Algemene subsidieverordening gemeente Westerveld 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

De raad van de gemeente Westerveld;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 november 2017;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen: de Algemene subsidieverordening gemeente Westerveld 2018

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

  • ­

    algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • ­

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld;

  • ­

    de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • ­

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager. Bovendien is de periode waarvoor het college subsidie wil verstrekken van tevoren bepaald en kan nooit langer duren dan vier jaar;

  • ­

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • ­

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per jaar of voor een bepaald aantal jaren aan een onderneming voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

  • ­

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • ­

    raad: gemeenteraad van de gemeente Westerveld;

  • ­

    verdrag: verdrag over de werking van de Europese Unie.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op alle programmaonderdelen in de gemeentelijke begroting, met uitzondering van subsidies waarvoor via een afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Voor subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Uitvoeringregels

Het college kan in uitvoeringregels vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Als het van toepassing is, wordt hierin ook bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1. Als dat voor het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college in uitvoeringsregels afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij uitvoeringregels waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijzen de uitvoeringsregels naar het dat steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het juiste steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het juiste steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. In dat geval bepaalt het college in uitvoeringsregels de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3. De raad kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd zoals vermeld in het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor aanvragen die al zijn ingediend.

  • 5. Een subsidie ten laste van een programmabegroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

HOOFDSTUK 2. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, dan moet het aanvraagformulier gebruikt worden.

  • 2. Bij de aanvraag levert de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens aan:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten die met de activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen voor dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het om een subsidie gaat die per jaar aan een onderneming wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Een onderneming die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, en ook van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4. In de uitvoeringregels kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per jaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 31 mei voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Eenmalige subsidieaanvragen worden ingediend tussen 8 en 16 weken voordat de aanvrager gaat beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. In de uitvoeringregels kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist over een aanvraag om een jaarlijkse subsidie uiterlijk op31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist over een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend. De beslistermijn kan eenmalig verlengd worden met 6 weken.

  • 3. In de uitvoeringregels kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie, wordt de termijn verlengd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigerings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het gaat om een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat als gevolg van een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming leidt die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Naast de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren als, naar het oordeel van het college,:

    • a.

      de te subsidiëren activiteiten niet of nauwelijks gericht zijn op de gemeente of haar inwoners of als ze niet direct aanwijsbaar ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners;

    • b.

      de subsidieverlening niet past binnen het door de raad of het college vastgestelde beleid;

    • c.

      uit de bij de subsidieaanvraag overlegde begroting blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd financieel niet haalbaar zijn;

    • d.

      niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • e.

      de activiteiten niet zijn opgenomen in of niet voldoen aan de uitvoeringregels;

    • f.

      in de bij de betrokken uitvoeringregeling bepaalde gevallen;

    • g.

      de aanvraag niet voldoet aan de (uitvoerings)regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • h.

      de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • i.

      de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet;

    • j.

      de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt.

  • 4. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 3. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verantwoording

Als dit niet is bepaald in uitvoeringsregels, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Bevoorschotting

  • 1. Het college kan besluiten tot bevoorschotting van de verleende subsidie.

  • 2. Als besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onmiddellijk schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onmiddellijk schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde onderneming, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de onderneming.

Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 50.000 verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. In de uitvoeringregels of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd, als deze verplichtingen bijdragen aan het bereiken van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uitgelegd waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3. In de uitvoeringregels kunnen verplichtingen aan de subsidie worden verbonden die niet bijdragen aan het bereiken van het doel van de subsidie, als deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. In de uitvoeringregels of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, als het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt ook aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 13a. Egalisatiereserve

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per jaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vormt.

  • 2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 4. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14. Wijze van verstrekken en verantwoording subsidies tot en met € 10.000

  • 1. Subsidies tot en met € 10.000,- worden door het college zonder voorafgaande subsidieverlening direct vastgesteld.

  • 2. Uiterlijk 8 weken na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, verstrekt de subsidieontvanger een kort inhoudelijk verslag van de activiteiten (zo mogelijk met beeldmateriaal), met een financieel overzicht van de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3. Het college kan voor specifieke (categorieën) subsidies bepalen dat de ontvanger van een subsidie tot en met € 10.000,- per jaar, in afwijking van het eerste lid, een aanvraag tot vaststelling moet indienen bij het college.

  • 4. De ontvanger van een subsidie die direct wordt vastgesteld, zoals bedoeld in het eerste lid, is verplicht de administratie vijf jaren te bewaren voor de steekproef die het college periodiek ter controle kan uitvoeren.

Artikel 15. Verantwoording subsidies tussen € 10.000 en € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 10.000 maar minder dan € 50.000 dient de subsidieontvanger, een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per jaar wordt verstrekt, uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 16 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3. In de uitvoeringregels kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan. Ook kunnen andere termijnen worden vastgesteld.

Artikel 16. Verantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per jaar wordt verstrekt, uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

    • b.

      in andere gevallen 16 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      bij subsidie tot € 100.000 een beoordelingsverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant;

    • e.

      bij subsidies van meer dan € 100.000 een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. In de uitvoeringregels kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden gevraagd.

Artikel 17. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 10.000

  • 1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 10.000 vast binnen 8 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij in de uitvoeringsregels anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal met 6 weken worden verlengd.

  • 3. In de uitvoeringregels kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, zoals bedoeld in de artikelen 15, eerste lid en 16, eerste lid is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 5. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met een berekeningswijze die in de uitvoeringsregels is voorgeschreven.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van definities die in de uitvoeringsregels zijn voorgeschreven.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het betreffende steunkader.

Artikel 19. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken als toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 20. Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening gemeente Westerveld 2007 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening gemeente Westerveld 2007 van toepassing.

  • 4.

    Aanvragen tot vaststelling van subsidies die zijn verleend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening gemeente Westerveld 2007.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Westerveld 2018.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 19 december 2017.

de griffier, de voorzitter,

R.J. van der Veen H. Jager