Regeling vervallen per 16-02-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Delft houdende regels omtrent financiën Financiële verordening gemeente Delft

Geldend van 06-01-2018 t/m 15-02-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Delft houdende regels omtrent financiën Financiële verordening gemeente Delft

VERORDENING voor het financieel beleid, het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Delft.

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    administratie

    Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Delft en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b

    financiële administratie

    Het systematisch verwerken van financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Delft, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • de financieel-economische positie;

    • het financieel beheer;

    • de uitvoering van de programmabegroting;

    • het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • het rekeningresultaat en de verantwoording daarover.

  • c

    administratieve organisatie

    Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • d

    financieel beheer

    Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Delft.

  • e

    gesloten circuit

    Een gesloten circuit is een bepaald product, of een aantal samenhangende producten en / of taakvelden, waarvan de totale kosten geheel worden gedekt uit een specifieke inkomstenbron, anders dan de algemene dekkingsmiddelen. Het saldo van baten en lasten van deze producten wordt in beginsel toegevoegd of onttrokken aan een bestemmingsreserve met een egalisatiefunctie op basis van een voorstel bij de jaarstukken.

  • f

    rechtmatigheid

    Het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, inclusief de nadere uitwerking in gemeentelijke verordeningen, de controleverordening, het controleprotocol en het toetsingskader accountantscontrole.

  • g

    doelmatigheid

    Het realiseren van bepaalde prestaties en beoogde maatschappelijke effecten met een zo efficiënt mogelijke inzet van middelen.

  • h

    doeltreffendheid

    De mate waarin bepaalde prestaties bijdragen aan beoogde maatschappelijke effecten.

  • i

    doelstelling

    De doelstellingen geven aan wat de belangrijkste door de gemeente nagestreefde doelen zijn voor een bepaald beleidsterrein. Per doelstelling is vermeld welke maatschappelijke effecten worden nagestreefd en welke prestaties bijdragen om die maatschappelijke effecten te bereiken.

  • j

    indicator

    Bij de doelstellingen en prestaties zijn indicatoren opgenomen: hiermee wordt gemeten of de doelstelling/prestatie wordt gehaald.

  • k

    streefcijfer

    Bij de indicatoren worden streefwaarden geformuleerd. Een streefwaarde is het nagestreefde niveau waarop de indicator op een vastgelegd moment moet komen.

TITEL 1. PROGRAMMABEGROTING EN VERANTWOORDING

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een begrotingsindeling voor de raadsperiode vast.

  • 2.

    • a.

      De raad stelt de onderverdeling van de begroting naar doelstellingen, taakvelden en producten voor de raadsperiode vast.

    • b.

      Indien wijzigingen noodzakelijk zijn, worden deze bij de programmabegroting expliciet vermeld en in het geval van aanpassingen op het niveau van de doelstelling aan de raad ter goedkeuring voorgelegd.

  • 3. De raad stelt per doelstelling vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten en prestaties en, naast de voorgeschreven beleidsindicatoren (BBV), zelf gekozen indicatoren en streefcijfers om dit meetbaar te maken;

    • b.

      de baten en lasten, stortingen en onttrekkingen;

    • c.

      de investeringen in het investeringsprogramma.

  • 4. De raad stelt in ieder geval bij aanvang van de raadsperiode vast over welke onderwerpen een extra paragraaf – naast de verplichte paragrafen – wordt opgenomen.

Artikel 3. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1. Het college informeert de raad door middel van uitvoeringsrapportages tweemaal per jaar (in voor- en najaar) over de beleidsuitvoering van de programmabegroting van de gemeente.

  • 2. Bij de tussentijdse nota in het voorjaar kunnen voorstellen worden gedaan voor activiteiten en werkzaamheden die in het voorgaande jaar niet of niet volledig zijn gerealiseerd dan wel niet zijn afgerond en waar incidentele middelen voor beschikbaar zijn gesteld. Deze voorstellen zijn getoetst aan de criteria genoemd in artikel 6 lid 2 a t/m e. Daarnaast bevat deze tussentijdse nota voorstellen die effect hebben op het lopende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

    Voor zover er daaraan voorafgaand in het begin van het nieuwe begrotingsjaar activiteiten worden uitgevoerd zonder dat formeel de begroting door de raad is gewijzigd worden deze tijdelijke budgetoverschrijdingen geacht te passen binnen het beleid van de raad.

  • 3. De najaarsrapportage gaat in op afwijkingen van de baten en lasten, stortingen en onttrekkingen met betrekking tot reserves op het niveau van de doelstellingen van het lopende begrotingsjaar en op de voortgang van het investeringsprogramma.

Artikel 4. Informatieplicht

Het college besluit over de volgende onderwerpen eerst nadat de raad is geïnformeerd en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken:

  • a.

    aan- en verkoop van goederen, werken en diensten die specifiek door de raad bij de jaarlijkse begrotingsbehandeling zijn aangegeven;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties die afwijken van de criteria van de verordening Gemeentegaranties geldleningen;

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen.

Artikel 5. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet Houdbare OverheidsFinanciën (wet HOF), hebben overschreden, informeert het college de raad hierover. Als daarop een aanpassing van de begroting nodig is, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 6. Jaarstukken

  • 1. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de doelstellingen. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat bereikt is en hoe de resultaten zich verhouden tot de in de programmabegroting gestelde doelen;

    • b.

      wat de lasten en baten, stortingen en onttrekkingen met betrekking tot reserves zijn;

    • c.

      wat de voorstellen zijn die afrekenen met reserves en het rekeningresultaat;

    • d.

      wat de voortgang is van het investeringsprogramma.

  • 2. De voorstellen waaronder dotaties aan reserves of afrekening met het rekeningresultaat worden toegelicht in de jaarstukken en getoetst aan de volgende criteria:

    • a.

      beleidsinhoudelijke noodzaak;

    • b.

      inbedding in de werkplanning van het nieuwe jaar;

    • c.

      het voorstel heeft betrekking op incidentele budgetten;

    • d.

      het minimumbedrag bedraagt € 100.000 per post en is gebaseerd op een concreet bestedingsvoorstel. Zo nodig kan gemotiveerd worden afgeweken van het minimumbedrag;

    • e.

      het begrotingssaldo van de betreffende doelstelling mag niet worden overschreden, behoudens situaties waarbij aantoonbare exogene factoren het begrotingsresultaat negatief hebben beïnvloed.

  • 3. Dividend- of winstuitkeringen van derden, deelnemingen of verbonden partijen, komen ten gunste van het gemeentelijke resultaat, tenzij andere door de raad bekrachtigde afspraken van toepassing zijn. Indien hiervan wordt afgeweken, wordt aan de raad een separaat voorstel over de gewijzigde bestemming van de dividend- of winstuitkeringen ter besluitvorming voorgelegd.

  • 4. Het college legt bij de gemeentelijke jaarstukken een voorstel tot afrekening van het resultaat na bestemming ter goedkeuring voor aan de raad. Dit betreft voorstellen voor afrekening van gesloten circuits en egalisatiereserves, verrekeningen met bestemmingsreserves en overige voorstellen voor bestemming van het resultaat.

  • 5. Bij de goedkeuring van de jaarstukken wordt de begroting van het lopende jaar en/of meerjarenraming via een begrotingswijziging aangepast. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de doelstellingen of de beleidsdoelen voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Artikel 7. Wijziging van de begroting

  • 1. Bij beleidsvoorstellen met consequenties voor de begroting op het niveau van doelstellingen biedt het college een begrotingswijziging aan ter vaststelling door de raad.

  • 2. Het college biedt naast de wijzigingen als gevolg van de cyclusdocumenten (jaarstukken, programmabegroting en tussentijdse rapportages) overige wijzigingen van de programmabegroting aan bij deze cyclusdocumenten. In uitzonderingsgevallen kan hiervan worden afgeweken.

TITEL 2. FINANCIËLE BELEID

Artikel 8. Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat het financieel beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie in ieder geval in de begroting en jaarstukken is opgenomen.

  • 2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en aan waarborgen wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld in de paragraaf Financiering van de begroting en de jaarstukken.

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het college biedt ter vaststelling éénmaal per vier jaar een (geactualiseerde) nota Reserves, Voorzieningen en Investeringen aan. In deze nota worden aanvullende bestuurlijke uitgangspunten, kaders en uitvoeringsregels vastgelegd.

  • 2. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage Afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling van deze vorderingen.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de nota genoemd in artikel 9 lid 1 van deze verordening, stelt de raad de kaders vast met betrekking tot:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves en voorzieningen en het rentebeleid;

    • b.

      de informatievoorziening over reserves en voorzieningen door het college aan de raad.

  • 2. Het college is bevoegd om separaat voorstellen tot onttrekkingen te doen aan een bestemmingsreserve, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het doel, waarvoor de onttrekking wordt voorgesteld past binnen het door de raad vastgestelde beleid;

    • b.

      de onttrekking heeft geen consequenties voor eerder vastgestelde onttrekkingen aan de betreffende reserve in de begroting of meerjarenraming.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de kostprijs van rechten en heffingen en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden de directe kosten, de compensabele BTW, de overheadkosten en de rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa.

  • 3. Bij de kosten van met name rechten en heffingen, worden de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten als gevolg van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 4. De overheadkosten worden binnen het taakveld Overhead apart geadministreerd en toegerekend aan de desbetreffende activiteiten.

  • 5. De toerekening van overhead aan de kostprijs voor Reiniging en Riolering wordt gebaseerd op het aandeel van de lasten van de gemeente voor deze taakvelden. Dit aandeel wordt bepaald door de gemeentelijke lasten voor het taakveld te delen door de totale lasten van de programmabegroting (exclusief de totale overheadkosten). Bij het taakveld Reiniging geldt aanvullend dat inkomensoverdrachten aan de gemeenschappelijke regeling Avalex (i.c. de DVO) hiervan zijn uitgezonderd.

    Voor de overige tarieven wordt het resterende deel van de overhead aan de kostprijzen toegerekend op basis van het aandeel van de personeelsomvang. Dit aandeel overhead wordt bepaald door de gemeentelijke personeelsomvang voor behorend bij de dienstverlening te delen door de totale personeelsomvang (exclusief de personeelsomvang voor overhead).

  • 6. Voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa wordt jaarlijks het met de begroting vastgestelde percentage van de omslagrente gehanteerd. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald op basis van de rentekosten van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en de rentevergoeding. De rentekosten en -vergoeding als gevolg van projectfinanciering wordt hierop uitgezonderd.

  • 7. In afwijking van het zevende lid wordt voor de bepaling van de rentekosten bij een verstrekte lening uitgegaan van de werkelijke rente voor de financiering van de verstrekte lening. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 8. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

  • 9. De uitgangspunten voor kostprijsberekeningen voor het vastgoed worden vastgelegd in de vierjaarlijks aan de raad aan te bieden nota Vastgoedanalyse.

Artikel 13. Economische activiteiten en Algemeen belang

  • 1. Het college biedt (minimaal) éénmaal per vier jaar een geactualiseerde rapportage Economische activiteiten en Algemeen belang aan.

  • 2. In de rapportage wordt een actueel overzicht geboden van:

    • a.

      de economische activiteiten van de gemeente Delft waarop de gedragsregels uit de wet Markt en Overheid van toepassing zijn en die worden uitgevoerd door de gemeente zelf (soms samen met andere gemeenten in een Gemeenschappelijke Regeling) óf vanuit een gemeentelijk overheidsbedrijf;

    • b.

      economische activiteiten die worden uitgevoerd vanwege Algemeen belang. Dit betreft voorzieningen die in beginsel ten goede komen aan de gehele gemeentelijke bevolking en waarop de wet Markt en Overheid niet van toepassing is. De aanwijzing is een raadsbevoegdheid en zal prudent toegepast moeten worden en zorgvuldig onderbouwd.

  • 3. Raadsbesluiten zijn niet nodig indien minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van bij wet opgedragen publieke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen; onderwijsinstellingen; publieke media-instellingen;

    • e.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, kadegelden, reclamebelasting, precariobelasting en lijkbezorgingsrechten ter vaststelling. Tevens wordt de verordening leges en de tarievenlijst leges ter vaststelling aangeboden.

  • 2. Tevens wordt de raad geïnformeerd over prijzen en tarieven in het “Besluit reguliere prijzen en tarieven Gemeente Delft”.

  • 3. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 4. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het college stelt regels op voor de uitvoering van het gestelde in het tweede tot en met vierde lid en legt deze uitvoeringsregels alsmede de regels voor taken, bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in het Treasurystatuut. Het college biedt ter kennisname éénmaal per vier jaar een (geactualiseerd) Treasurystatuut aan de raad aan.

  • 2. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen om de doelstellingen binnen de door de raad vastgestelde kaders van de programmabegroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het conform de wet Financiering Decentrale Overheden (wet FiDO) uitzetten van overtollige liquide middelen bij het ministerie van Financiën of andere decentrale overheden;

    • c.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals rente-, koers- en kredietrisico’s;

    • d.

      het afwegen van alternatieven zodat het beperken van de kosten van de leningen is gewaarborgd;

    • e.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 3. Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      derivaten worden, nadat de raad hiervoor goedkeuring heeft verleend, uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s;

    • b.

      voor het aantrekken van financieringen voor langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • c.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro’s;

    • d.

      voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden. Het college informeert de raad indien de kasgeldlimiet de toegestane periode van drie opeenvolgende kwartalen dreigt te overschrijden of indien de renterisiconorm dreigt te worden overschreden.

  • 4. Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

TITEL 3. PARAGRAFEN

Artikel 16. Lokale heffingen

  • 1. Het college draagt zorg voor een actueel overzicht van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.

  • 2. Het college geeft aan de raad inzicht in de mate van kostendekkendheid voor de door de gemeente verstrekte diensten, waarover de tarieven, en heffingen in rekening worden gebracht.

  • 3. Bij de programmabegroting en de jaarstukken geeft het college in de paragraaf Lokale heffingen inzicht in de opbrengsten per lokale heffing, het volume en bedrag aan kwijtscheldingen, de kostendekkendheid van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing, de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerper-soonshuishoudingen en bedrijven. Tevens wordt in deze paragraaf een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid opgenomen.

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. Het college geeft in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van de programmabegroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang aan.

  • 2. Het college geeft in deze paragraaf van de programmabegroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit aan en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

  • 3. Onderdeel van het weerstandsvermogen is de post Onvoorzien. Deze post is beschikbaar voor incidentele tegenvallers die onontkoombaar, onvermijdelijk en onuitstelbaar zijn.

  • 4. Het college rapporteert in deze paragraaf over de financiële positie en de schuldpositie door inzicht te geven in:

    • a.

      het EMU-saldo;

    • b.

      de prognosebalansen;

    • c.

      de verplichte ratio’s (BBV), met toelichting en duiding;

    • d.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • e.

      het saldo van baten en lasten als percentage van de baten;

    • f.

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting als percentage van de baten;

    • g.

      risico’s.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college draagt zorg voor meerjarige beheerplannen in het kader van onderhoud openbare ruimte, onderhoud riolering, en onderhoud gebouwen.

  • 2. Bij de programmabegroting gaat het college in de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen in op de toekomstige ontwikkelingen in het vereiste kwaliteitsniveau aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gebouwen. Per beheerdiscipline wordt de voortgang van het geplande onderhoud, het eventuele achterstallig onderhoud en de bijbehorende financiële prognose vermeld. Tevens wordt aangegeven of de huidige reserves of voorzieningen toereikend zijn voor de toekomstige lasten.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een:

    • a.

      een onderhoudsplan openbare ruimte aan, waaronder begrepen het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair;

    • b.

      een rioleringsplan;

    • c.

      een onderhoudsplan gebouwen.

  • 4. De onderwerpen in het vorige lid bevatten kaders voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning, de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. Bij wijziging van de kaders of als er financiële consequenties zijn, worden de plannen genoemd in lid 3 sub a en c ter vaststelling aan de raad aangeboden. Sub b wordt altijd ter goedkeuring aan de raad aangeboden.

Artikel 19. Financiering

Bij de programmabegroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf Financiering in ieder geval verslag van:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisiconorm;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • d.

    de rentevisie;

  • e.

    de rentekosten, renteopbrengsten en het renteresultaat verbonden aan de financieringsfunctie;

  • f.

    de omslagrente;

  • g.

    de omvang van garantieportefeuille en waarborgen.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

  • 1. In de paragraaf Bedrijfsvoering van de programmabegroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de actuele onderwerpen die aandacht behoeven.

  • 2. In de paragraaf Bedrijfsvoering van het jaarverslag wordt in ieder geval gerapporteerd over:

    • a.

      de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

    • b.

      de kosten van inhuur derden;

    • c.

      de huisvestingskosten;

    • d.

      de automatiseringskosten.

  • 3. Het college informeert in de programmabegroting en rapporteert bij de jaarstukken in de paragraaf Bedrijfsvoering over de rechtmatigheid, en over de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, zoals bedoeld in artikel 213a Gemeentewet.

Artikel 21. Rolneming gemeente Delft

  • 1. In de programmabegroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf Rolneming door Delft ingegaan op:

    • a.

      de rolneming per doelstelling;

    • b.

      de verbonden partijen;

    • c.

      de samenwerking met gesubsidieerde maatschappelijke instellingen.

  • 2. Het onderdeel over rollen bevat de voortgang van de agenda van verzelfstandigingen en de samenwerking met lokale en regionale partners bij grote opgaven.

  • 3. In het onderdeel verbonden partijen wordt, met in achtneming van de verplicht gestelde aspecten vanuit het BBV, specifiek ingegaan op ontwikkelingen, veranderingen en risico’s.

  • 4. In het onderdeel over gesubsidieerde maatschappelijke instellingen wordt specifiek ingegaan op de verschillende subsidiestromen en nieuwe ontwikkelingen en wordt een actueel overzicht van de prestatiesubsidies gegeven.

  • 5. Het college biedt eens per vier jaar een (geactualiseerde) beleidsnota over de gemeentelijke rol en over verbonden partijen aan.

  • 6. Het college biedt eens per vier jaar een (geactualiseerd) Beleidskader subsidies Delft aan met het technisch/juridisch, inhoudelijk en financieel kader voor het verstrekken van subsidies.

    Het Delftse subsidiestelsel bestaat daarnaast uit de Kaderverordening subsidies gemeente Delft en beleidsregels voor de uitvoering. De kaderverordening bevat algemene uitgangspunten en regels voor subsidieverstrekking en wordt naar bevind van zaken geactualiseerd (bijv. gewijzigde wet- en regelgeving) en vastgesteld door de raad. Het vaststellen van de Beleidsregels is een collegebevoegdheid.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota Grondbeleid aan.

  • 2. Het college biedt telkens bij de jaarrekening een geactualiseerd Meerjarenprogramma Grondontwikkeling (MPG) ter vaststelling aan. Naast de jaarlijkse rapportage informeert het college de raad door middel van een tussentijdse rapportage (t-MPG) bij de najaarsrapportage.

  • 3. In de betreffende doelstelling en de paragraaf Grondbeleid van de programmabegroting en het jaarverslag wordt op hoofdlijnen ingegaan op (de uitvoering van) het grond- en vastgoedbeleid.

  • 4. In het (t-)MPG wordt minimaal aandacht besteed aan:

    • a.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • b.

      risico's die samenhangen met de grondontwikkeling;

    • c.

      planning en financiële uitkomsten, mede in relatie tot de voorgaande rapportage;

    • d.

      afwijkingen ten opzichte van de begroting (inclusief begrotingswijzigingen);

    • e.

      financiële prognoses.

TITEL 4. FINANCIËLE ORGANISATIE EN ADMINISTRATIE

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen voor de gemeente als geheel en in de organisatieonderdelen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie over de toegekende budgetten, de uitputting en investeringskredieten aan de organisatie voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • f.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • g.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en de relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1. Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

  • 2. Indien een actief administratief is afgeschreven máár nog in gebruik wordt deze gehandhaafd in de activa-administratie. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut zijn hierop uitgezonderd.

  • 3. Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch wordt gecontroleerd.

  • 4. De raad wordt, bij afwijkingen in de registratie van bezittingen en het herstel van de tekortkomingen, zo nodig tussentijds, maar in ieder geval bij de jaarstukken geïnformeerd over de geconstateerde tekortkomingen en het herstel daarvan.

Artikel 25. Financiële organisatie

  • 1. Het college draagt zorg voor dat:

    • a.

      de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

    • b.

      de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten;

    • c.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en de toedeling van taken;

    • d.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • e.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten;

    • f.

      de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de organisatieonderdelen van de gemeente;

    • g.

      de te maken afspraken met de organisatie over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

    • h.

      en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen, en diensten;

    • i.

      het beleid en interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen;

    • j.

      het beleid voor de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

  • 2. De raad wordt, zo nodig tussentijds, maar in ieder geval bij de jaarverantwoording geïnformeerd over geconstateerde tekortkomingen en het herstel daarvan.

  • 3. Aanbieding van de jaarstukken door het college over het gevoerde beheer aan de raad, impliceert de décharge van de ambtelijke organisatie met betrekking tot het gevoerde beheer en de administratie. Zulks behoudens later (in rechte gebleken) onregelmatigheden.

  • 4. Het gestelde in lid 3 is niet van toepassing voor die afdeling of ambtenaar, waaraan het college vóór aanbieding van de rekening en het verslag aan de raad schriftelijk heeft medegedeeld niet akkoord te gaan met (onderdelen van) de rekening en het verslag.

Artikel 26. Interne controle

  • 1. Het college draagt zorg voor:

    • a.

      het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

    • b.

      de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen en/of een aantal bedrijfsprocessen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op de toepassing van gemeentelijke regelingen. Het college treft maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

    • c.

      de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

TITEL 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 27. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2018, op dezelfde datum wordt de Financiële Verordening d.d. 18 december 2014, kenmerk 1755242, ingetrokken.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2018 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening met kenmerk 1755242 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. Lid 3 en lid 4 van artikel 14 treden in werking op 1 januari 2019.

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Delft”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2017.

,burgemeester

,griffier

BIJLAGE 1. Afschrijvingsbeleid

Voor alle activa geldt dat de afschrijving en de rentetoerekening aanvangt op 1 januari van het jaar volgend op het jaar dat het betreffende activum in gebruik is genomen.

A: afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven:

  • 1.

    activa in eigendom van derden (immateriële activa)

    De afschrijvingsduur wordt gelijkgesteld aan de economische levensduur die de eigenaar toekent aan het betreffende activum, of wat maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht.

  • 2.

    Kosten van onderzoek en ontwikkeling

    De afschrijvingsduur van kosten van onderzoek en ontwikkeling is maximaal 5 jaar.

B: afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

  • 1.

    Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs van minder dan € 15.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen.

  • 2.

    Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • 3.

    Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

  • 4.

    Individuele activa met een verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs lager dan € 15.000, kunnen worden samengevoegd tot één activum, indien zij gelijksoortig zijn en op hetzelfde moment in gebruik worden genomen.

  • 5.

    De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

    • a.

      maximaal 60 jaar: rioleringen, voor zover dit de bijdrage uit de voorziening overstijgt.In geval van grondexploitaties worden de kosten van de eerste aanleg van de riolering niet geactiveerd maar middels de betreffende grondexploitatie verrekend met het exploitatieresultaat.

    • b.

      40 jaar: nieuwbouw woonruimten, schoolgebouwen, kantoren en bedrijfsgebouwen sportvelden;

    • c.

      25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, schoolgebouwen, kantoren en bedrijfsgebouwen;

    • d.

      20 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten, tijdelijke bedrijfsgebouwen en technische installaties in bedrijfsgebouwen;

    • e.

      10 jaar: veiligheids- en geluidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen, kabels en leidingen, kantoormeubilair en schoolmeubilair;

    • f.

      6-10 jaar: auto’s en vervoermiddelen, tractiemiddelen (maaimachines, takkenhakmachine e.d.).

    • g.

      3-5 jaar: telefooninstallaties en automatiseringsapparatuur;

C: Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

  • 1.

    Activa met maatschappelijk nut en een verkrijgingsprijs vanaf € 15.000 worden altijd geactiveerd en afgeschreven al naar gelang de gebruiksduur.

  • 2.

    De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

    • a.

      maximaal 60 jaar: tunnels, viaducten, bruggen havens, kades, sluizen en waterkeringen, openbare verlichting;

    • b.

      maximaal 25 jaar: wegen, pleinen en rotondes, parkeerterreinen, verkeersregelinstallaties;

    • c.

      15 jaar: pompen en gemalen;

    • d.

      maximaal 10 jaar: parken, groenvoorzieningen, speeltoestellen, geluidswallen waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing;

    • e.

      5 jaar: straatmeubilair.

TOELICHTING OP DE ARTIKELEN

Toelichting artikel 1. Definities

Artikel 1 betreft het begrippenkader voor deze verordening en de toepassing van deze begrippen bij het verstrekken van informatie aan de raad.

TITEL 1. PROGRAMMABEGROTING EN VERANTWOORDING

Toelichting artikel 2. Programmabegroting

De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de programmabegroting vast, evenals het daarin opgenomen beleid.

De gemeenteraad bepaalt zelf het aantal doelstellingen en de informatie in de programmabegroting en kan daarmee de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Het verdient de voorkeur (vanwege de vergelijkbaarheid van begrotingsjaren) de indeling voor een gehele raadsperiode vast te stellen. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.

Het Besluit Begroting en Verantwoording schrijft voor welke eisen aan de indeling van de begroting worden gesteld. In de programmabegroting worden in ieder geval ook de verplichte beleidsindicatoren opgenomen en het niveau waarop de raad wordt geïnformeerd. De verplichte indicatoren worden opgenomen bij de doelstellingen vanaf de Programmabegroting 2019-2022.

In de programmabegroting worden tevens de investeringen opgenomen. Met het voorstel aan de raad om in te stemmen met het ten uitvoer brengen van het investeringsprogramma in de programmabegroting stelt de raad het totaal toegekende investeringsbedragen van de investeringen vast en niet de afzonderlijke jaarschijven.

De kosten van de investeringen in bedrijfsmiddelen verlopen in principe budgetneutraal. Alleen als kapitaallasten van de nieuwe investering hoger zijn dan de vrijvallende kapitaallasten van de oude investering wordt in de programmabegroting een mutatie opgenomen.

Naast de informatie over de exploitatiebegroting en de investeringen, kan de raad het college verzoeken om aanvullende informatie te verstrekken over specifieke onderwerpen.

Toelichting artikel 3. Tussentijdse rapportage en informatie

Artikel 3 formaliseert een deel van de controletaak van de raad. Op basis van deze tussentijdse informatie kan de raad de uitvoering van de programmabegroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.

De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting op hoofdlijnen de uitvoering van het beleid door het college. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de doelstellingen besloten liggen in materiële zin, oftewel financieel, geaccordeerd.

Voorstellen tot aanpassing van de begroting als gevolg van nog te realiseren werkzaamheden die in het voorafgaande jaar zijn gestart, worden gedaan bij de tussentijdsrapportage (behandeling voor het zomerreces). Deze voorstellen worden getoetst aan de hand van de criteria die zijn opgenomen bij artikel 6, lid 2 a t/m e.

De najaarsrapportage gaat in op de afwijkingen van de beschikbaar gestelde budgetten ten behoeve van de realisatie van de doelstellingen in het lopende jaar en de afwijkingen bij de uitvoering van de investeringen.

Toelichting artikel 4. Informatieplicht

In artikel 4 van de Financiële verordening is een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 van de Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college voorafgaand aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken, indien de raad daar om verzoekt of het aangaan van deze verplichtingen ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.

De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen. Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is vastgesteld. Het artikel schept slechts duidelijkheid over de verplichtingen waarover de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld, zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.

Toelichting artikel 5. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de wet Houdbare OverheidsFinanciën (wet HOF) vastgelegd dat ze een aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt vertaald.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten benodigd is. In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Als de afgesproken tekortnorm structureel wordt overschreden (twee of meer opvolgende jaren), treedt een correctiemechanisme in werking. Dit betekent dat in bestuurlijk overleg gezamenlijk maatregelen worden afgesproken om het tekort terug te dringen. Als dit niet tot het gewenste resultaat leidt, treedt het sluitstuk van het correctiemechanisme in werking. Dit sluitstuk bestaat uit de mogelijkheid van het opleggen van maatregelen zoals het faseren van investeringen en, in het uiterste geval, kortingen op de decentrale overheden. Het correctiemechanisme laat de mogelijkheid open om maatregelen toe te rekenen aan een individuele gemeente, provincie of waterschap.

Toelichting artikel 6. Jaarstukken

De jaarrekening is het sluitstuk van de begrotingscyclus en betreft de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college en de controle van de raad daarop.

Lid 2 van dit artikel gaat over de toetsingscriteria van de voorstellen en de dotaties aan de bestemmingsreserves. De onttrekkingen worden niet betrokken bij de toetsingscriteria omdat een onttrekking aan de bestemmingsreserve altijd moeten passen binnen het doel van de reserve en of het bestedingsplan.

Toelichting artikel 7. Wijziging van de begroting

Na het vaststellen van de begroting worden aan de raad begrotingswijzigingen voorgelegd.

De raad besluit over wijzigingen op het niveau van de doelstellingen Het gaat om mutaties van de begroting die worden veroorzaakt door budgetverschuivingen tussen doelstellingen, voorstellen zonder dekking en stortingen of onttrekkingen aan een reserve.

Het college besluit over wijzigingen die zich afspelen binnen een doelstelling.

Er zijn drie soorten begrotingswijzigingen:

  • Bij beleidsvoorstellen met consequenties voor de begroting biedt het college een begrotingswijziging aan ter vaststelling door de raad. De begrotingswijziging wordt bij het raadsvoorstel gevoegd en geeft aan met welke middelen het voorstel wordt verwezenlijkt.

  • Bij de programmabegroting, tussentijdse rapportages en jaarstukken wordt door het college een begrotingswijziging aangeboden met mutaties die het gevolg zijn van voorstellen in deze cyclusdocumenten.

  • Naast de bovengenoemde begrotingswijzigingen worden bij cyclusdocumenten ook de Algemene RaadsBegrotingswijzigingen (ARB’s) opgesteld. In een ARB zijn budgetneutrale mutaties opgenomen als gevolg van voorstellen of besluiten waarvan de financiële consequenties niet leiden tot aanpassing van het begrotingssaldo en waardoor de beleidsdoelstellingen in de lopende begroting niet worden beïnvloed (bijvoorbeeld correcties op eerdere begrotingswijzigingen en personeelsvoorstellen). Als sprake is van een ARB die tussentijds goedkeuring vergt van de raad, kan een afzonderlijke begrotingswijziging aan de raad worden aangeboden.

TITEL 2. FINANCIËLE BELEID

Toelichting artikel 8. De financiële positie

Met dit artikel wordt bereikt dat het college een uiteenzetting geeft van de financiële positie.

Toelichting artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

Artikel 9 eerste lid bepaalt, dat het college vierjaarlijks een geactualiseerde nota over de reserves, voorzieningen en investeringen ter behandeling en vaststelling door de raad aanbiedt. Door middel van deze nota stelt de raad inhoudelijke kaders en spelregels vast.

De Financiële verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. Voordat sprake is van waardering en afschrijving is een beslissing genomen over de investering.

De uitwerking van het afschrijvingsbeleid is opgenomen in een bijlage “Afschrijvingsbeleid”.

Hierin zijn de kaders en afschrijftermijnen opgenomen. Het uitgangspunt is dat de afschrijftermijnen zoals benoemd in de bijlage worden gehanteerd voor alle nieuwe investeringen. Van alle activa waarop reeds wordt afgeschreven investeringen blijven de bestaande afschrijftermijnen van kracht.

In dit artikel is ook opgenomen op welke wijze wordt omgegaan met de kosten die zijn verbonden aan het afsluiten van geldleningen.

Toelichting artikel 10 Voorzieningen voor oninbare vorderingen

In dit artikel wordt geregeld op welke wijze de omvang wordt bepaald van de voorziening voor de oninbare vorderingen.

De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening sowieso de hoogte van deze voorziening en de waarderingsgrondslagen.

Toelichting artikel 11. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft het eigen vermogen van de gemeente. Artikel 11 eerste lid bepaalt, dat het college vierjaarlijks een geactualiseerde nota Reserves, Voorzieningen en Investeringen ter behandeling en vaststelling door de raad aanbiedt. Door middel van deze nota stelt de raad inhoudelijke kaders en de spelregels vast. Met de nota Reserves, Voorzieningen en Investeringen stelt de raad de spelregels vast die gelden voor het instellen van reserves, het rentebeleid en voor de informatievoorziening over reserves en voorzieningen.

Het tweede lid geeft aan welke voorwaarden het college moet voldoen om separaat voorstellen in dienen om te mogen onttrekken aan een bestemmingsreserve.

Toelichting artikel 12. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de Financiële verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen van goederen, werken en diensten en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden toegepast bij de opbouw van de kostprijs.

Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleids- en financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd.

Het eerste lid bepaalt, dat de kostprijsberekeningen extracomptabel worden uitgevoerd en dat de kostprijzen bestaan uit de directe kosten, compensabele BTW en een opslag voor de overhead en voor de rente voor de financiering van (vaste) activa.

Het tweede lid bepaalt dat bij de directe kosten ook bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa worden betrokken bij de kostprijsberekening.

Het derde lid geeft aan dat voor de gemeentelijke rechten en heffingen, zoals de rioolheffing, in de kostprijsberekening ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid worden meegenomen.

Het vierde lid gaat over de aparte registratie van de overhead van de gemeente.

Het vijfde lid geeft de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van rechten en heffingen en aan de kostprijzen van goederen, werken en diensten die door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd.

Voor de toerekening van de overheadkosten aan de taakvelden Reiniging en Riolering is bepaald dat deze plaatsvindt op basis van de totale lasten (‘omzet’) omdat hiermee het kapitaalsintensieve karakter het beste tot uitdrukking komt in de toerekening van overhead. Dit gebeurt naar rato van het aandeel van de totale kosten van het betreffende taakveld, exclusief de inkomensoverdrachten aan gemeenschappelijke regelingen (dit betreft met name de kosten van de dienstverleningsovereenkomst met Avalex), gedeeld door de totale lasten van de begroting exclusief de kosten van overhead.

De kosten voor de bijdragen aan de gemeenschappelijke regeling wordt voor de extracomptabele toerekening van de overheadkosten uitgezonderd omdat de gemeenschappelijke regeling zelf ook overheadkosten kent. Indien deze uitzondering niet wordt gemaakt zou er overhead berekend worden over de overhead.

Voor de toerekening van het restant aandeel van de overheadkosten aan de overige tarieven is bepaald dat deze plaatsvindt op basis van de personeelsomvang omdat hiermee het arbeidsintensieve karakter het beste tot uitdrukking komt in de toerekening van overhead. Dit gebeurt naar rato van het aandeel van de totale gemeentelijke personeelsomvang van het betreffende taakveld gedeeld door de totale personeelsomvang in de begroting, exclusief de personeelsomvang van overhead.

Het zesde lid van artikel 12 geeft de berekeningswijze van de omslagrente voor het toerekenen van de rente aan de kostprijs voor de financiering van activa. Het percentage van de omslagrente wordt afgeleid van de bij de begroting geraamde rentekosten over het vreemd vermogen als percentage van het aangetrokken vreemd vermogen voor de financiering.

Het zevende lid geeft voor het aandeel in de kostprijs van verstrekte leningen een afwijkend voorschrift. Die kostprijs wordt gebaseerd op de rente van de lening die is aangetrokken voor de verstrekte lening en verhoogd met een risico-opslag voor de kans dat de (een deel van) de lening niet wordt terugbetaald. Dit heet het debiteurenrisico. Daarnaast moeten voor het bepalen van die kostprijs natuurlijk als directe kosten ook de afsluitkosten e.d. worden meegenomen.

Het achtste lid van artikel 12 bepaalt tenslotte, dat in de kostprijs van vennootschapsbelasting-plichtige activiteiten en grondexploitaties geen rente over de inzet van reserves en voorzieningen wordt meegenomen. Die rente wordt door de rijksbelastingdienst niet als kosten geaccepteerd.

Grondexploitaties vallen bij de meeste gemeenten ook onder de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten, maar dit hoeft altijd het geval te zijn. Voor de methodiek van het bepalen van de omslagrente wordt in dit lid aangesloten bij de Notitie Grondexploitaties van de Commissie BBV.

Het negende lid geeft aan dat kostprijsberekening voor het vastgoed specifieke uitgangspunten gelden. Deze uitgangspunten worden beschreven in de beleidsnota Vastgoedanalyse waarbij gebruik kan worden gemaakt van de contante- waarde-methode.

Toelichting artikel 13. Economische activiteiten en Algemeen belang

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreffen. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt. Een economische activiteit is iedere activiteit bestaande uit het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt, afhankelijk van de karakteristieken van de activiteit.

Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Het raadsbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt en moet open staan voor bezwaar en beroep.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal geldt een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het derde lid opgesomd.

Toelichting Artikel 14 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 van de Gemeentewet). Het eerste lid bepaalt, welke tarieven de raad jaarlijks vaststelt.

Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 van de Gemeentewet, is een privaatrechtelijke besluit.

Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, onder e, van artikel 160 van de Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.

Het derde lid bepaalt, dat het college aan de raad eens in de vier jaar een nota aanbiedt met daarin de kaders voor de te hanteren prijzen, huren en tarieven voor erfpacht. De raad stelt deze nota vast.

Het vierde lid bepaalt, dat tussentijdse wijzigingen van besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen die afwijken van de kaders uit de nota, vooraf ter besluitvorming aan de raad worden aangeboden.

Toelichting artikel 15. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 van de gemeentewet het expliciete voorschrift dat de Financiële verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de paragraaf Financiering in de programmabegroting en de jaarstukken, zoals in het Besluit Begroting en Verantwoording is voorgeschreven.

In aanvulling hierop stelt het college een Treasurystatuut op dat protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Het Treasurystatuut wordt eens in de vier jaar aan de raad ter kennisname voorgelegd.

Met de wet Verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden is bepaald dat decentrale overheden hun overtollige liquide middelen aanhouden bij het ministerie van Financiën of andere gemeenten, waterschappen of provincies met uitzondering van de provincie Zuid-Holland (omdat daar een toezichtsrelatie mee bestaat). Hierdoor vermindert het financieel risico van decentrale overheden en hoeft de Nederlandse staat voor zijn financieringsbehoefte minder te lenen op de kapitaalmarkt. Als gevolg van deze wet is in de Financiële verordening het tweede lid, sub b. opgenomen waarin staat dat overtollige middelen uitsluitend worden uitgezet bij het ministerie van Financiën of andere decentrale overheden.

De kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn wettelijk geregeld in de wet Financiering Decentrale Overheden (wet FiDO). Overschrijding is in beginsel niet toegestaan. Gedeputeerde staten van de provincie moeten in hun hoedanigheid van toezichthouder ingrijpen, als de kasgeldlimiet meer dan drie kwartalen wordt overschreden, maar kunnen onder bijzondere omstandigheden een tijdelijke overschrijding toestaan. Bij overschrijding kan de gemeente worden geconfronteerd met preventief toezicht op het sluiten van kortlopende (kasgeldlimiet) of langlopende (renterisiconorm) leningen. De raad wordt daarom wanneer overschrijding dreigt van de renterisiconorm daarover door het college geïnformeerd. Bij een dreiging van de overschrijding van de kasgeldlimiet van meer dan drie opeenvolgende kwartalen zal het college de raad inlichten in het derde kwartaal van overschrijding.

In lid 3 van dit artikel is vastgelegd, onder welke voorwaarde het gebruik van derivaten is toegestaan en onder welke voorwaarden langlopende leningen mogen worden aangetrokken.

Lid 4 regelt dat de gemeente leningen en garanties verstrekt ten behoeve van publieke taken.

TITEL 3. PARAGRAFEN

Het Besluit Begroting en Verantwoording schrijft een aantal verplichte paragrafen voor, namelijk Lokale heffingen, Weerstandsvermogen en risicobeheersing, Onderhoud kapitaalgoederen, Financiering, Bedrijfsvoering, Verbonden partijen en Grondbeleid. In de programmabegroting en de jaarstukken van Delft is de paragraaf over verbonden partijen onderdeel van de paragraaf Rolneming gemeente Delft. De paragrafen gaan over onderwerpen die van invloed zijn op de begroting en de financiële positie en waarbij sprake is van bestuurlijke en financiële risicofactoren. Indien het college daartoe aanleiding ziet zal zij de raad via een afzonderlijke paragraaf informeren over overige onderwerpen (zie ook artikel 2 lid 4).

Toelichting artikel 16. Lokale heffingen

Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer stellen randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft de raad de geraamde kostprijs per tarief of heffing nodig.

Het college draagt daarom zorg voor een actueel overzicht van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst. Het college geeft aan de raad jaarlijks inzicht in de mate van kostendekkendheid voor de door de gemeente verstrekte diensten, waarover de tarieven, en heffingen in rekening worden gebracht.

Het derde lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf Lokale heffingen bij de programmabegroting en jaarstukken wordt geïnformeerd.

Toelichting artikel 17. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Een gemeente loopt risico’s van uiteenlopende aard. Voor een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, moeten voorzieningen worden gevormd, of is anderszins beheersing mogelijk in de bedrijfsvoering. Voor een ander deel van de risico’s is dit niet het geval. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren.

De niet verzekerde risico’s hebben, als deze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak dat de gemeente zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en deze beheerst. Het uitsluiten van risico’s is echter niet mogelijk. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opvangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen binnen de programmabegroting.

Het eerste lid van artikel 17 regelt de omvang van de risico’s en hun financiële consequenties waarover de raad in de verplichte paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van de programmabegroting en de jaarstukken wordt geïnformeerd. Met het tweede lid geeft het college inzicht in de dekkingsgraad van de weerstandscapaciteit, dat wil zeggen in hoeverre mogelijke schade en verliezen van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Het derde lid geeft aan dat de post Onvoorzien onderdeel uitmaakt van de weerstandscapaciteit en beschikbaar is voor incidentele tegenvallers die onontkoombaar, onvermijdelijk en onuitstelbaar zijn.

Het vierde lid schrijft voor dat het college in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing een overzicht opneemt van het EMU-saldo, prognosebalansen, kengetallen en risico’s die kunnen worden betrokken bij de beoordeling van de financiële positie, waaronder de schuldpositie van de gemeente.

Toelichting artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

Het college is verantwoordelijk voor (meerjarige) beheersplannen voor het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen.

In het tweede lid van artikel 18 wordt aangegeven over welke feiten aangaande het financieel beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de raad in de verplichte paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen bij de programmabegroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt. De paragraaf geeft inzicht in beleidsuitgangspunten, toekomstige ontwikkelingen en de bijbehorende financiële prognoses. Het gaat om de samenhang tussen het vastgestelde beleid (beheerplannen), huidige kwaliteitsniveaus en beschikbaar budget. Tevens wordt aangegeven of de huidige reserves of voorzieningen toereikend zijn voor de toekomstige lasten.

In lid 3 en 4 is geregeld, dat de raad tenminste eens in de vier jaar geactualiseerde onderhoudsplannen ontvangt. Het Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) wordt altijd vastgesteld door de raad. De beheerplannen voor de openbare ruimte en gebouwen worden uitsluitend ter vaststelling aan de raad voorgelegd als de kaders wijzigen of als er financiële consequenties zijn. Als daar geen sprake van is, wordt een nieuw beheerplan ter informatie aan de raad aangeboden.

Toelichting artikel 19. Financiering

De basis voor dit artikel is gelegen in artikel 15. Artikel 19 regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf Financiering bij de programmabegroting en jaarstukken wordt geïnformeerd.

Toelichting artikel 20. Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In de paragraaf Bedrijfsvoering wordt ingegaan op actuele onderwerpen die aandacht behoeven.

Lid 2 regelt over welke onderwerpen de raad in ieder geval wordt geïnformeerd.

In aanvulling hierop wordt gerapporteerd over de voortgang van de onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid die voortvloeien uit artikel 213a van de Gemeentewet.

Toelichting artikel 21. Rolneming gemeente Delft

De gemeente vervult meer en meer een regierol ten aanzien van uitvoerende taken die van belang zijn voor gemeentelijk beleid. In deze regierol kunnen verschillende instrumenten worden toegepast, zoals subsidie of inkoop en wordt met verschillende partners samengewerkt. Dit krijgt gestalte in de paragraaf Rolneming in Delft waarin tevens aandacht wordt besteed aan verbonden partijen, subsidies en regiozaken.

Het derde lid stelt regels aan de verantwoordingsinformatie over deelnemingen, mede op basis van het Besluit Begroting en Verantwoording. Specifiek wordt ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen. Ingevolge het Besluit Begroting en Verantwoording wordt een lijst van verbonden partijen bijgehouden.

Het opnemen van informatie over regievoering, regionale samenwerking en subsidies is geen wettelijke verplichting, maar is van belang om inzicht te geven in de regie-agenda, samenwerking met lokale en regionale partners en subsidiegeldstromen alsmede ontwikkelingen in de gemeentelijke subsidierelaties. De verstrekking van gemeentelijke subsidies betreft een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt.

Het college biedt vierjaarlijks een geactualiseerde nota over de gemeentelijke deelnemingen ter behandeling en vaststelling door de raad aan. Kaderstellend is de vigerende Regienota. Door middel van deze nota stelt de raad inhoudelijke kaders en de spelregels vast.

De Delftse subsidiesystematiek bestaat uit een door de gemeenteraad vastgesteld Beleidskader voor de subsidiesystematiek, de Kaderverordening Subsidies Delft en daarnaast de door het college vastgestelde nadere uitvoeringsregels, zoals bijv. de beleidsregel Maatschappelijke activiteiten.

Lid 6 regelt, dat de raad eens in de 4 jaar een geactualiseerd Beleidskader ontvangt.

Omdat programmabegroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de Financiële verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden (bijv. het voornemen om een financieel belang af te stoten, wat in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegevens zijn vanzelfsprekend niet herkenbaar in de programmabegroting, jaarstukken en openbare nota’s.

Toelichting artikel 22. Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grond- en vastgoedbedrijf horen bij de raad thuis.

Het eerste lid regelt, dat het college jaarlijks het geactualiseerde Meerjarenprogramma Grondontwikkeling (MPG) ter informatie aan de raad stuurt. Via deze nota wordt de raad geïnformeerd over de uitvoering van de kaders voor het toekomstig grond- en vastgoedbeleid. Tevens wordt bepaald, dat een tussentijdse rapportage wordt uitgebracht over het MPG. Dit gebeurt in de vorm van het t-MPG, gelijktijdig met de najaarsrapportage.

Het tweede lid verwijst naar de verplichte paragraaf Grondbeleid in de programmabegroting en de jaarstukken. Daar de programmabegroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Dergelijke informatie kan de (onderhandelings-)positie van de gemeente schaden. Zulke gegevens worden niet herkenbaar opgenomen in de programmabegroting, jaarstukken en openbare nota’s. Het derde lid verwijst naar de inhoud van het (t)MPG.

TITEL 4. FINANCIËLE ORGANISATIE EN ADMINISTRATIE

Toelichting artikel 23. Administratie

In dit artikel worden de kaders gegeven voor de inrichting van de administratie van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet -inherent aan het dualisme- de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college.

Toelichting artikel 24. Registratie bezittingen, activa en vermogen

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. De noodzaak om de investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut te registreren indien zij volledig zijn afgeschreven ontbreekt, immers de gemeente kan deze investeringen niet overdragen aan derden en leidt tot administratieve ballast.

Om een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen te borgen zal het college de registratie periodiek controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel treffen.

Toelichting artikel 25. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling zal geven.

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit Begroting en Verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan Gedeputeerde Staten in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie, etc.

De inkoop en de aanbesteding van werken, leveringen en diensten zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten ook te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Dit artikel legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

Toelichting artikel 26. Interne controle

Het college zal voor de inrichting van de financiële organisatie maatregelen laten treffen door de organisatie op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functie-scheiding. Voor een goede interne controle zijn aanvullende onderzoeken nodig. Op grond van de uitkomsten van de onderzoeken worden bij tekortkomingen maatregelen tot herstel getroffen, waarbij de raad over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen tot herstel op de hoogte wordt gebracht. De genoemde onderzoeken in dit artikel omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.

TITEL 5. SLOTBEPALINGEN

Toelichting artikel 27. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in de plaats van de vorige verordening die is opgesteld op grond van artikel 212 Gemeentewet.

Toelichting artikel 28. Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.

BIJLAGE

Toelichting Bijlage 1 Afschrijvingsbeleid

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 van de Gemeentewet is opgenomen, dat de Financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 van deze verordening invulling gegeven.

Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de immateriële en materiële vaste activa wordt in de verordening verwezen naar de bijlage bij de verordening. In de bijlage zijn naast de methodiek (lineair) de afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën immateriële vaste activa, materiële vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa met maatschappelijk nut opgenomen.

Activa met een geringe aanschafwaarde of vervaardigingsprijs worden, met uitzonding van gronden en terreinen, niet geactiveerd. Het grensbedrag zorgt voor een verlaging van de administratieve lasten.

Tevens is van de mogelijkheid gebruikgemaakt om voor bepaalde vaste activa een maximale afschrijvingstermijn op te nemen in plaats van een vaste afschrijvingstermijn. Van een maximale afschrijvingstermijn kan met de afschrijvingstermijn naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is, dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe activa langer is dan die van de oude. Of dat beter kan worden geanticipeerd op de verschillen die zich binnen Delft kunnen voordoen. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor een kortere afschrijvingstermijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te

nemen.

Riolering:

Het BBV staat toe te sparen voor toekomstige vervanging van rioleringen. De exploitatie wordt jaarlijks belast met dotatie aan de voorziening Riolering. De middelen binnen deze voorziening dienen daarmee als dekkingsbron voor de vervanging van het riool. Delft maakt gebruik van deze mogelijkheid in het BBV, waardoor de exploitatielasten voor het taakveld Riolering minder fluctueren. In het geval dat de voorziening (tijdelijk) niet toereikend zal worden overgegaan tot activeren.

Vanaf 1 januari 2017 is ook het activeren van investeringen met maatschappelijk nut verplicht. Het Besluit Begroting en Verantwoording laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingstermijn van een actief moeten afstemmen op de verwachte gebruiksduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening aangetast.