Regeling vervallen per 01-01-2016

Bezoldigingsverordening 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2015

Intitulé

Bezoldigingsverordening 2009

Burgemeester en wethouders van Almere,

gelet op artikel 3:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst gemeente Almere 2007 (CAR/UWO);

gelezen het voorstel van de afdeling HRM van de Stafdienst Bedrijfsvoering d.d. 21 november 2008;

B E S L U I T E N

1. in te trekken de Bezoldigingsverordening 1996, vastgesteld op 15 mei

1996, sedertdien gewijzigd;

2. vast te stellen de navolgende Bezoldigingsverordening 2009

BEZOLDIGINGSVERORDENING 2009

ARTIKEL 1 DEFINITIES

  • a. ambtenaar: de ambtenaar zoals bedoeld in artikel 1:1, lid 1, sub a, van de CAR/UWO;

  • b. salaris: het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, lid 2, sub b, van de CAR/UWO;

  • c. salaris per uur: het 1/156e deel van het salaris bij een gemiddeld 36urige werkweek;

  • d. salarisschaal: de schaal, als bedoeld in artikel 3:1, lid 2, sub a, van de CAR/UWO, opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage A;

  • e. salarisnummer: een aanduiding, bestaande uit een getal dat in een salarisschaal vóór een salaris is vermeld;

  • f. maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal dat kan worden bereikt door jaar-

    lijkse salarisverhogingen;

  • g. bezoldiging: de bezoldiging, als bedoeld in artikel 3:1, lid 2, sub c, van de CAR/UWO;

  • h. functie: het samenstelsel van werkzaamheden door de ambtenaar te

    verrichten;

  • i. functiewaarde- het op systematische wijze in rangorde plaatsen van

    ringsonderzoek: functies met als criterium de relatieve zwaarte van het

    werk;

  • j. conversie: de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • k. volledige werkijd: een werktijd welke gemiddeld 36 werkuren per week omvat.

ARTIKEL 2 UITBETALING BEZOLDIGING

  • 1. Het recht op bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op bezoldiging aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2. Het recht op bezoldiging eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

ARTIKEL 3 BEREKENING OVER GEBROKEN TIJDVAKKEN

Wanneer het salaris, een emolument of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

ARTIKEL 4 VASTSTELLING SALARISSEN

  • 1. De salarissen van de ambtenaren, wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage A.

  • 2. Voor de toepassing van artikel 4a:3 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst gemeente Almere 2007 kunnen burgemeester en wethouders op verzoek van de ambtenaar zijn bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, zijn eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3:6, zijn vakantietoelage als bedoeld in artikel 6:3 of zijn vergoeding als bedoeld in artikel 4a:1, vijfde lid van die aangehaalde regeling verlagen voor door burgemeester en wethouders vastgestelde bestedingsmogelijkheden.

ARTIKEL 5 BEPALING SALARISSCHAAL

  • 1. Burgemeester en wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij hij de functie (nog) niet volledig vervult dan wel zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 3. Anders dan bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen, onverminderd het bepaalde in het vorige lid, op grond van nader te stellen regels, een ambtenaar een salarisschaal met een lager maximumsalaris toekennen dan de salarisschaal die met inachtneming van het functiewaarderingsonderzoek zoals bedoeld in lid 1 is vastgesteld.

ARTIKEL 6 SALARIS BIJ AANSTELLING

  • 1. Bij aanstelling kennen burgemeester en wethouders de ambtenaar het salaris toe dat is vermeld achter het salarisnummer 0 van bijlage A.

  • 2. Van het bepaalde in het vorige lid kan worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, indien daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

  • 3. Wanneer de ambtenaar niet aan de functie-eisen voldoet of nog geen juist beeld is verkregen van zijn wijze van functioneren, kan hij worden aangesteld in een lagere salarisschaal dan de in lid 1 bedoelde salarisschaal. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen.

ARTIKEL 7 PERIODIEKE VERHOGING VAN HET SALARIS

  • 1. Het salaris van de ambtenaar die het maximum-salaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, wordt bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en ijver binnen de voor hem geldende salarisschaal éénmaal per jaar verhoogd tot het naast hogere bedrag. Deze verhoging gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de aanspraak ontstaat.

  • 2. Het tijdstip, waarop ingevolge de in lid 1 bedoelde ambtenaar voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd, indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

  • 3. De tijd gedurende welke de ambtenaar ingevolge wettelijke verplichting als militair in werkelijke dienst is, zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van de CAR/UWO, wordt geacht in zijn betrekking met verlof te zijn en wordt voor de toekenning van het salaris als diensttijd in aanmerking genomen.

  • 4. Bij het toekennen van periodieke verhogingen blijft buiten beschouwing:

    • a.

      de tijd, doorgebracht met verlof buiten genot van bezoldiging, indien het verlof is verleend uitsluitend in het belang van de ambtenaar, dan wel is verleend onder voorwaarde, dat bedoelde tijd niet zal meetellen voor de vaststelling van de voor periodieke verhoging geldende diensttijd;

    • b.

      de tijd, doorgebracht met verlof buiten genot van bezoldiging, voor zover deze een tijdvak van een jaar te boven gaat;

    • c.

      de tijd, gedurende welke de ambtenaar in de uitoefening van zijn ambt is geschorst:

      1. bij wijze van disciplinaire straf;

      2. op grond van het feit dat een strafrechtelijke vervolging wegens

      misdrijf tegen hem is ingesteld, of hem door burgemeester en wethouders het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is te kennen gegeven, of hem van de oplegging van deze strafmededeling is gedaan, dan wel dat hij zich in verzekerde bewaring bevindt;

      3. omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde.

  • 5. Indien vaststaat, dat een schorsing als bedoeld onder het vorige lid, sub c, onder 2, niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd, telt de tijd van deze schorsing alsnog mede voor de vaststelling van de voor periodieke verhoging geldende diensttijd.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in het vierde lid, sub b, kan, indien in het algemeen belang verlof buiten genot van bezoldiging wordt genoten voor een tijdvak van langer dan een jaar, dit tijdvak volledig in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de voor periodieke verhoging geldende diensttijd.

ARTIKEL 8 EXTRA SALARISVERHOGING

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de ambtenaar, die het maximum-salaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver, een extra salarisverhoging toekennen tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris.

  • 2. Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen.

ARTIKEL 9 NIET TOEKENNEN PERIODIEKE SALARISVERHOGING

  • 1. Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de ambtenaar kunnen burgemeester en wethouders bepalen, dat ten aanzien van hem salarisverhogingen, als bedoeld in artikel 7, achterwege worden gelaten.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadien bepalen dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend.

  • 3. Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval vóór de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 10 Salarisinpassing in een salarisschaal met een hoger maximum salaris

  • 1. Wanneer de ambtenaar door de wijze van functievervulling op basis van het Beloningsreglement kan worden ingepast in de functie- of uitloopschaal, zoals bedoeld in genoemd reglement, dan wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal zodanig vastgesteld, dat een salarisverhoging wordt verkregen tot een bedrag dat overeenkomt met ten minste één periodieke verhoging in die hogere salarisschaal.

  • 2. Wanneer de ambtenaar een andere functie met een hogere functieschaal gaat vervullen, dan is het gestelde in lid1 met betrekking tot de salarisinpassing, overeenkomstig van toepassing.

  • 3. Wanneer als resultaat van functiewaardering voor een rasterfunctie binnen de functie-/ rasterfamilie een hogere functieschaal gaat gelden en de ambtenaar, die deze functie vervult, in een hogere salarisschaal (aanloop-, functie- dan wel uitloopschaal) kan worden ingepast, dan wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal bepaald op hetzelfde bedrag als in de oude salarisschaal. Komt hetzelfde bedrag in de nieuwe salarisschaal niet voor, dan wordt het salaris bepaald op het direct naasthogere bedrag in die salarisschaal. Derhalve wordt er in dit geval –in tegenstelling tot de leden 1 en 2- niet ten minste één periodieke salarisverhoging in de nieuwe hogere salarisschaal toegekend.

ARTIKEL 11 SALARISBEPALING BIJ DEELTIJDARBEID

Het salaris van de ambtenaar met een niet-volledige werktijd wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige werktijd.

ARTIKEL 12 UITLOOPSCHAAL

  • 1. De ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijk heeft gegeven van langdurige bijzondere uitoefening van de functie, kan in de naasthogere salarisschaal worden ingepast (uitloopschaal).

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 gelden voor de ambtenaar in functieschaal 18 de volgende toeslagen als uitloop:

    • a.

      het eerste jaar 3 % van het maximum van schaal 18;

    • b.

      het tweede jaar 6 % van het maximum van schaal 18;

    • c.

      het derde jaar 9 % van het maximum van schaal 18.

  • 3. Voor de uitvoering van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen.

ARTIKEL 13 MINIMUM-INKOMEN

  • 1. Indien het salaris minder is dan het maandbedrag van het minimumloon, dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Stb. 1968, 657) geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de ambtenaar, wordt hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil.

  • 2. Voor de ambtenaar met een niet volledige werktijd, wordt het voor werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige werktijd.

ARTIKEL 14 TOELAGE VOOR ONREGELMATIGE DIENSTEN

  • 1. Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11 van bijlage A en voor wie werktijden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 3:3 van de CAR/UWO, wordt door burgemeester en wethouders een toelage toegekend.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur.

    Dit percentage bedraagt:

    • a.

      20 voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;

    • b.

      40 voor de uren op zaterdag en de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0 en 6 uur en

      tussen 22 en 24 uur;

    • c.

      65 voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, van de

      CAR/UWO;

      met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximumsalaris behorende bij salarisschaal 6.

  • 3. Voor de in het vorige lid, onder sub a, genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 7 uur, respectievelijk is beëindigd ná 19 uur.

  • 4. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders een regeling treffen, welke het bepaalde in dit artikel aanvult of daarvan afwijkt.

ARTIKEL 15 AFBOUW TOELAGE VOOR ONREGELMATIGE DIENSTEN

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 14 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:

    • a.

      die blijvende verlaging ten minste 3% van de bezoldiging bedraagt;

    • b.

      de ambtenaar de toelage, als bedoeld in artikel 14, direct voorafgaande aan het tijdstip van

      vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 2 jaren zonder

      wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder, wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikel 14, een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend indien: de ambtenaar de toelage als bedoeld in artikel 14 direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij, onmiddellijk voor de aanvang van die toelage, gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in artikel 14 heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen.

ARTIKEL 16 BEZWARENDE ONSTANDIGHEDEN

  • 1. Aan de ambtenaar, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders belast is met arbeid onder bezwarende omstandigheden, kan door burgemeester en wethouders boven het salaris een vergoeding worden verleend.

  • 2. Voor de uitvoering van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen.

ARTIKEL 17 BELONINGSDIFFERENTIATIE als gevolg van ARBEIDSMARKTVERHOUDINGEN

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders op voorstel van het diensthoofd een arbeidsmarkttoeslag, een bindingspremie, dan wel een hogere schaalindeling toekennen naar door hen vast te stellen nadere regels.

ARTIKEL 18 PREMIE SCHADEVRIJ RIJDEN

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de ambtenaar, die voor de uitoefening van de dienst gebruik maakt van een dienstvoertuig, een premie schadevrij rijden toekennen.

  • 2. Voor de uitvoering van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen.

ARTIKEL 19 VERGOEDING EIGEN VERVOERMIDDEL

Burgemeester en wethouders kunnen aan de ambtenaar die voor de uitoefening van de dienst gebruik maakt van een eigen vervoermiddel, een vergoeding toekennen naar door hen vast te stellen nadere regels.

ARTIKEL 20 VASTSTELLING REFERTE-TIJDVAK TOELAGEN

Voor de toepassing van artikel 7:8:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst gemeente Almere 2007 wordt –ingeval de ambtenaar wegens ziekte verhinderd is zijn betrekking te vervullen- de toelage en de afbouwtoelage voor onregelmatige diensten alsmede de prestatiebeloning slechts geacht te behoren tot de bezoldiging tot een bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie kalendermaanden of in de dertien kalenderweken, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand of per week is toegekend aan die vergoeding of die beloning, al naar gelang de bezoldiging van de ambtenaar per maand of per week wordt uitbetaald.

Voor zover de ambtenaar op evenbedoelde datum minder dan drie maanden of dertien kalenderweken zijn betrekking heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand of week is toegekend over het tijdvak waarin hij vóór het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.

ARTIKEL 21 ONVOORZIENE GEVALLEN

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

ARTIKEL 22 SLOTBEPALINGEN

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Bezoldigingsverordening 2009;

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin zij is vastgesteld.

Ondertekening

Almere, 2 december 2008
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
A.J. Grootoonk A. Jorritsma- Lebbink

Bijlage A bij de Bezoldigingsverordening 2009 per: 1 juni 2008

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling