Regeling vervallen per 22-02-2018

UITSTALLINGENIN DE OPENBARE RUIMTE

Geldend van 01-07-2007 t/m 21-02-2018

Intitulé

UITSTALLINGENIN DE OPENBARE RUIMTE

vastgesteld: 19 maart 2004

in werking getreden: 1 april 2004

Inleiding

In het algemeen bestaat er bij ondernemers in de detailhandel en bij overige commerciële ondernemingen de behoefte om goederen of reclameobjecten voor hun pand uit te stallen. In veel gevallen wordt hierbij gebruik gemaakt van de openbare weg. Het aantal locaties met uitstallingen neemt de laatste jaren steeds meer toe. Verder is opvallend dat de variëteit van de op het trottoir geplaatste zaken qua vormgeving en afmeting ook lijkt te groeien.

Dit (commercieel) gebruik van de openbare ruimte levert echter in bepaalde gevallen overlast of zelfs gevaar op. Obstakels op het trottoir hinderen met name voetgangers, maar vooral rolstoelgebruikers, personen met kinderwagens, rollators, e.d. Men wordt namelijk door de op het voetpad geplaatste objecten veelal gedwongen van de naastgelegen rijbaan gebruik te maken om zijn of haar weg te vervolgen. Het spreekt voor zich dat dit in combinatie met het passerende autoverkeer onveilige en gevaarlijke situaties kan opleveren. Vooral in de drukke winkelstraten van de binnenstad –waar veelal ook nog zgn. “Hulstenaartjes” langs het voetpad zijn geplaatst - worden dergelijke obstakels door het winkelend publiek als onaangenaam ervaren. Dit doet afbreuk aan het imago van de stad als gastvrije, toeristische plaats waar men aangenaam kan winkelen en verblijven.

Niet enkel de begaanbaarheid van de trottoirs vraagt nadere regelgeving op dit terrein. Ook uit een oogpunt van welstand zijn uitstallingen niet zelden bezwaarlijk. De variëteit aan voorwerpen en de afmetingen van de buiten geplaatste goederen, doen dikwijls afbreuk aan het oorspronkelijke karakter en de architectuur van de gevel van het desbetreffende winkelpand. Op die manier worden het straatbeeld en de historische uitstraling van de binnenstad nadelig beïnvloed.

Samengevat zijn er drie argumenten om tot nadere regelgeving voor uitgestalde goederen en reclameobjecten over te gaan:

  • 1.

    de veiligheid van voetgangers, rolstoelgebruikers, e.d.;

  • 2.

    het aantrekkelijk maken en houden van de binnenstad voor winkelend en toeristisch publiek;

  • 3.

    bescherming van het straatbeeld in de historische binnenstad en daarmee de kwaliteit van de openbare ruimte.

Hoewel regelgeving met name gewenst is voor de Hulster binnenstad, dient het beleid zich uit te strekken over alle kernen van de gemeente. Eenduidigheid en uniforme behandeling van ondernemers in de gehele gemeente versterkt nu eenmaal het draagvlak en daarmee ook de naleving van beleid. Daarnaast is ook het gelijkheidsbeginsel hiervoor een argument.

Juridisch kader

A. Algemene Plaatselijke Verordening

Artikel 2.1.5.1 van de APV regelt het gebruik van de openbare ruimte voor uitstallingen e.d. Hierin is bepaald dat het zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden is de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan. Onder het begrip “weg” wordt mede verstaan voor het publiek toegankelijke stoepen, pleinen, wallen, dijken, portieken, etc.

Dit artikel is overigens niet van toepassing op terrassen; deze materie is verder uitgewerkt in artikel 2.3.1.4 van de APV. In artikel 5.2.3 is verder nog bepaald dat het zonder vergunning verboden is goederen uit te stallen om deze te verkopen of te verstrekken aan het publiek.

Bij het beoordelen van een verzoek tot ingebruikname van de weg zijn een aantal criteria van belang. Een vergunning kan volgens de desbetreffende APV-bepaling worden geweigerd indien:

  • -

    het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg of een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud ervan;

  • -

    het beoogde gebruik gevaar oplevert voor een doelmatig en veilig gebruik van de weg;

  • -

    het te plaatsen object hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

  • -

    door het object voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerende zaken overlast kan ontstaan.

De volledige tekst van de artikel 2.1.5.1 APV is opgenomen in bijlage 1.

B. Nota “Het beeld van de binnenstad”

Deze beleidsnota bevat spelregels voor reclame, gevelverandering en het gebruik van de openbare ruimte in de binnenstad van Hulst. Vaststelling heeft plaatsgevonden door de gemeenteraad van Hulst op 25 mei 2000. Tevens is daarbij besloten de nota als formeel toetsingskader te laten gelden voor de welstandscommissie. De nota “Het beeld van de binnenstad” richt zich vooral op de kwaliteit van de gebouwde omgeving in het stadscentrum en formuleert uitgangspunten voor o.a. vormgeving, maatvoeringen en dergelijke bij veranderingen van bouwwerken. Reclametoepassingen, uitstallingen, geveltoevoegingen, etc. worden op grond van in de nota geformuleerde uitgangspunten getoetst. De nota bevat in hoofdzaak dan ook een welstandsvisie en richt zich in minder mate op een veilig en doelmatig gebruik van de openbare weg (trottoir). De uitgangspunten die in de nota zijn geformuleerd kunnen evenwel deels worden gehanteerd als basis voor de regelgeving ten aanzien van uitstallingen.

De status van de nota “Het beeld van de binnenstad” is die van beleidsregels. Deze vorm van regelgeving is hiërarchisch ondergeschikt aan algemeen verbindende voorschriften (zoals verordeningen). Beleidsregels geven aan hoe een bestuursorgaan met een wettelijke bevoegdheid omgaat, maar zijn niet zodanig bindend dat er geen ruimte meer overblijft om rekening te houden met bijzondere omstandigheden. Bij beleidsregels houdt het bestuursorgaan dus meer vrijheid van handelen.

Samengevat kan gesteld worden dat de APV het formele kader schept voor uitstallingen. De invulling van het welstandsaspect bij dergelijke objecten is voor een belangrijk gedeelte geregeld in de nota “Het beeld van de binnenstad”.

Huidige situatie

De discussie over uitgestalde goederen en andere obstakels in met name de binnenstad is niet nieuw. Sedert begin van de jaren ’90 is een aantal pogingen gedaan om een hanteerbaar beleid te formuleren en in te voeren. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in de onder 2. Vermelde beleidsnota. Daarbij is al aangegeven dat het accent van die nota ligt op het welstandsaspect en dat daarmee niet alle van belang zijnde factoren zijn geregeld.

Dat de huidige situatie niet optimaal is en nadere regeling behoeft, blijkt onder meer uit de toenemende klachten over uitstallingen die de vrije doorgang voor voetgangers belemmeren.

Behalve dat deze obstakels praktische problemen opleveren, zijn sommige uitstallingen ook uit visueel oogpunt bezwaarlijk. Juist in de binnenstad wordt het (historische) straatbeeld daarmee aangetast.

De verminderde aandacht die de gemeente de laatste jaren aan deze materie heeft geschonken, heeft geleid tot een zekere wildgroei.

Een globale inventarisatie van de uitstallingen wijst uit dat slechts circa 40% van deze objecten in de binnenstad beschikt over een vergunning. In de zogenaamde buitenkernen ligt het vergunningspercentage nog veel lager. Bovendien zijn in de vergunningen die wél zijn verleend, veelal verouderde voorschriften opgenomen waardoor de thans gewenste situatie onvoldoende wordt bereikt. Evenmin heeft de laatste jaren gerichte handhaving plaatsgevonden.

Nieuw beleid

De problematiek zoals hiervoor is weergegeven vergt nadere gemeentelijke regeling. Hiervoor staan in beginsel twee mogelijkheden ten dienste, namelijk de algemeen verbindende voorschriften (verordening) en de regulering door middel van beleidsregels. Gelet op de aard van de materie verdient in dit geval het opstellen van beleidsregels de voorkeur. Deze vorm is immers bedoeld om invulling te geven aan een beleids- of beoordelingsvrijheid. In dit geval is er reeds een wettelijk kader (APV) en behoeft slechts nadere uitwerking daarvan plaats te vinden. Een kenmerk van beleidsregels is verder dat er ruimte overblijft om in geval van bijzondere omstandigheden van de vastgelegde regels af te kunnen wijken.

Nu de vorm van de regelgeving hiermee is bepaald, dienen uiteraard ook de beoogde doelen te worden geformuleerd. In zijn algemeenheid kan hieromtrent worden gesteld dat de volgende situatie voor ogen dient te staan:

Uitstallingen:

  • A.

    leveren geen gevaar op voor een (veilig) gebruik van de weg, met name voor voetgangers en daarmee vergelijkbare categorieën weggebruikers;

  • B.

    brengen geen schade toe aan de weg en vormen geen belemmering voor een doelmatig onderhoud en beheer ervan;

  • C.

    dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand, hetzij op zichzelf, hetzij in relatie tot de omgeving;

  • D.

    veroorzaken geen overlast voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerende zaken.

Het realiseren van dit streefbeeld vergt nadere precisering. Randvoorwaarden hierbij zijn dat de nieuwe regels zonder problemen moeten kunnen worden nageleefd en uitgevoerd. Ook effectieve handhaving moet gewaarborgd zijn. Kortom, nieuwe regels dienen duidelijk en acceptabel te zijn en eenvoudig te controleren.

Het verwezenlijken van de bovengenoemde doelstellingen in combinatie met de aangehaalde randvoorwaarden bij (nieuwe)regelgeving, leidt tot de volgende bepalingen:

1. Uitstallingen binnen 1 meter uit gevel als algemene regel.

Toelichting:

Deze “hoofdregel” beoogt ordening en eenvormigheid aan te brengen, hetgeen zowel uit we l standsoogpunt als in verband met de vrije doorgang op trottoirs wenselijk is. Deze bepaling beoogt eveneens te zorgen voor een “rustig” straatbeeld. Dit geldt zowel voor uitgestalde goederen als losse aankondigings- of reclameborden.

2. Uitzondering voor, nl. “autovrije” straten.

Toelichting:

Omdat het vrij gebruik van de openbare weg (voetpad) een belangrijk argument is, is het r e delijk om in autovrije straten –uiteraard slechts indien de ondernemer dit wenst – bredere ui t stallingen toe te staan (tot maximaal 1.50 meter uit de gevel). Voorbeelden van dergelijke gebieden zijn de Bierkaaistraat en de Vismarkt.

3. Geen uitstallingen toestaan indien het voetpad < 1.50 m. is.

Toelichting:

In dergelijke gevallen zouden obstakels voetgangers dwingen gebruik te maken van de openb a re weg, hetgeen uit veiligheidsoogpunt vanzelfsprekend moet worden voorkomen. Uitstalling in po r tieken van winkels zijn in dergelijke gevallen wel mogelijk (en niet- vergunningplichtig ).

Dit betekent dat in bepaalde delen van onder meer de Gentsestraat, Steenstraat, Overda m straat en Korte Nieuwstraat geen uitstallingen zullen worden toegestaan.

In bijlage 2 is een kaart opgenomen van de voornaamste winkelstraten van Hulst waarop is aangegeven op welke locaties uitstallingen niet of nauwelijks mogelijk zijn.

4. Minimale afstand tussen uitstalling en rijbaan 1.50 m.;

Toelichting:

Deze regel heeft uiteraard tot doel de voetgangers te beschermen. Hiervoor is op dit aspect al n a der ingegaan. Voor de binnenstad van Hulst moet deze bepaling worden geïnterpreteerd als afstand tussen de uitstalling tot en met de afgeschuinde stoeprand (dus niet tot de hulst e naartjes”).

5. Uitstallingen niet hoger dan 2.00 meter, een maximale breedte van 1.00 meter per 5.00 meter gevelbreedte bij winkels in de binnenstad.

Toelichting:

Deze regel heeft niet zozeer een veiligheidmotief, maar is nuttig uit een oogpunt van we l stand. Het waardevolle, historische karakter van de binnenstad wordt namelijk mede gevormd door de gevels van de (winkel-)panden. De bescherming (aanzicht) van gevels van monumentale winkelpanden wordt hiermee enigszins gewaarborgd. Met deze maatvoering vindt ook een un i fo r mering plaats die ten goede komt aan het straatbeeld.

6. Uitstallingen enkel tijdens openingstijden van de winkel.

Toelichting:

Deze bepaling spreekt voor zich. Buiten de openingstijden is er geen nut of noodzaak uitsta l lingen op het voetpad te plaatsen. Overigens geldt deze beperking niet tussen twee op e ningstijden op één dag.

7. Van bovenbedoelde bepalingen kan door het college van burgemeester en wethouders worden afgeweken in die gevallen waarin toepassing van deze criteria redelijkerwijs niet mag worden verwacht.

Toelichting:

Deze regel heeft tot doel om uitzonderingen te mogelijk te maken, met name in die gevallen waarbij er praktische behoefte is aan meer uitstalruimte ( o.a. bloemen- en plante n zaken). Ook als uitstallingen op een andere plaats dan hiervoor is bepaald uit visueel oogpunt of om reden van een doelmatig en veilig gebruik van de weg geen bezwaar opleveren, kan afwijking van de normen plaatsvinden.

8. In drukke winkelstraten, zoals de Gentsestraat, worden geen winkeluitstallingen toegestaan.’ (maart 2008).

Toelichting:

Na de renovatie van de Gentsestraat in december 2007, heeft het gemeentebestuur na overleg met de middenstandsorganisatie de wens uitgesproken om het vernieuwde gedeelte aantre k kelijker te maken voor het winkelend en toeristisch publiek. Tevens is daarbij beoogd om het straa t beeld van de historische binnenstad en daarmee de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren. Om deze redenen worden uitstallingen in de openbare ruimte per 1 januari 2009 niet meer toeg e staan.

Deze uitgangspunten vormen een gedegen basis voor een hanteerbaar en handhaafbaar beleid ten aanzien van uitstallingen. De voorschriften zijn duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Overigens zijn er gelegenheden denkbaar waarbij de bovenstaande regels niet of in mindere mate moeten gelden. Te denken valt in dit verband aan winkelweekacties, kerstmarkten, braderieën, of andere soortgelijke (kortdurende) activiteiten.

De praktische consequenties bij invoering van de nieuwe regels voor betrokkenen ondernemers zijn beperkt. Zij die nog niet over een vergunning beschikken zullen zich zonder meer rekening moeten houden met het nieuwe beleid. Winkeliers die wel al beschikken over een (gedateerde) vergunning, zullen gedeeltelijk worden geconfronteerd met nieuwe regels. Dit roept de vraag op of voor deze gevallen een gericht overgangsrecht in het leven moet worden geroepen. De hoofdregel van overgangsrecht in zijn algemeenheid is “exclusieve werking”, oftewel: nieuwe regels gelden na invoering onmiddellijk voor bestaande situaties. Slechts als de maatschappelijke gevolgen van de nieuwe regels onbillijk of onredelijk zijn of een ingrijpend “verrassingseffect” teweeg brengen, is uitgestelde inwerkingtreding op zijn plaats. Voor de uitstallingen gaan deze argumenten niet op. Het rapport “Het beeld van de binnenstad” waarin belangrijke consequenties van het uitstalbeleid al zijn weergegeven, geldt immers al sinds mei 2000 en is ook algemeen gepubliceerd. Een ieder heeft daarvan dus kennis kunnen nemen. Bovendien zijn de gevolgen voor de vergunninghouders niet zodanig dat er sprake is van “onredelijkheid of onbillijkheid” aangezien er geen sprake is van drastische beperkingen.

Verder is het uit een oogpunt van algemeen belang verdedigbaar dat geen overgangs- periode wordt ingevoerd.

4. Vergunningsprocedure

Ondernemers die goederen willen uitstallen zullen hiervoor vergunning moeten aanvragen bij burgemeester en wethouders. In het kader van een vlotte beoordeling van dit verzoek zal hiertoe gebruik moeten worden gemaakt van een daartoe vastgesteld aanvraagformulier (bijlage 3). Aan de hand van de hiervoor genoemde criteria kan eenvoudig worden getoetst of toestemming kan worden verleend.

Voor een snelle afwikkeling van het verzoek is het gewenst dat de afdoening wordt gemandateerd. De aard van de beschikking leent zich hiertoe. Om te voorkomen dat ondernemers jaarlijks vergunning aan moeten vragen, zal de toestemming eenmalig worden verleend en zal, behoudens gewijzigde omstandigheden, tot wederopzegging gelden.

5. Invoering en handhaving

Nieuwe regels dienen zorgvuldig tot stand te komen. Op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht zal het nieuwe beleid voor een ieder ter inzage worden gelegd en is er de mogelijkheid om hiertegen zienswijzen in te dienen. Verder zal naast inzet van de gemeentelijke voorlichtingskanalen ook specifieke voorlichting plaatsvinden aan de brancheorganisatie. Het doel is om voor het “uitstalseizoen” van 2004 (voorjaar) tot invoering van de nieuwe regels over te gaan.

Regels invoeren zonder dat handhaving plaats zal vinden heeft geen zin. Indien er onvoldoende mogelijkheden zijn voor effectuering van de regeling, kan invoering ervan beter achterwege blijven. De naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de nieuwe regelgeving zal naar verwachting weinig problemen opleveren; de nieuwe voorschriften zijn zonder meer duidelijk en zonder veel moeite uitvoerbaar voor de desbetreffende ondernemer. Het accent bij de bestuursrechtelijke handhaving zal voornamelijk liggen bij de binnenstad van Hulst. Door het gemeentelijke team Handhaving is toegezegd dat hiervoor in beginsel capaciteit beschikbaar is. Toezicht op naleving in andere kernen heeft een mindere prioriteit en zal in beginsel plaatsvinden bij klachten of bij integrale bedrijfscontroles.

6. Vergoeding gebruik openbare ruimte

Voor het gebruik van de openbare ruimte worden precariorechten geheven. De tarieven van deze vergoeding worden jaarlijks vastgesteld door de gemeenteraad en zijn gebaseerd op een vast bedrag per m2 /jaar. Voor het jaar 2004 zal hiervoor een bedrag gelden van € 30,-- per m2.

Hulst, d.d.

Burgemeester en wethouders van Hulst,

Bijlage 1

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING

Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de bestemming daarvan.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op:

    • a.

      vlaggen, wimpels en vlaggenstokken indien ze geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;

    • b.

      zonneschermen, mits ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits:

      • -

        geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt; en

      • -

        geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt;

      • -

        geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;

    • c.

      de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;

    • d.

      voertuigen;

    • e.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;

    • f.

      benzinepompen en standplaatsen als bedoeld in de Marktverordening, in de Voorwaarden voor de verhuur van standplaatsen op kermisterreinen en in artikel 5.2.3.

  • 3.

    Het is verboden op, aan, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, danwel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

  • 4.

    Voor de toepassing van het tweede lid, onder c, wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 5.

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

  • a.

    indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

  • b.

    indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

  • c.

    in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 6.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of de Wegenverordening Zeeland van toepassing zijn of voorzover er sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.1.4.1, of terras als bedoeld in artikel 2.3.1.1, derde lid, waarvoor vergunning is verleend.

Bijlage 2

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3

Model-aanvraagformulier

1.Naam onderneming :………………………………………………………………………………………… …………………

Correspondentieadres :……………………………………………………………………………………………………………

Postcode en plaats :…………………………………………………………………………………… ………………………

Telefoonnr. /e-mail :………………………………………………………………………………… …………………………

____________________________________________________________________________________

2.Verzoek om vergunning tot gebruik van de openbare weg voor het plaatsen van:

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

.……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………

op het perceel :…………………………………………………………………………………………… ………………………

voor de periode :…………………………………………………………………………………………… ………………………

0: jaarlijks

0 : eenmalig

____________________________________________________________________________________

  • 3.

    Nadere specificatie van de uitstalling en de locatie:

    • a.

      de afstand tussen de gevel en de rijbaan bedraagt 1.50 meter of meer : ja/nee

    • b.

      de afstand tussen de uitstalling en de rijbaan zal 1.50 m. of meer bedragen : ja/nee

    • c.

      de onderneming is gelegen in een “ autovrije” straat of plein : ja/nee

    • d.

      de uitstalling kan worden geplaatst binnen een meter uit de gevel : ja/nee

    • e.

      de uitstalling is hoger dan 2.00 meter : ja/nee

    • f.

      de gevellengte van het pand is : …… meter

    • g.

      de breedte van de totale uitstalling is : …… meter

    • h.

      de totale oppervlakte van de in gebruik te nemen openbare weg bedraagt :……… m²

Bij deze aanvraag dient een situatieschets te worden overgelegd van de locatie waarop de uitstalling is aangegeven.

Plaats, datum: ………………………………………………………………………………………………

Handtekening: