Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels "Ontheffing van de arbeidsplicht"

Geldend van 01-07-2011 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels "Ontheffing van de arbeidsplicht"

Artikel 1 Algemeen.

  • 1 1. Het college kan op grond van artikel 9, tweede lid Wet werk en bijstand (WWB), artikel 37 a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 37 a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) een uitkeringsgerechtigde tijdelijk ontheffing verlenen van de een verplichting als bedoeld in artikel 9 eerste lid WWB, artikel 37 eerste lid IOAW en artikel 37 eerste lid IOAZ, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 2 Begripsomschrijving.

  • 1 Voor de begripsomschrijving wordt verwezen naar de Wet werk en bijstand (WWB), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). 

  • 2 Een hulpbehoevende: degene die op basis van een zorgindicatie is aangewezen op mantelzorg of een zorgindicatie voor opname in een inrichting voor verpleging of verzorging.

     

Artikel 3 Dringende redenen.

  • 1 Bij de bepaling van dringende redenen als rechtsgrond voor een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsplicht dient het college aan te geven in hoeverre sociale, medische of psychische aspecten een belemmering vormen voor de nakoming door uitkeringsgerechtigde van de plicht tot arbeidsinschakeling. Het college kan bij de beoordeling hiervan een deskundigenadvies inwinnen.

  • 2 Er is ook sprake van een dringende reden indien:a. een uitkeringsgerechtigde die in een inrichting verblijft;b. een uitkeringsgerechtigde zorg verleent aan hulpbehoevenden;c. een uitkeringsgerechtigde gebruik maakt van voorzieningen in het kader van een traject gericht op arbeidsinschakeling en onderdelen van de arbeidsplicht het traject kunnen frustreren.

     

Artikel 4 Duur van de ontheffing.

  • 1 De duur van de geheel of gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsplicht vanwege dringende redenen zoals beschreven in artikel 3 eerste en tweede lid, is maximaal 3 jaar. 

  • 2 De duur van de ontheffing kan korter zijn dan 3 jaar indien bij het verlenen van ontheffing al bekend is of verwacht wordt dat de situatie van de cliënt binnen 3 jaar zodanig zal wijzigen, dat een arbeidsplicht weer mogelijk wordt. 

  • 3 Voordat de in lid 1 genoemde termijn of de afwijkende termijn van lid 2 is verstreken vindt een herbeoordeling plaats. Naar aanleiding van de herbeoordeling kan het college hernieuwd geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen voor de maximale duur van 3 jaar. Lid 2 is ook bij de herbeoor- deling van toepassing. 

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 juli 2011.

 

Artikel 6 Intrekking eerder vastgestelde beleidsregels.

De eerder vastgestelde “Beleidsregels ontheffing arbeidsplicht” worden ingetrokken per 1 juli 2011.

Toelichting 1 beleidsregels ontheffing van de arbeidsplicht.

Artikel 1. Algemeen.In dit artikel wordt verwezen naar artikelen in de WWB, IOAW en IOAZ, waarin de arbeidsplicht is beschreven en de artikelen waarin is beschreven dat een tijdelijke ontheffing mogelijk is van die verplichting als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. De begrippen “tijdelijk” en “dringende redenen” worden niet verder omschreven.

Artikel 2. Begripsomschrijving.Lid 1:In dit lid wordt voor de gebruikte begrippen verwezen naar de begrippen van de WWB, IOAW en IOAZ.Lid 2:In dit lid wordt omschreven wat onder een hulpbehoevende wordt verstaan. Dit in verband met de mogelijkheid dat een cliënt als mantelzorger actief is voor een persoon die een zorgindicatie heeft.Artikel 3. Dringende redenen. Lid 1:Sociale, medische of psychische aspecten kunnen een belemmering zijn voor inschakeling in het arbeidsproces. Bij medische en psychische redenen is meestal een advies van een arts, psycholoog of arbeidsdeskundige nodig om vast te kunnen stellen dat de klachten dermate ernstig zijn dat van de cliënt niet verwacht kan worden dat hij aan en arbeidsplicht kan voldoen. Onder sociale redenen kunnen allerlei redenen van toepassing zijn. Voorbeelden zijn: recente scheiding, overlijden partner of familielid. Ook de combinatie van leeftijd, onvoldoende opleidingsniveau en (te) geringe arbeidskansen kunnen als sociale reden aangemerkt worden. Dan wordt wel gekeken naar het totaalplaatje. Alleen leeftijd, alleen laag opleidingsniveau of alleen geringe arbeidskansen zijn niet voldoende, omdat ze als belemmering afzonderlijk via ondersteuning opgeheven kunnen worden (behalve leeftijd). In combinatie kan het echter moeilijk worden om de positie van de cliënt nog dermate te verbeteren dat hij weer een kans maakt op de arbeidsmarkt.Bij de overgang naar de WWB werd nog een uitzondering gemaakt voor personen van 57 ½ jaar en ouder die al in de Abw een (categoriale) ontheffing hadden, maar in de WWB is geen sprake van een categoriale ontheffing, ook niet voor ouderen. Dus leeftijd alleen is geen reden voor ontheffing. Lid 2: In het tweede lid worden situaties aangegeven die makkelijk vast te stellen zijn en als de dringende reden worden beschouwd. Het gaat daarbij om:a. Personen in een inrichting. Voor opname in een inrichting is al een advies van een deskundige nodig en het feit dat de cliënt in een inrichting verblijft is dan voldoende om aan te nemen dat er sprake is van een dringende reden om tot ontheffing van de arbeidsplicht over te gaan.b. Zorgverlening aan een hulpbehoevende. Het gaat hier om uitkeringsgerechtigden die mantelzorg verlenen. Er moet dan wel sprake zijn van een zorgindicatie voor de hulpbehoevende. Door de mantelzorg is de hulpbehoevende in staat om thuis te blijven wonen. c. Een uitkeringsgerechtigde die een traject volgt en daarmee werkt aan het verbeteren van zijn positie kan op onderdelen tijdelijk ontheffing krijgen om het traject niet te frustreren. Een voorbeeld is dat een cliënt (gedeeltelijk) ontheffing krijgt om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden omdat hij eerst scholing moet volgen die tot duurzame uitstroom moet leiden. Het accepteren van bijvoorbeeld een uitzendbaantje, met het gevolg dat de cliënt na korte tijd weer aangewezen is op uitkering en een traject, doorkruist het scholingstraject. Het volgen van scholing heeft dan prioriteit en de andere onderdelen van de arbeidsplicht moeten daar op aangepast worden voor de duur van de scholing. Het doorlopen en afronden van het scholingstraject is dan een dringende reden.

Artikel 4. Duur van de ontheffingLid 1 en lid 2:Voor alle ontheffingen geldt, dat ze maximaal 3 jaar duren. Er is sprake van “maximaal” omdat ook voor kortere tijd sprake kan zijn van een ontheffing als bij het verlenen van de ontheffing al bekend is of verwacht wordt dat de situatie na een kortere periode kan wijzigen en daardoor geen sprake meer zal zijn van een dringende reden die de ontheffing rechtvaardigt. Een voorbeeld is een medisch advies, waarin gesproken wordt over een herkeuring na een jaar omdat de keuringsarts verwacht dat de gezondheidstoestand in die tijd zal verbeteren. Dan wordt de duur van de ontheffing gekoppeld aan de (geldigheids)duur van het advies. Een ander voorbeeld is dat een cliënt mantelzorg verleend aan een familielid die ernstig ziek is. Als de levensverwachting van de hulpbehoevende een x-aantal maanden is, zal de ontheffing hetzelfde aantal maanden duren. De duur van de ontheffing wordt afgestemd op een (in te schatten) periode waarin sprake zal zijn van een dringende reden.

Lid 3:In lid 3 wordt geregeld, dat kort voor de afloop van de periode waarin sprake is van een ontheffing, een herbeoordeling moet plaatsvinden om te zien of er nog steeds sprake is van een dringende reden om de cliënt te ontheffen van de arbeidsplicht. Afhankelijk van de reden kan dan weer ontheffing plaatsvinden voor maximaal 3 jaar. Ook bij de herbeoordeling kan sprake zijn van een kortere termijn vanwege redenen die hiervoor al zijn aangegeven.

Artikel 5. InwerkingtredingBehoeft geen toelichting.

Artikel 6. Intrekking eerder vastgestelde beleidsregels.Behoeft geen toelichting.