Treasurystatuut 2015

Geldend van 18-06-2015 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut 2015

De raad van de gemeente Almere,

Gelet op artikel 212, tweede lid, aanhef en onder c van de Gemeentewet,

BESLUIT

vast te stellen het navolgende treasurystatuut welk statuut in nauwe samenhang met de Wet financiering decentrale overheden (FIDO), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden, het besluit leningvoorwaarden decentrale overheden en van de uitvoeringregeling Financiering Decentrale Overheden gestelde regels dient te worden gelezen:

Artikel 1 Doel treasury

Het college heeft in het kader van de treasuryfunctie tot taak:

  • 1.

    Het bewaken en optimaliseren van de financieel-economische positie van de gemeente;

  • 2.

    Het beschermen van het vermogen en het renteresultaat tegen ongewenste financiële risico’s;

  • 3.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de financiële logistiek, zowel binnen de gemeente als ten aanzien van externe partijen;

  • 5.

    Het voeren van effectief vermogensbeheer;

  • 6.

    Het tijdig beschikbaar hebben van financieringsmiddelen tegen zo gunstig mogelijke prijzen, rekening houdend met de randvoorwaarden (kasgeldlimiet) en de aard van de financieringsbehoefte (kort versus lang);

  • 7.

    Minimaliseren van de rentekosten van de financieringsportefeuille en overige interne en externe verwerkingskosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 8.

    Optimaliseren van het rendement van de beschikbare liquiditeiten;

  • 9.

    Het in kaart brengen en beheersen van potentiële risico’s met betrekking tot verzekeringen.

Artikel 2 Voorwaarden aangaan van kortlopende geldleningen

Het college dient bij het aangaan van kortlopende geldleningen, zijnde geldleningen met een looptijd van korter dan 1 jaar, ter voorziening in de behoefte aan liquide middelen de volgende voorwaarden in acht te nemen:

De kortlopende geldlening mag alleen plaatsvinden in de vorm van:

  • -

    een kasgeldlening;

  • -

    Commercial Paper contracten;

  • -

    rekening courant overeenkomsten.

Artikel 3 Aangaan van langlopende geldleningen

Het college dient bij het aangaan van langlopende geldleningen, zijnde geldleningen met een looptijd van één jaar of langer, ter voorziening in de behoefte aan financieringsmiddelen op lange termijn (waaronder het aangaan van geldleningen in de vorm van Medium Term Notes contracten) de volgende voorwaarden in acht te nemen:

  • 1.

    het totaal bedrag aan jaarlijks opgenomen langlopende geldleningen mag niet meer bedragen dan € 150.000.000,--

  • 2.

    het aangaan van de geldlening dient in overeenstemming te zijn met de bij en krachtens de Wet financiering decentrale overheden gegeven voorschriften.

Artikel 4: Voorwaarden uitzetten van gelden

  • 1. Bij het doen van feitelijke uitzettingen worden de volgende richtlijnen in acht genomen:

    • a)

      (Tijdelijke) overtollige middelen worden in de schatkist bij het Rijk aangehouden;

    • b)

      Uitgezonderd van deze verplichting zijn:

      • 1.

        Middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal gemiddeld het drempelbedrag schatkistbankieren niet te boven gaan. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal groter dan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan € 3,75 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het dele van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat.

      • 2.

        Middelen aangehouden in fondsen, bedoeld in artikel 15.47 van de wet Milieubeheer (door GS van een provincie opgericht fonds, bestemd voor de zorg van gesloten stortplaatsen);

      • 3.

        Middelen op een G-rekening als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004;

  • 2. Gelden die conform lid 1 uitgezonderd zijn van de verplichting om in de schatkist bij het Rijk te worden aangehouden, zet de gemeente, al dan niet tegen waardepapieren, slechts uit bij en gaat slechts verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten aan met financiële ondernemingen die:

    • a)

      gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en

    • b)

      voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

  • 3. Indien de gelden worden uitgezet of de verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten worden aangegaan voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van het tweede lid, onderdeel b, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren ten minste over een A-rating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus beschikken.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt.

  • 5. De gemeente zet tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering uitsluitend uit bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan, onverminderd het tweede en derde lid.

  • 6. Indien de gemeente een nettingovereenkomst heeft afgesloten met een financiële onderneming met betrekking tot het uitzetten van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering als bedoeld in het vijfde lid, zijn het tweede en derde lid niet van toepassing.

  • 7. Bij het uitlenen van gelden anders dan in het kader van treasury zijn de in de leden 1 tot en met 6 gestelde voorwaarden niet van toepassing. Wel dient in een dergelijk geval de gemeenteraad te worden gehoord alvorens het college over het uitzetten van gelden een definitief besluit neemt.

Artikel 5 Informatievoorziening en verantwoordingsvoorziening algemeen

Het college draagt voor de treasuryfunctie zorg voor een goede informatie- en verantwoordingsvoorziening binnen de gemeente.

Artikel 6 Informatieverstrekking raad

  • Het college brengt over elk afgelopen kwartaal schriftelijk verslag uit aan de gemeenteraad over

  • 1. de wijze waarop gedurende dat kwartaal gebruik is gemaakt van de bevoegdheid kortlopende leningen aan te gaan, waarbij tevens een overzicht dient te worden gegeven van het totale volume aan opgenomen kortlopende geldleningen;

  • 2. de wijze waarop gedurende dat kwartaal gebruik is gemaakt van de bevoegdheid gelden uit te lenen, waarbij tevens een overzicht dient te worden gegeven van het totale volume aan uitgezette middelen en de daarbij behorende tegenpartij;

  • 3. de wijze waarop gedurende dat kwartaal gebruik is gemaakt van de bevoegdheid langlopende leningen aan te gaan, waarbij tevens een overzicht dient te worden gegeven van het totale volume aan aangetrokken langlopende geldleningen.

Artikel 7 Treasuryfunctie

Het college draagt zorg voor de inrichting met bijbehorende functiescheiding van de treasuryfunctie binnen de gemeentelijke organisatie.

Artikel 8 Nadere regels

Het college kan ter uitvoering van dit Treasurystatuut nadere regels stellen.

Artikel 9 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als Treasurystatuut 2015.

Artikel 10 Intrekking

Het Treasurystatuut 2010 zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 20 januari 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit Treasurystatuut treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Almere,
De raad voornoemd,
de voorzitter de griffier
A.Jorritsma-Lebbink J.D. Pruim