvindt met inachtneming van de voorkeur van de (toekomstig) rechthebbende.

  • 2. Op de begraafplaatsen Heidehof en Soerenseweg kan het college een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving. De plaats van het graf wordt bepaald door de volgorde van uitgifte op het moment van de feitelijke ingebruikname van het graf.

  • 3. Op de begraafplaatsen Heidehof en Soerenseweg kan het college vrijstelling verlenen van de leden 1 en 2 van dit artikel voor de uitgifte van eigen graven op de voormalige klasse afdelingen, tegen het daarvoor in de Verordening begraafplaatsrechten bepaalde recht, met inachtneming van de voorkeur van de (toekomstig) rechthebbende voor de plaats van ligging.

Artikel 17 Termijnen eigen graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen zulks toelaat, op een daartoe bij hem schriftelijk in te dienen aanvraag:

    • voor onbepaalde tijd het recht op een eigen graf; zijnde het recht om daarvan tot het tijdstip van sluiting van de begraafplaats gebruik te maken;

    • voor de tijd van twintig jaar het recht op een eigen graf;

    • voor onbepaalde tijd het recht op een eigen kindergraf; zijnde het recht om daarvan tot het tijdstip van sluiting van de begraafplaats gebruik te maken;

    • voor de tijd van twintig jaar het recht op een eigen kindergraf;

    • voor de tijd van twintig jaar het recht op een eigen urnenkelder;

    • voor de tijd van twintig jaar het recht op een eigen urnennis;

    • voor de tijd van twintig jaar het recht op een eigen gedenkplaats.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht voor bepaalde tijd wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaren, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Een recht als in dit artikel bedoeld kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 20, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 18 Termijnen algemene graven en algemene kindergraven

In algemene graven en algemene kindergraven wordt gelegenheid gegeven om lijken te begraven, as bij te zetten of te verstrooien voor de tijd van 20 jaren.

Artikel 19 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hem te stellen voorwaarden.

Artikel 20 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. De overschrijving komt alleen tot stand als de persoon op wiens naam bedoeld recht wordt overgeschreven, daarmee instemt. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen, tenzij het een recht op het eigen graf voor onbepaalde tijd betreft dat na 1 januari 1996 is verleend.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 21 Vervallenverklaring van graven

  • 1. Het college kan alle rechten op een eigen graf vervallen verklaren, indien de rechthebbende, na schriftelijke aanmaning, in gebreke blijft ten aanzien van het graf ingevolge de Verordening begraafplaatsrechten verschuldigd recht te voldoen of indien zodanig recht moet worden betaald door een rechthebbende wiens adres niet bekend is en redelijkerwijs niet kan worden achterhaald.

  • 2. Indien de rechthebbende een rechtspersoon is, vervalt het recht op een eigen graf bij ontbinding van die rechtspersoon of bij verlies van rechtspersoonlijkheid.

  • 3. Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing indien het recht voor onbepaalde tijd is verleend.

Artikel 22 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5 Grafbedekkingen

Artikel 23 Vergunning gedenkteken

  • 1. Voor het hebben van een gedenkteken is de schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van het gedenkteken en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van de door hem vastgestelde nadere regels.

  • 4. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de door hem vastgestelde nadere regels;

    • b.

      het gedenkteken afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van het gedenkteken, de fundering daaronder begrepen, ondeugdelijk is.

Artikel 24 Risico gedenktekens en beplantingen

  • 1. Gedenktekens en beplantingen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbenden van eigen graven of gebruikers van ruimten in algemene graven te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting of opgraving en eventuele gevolgschade voor derden, is voor risico en rekening van de rechthebbende.

  • 2. Rechthebbende en gebruikers zijn verplicht de – door welke omstandigheden ook – aan een gedenkteken of beplanting toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.

  • 3. Indien binnen drie maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen over te gaan, voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel 25 Asbussen en urnen op graven

Asbussen op eigen graven mogen uitsluitend worden geplaatst:

  • als vast onderdeel van een gedenkteken, dan wel

  • in een urn die vast met de ondergrond is verbonden.

Artikel 26 Losse bloemen en planten

Op een graf kunnen potplanten en bloemen in vazen worden geplaatst. Het is toegestaan op een graf losse bloemen te leggen. Op een eigen graf en eigen en algemene kindergraven mogen eenjarige gewassen worden geplant.

Artikel 27 Winterharde gewassen

De winterharde gewassen die op eigen graven en kindergraven worden geplant mogen bij volle wasdom de voor het graf beschikbare oppervlakte (bij kindergraven het desbetreffende deel van het graf) niet overschrijden of moeten door besnoeiing binnen de oppervlakte kunnen worden gehouden.

Artikel 28 Grafbeplanting

Niet-blijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde toestand verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een mondelinge of schriftelijke aanvrage heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 29 Verwijdering grafbedekking

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekend gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maakt het college aan hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief zijn voornemen bekend.

  • 3. Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 23 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4. De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken;

    • de grafbedekking niet binnen twaalf weken nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

Artikel 30 Onderhoud door de gemeente

  • 1. Het college voorziet in het schoonhouden van de gedenktekenen, het leesbaar houden van de inscripties op de gedenktekenen en in het onderhouden van de ruimte op en om de eigen graven.

  • 2. Onder de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, is herstelling of vernieuwing niet begrepen.

  • 3. Indien een gedenkteken door materiaalkeuze dan wel vormgeving meer dan gebruikelijk onderhoud vergt of bij het onderhoud meer dan gebruikelijk risico voor beschadiging van het gedenkteken kan worden verwacht, kan het college bepalen dat het onderhoud door de rechthebbende dient te geschieden.

  • 4. Indien het college toepassing geeft aan het bepaalde in het derde lid, doet hij daarvan mededeling in zijn besluit op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 23.

  • 5. In het onderhoud van eigen graven, als bedoeld in lid 1, waarvoor het grafrecht is gevestigd vóór 1 januari 1960 wordt voorzien door de rechthebbende tenzij het college heeft bewilligd in een verzoek om in dit onderhoud te voorzien tegen betaling van het daarvoor in de Verordening begraafplaatsrechten bepaalde recht.

Artikel 31 Herstel en onderhoud door de rechthebbende

  • 1. De rechthebbende is verplicht te zorgen voor de noodzakelijke herstelwerkzaamheden aan het op het graf aangebrachte gedenkteken.

  • 2. Indien het college, met toepassing van artikel 30, lid 3, heeft bepaald dat het onderhoud van een gedenkteken door de rechthebbende dient te geschieden, is deze tevens verplicht het gedenkteken behoorlijk te onderhouden.

  • 3. Indien een rechthebbende nalatig is in zijn verplichting tot herstel of behoorlijk onderhoud van een gedenkteken kan het college het gedenkteken doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van het gedenkteken. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

HOOFDSTUK 6 Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 32 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1. Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, en 23, tweede lid.

  • 2. Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3. Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

HOOFDSTUK 7 Inrichting register

Artikel 33 Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de administratie van de begraafplaats.

HOOFDSTUK 8 Slotbepalingen

Artikel 34 Overgangsbepaling

De rechten en verplichtingen met betrekking tot eigen graven die voortvloeien uit de ingevolge artikel 36 vervallen verordening, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

Artikel 35 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met artikel 3, lid 3, artikel 4 en artikel 5, lid 2, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 36 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 10 november 2006, met ingang van welke dag de bestaande 'Beheersverordening begraafplaatsen', vastgesteld op 30 november 2000, vervalt.

Artikel 37 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Beheersverordening begraafplaatsen'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 9 november 2006
Inwerking getreden d.d. 10 november 2006

VOORSCHRIFTEN voor gedenktekens op de gemeentelijke begraafplaatsen Beekbergen, Heidehof, Soerenseweg, Uddel en Wenum.

Artikel 1 Inleiding

De verordening verstaat onder gedenkteken: voorwerp op het graf of de gedenkplaats voor het aanbrengen van opschriften of figuren of voor het op andere wijze uiten van gevoelens of gedachten, zulks met inbegrip van de op het graf of gedenkplaats aanwezige kettingen, hekwerken e.d.

Artikel 2 Aanvraag vergunning

  • 1.

    Bij de schriftelijke aanvraag voor vergunning tot het hebben van een gedenkteken behoort een werktekening te worden ingediend.

  • 2.

    Op deze werktekening dienen ten minste voor te komen:

    • a.

      de maten van het gedenkteken;

    • b.

      de soort van het te gebruiken materiaal;

    • c.

      de wijze waarop de letters e.d. zullen worden aangebracht;

    • d.

      de soort van het materiaal van de fundering en de wijze van bevestiging van het gedenkteken daarop.

Artikel 3 Gedenkteken

  • 1.

    Voor de gedenktekens mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt, zoals natuursteen, metaal, keramiek, duurzame kunststoffen of een duurzame houtsoort.

  • 2.

    De onderdelen moeten vast aan het gedenkteken zijn verbonden.

  • 3.

    De lengte en de breedte van het gedenkteken mogen die van het graf niet overschrijden.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in lid 3 zijn op de plaatsing van gedenktekens de volgende voorschriften van toepassing:

    • a.

      op de vóór de inwerkingtreding van dit besluit uitgegeven huurgraven op de begraafplaats Heidehof mogen uitsluitend staande gedenktekens worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

      • hoogte (vanaf het maaiveld gemeten) max. 1 meter;

      • breedte max. 70 cm;

      • dikte max. 12 cm;

    • b.

      ten aanzien van de overige graven, behalve algemene graven en kindergraven, geldt dat de hoogte van het gedenkteken niet meer mag bedragen dan 40 cm, met dien verstande dat op of boven 1/4 gedeelte van de oppervlakte van het graf een hoogte is toegestaan van max. 150 cm;

    • c.

      op de algemene graven mogen uitsluitend liggende en staande gedenktekens worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

      • liggende gedenktekens:

      • lengte max. 60 cm;

      • breedte max. 50 cm;

      • dikte max. 8 cm;

      • staande gedenktekens:

      • hoogte (vanaf het maaiveld gemeten) max. 60 cm;

      • breedte max. 50 cm;

      • dikte max. 8 cm;

    • d.

      op de kindergraven mogen uitsluitend gedenktekens worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

      lengte max. 60 cm;

      breedte max. 50 cm;

      hoogte max. 70 cm;

    • e.

      op gedenkplaatsen mogen uitsluitend gedenktekens worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

      • lengte max. 80 cm;

      • breedte max. 80 cm;

      • hoogte max. 150 cm.

Artikel 4 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 1996.

  • 2.

    Zij kunnen worden aangehaald als: ‘Voorschriften gedenktekens 1996’.

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn