Marktverordening weekmarkt Aalten 2016.

Geldend van 31-01-2018 t/m heden

Intitulé

Marktverordening weekmarkt Aalten 2016.

De raad van de gemeente Aalten;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 december 2017;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

Besluit:

artikel 9 van de Marktverordening weekmarkt Aalten 2016 en de daarbij behorende toelichting aan te passen als aangegeven in het aan dit besluit ten grondslag liggend raadsvoorstel.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de door burgemeester en wethouders ingestelde weekmarkt in Aalten.

Artikel 2. Inrichtingsplan en marktcommissie

  • 1. Voor de markt stellen burgemeester en wethouders een inrichtingsplan vast, dat in elk geval bevat:

    • a.

      een aanduiding van de dagen en de uren waarop waarin de markt wordt gehouden (markttijd);

    • b.

      een kaart van de markt;

    • c.

      de vermelding dat het anciënniteitsstelsel van artikel 5 van toepassing is;

    • d.

      de vermelding en eventuele uitwerking van de wijze waarop nieuwe vaste standplaatsvergunningen, dagplaatsvergunningen en standwerkvergunningen worden verstrekt (het selectiestelsel van artikel 6, artikelen 10 en 11);

  • 2. Op de kaart zijn, voor zover van toepassing, in ieder geval aangegeven:

    • a.

      de grenzen van de markt;

    • b.

      de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor houders van een vaste standplaatsvergunning, dagplaatsvergunning of standwerkvergunning;

    • c.

      de plaatsen of gebieden die bij voorrang zijn bestemd voor een of meer branches of artikelgroepen alsmede de maximum aantallen vaste standplaatsvergunningen en dagplaatsvergunningen die voor een of meer branches of artikelgroepen of combinaties daarvan kunnen worden afgegeven;

  • 3. Het inrichtingsplan is gedurende markttijd bij de markt aanwezig en in te zien.

  • 4. Voor de markt wordt een adviescommissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet ingesteld die burgemeester en wethouders adviseert ten aanzien van marktaangelegenheden. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels ten aanzien van de samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van deze marktcommissie.

Artikel 3. Verbod uitoefening markthandel zonder vergunning

  • 1. Het is verboden op de markt zonder een door of namens burgemeester en wethouders verleende vaste standplaatsvergunning of dagplaatsvergunning een standplaats voor het uitoefenen van markthandel in te nemen.

  • 2. Een vaste standplaatsvergunning geldt voor onbepaalde tijd en voor de in de vergunning vermelde standplaats, tenzij de vergunning anders bepaalt. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een andere standplaats aanwijzen.

  • 3. Een dagplaatsvergunning geldt voor één dag en voor de op de vergunning vermelde standplaats.

  • 4. Het is verboden zonder een door of namens burgemeester en wethouders verleende standwerkvergunning als standwerker op te treden op de markt. Onder standwerker wordt verstaan iemand die publiek om zich heen verzamelt en dat door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen artikelen te kopen.

  • 5. Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 6. Vergunning kan enkel worden verleend aan een handelingsbekwame natuurlijke persoon die gerechtigd is in Nederland arbeid te verrichten en die nog geen vaste standplaatsvergunning heeft voor de markt.

Artikel 4. Mandaatverboden

De bevoegdheid tot het vaststellen of wijzigen van inrichtingsplannen kan niet worden gemandateerd. De bevoegdheid tot het verlenen of het intrekken van een vaste standplaatsvergunning kan niet aan de marktmeester of een andere toezichthouder worden gemandateerd.

Hoofdstuk 2. Vaste standplaatsvergunningen

Artikel 5. Vrijgekomen standplaats; plaatsverbetering volgens anciënniteit

Ten aanzien van vrijgekomen vaste standplaatsen geldt het anciënniteitsstelsel. Dit houdt in dat:

  • 1.

    burgemeester en wethouders de datum bijhouden waarop aan vergunninghouders een vaste standplaatsvergunning werd verleend en de branche waartoe zij behoren of de artikelen die zij verhandelen;

  • 2.

    burgemeester en wethouders een vrijgekomen vaste standplaats op verzoek kunnen toewijzen aan de vergunninghouder van een andere vaste standplaats. Wanneer meer vergunninghouders verzoeken om toewijzing van een vrijgekomen standplaats wordt de standplaats toegewezen aan degene die beschikt over de oudste vaste standplaatsvergunning. Als de standplaats bestemd is voor een specifieke branche of artikelgroep, komt alleen degene in aanmerking die aan dat vereiste voldoet.

Artikel 6. Selectiestelsel

  • 1. Voor de toekenning van vaste standplaatsvergunningen op de markt wordt het selectiestelsel gehanteerd.

  • 2. Burgemeester en wethouders maken bekend dat voor de markt een of meer vaste standplaatsvergunningen kunnen worden verleend, voor welke branche of artikelgroep dit geldt en binnen welke termijn gegadigden daarvoor een aanvraag kunnen indienen.

  • 3. De bekendmaking geschiedt door openbare kennisgeving in het lokaal huis- aan huisblad en op de gemeentelijke website.

  • 4. Bij de beoordeling van de aanvragen kennen burgemeester en wethouders punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    • a.

      of het assortiment van de gegadigde een gewenste toevoeging aan het marktassortiment vormt (maximaal 10);

    • b.

      de uitstraling van de uitstalling (maximaal 10);

    • c.

      het marktverleden van de gegadigde en de indruk die hij maakt (maximaal 10);

    • d.

      de onderbouwde voorkeur van de adviescommissie als bedoeld in artikel 2 lid 4 (10).

  • 5. De vaste standplaatsvergunning wordt toegekend aan de gegadigde aan wie de meeste punten zijn toegekend.

Artikel 7. Overschrijven vaste standplaatsvergunning

  • 1.

    In het geval de houder van een vaste standplaatsvergunning, die gedurende een onafgebroken periode van minimaal 3 jaar vergunninghouder is geweest, overlijdt, blijvend arbeidsongeschikt raakt, onder curatele wordt geplaatst of niet langer gebruik wenst te maken van de vaste standplaatsvergunning kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag van de vergunninghouder, zijn partner, zijn huisgenoot, zijn erven of zijn curator de vergunning overschrijven op naam van zijn echtgenoot, geregistreerde partner of een andere persoon met wie hij minimaal 3 jaar duurzaam samenwoont.

  • 2.

    Wanneer een aanvraag tot overschrijving als bedoeld in lid 1 niet wordt gedaan dan wel door burgemeester en wethouders niet wordt gehonoreerd kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag de vergunning op diens naam overschrijven van

    • a.

      een mede-eigenaar van vergunninghouders bedrijf, als deze ten minste 3 jaar op de voorgeschreven wijze is geregistreerd als mede-eigenaar;

    • b.

      een kind van de vergunninghouder, dat ten minste de afgelopen drie jaar bij hem in loondienst heeft gewerkt;

    • c.

      een medewerker van de vergunninghouder, die ten minste de afgelopen 3 jaar bij hem in loondienst heeft gewerkt .

  • 3.

    De aanvraag tot overschrijving wordt geweigerd als niet wordt voldaan aan de uit dit artikel voortvloeiende eisen, als overschrijving van de vergunning in strijd is met de branche indeling als bedoeld in artikel 2 lid 2 sub c of als overigens niet wordt voldaan aan een eis waaraan een houder van een vaste standplaatsvergunning volgens deze verordening moet voldoen.

  • 4.

    In geval van overlijden, blijvende arbeidsongeschiktheid of ondercuratelestelling van de vergunninghouder wordt de aanvraag tot overschrijving binnen twee maanden na intreding van die omstandigheid ingediend.

  • 5.

    Als de nieuwe vergunninghouder reeds over een vaste standplaatsvergunning voor de markt beschikt wordt deze ingetrokken.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 1, 2 en 3 alsmede van de in lid 4 genoemde termijn afwijken als de toepassing daarvan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de bepalingen te dienen doelen.

Artikel 8. Vervanging vergunninghouder en geoorloofde afwezigheid

  • 1. De vergunninghouder kan zich op zijn standplaats laten vervangen. Hiertoe kan hij maximaal twee vaste vervangers laten registreren bij de gemeente. De vaste vervangers moeten eveneens voldoen aan de voorwaarden van artikel 3 lid 6.

  • 2. Het is de houder van een vaste standplaatsvergunning toegestaan de hem toegewezen standplaats niet in te nemen voor ten hoogste acht marktdagen per jaar en voor ten hoogste vier opeenvolgende marktdagen. Daarvan doet hij op voorhand en zo spoedig mogelijk mededeling aan de marktmeester.

  • 3. Op het maximum van acht marktdagen als bedoeld in lid 1 worden niet in mindering gebracht die marktdagen dat een vergunninghouder of zijn vervanger vanwege een plotseling opkomende en zwaarwegende omstandigheid redelijkerwijs niet in staat is om zijn standplaats in te nemen.

  • 4. De vervanger treedt op namens de vergunninghouder. De rechten – behalve die tot vervanging– en verplichtingen die bij of krachtens deze verordening gelden voor de vergunninghouder, zijn van overeenkomstige toepassing op de vervanger.

  • 5. Voor de marktdagen op welke de vaste standplaats niet wordt ingenomen kunnen burgemeester en wethouders de standplaats, al dan niet in de vorm van een dagplaats, tijdelijk aan een andere, niet in dezelfde branche werkzame marktondernemer, toewijzen.

Artikel 9. Intrekking vaste standplaatsvergunning en vervallen vaste standplaatsvergunning bij niet innemen

  • 1. Burgemeester en wethouders trekken een vaste standplaatsvergunning in:

    • a.

      op schriftelijke aanvraag van de vergunninghouder; of

    • b.

      twee maanden na diens overlijden of ondercuratelestelling, tenzij een aanvraag tot overschrijving is ingediend overeenkomstig artikel 7;

    • c.

      twee maanden nadat zij hebben vastgesteld dat hij feitelijk niet meer als vergunninghouder functioneert dan wel redelijkerwijs tot de conclusie zijn gekomen dat hij niet langer in staat of bereid moet worden geacht als zodanig te functioneren, tenzij een aanvraag tot overschrijving is ingediend overeenkomstig artikel 7.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een vaste standplaatsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd intrekken:

    • a.

      als de vergunninghouder ter verkrijging van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • b.

      als de vergunninghouder, degene die hem vervangt of een persoon die hem bijstaat zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling heeft overtreden;

    • c.

      als de vaste standplaats bij herhaling of gedurende meer dan vier aaneengesloten marktdagen zonder kennisgeving en/of zonder opgaaf van een legitieme reden niet is ingenomen; of

    • d.

      als de vergunninghouder niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

  • 3. In geval van intrekking voor bepaalde tijd kan tevens worden bepaald dat de toegewezen standplaats vervalt.

  • 4. Als de vergunninghouder of zijn vervanger zijn standplaats niet uiterlijk bij aanvang van de markt heeft ingenomen, vervalt de vergunning voor de rest van de dag. Artikel 8 lid 5 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3. Dagplaatsen en standwerkers

Artikel 10. Dagplaatsvergunning

  • 1. Een dagplaatsvergunning kan worden verleend voor het innemen van een standplaats voor het uitoefenen van markthandel op de markt op plaatsen die daarvoor ingevolge het inrichtingsplan in aanmerking komen en die niet worden ingenomen door de houder van een vaste standplaatsvergunning of zijn vervanger omdat voor de plaats geen vergunning geldt, de vergunning is vervallen of omdat de vergunninghouder of zijn vervanger niet in staat of bereid is de plaats in te nemen.

  • 2. Voor een dagplaatsvergunning komen in aanmerking degenen die daarvoor op de marktdag vóór de aanvang van de markt bij de marktmeester een aanvraag hebben ingediend, die voldoen aan een eventueel van toepassing zijnd branche- of artikelgroepvereiste en die niet zijn uitgesloten omdat zij gedurende een of meer van de voorafgaande vier marktdagen:

    • a.

      zich op de markt schuldig hebben gemaakt aan wangedrag of bedrog of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling hebben overtreden, of

    • b.

      niet tijdig het verschuldigde marktgeld hebben voldaan dat wordt geheven op de grondslag van artikel 229 van de Gemeentewet.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van een gegadigde bepalen dat een uitsluitingsgrond niet geldt of dat voor de toepassing van het vorige lid een langere termijn in aanmerking wordt genomen.

  • 4. De dagplaatsvergunning wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 lid 5, door de marktmeester verleend aan de in aanmerking komende gegadigde op volgorde van ontvangst van de aanvragen. Gegadigden die een artikel(soort) wensen te verkopen dat nog niet op de markt verkrijgbaar is, hebben daarbij voorrang.

  • 5. Een dagplaatsvergunning kan niet worden overgedragen. De vergunninghouder kan zich niet laten vervangen.

Artikel 11. Standwerkvergunning

  • 1. Een standwerkvergunning kan worden verleend met overeenkomstige toepassing van artikel 10, tweede tot en met vierde lid. De standwerkvergunningen worden verstrekt aan de in aanmerking komende gegadigden op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 2. Een standwerkvergunning geldt voor de in de vergunning vermelde dag en plaats en voor de in de vergunning omschreven artikelen.

Hoofdstuk 4. Algemene voorschriften voor vergunninghouders

Artikel 12. Bijstand

De houder van een vaste standplaatsvergunning, zijn geregistreerde vervanger of de houder van een dagplaatsvergunning kan zich doen bijstaan door een of meer andere personen.

Artikel 13. Legitimatieplicht

Degene die een standplaats of een standwerkplaats wenst in te nemen of inneemt op de markt is op eerste verzoek van de marktmeester, zijn vervanger of een andere toezichthouder verplicht zich te legitimeren en aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.

Artikel 14. In acht nemen markttijden

  • 1. Het is een vergunninghouder verboden meer dan 2,5 uur voor de aanvang en meer dan 2 uur na afloop van de markt ruimte in te nemen of te doen innemen op het marktterrein met een voertuig, met goederen of anderszins, of goederen aan- of af te voeren of te laten aan- of afvoeren.

  • 2. Een vergunninghouder neemt zijn standplaats in tot de sluitingstijd van de markt, behoudens een op aanvraag door of namens burgemeester en wethouders verleende ontheffing. Aan een ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 15. Markt schoonhouden

  • 1. Een vergunninghouder is verplicht afval, waaronder verpakkingsmateriaal, dat tijdens de door hem uitgeoefende verkoop op zijn standplaats vrij komt zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegden kan worden meegenomen of verspreid. Hij voert het afval op geëigende wijze onmiddellijk na afloop van de markt af of laat het afvoeren.

  • 2. Een vergunninghouder is verplicht de door hem ingenomen standplaats en de naaste omgeving daarvan na afloop van de markt veegschoon achter te laten.

Artikel 16. Instructies marktmeester opvolgen.

De vergunninghouder is verplicht de instructies van de marktmeester terstond en nauwkeurig op te volgen.

Hoofdstuk 5. Handhaving

Artikel 17. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen marktmeester en de overige door hen aangewezen toezichthouders.

Artikel 18. Onmiddellijke verwijdering

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunninghouder of iemand die hem bijstaat of vervangt gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling overtreedt of heeft overtreden.

Artikel 19. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 20. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Marktverordening Aalten 2005 wordt ingetrokken met ingang van de dag waarop deze verordening in werking treedt.

  • 2. Degenen die krachtens artikel 9 van de Marktverordening Aalten 2005 op de wachtlijst werden geplaatst behouden de rechten die daaruit voortvloeien gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. Een krachtens de Marktverordening Aalten 2005 verleende vergunning of ontheffing geldt als vergunning of ontheffing verleend krachtens deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen deze ambtshalve vervangen door een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.

  • 4. Aanvragen om vergunning of ontheffing die zijn ingediend onder de Marktverordening Aalten 2005 maar waarop nog niet is beschikt bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld overeenkomstig deze verordening.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening weekmarkt Aalten 2016.

  • 2. Dit besluit treedt in werking op de dag nadat het op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Aalten d.d. 20 april 2016.
De voorzitter, G. Berghoef
De griffier, M.A.J.B. Fiering

Toelichting

Algemeen

Het doel van deze verordening is in principe tweeledig. Ten eerste worden hiermee de kaders gecreëerd om de weekmarkt in Aalten zodanig te (her)organiseren dat de markt aantrekkelijk blijft voor zowel consumenten (een divers aanbod van goede kwaliteit) als marktkooplieden en de gemeentelijke belangen tegelijkertijd beschermd worden. Ten tweede heeft deze verordening tot doel dit alles op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, ontdaan van overbodige regels en administratieve lasten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Toepassingsgebied

Op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Gemeentewet (hierna: Gemw.) kunnen burgemeester en wethouders jaarmarkten of gewone marktdagen instellen (en afschaffen of veranderen).

Nu de weekmarkt in Dinxperlo is verzelfstandigd heeft deze verordening alleen betrekking op de weekmarkt te Aalten op donderdagmorgen.

Samenloop met APV.

De regulering van andere ambulante handel dan waarop deze verordening van toepassing is, is te vinden in de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) van de gemeente Aalten. De APV bevat bijvoorbeeld het vergunningstelsel voor evenementen, zoals braderieën en bepalingen over collecteren, venten, standplaatsen niet zijnde standplaatsen op markten en snuffelmarkten. Uit de in de APV opgenomen bepalingen blijkt steeds dat deze niet van toepassing zijn op door burgemeester en wethouders op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemw. ingestelde markten.

Artikel 2. Inrichtingsplan en marktcommissie

Dit artikel schrijft voor dat burgemeester en wethouders voor de markt een op die markt toegesneden inrichtingsplan vaststellen en regelt wat daarin geregeld moet en kan worden. Het inrichtingsplan dient voorzien te zijn van een kaart waarop het in lid 2 genoemde is aangegeven. De verplichting om een inrichtingsplan vast te stellen vervangt de voorheen in de Marktverordening opgenomen bevoegdheid van het college om de inrichting van de markt te bepalen, nadere regels te stellen en een marktreglement vast te stellen. De in artikel 2 opgenomen opsomming van (al dan niet verplichte) onderdelen van het inrichtingsplan is niet limitatief. In het inrichtingsplan kan alles worden opgenomen dat voor het functioneren van de markt van belang is, zolang dat niet in strijd is met het bepaalde in deze verordening.

Burgemeester en wethouders stellen ten behoeve van de adviescommissie

(marktcommissie) een reglement op waarin samenstelling, werkwijze en takenpakket worden vastgelegd (lid 4).

Artikel 3. Verbod uitoefening markthandel zonder vergunning.

Lid 2

Vaste standplaatsvergunningen gelden in beginsel voor onbepaalde tijd, maar hier kan van worden afgeweken. Bijvoorbeeld als gewerkt wordt met een ‘proefperiode’. In bijzondere gevallen kan een andere standplaats worden aangewezen. Daarbij kan gedacht worden aan extreme weersomstandigheden, noodzakelijke reconstructiewerkzaamheden of bij evenementen.

Lid 6.

Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijke persoon en de beperking tot één vergunning per persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van vergunningen nagestreefd. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder.

Doordat de eis van handelingsbekwaamheid niet gekoppeld is aan een minimumleeftijd komen ook zestien- en zeventienjarigen aan wie door de kantonrechter handlichting is verleend in aanmerking voor een vergunning. Er is geen reden om minderjarigen die in het rechtsverkeer als handelingsbekwaam beschouwd worden, van de vergunning uit te sluiten.

Het vereiste ‘gerechtigd in Nederland arbeid te verrichten’ ziet met name op vreemdelingen die een vergunning ingevolge de Wet arbeid vreemdelingen nodig hebben. 

Een verleende vergunning kan door de vergunninghouder niet worden overgedragen of verhandeld. Op grond van artikel 7 is overschrijving onder bepaalde omstandigheden wel mogelijk.

In het kader van de behandeling van de vergunningaanvraag dient de aanvrager een kopie van een geldig legitimatiebewijs over te leggen.

Artikel 4. Mandaatverboden

De bevoegdheid tot het instellen van het inrichtingsplan is bij artikel 2 lid 1 aan burgemeester en wethouders gedelegeerd. Het inrichtingsplan is van een zo centraal belang voor het ordenen van de markt dat ze door burgemeester en wethouders zelf behoren te worden vastgesteld en gewijzigd. Het toewijzen van vaste standplaatsvergunningen door middel van een selectiestelsel is fraudegevoelig. Het is daarom verstandig daarover niet te laten beslissen door een ambtenaar die geregeld met betrokkenen in aanraking komt.

Artikel 5. Vrijgekomen standplaats; plaatsverbetering volgens anciënniteit

Als een vaste standplaats vrijkomt geldt als uitgangspunt dat deze op aanvraag wordt toegewezen aan de houder van de oudste vergunning voor een vaste standplaats, tenzij die toewijzing in strijd is met het inrichtingsplan. Het anciënniteitstelsel is niet van toepassing wanneer een vaste standplaatsvergunning wordt overgeschreven als bedoeld in artikel 7.

Artikel 6. Selectiestelsel

In dit artikel is een selectiestelsel uitgewerkt waarmee aanvragen voor de te verlenen nieuwe vaste standplaatsvergunningen op bepaalde aspecten kunnen worden beoordeeld.

Voor elk van de onder lid 4 a tot en met c genoemde aspecten kunnen burgemeester en wethouders per gegadigde 0 tot en met 10 punten toekennen. De voorkeur van de adviescommissie/marktcommissie geldt als een vierde criterium. Dit criterium weegt in die zin zwaar dat de voorkeur van de marktcommissie voor een gegadigde altijd staat voor 10 punten (dus een kwart van het door een gegadigde maximaal aantal te verdienen punten). De marktcommissie dient haar voorkeur te motiveren.

Artikel 7. Overschrijven van de vaste standplaatsvergunning

Het overlijden van de houder van een vaste standplaatsvergunning, de onmogelijkheid van de vergunninghouder om nog langer zelf gebruik te maken van de vergunning of de wens van de vergunninghouder om niet langer gebruik te maken van zijn vergunning kan verstrekkende financiële gevolgen hebben voor zijn partner, zijn huisgenoot, zijn nabestaanden, de persoon die al langere tijd is geregistreerd als mede-eigenaar van diens bedrijf of zijn werknemer(s).  Met het oog daarop regelt dit artikel de gevallen en voorwaarden waaronder het mogelijk is om, in afwijking van het selectiestelsel van artikel 6, een vaste standplaatsvergunning over te schrijven. Het gaat om overschrijving met alle daaraan verbonden voorwaarden en beperkingen, waaronder dus de nader bepaalde individuele standplaats.

Uit de redactie van artikel 7 blijkt dat het recht op overschrijving van de vergunning in afnemende mate toekomt aan:

  • 1.

    de echtgenote.

  • 2.

    de geregistreerde partner.

  • 3.

    de persoon waarmee de vergunninghouder aantoonbaar duurzaam samenwoonde.

  • 4.

    de mede-eigenaar.

  • 5.

    het kind, tevens werknemer.

  • 6.

    de werknemer in loondienst.

Het selectiestelsel van artikel 6 is erop gericht een vrije standplaats toe te wijzen aan die marktondernemer die de meeste meerwaarde biedt voor de markt. Op dit principe wordt een uitzondering gemaakt voor de in dit artikel opgesomde (categorieën van) personen. Gegadigden voor overschrijving van de vergunning moeten aantonen dat ze aan de daaraan gestelde voorwaarden voldoen. De persoon waarmee de vergunninghouder duurzaam samenwoont of (in geval van overlijden) samenwoonde dient aan te tonen dat hij of zij gedurende minimaal de laatste 3 jaar met de vergunninghouder in dezelfde woning hoofdverblijf hield en met hem een gezamenlijke huishouding voerde. Een mede-eigenaar van het bedrijf kan dit bijvoorbeeld aantonen door de inschrijving bij de Kamer van Koophandel over te leggen. Een werknemer in loondienst toont zijn arbeidrelatie aan door het overleggen van fiscale jaaropgaven voor de inkomstenbelasting en een arbeidsovereenkomst. Met de termijn van 3 jaar worden geen kalenderjaren maar feitelijke jaren bedoeld.

Wanneer meer personen aanspraak maken op overschrijving van de vergunning en deze personen volgens de hierboven vermelde opsomming en de overige bepalingen van deze verordening een zelfde recht kunnen doen gelden (bijvoorbeeld kinderen of werknemers) schrijven burgemeester en wethouders de vergunning over op de persoon die, alle omstandigheden in aanmerking nemend, in redelijkheid het meest zou worden benadeeld door het afwijzen van zijn aanvraag tot overschrijving.

  

Lid 3.

Overschrijving van een vaste standplaatsvergunning is niet mogelijk als dat in strijd is met de geldende branche-indeling/branchelijst, die onderdeel uitmaakt van het Inrichtingsplan. De branche-indeling kan door het college, op grond van gewijzigde omstandigheden en de marktcommissie gehoord, worden aangepast. Als die aanpassing inhoudt dat het aantal toegestane vergunningen in een bepaalde branche of artikelgroep wordt verminderd kan dat betekenen dat er gedurende een bepaalde periode meer vergunningen in die branche of artikelgroep zijn verleend dan de aangepaste branche-indeling toestaat. Reeds verleende vergunningen dienen immers te worden gerespecteerd omdat er sprake is van een verworven recht. Wanneer zo’n vergunning, om welke reden ook, vervalt prevaleert in beginsel het belang dat is gediend met de branche-indeling boven het individueel belang dat eventuele gegadigden hebben bij overschrijving van de vergunning. Overschrijving van de vergunning is dan dus niet mogelijk. Anders zou het immers zelfs op de langere termijn vrijwel onmogelijk zijn om de wijzigingen in de branche-indeling feitelijk te implementeren.

 

Lid 6 Hardheidsclausule

Nieuw in deze verordening is dat een vergunninghouder zich kan laten vervangen door vaste bij de gemeente geregistreerde vervangers (artikel 8) en dus dat niet meer strikt wordt vastgehouden aan de persoonlijke aanwezigheid van de vergunninghouder op zijn standplaats. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de in de loop der jaren gegroeide praktijk en de wens van de marktondernemers en de marktcommissie. Daar staat tegenover dat overschrijving van vergunningen alleen maar mogelijk is op personen waarvan duidelijk is dat zij een zekere feitelijke verbondenheid met de markt hebben. Deze verbondenheid blijkt uit het feit dat die persoon via de vergunninghouder al enige tijd bij de markt betrokken is, bijvoorbeeld de medevennoot van de vergunninghouder die dat al minimaal 3 jaar is of het kind van de vergunninghouder dat al 3 jaar werknemer is van de vergunninghouder. Door deze eis te stellen wordt voorkomen dat een vergunning op een persoon moet worden overgeschreven die met de markt geen enkele connectie of affiniteit heeft. Zonder die eis zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn dat het kind van een plotseling overleden vergunninghouder de vergunning op zijn naam kan laten overschrijven, terwijl hij nooit werkzaam is geweest op de markt en dat in de toekomst ook niet van plan is omdat hij zich wil laten vervangen door een vaste, bij de gemeente geregistreerde vervanger zodat hij zijn baan elders niet hoeft op te geven. Het is in het belang van (de kwaliteit van) de markt dat vergunninghouders ook daadwerkelijk bij de markt betrokken zijn en niet enkel een financieel belang daarbij hebben.

Door het stellen van de eis van 3 jaar verbondenheid wordt ook voorkomen dat de vaste standplaatsvergunning een verhandelbaar goed wordt. Zonder het stellen van die eis zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn dat een vergunninghouder korte tijd voor de dag waarop hij met de markthandel wil stoppen een werknemer in dienst neemt zodat het college gehouden is zijn vergunning aan de nieuwbakken werknemer over te schrijven. Als een standplaats vrij komt moet in beginsel iedereen in aanmerking kunnen komen voor die standplaats, waarbij het belang van de markt voorop staat. Een en ander is ook in overeenstemming met het doel van het eveneens in deze verordening geïntroduceerde selectiestelsel van artikel 6: een vrijgekomen standplaats wordt toegekend aan degene die in alle opzichten het meest een meerwaarde voor de weekmarkt betekent.

Het voorgaande neemt niet weg dat het strikt vasthouden aan de eis van 3 jaar verbondenheid onder bepaalde omstandigheden onredelijke en/of onwenselijke gevolgen kan hebben. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie dat het gezin van een plotseling overleden vergunninghouder onevenredig financieel zou worden benadeeld als de vergunning om formele redenen niet op een kind kan worden overgeschreven of de situatie waarin de partner van een plotseling overleden vergunninghouder formeel niet in aanmerking komt voor overschrijving van de vergunning omdat dit in strijd is met de voor de markt geldende branche-indeling. In dergelijke gevallen kan het college, alle omstandigheden in aanmerking nemend en alle belangen tegen elkaar afwegend, de in lid 5 opgenomen “hardheidsclausule” toepassen.

 

Artikel 8. Vervanging vergunninghouder en geoorloofde afwezigheid

Lid 1.

Al langere tijd wordt de regel van persoonlijke aanwezigheid van de vergunninghouder op zijn standplaats niet meer strikt gehandhaafd. In artikel 8 van deze verordening is daarom opgenomen dat de vergunninghouder niet (meer) verplicht is om persoonlijk op de standplaats aanwezig te zijn en zich kan laten vervanger door maximaal twee bij de gemeente geregistreerde vaste vervangers. Voor de hand liggende vaste vervangers zijn bijvoorbeeld de werknemer of de partner van de vergunninghouder. Ten behoeve van de registratie van de vervanger wordt een kopie van een geldig identificatiebewijs overgelegd.

 

Lid 2

Het recht om gedurende maximaal 8 marktdagen (en maximaal 4 opeenvolgende marktdagen) per jaar de standplaats niet in te nemen stelt de vergunninghouder en zijn vaste vervangers in staat gedurende een aantal marktdagen andere activiteiten, zoals vakanties, te plannen zonder in strijd te geraken met de verplichting tot het innemen van de standplaats.  De marktmeester registreert het aantal dagen dat de standplaats niet wordt ingenomen.

  

Lid 3

Het zou niet redelijk zijn een vergunninghouder het niet innemen van zijn standplaats als gevolg van een onvoorziene, plotseling opkomende en zwaarwegende omstandigheid tegen te werpen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een kortdurende ziekte, een ongeval, een sterfgeval in de familie of het niet op de weekmarkt kunnen verschijnen wegens zeer extreme weersomstandigheden. Het niet innemen van de standplaats vanwege dergelijke oorzaken gaat dan ook niet ten koste van het maximum van acht marktdagen “geoorloofde” afwezigheid als bedoeld in het tweede lid. Het college beslist over gegrondheid van de reden van afwezigheid.

 

Lid 5

Wanneer een vaste standplaats niet wordt ingenomen kunnen burgemeester en wethouders dan wel de marktmeester de vaste standplaats, al dan niet in de vorm van een dagplaats, tijdelijk aan een ander toewijzen. Aldus kan het ontstaan van lege plekken op de markt zoveel mogelijk worden voorkomen. Dezelfde standplaats wordt echter niet toegewezen aan een marktondernemer die in dezelfde branche als de vergunninghouder werkzaam is.

 

Artikel 9. Intrekking vaste standplaatsvergunning en vervallen vaste standplaatsvergunning bij niet innemen

Lid 1 sub c

Wanneer een vergunninghouder het werk op de weekmarkt voortdurend overlaat aan zijn geregistreerde vervanger en bovendien door zijn houding de indruk wekt dat hij feitelijk niet meer functioneert als vergunninghouder kan het college de aan hem verleende standplaatsvergunning intrekken, tenzij er een reden is om de standplaatsvergunning over te schrijven als bedoeld in artikel 7. Gedacht kan worden aan de situatie dat de vergunninghouder al langere tijd niet (telefonisch) bereikbaar is of stelselmatig niet meer reageert op schriftelijke berichten of e-mails van de gemeente. Een indicatie is eveneens dat de vergunninghouder stelselmatig verzuimt wijzigingen in zijn bij de gemeente geregistreerde (contact-)gegevens te melden. Tenslotte kan ook worden gedacht aan de situatie dat in redelijkheid moet worden aangenomen dat de vergunninghouder geen enkele verbondenheid meer heeft met de weekmarkt, bijvoorbeeld omdat hij is geëmigreerd.

Lid 2.

Naar aanleiding van recente jurisprudentie (o.a. AB 2011/238) is ervoor gekozen om hier niet meer te spreken van schorsing maar van tijdelijke intrekking. Volgens artikel 5:4 van de Awb moet elke bestuurlijke sanctie een formeelwettelijke grondslag hebben; dat geldt voor herstelsancties evenzeer als voor bestraffende. Net als een schorsing wordt een intrekking veelal als een sanctie beschouwd, soms bestraffend, soms herstelsanctie. Bij een intrekking maakt de jurisprudentie over het algemeen echter geen punt van het eventueel ontbreken van een formeelwettelijke basis. De intrekkingbevoegdheid wordt zo nodig beschouwd als impliciet, als inbegrepen in de verleningsbevoegdheid.

Burgemeester en wethouders kunnen uiteraard gebruik maken van alternatieve middelen zoals het geven van een waarschuwing of het aanbieden van een betalingsregeling. Alvorens gebruik te maken van de relatief zware bevoegdheid tot het voor een bepaalde of onbepaalde tijd intrekken van de vergunning wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken.

 

Lid 2 sub c

Er is een algemeen belang mee gediend dat standplaatsen zoveel als mogelijk worden ingenomen. Lege plekken op de weekmarkt doen immers afbreuk aan de aantrekkelijkheid van de markt voor consumenten. Op den duur kan dat leiden tot verminderd bezoek en aantasting van de kwaliteit van de markt. Buiten de geoorloofde afwezigheid als beschreven in artikel 8 is afwezigheid enkel toegestaan vanwege bijzondere omstandigheden en (indien redelijkerwijs mogelijk) met voorafgaande kennisgeving aan de marktmeester en onder opgaaf van redenen. Burgemeester en wethouders oordelen over de gegrondheid van de reden van afwezigheid. De marktmeester administreert de afwezigheid. Als de vaste standplaats bij herhaling en/of gedurende een aaneengesloten periode van meer dan vier aaneengesloten marktdagen onaangekondigd en/of zonder legitieme reden niet wordt ingenomen besluiten burgemeester en wethouders omtrent de te ondernemen stappen.

 

Lid 3.

Ingeval van tijdelijke intrekking kan tevens worden bepaald dat de standplaats vervalt. Dan zal de vergunninghouder na afloop van de intrekkingstermijn genoegen moeten nemen met een minder aantrekkelijke standplaats, hetgeen als een verzwaring van de maatregel moet worden beschouwd.

 

Lid 4.

Wanneer een vergunninghouder of zijn vervanger de vaste standplaats bij aanvang van de markt niet heeft ingenomen kan de marktmeester op grond van artikel 10 resp. 11 voor die standplaats een dagplaatsvergunning of standwerkvergunning aan een ander afgeven. De weekmarkt in Aalten vangt aan om 08.00 uur.

 

Artikel 10. Dagplaatsvergunning

De dagplaatsvergunning wordt verleend door de door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen marktmeester.

 

Lid 1.

Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als de vergunning voor de betrokken plaats is vervallen voor die marktdag doordat de vergunninghouder of zijn vervanger niet tijdig is komen opdagen; zie artikel 9, vierde lid.

 

Lid 3.

Het in aanmerking nemen van een langere termijn betekent dat langer dan vier marktdagen wordt ‘teruggekeken’ om te zien of de betrokkene zich heeft misdragen of in gebreke is gebleven met de betaling van zijn marktgeld.

De aanvrager van de vergunning dient te voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 3 lid 6 van deze verordening.

 

Artikel 11. Standwerkvergunning

De standwerkvergunning wordt eveneens verleend door de door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen marktmeester. De vergunningverlening volgt de systematiek van de dagplaatsvergunning.

 

Artikel 14. In acht nemen markttijden

Teneinde de markt tot het einde aantrekkelijk te houden voor het publiek en uit veiligheidsoverwegingen moet worden voorkomen dat standplaatsen al worden ontruimd voor de sluitingstijd van de markt.

 

Artikel 18. Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemw is bepaald dat het gemeentebestuur onder andere ter uitvoering van gemeentelijke verordeningen de bevoegdheid heeft een last onder bestuursdwang op te leggen. Artikel 18 geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om een bijzondere vorm van bestuursdwang (verwijdering) toe te passen als een vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog op de markt of bij andere overtredingen van de marktverordening.

Bij deze vorm van bestuursdwang wordt spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:31, eerste lid, van de Awb, verondersteld. Dan kan de bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last. Bij zéér spoedeisende gevallen, waarbij een besluit niet kan worden afgewacht, kan bestuursdwang onmiddellijk worden toegepast (artikel 5:31, tweede lid, van de Awb). Wel dient het besluit in dat geval achteraf alsnog bekendgemaakt te worden overeenkomstig artikel 5:31, tweede lid, van de Awb jo. artikel 5:24, derde lid, van de Awb. Het hangt van de omstandigheden van het geval af of er sprake is van een spoedeisend geval, of misschien zelfs van een zeer spoedeisend geval.

Het mandateren van deze bevoegdheid is mogelijk.

 

Artikel 20. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

Deze marktverordening vervangt de oude marktverordening. Het op de oude markverordening gebaseerde marktreglement vervalt daarmee automatisch ook.

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden geen nieuwe marktondernemers meer op de wachtlijst geplaatst. Marktondernemers die voor die datum krachtens de Marktverordening gemeente Aalten 2005 op de wachtlijst werden geplaatst behouden hun rechten gedurende twee jaar na inwerkingtreding van deze verordening.