Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting en gebruiksretributies 2008 (Verordening precariobelasting en gebruiksretributies 2008)

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting en gebruiksretributies 2008 (Verordening precariobelasting en gebruiksretributies 2008)

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening en van de daarbij behorende tarieventabel wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

a.

jaar:

een kalenderjaar;

b.

maand:

een kalendermaand;

c.

week:

een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

d.

dag:

een periode van 24 aaneengesloten uren, aanvangende te 0.00 uur, of een gedeelte daarvan;

e.

uur:

een periode van 60 achtereenvolgende minuten;

f.

vergunning:

een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

g.

standplaats:

een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet;

h.

woonwagen:

een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Woningwet;

i.

huurovereenkomst:

de overeenkomst tussen een aanvrager en de beheerder van de standplaats, waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld;

j.

bouwput:

ieder gat in de grond dat wordt gemaakt met behulp van het aanbrengen van een verticale constructie (scherm) of natuurlijke wand rondom de te maken bouwput, waarna het grondwater uit de bouwput wordt gepompt.

k.

schip:

elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing, een watervliegtuig gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water, een drijvend werktuig alsmede een drijvende inrichting;

l.

vaste ligplaats:

een ligplaats waarvoor het college van burgemeester en wethouders schriftelijke vergunning heeft verleend voor het blijvend gemeerd liggen met een niet meer aan de scheepvaart deelnemend aangewezen schip.

Artikel 2 Belastbare feiten

Onder de naam precariobelasting en gebruiksretributies 2008 worden een directe belasting en rechten geheven terzake van:

  • a.

    het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel;

  • b.

    het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig is of zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

  • 3. De rechten worden geheven van:

    • a.

      degene die gebruik maakt van de in artikel 2, onderdeel b, bedoelde bezittingen, werken of inrichtingen;

    • b.

      degene die vergunning heeft om een standplaats in te nemen dan wel degene die naar de omstandigheden beoordeeld hoofdbewoner is.

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1. De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen.

  • 2. Geen precariobelasting wordt geheven voor:

    • a.

      voorwerpen ten behoeve van de openbare dienst van de gemeente;

    • b.

      kelderingangen, licht- en luchtopeningen (koekoeken) en stoeptreden, welke in of op aan de gemeente om niet afgestane grond aanwezig waren op het tijdstip van overdracht;

    • c.

      buizen in de grond tot lozing van faecaliën, huishoud- of hemelwater;

    • d.

      voorwerpen welke uitsluitend in een algemeen belang voorzien en welke niet tegen betaling worden geëxploiteerd;

    • e.

      voorwerpen als genoemd in de tarieventabel, onder 27 en 30, indien deze voorkomen aan één onroerende zaak als bedoeld in artikel 2 van de Verordening onroerende zaakbelastingen 2008 en tezamen minder belopen dan 2 m¹.

  • 3. De precariobelasting bedoeld in de tarieventabel, onder 8, wordt niet geheven over de dag, waarop de grond in gebruik wordt genomen.

  • 4. De precariobelasting bedoeld in de tarieventabel, onder 26A wordt niet geheven over de eerste twee weken van het heffingstijdvak en voorts over niet meer dan 50 weken per kalenderjaar.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

De precariobelasting en de rechten voor de in artikel 2 bedoelde belastbare feiten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting en de rechten

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting en rechten wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. De precariobelasting, als bedoeld in de tarieventabel, onder 27 wordt berekend per m¹, gemeten langs de langste zijde van de grootste denkbeeldige rechthoek, waardoor het voorwerp wordt omvat. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf worden buiten aanmerking gelaten de voorwerpen of delen daarvan die geen andere functie hebben dan deel uit te maken van of te behoren tot een (on)roerende zaak.

  • 5. Voor de berekening van de precariobelasting en de rechten worden gedeelten van de in de tarieventabel genoemde eenheden van tijd voor een geheel gerekend.

  • 6. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing.

Artikel 7 Belasting-/heffingstijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belasting-/heffingstijdvak het kalenderjaar dan wel de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbare feit zich voordoet of heeft voorgedaan in geval die periode korter is dan een kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting en de rechten worden geheven bij wege van aanslag of nota.

  • 2. Indien de precariobelasting en de rechten geheven worden bij wege van nota wordt de belastingschuld aan belastingplichtige bekendgemaakt door toezending of uitreiking van de nota.

  • 3. Voor elk belastbaar feit kan heffing plaatsvinden bij afzonderlijke aanslag of nota.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De precariobelasting en rechten zijn verschuldigd bij de aanvang van het belasting/heffingstijdvak, met uitzondering van de precariobelasting genoemd in de tarieventabel, onder 3, 12 onderdeel a en 13, welke bij het einde van het heffingstijdvak verschuldigd zijn.

  • 2. Indien het heffingstijdvak een kortere periode dan een jaar omvat en het tarief uitsluitend per jaar is vastgesteld worden de precariobelasting en de rechten naar tijdsgelang berekend. Daarbij wordt, indien het heffingstijdvak een periode omvat van meer dan één maand:

    • a.

      de maand van aanvang van de belastingplicht slechts meegeteld indien de belastingplicht voor de 16e van die maand aanvangt;

    • b.

      de maand van einde van de belastingplicht slechts meegeteld indien de belastingplicht na de 15e van die maand eindigt.

  • 3. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet of nota verenigde verschuldigde bedragen als één belastingaanslag of nota aangemerkt.

Artikel 10 Ontheffing

Indien na het opleggen van een aanslag of nota aannemelijk wordt gemaakt, dat het belastbare feit zich slechts gedurende een gedeelte van het voor de berekening van de belasting en rechten in aanmerking genomen heffingstijdvak voordoet of zal voordoen, wordt op aanvraag ontheffing verleend indien deze € 10,00 of meer bedraagt. De ontheffing wordt voor zover het betreft:

  • a.

    een tariefstelling per maand of per jaar berekend over de resterende maanden van dat tijdvak;

  • b.

    een tariefstelling per dag of per week berekend over de resterende dagen of weken van dat tijdvak.

De maand respectievelijk de week waarin de belastingplicht eindigt telt mee, indien de belastingplicht voor de 16e van die maand respectievelijk voor de 4e dag van die week eindigt.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. De precariobelasting en rechten moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet of de nota en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moetende rechten, genoemd in de tarieventabel, onder 28 en 29, worden voldaan in zoveel termijnen als er met inbegrip van de in de dagtekening van het aanslagbiljet of de nota vermelde maand nog maanden in het heffingstijdvak overblijven met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie bedraagt. De eerste termijn vervalt aan het einde van de maand waarin het aanslagbiljet of de nota is uitgereikt, de tweede een maand later en zo vervolgens.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting en genotsretributies.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. De Verordening precariobelasting, gebruiks- en genotsretributies 1998, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 2 november 2006, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2008, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als `Verordening precariobelasting en gebruiksretributies 2008.

Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting en gebruiksretributies 2008

A. Ter zake van het hebben van de volgende voorwerpen zijn de daarbij genoemde bedragen verschuldigd:

Eenheid

Tarief

1a. een fiets in een fietsenstalling

per keer,

per dag

€ 0,27

b. een bromfiets in een fietsenstalling

per keer,

per dag

€ 0,30

2. voorwerpen ten behoeve van het afsluiten van grond voor het (rij-) verkeer of van water voor de scheepvaart

per afsluiting,

per dag

€ 45,15

3. voorwerpen ten behoeve van een lozingspunt voor het machinaal lozen van water uit bouwputten op de riolering van de gemeente

per lozingspunt,

per dag

€ 37,34

4. een stut, schoor, paal

per stuk,

per week

€ 0,86

5. een dam in het water

per m¹ over het midden van de kruin gemeten, per week

€ 15,33

6. een meerpaal of dukdalf

per stuk,

per jaar

€ 33,96

7. een stoeptrede

per dm²,

per jaar

€ 0,51

8. opgeslagen goederen en materialen alsmede containers

per m²,

per dag

€ 0,08

9. uitgestalde goederen langs en aan gevels

per m²,

per jaar

€ 33,96

10. een lossteiger, lostrechter, kraan of soortgelijke transportinrichting

per m²,

per jaar

€ 21,14

11. spoorstaven

per m¹,

per jaar

€ 6,20

12. een installatie voor het al dan niet automatisch aftappen van motor brandstoffen, olie, lucht of water

a. per 100 liter door middel van vaste aftappunten afgetapte motor brandstof

€ 0,77

b. per vast aftappunt (met toebehoren) voor motorbrandstof, per jaar

€ 192,51

c. per verplaatsbaar aftappunt (met toebehoren) voor motor brandstof of olie, per jaar

€ 78,13

d. per aftappunt (met toebehoren) voor lucht of water, per jaar

€ 39,26

e. per vulput, kraanput e.d., per jaar

€ 18,88

f. per leiding voor de eerste 20 m¹, per m¹, per jaar

€ 9,15

voor elke volgende m¹, per jaar

€ 4,07

g. per tank voor motorbrandstof, olie enz. per m²,

per jaar

€ 39,26

h. per luifel, per m²,

per jaar

€ 39,26

i. per pompheuvel, per m²,

per jaar

€ 39,26

13. leidingen, kabels of buizen, met uitzondering van die genoemd onder 12, letter f

per m¹,

per jaar

voor de eerste 20 m¹

€ 9,15

voor elke volgende m¹

€ 4,07

14. een wel-, zak-, zink-, vergaar-,vulput e.d.

per stuk,

per jaar

€ 18,88

15. een watermeterkist, een kastje voor elektriciteitsmeter, voor telefoon, voor rolfilms, e.d.

per stuk,

per jaar

€ 33,96

16. een automatisch verkooptoestel niet zijnde een installatie als bedoeld onder 12 met een front oppervlak van:

a. niet meer dan 0,25 m²,

per jaar

€ 21,14

b. meer dan 0,25 m², doch niet meer dan 0,5 m²,

per jaar

€ 33,96

c. meer dan 0,5 m², per 0,5 m²,

per jaar

€ 33,96

17. een automatisch weeg-, voetmassage of ander dergelijk toestel

per stuk,

per jaar

€ 91,34

18. over de grond draaiende deuren

per stuk,

per jaar

€ 27,93

19. (open en gesloten) telefooncellen

per stuk,

per jaar

€ 33,96

20. een uitstalkast, vitrine e.d.

per m²,

per jaar

€ 33,96

21 een windscherm, hek of afrastering

per m¹,

per jaar

€ 33,96

22. een niet-bewoonde caravan, kampeerwagen, boottrailer of ander voertuig ten behoeve van de recreatie

per m²,

per week

€ 1,51

24. een aanhangwagen of ander dergelijk voertuig niet zijnde een voertuig als bedoeld onder 22

per m²,

per week

€ 0,72

25. een luchtbrug

per m²,

per jaar

€ 33,96

26A. een schip op een vaste ligplaats

per m²,

per jaar

€ 9,13

26B. voorwerpen op de kade in de nabijheid van een schip op een vaste ligplaats op grond van een kadevergunning

per jaar

€ 9,20

per m², oppervlakte kaderuimte die op grond van de verleende kadevergunning benut mag worden

26C. een terras op het water, nabij een schip op een vaste ligplaats dan wel nabij

een horeca-inrichting op de wal dan wel op het water

per m²,

per jaar

€ 9,20

27. andere dan hiervoor zijn genoemd onder, op of boven gemeentegrond, voor zover daarvoor niet ingevolge een andere verordening rechten zijn verschuldigd

per m¹,

per jaar

€ 33,96

per maand

€ 2,83

per dag

€ 0,08

B. Ter zake van het gebruik van de volgende voorwerpen zijn de daarbij genoemde bedragen verschuldigd:

28. het -anders dan krachtens een huurovereenkomst innemen met een woonwagen van:

a. een standplaats zonder berging en zonder sanitaire voorzieningen, evenwel met aansluitingsmogelijkheden op nutsbedrijven

per jaar

€ 965,42

b. een standplaats met berging en sanitaire voorzieningen gebouwd of gerenoveerd vóór 1 januari 1977

per jaar

€ 1.448,03

c. een standplaats met berging en sanitaire voorzieningen gebouwd in 1993, 1994 en 1995

per jaar

€ 1.595,41

verhoogd voor elke m² boven de op grond van de vigerende voorschriften geldende minimale kavelgrootte met € 3,21 per m²

d. een standplaats met berging zonder sanitaire voorzieningen gebouwd in

1993, 1994 en 1995

per jaar

€ 1.063,62

verhoogd voor elke m² boven de op grond van de vigerende voorschriften geldende minimale kavelgrootte met € 3,21 per m²

De in de onderdelen a. tot en met d. genoemde bedragen worden, indien door de standplaatshouder of gebruiker geen individuele afname-overeenkomst is gesloten met het energiebedrijf en/of het waterleidingbedrijf, verhoogd met de door de energie en waterbedrijven vastgestelde tarieven voor

levering van hun producten, te weten

€ 63,92

per m² vloeroppervlak van de woonwagen per jaar voor het (mogen) gebruiken van energie respectievelijk met per standplaats

€ 338,00

per jaar voor het (mogen)gebruiken van water.

29. het gebruik - anders dan krachtens een huurovereenkomst - van een werkbox in een woonwagencentrum per jaar

per jaar

€ 584,79

30. het gebruik overeenkomstig artikel 2, onder b., op andere wijze dan hiervoor is bedoeld

per m¹,

per jaar

€ 33,96

per maand

€ 2,83

per dag

€ 0,08