Regeling vervallen per 01-10-2019

Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Almere 2012

Geldend van 24-12-2014 t/m 30-09-2019

Intitulé

Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Almere 2012

Marktverordening Almere 2012

De raad van de gemeente Almere;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Almere;

gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de markt(en);

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Almere 2012.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Brancheindeling de indeling in (sub-)branches en het aantal marktkooplieden per branche;

  • b.

    Dagplaats de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een meeloper, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • c.

    Eigen materiaal onder eigen materiaal wordt verstaan een verkoopwagen of markavan (incl. een bijbehorende parasol);

  • d.

    Markt de door het college ingestelde warenmarkt;

  • e.

    Marktmeester de persoon die als zodanig is aangewezen door het college;

  • f.

    Marktterrein de gehele openbare of publiek toegankelijke oppervlakte grond, die bij artikel 2 is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;.

  • g.

    Standplaats de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • h.

    Vergunninghouder de natuurlijke persoon aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een vaste standplaats;

  • i.

    Vaste standplaats de standplaats die na één jaar van rechtswege wordt verlengd.

  • j.

    Meeloper de natuurlijke persoon die in aanmerking wenst te komen voor de toewijzing van een dagplaats, en niet over een vergunning voor een vaste standplaats of standwerkerpas beschikt;

  • k.

    Standwerker de natuurlijke persoon die in aanmerking wenst te komen voor een standwerkerplaats en niet over een vergunning voor een vaste standplaats of meeloperspas beschikt;

  • l.

    Standwerken de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel;

  • m.

    Standwerkerplaats de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • n.

    Waarnemer degene die op basis van een ontheffing een standplaats inneemt voor een vergunninghouder van een vaste standplaats.

Artikel 2 Inrichting van de markt

Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

  • a.

    de dagen en openingstijden;

  • b.

    het aantal standplaatsen;

  • c.

    de afmetingen van de standplaatsen;

  • d.

    de opstelling en indeling van de markt;

  • e.

    welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats, standwerkerplaats, dagplaats, bakplaats en voor eigen materiaal;

  • f.

    een lijst met branches en subbranches;

  • g.

    een maximum aantal vergunninghouders per subbranche.

Artikel 3 Instellen, afschaffen of veranderen van markten

  • 1. Het college is bevoegd markten in te stellen, af te schaffen of te veranderen.

  • 2. Het college kan op grond van dringende redenen, in afwijking van het eerste lid, besluiten dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, een ander tijdstip of op een andere plaats in overleg met Centrale Vereniging Ambulante Handel, bewoners en ondernemers vertegenwoordigd in de marktcommissie.

  • 3. Het college is bevoegd te besluiten dat de markt niet zal plaatsvinden indien het daartoe dringende redenen aanwezig acht.

Artikel 4 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 5 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Hoofdstuk 2. Bepalingen over standplaatsen

Artikel 6 Standplaats

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder toewijzing daarvan door het college.

Artikel 7 Toewijzing standplaatsen

  • 1. Een standplaats wordt toegewezen als vaste standplaats, standwerkerplaats of dagplaats.

  • 2. De toewijzing van een vaste standplaats geschiedt door middel van het verlenen van een vergunning.

Artikel 8 Vereisten innemen standplaats

  • 1. Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en die tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan de publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie Hoofdbedrijfschap Detailhandel en die een legale verblijfsstatus heeft. Voor zover het gaat om toewijzing van een vaste standplaats dient voor de toewijzing bovendien een aanvraag voor een vergunning te zijn ingediend bij het college, tenzij het gaat om een omzetting van een tijdelijke vergunning naar een vergunning voor onbepaalde tijd.

  • 2. Indien een persoon, zoals genoemd in het eerste lid, zijn bedrijfsactiviteiten heeft georganiseerd in een rechtspersoon, wordt een standplaatsvergunning, meeloperpas of standwerkerpas op naam gesteld van deze persoon of een andere bij deze rechtspersoon betrokken persoon. Een standplaatsvergunning, meeloperpas of standwerkerpas wordt echter niet uitgegeven indien al een standplaatsvergunning, meeloperpas of standwerkerpas op naam is gesteld van een andere bij dezelfde rechtspersoon betrokken persoon.

  • 3. Een persoon die zich in de periode van een jaar voorafgaande aan de indiening van de aanvraag om een vergunning aantoonbaar schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog op de markt komt niet in aanmerking voor een vergunning.

Artikel 9 Intrekking van een vergunning

  • 1. Het college trekt een vergunning voor een vaste standplaats in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 10 van het Marktreglement van de gemeente Almere de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2. Het college kan een vergunning voor een vaste standplaats intrekken:

    • a.

      bij arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder, 12 maanden na de dag waarop de periode is begonnen die verband houdt met de arbeidsongeschiktheid, tenzij op grond van artikel 10 van het Marktreglement de vergunning wordt overgeschreven;

    • b.

      indien een vergunninghouder zijn vaste standplaats voor een periode van 12 maanden of meer heeft laten vervangen in het kader van de regeling als bedoeld in artikel 11van het Marktreglement.

  • 3. Het college kan een vergunning voor een vaste standplaats intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 8 genoemde vereisten.

  • 4. Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 10 van het Marktreglement van de gemeente Almere is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

Hoofdstuk 3. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 9 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat dan wel waarneemt:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening, de nadere regels of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    de aanwijzingen van de marktmeester niet opvolgt; of

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 11 Uitsluiting dagplaatshouder en standwerker

Het college kan een meeloper of standwerker van de toewijzing van een dagplaats of standwerkerplaats voor 5 jaar uitsluiten, danwel in het geval van een meeloper voor ten hoogste 4 marktdagen of in het geval van een standwerker voor ten hoogste 1 jaar, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de nadere regels overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    de aanwijzingen van de marktmeester niet opvolgt; of

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 12 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een standplaatshouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog.

Artikel 13 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt bestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 14 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 15 Intrekking oude regeling

De “Marktverordening Almere 2005”, vastgesteld op 14 april 2005, wordt ingetrokken.

Artikel 16 Overgangsbepalingen

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Marktverordening Almere 2005 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening 2005 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening Almere 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d.
10 januari 2013
de griffier, de voorzitter,
J.D. Pruim A. Jorritsma-Lebbink

Toelichting Marktverordening Almere 2012

De Marktverordening Almere 2012 is net als de voorgaande Marktverordening Almere 2005 gebaseerd op een Modelverordening van de VNG, in casu de versie uit 2008. Deze is in overleg met het Centraal Overleg Marktaangelegenheden opgesteld. In deze Modelverordening was rekening gehouden met de mogelijkheid de markt te laten exploiteren (organiseren en beheren) door een organisatie, welke niet noodzakelijkerwijs deel uitmaakt van de gemeentelijke organisatie.

De raad heeft er echter voor gekozen de organisatie en het beheer van de markten in de gemeente Almere vooralsnog onderdeel te laten blijven van de gemeentelijke ambtelijke organisatie. Ofschoon de structuur van het VNG-model min of meer is behouden, is er voor gekozen om op een aantal onderdelen voor afwijkende regels te kiezen, welke hierna verder zullen worden toegelicht. In de toekomst zal worden onderzocht of de huidige wijze van Marktbeheer nog past bij de kerntaken van de gemeentelijke organisatie.

Grondslag verordening

Artikel 147 Gemeentewet geeft aan de raad de bevoegdheid verordeningen vast te stellen. In artikel 149 Gemeentewet is vervolgens vastgelegd dat de raad kan bepalen welke onderwerpen zij in het belang van de gemeente acht, en waarvoor zij verordeningen vaststelt.

De Marktverordening beoogt de belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers-)veiligheid binnen de gemeente te beschermen.

Inhoud

In de Marktverordening zijn algemene bepalingen opgenomen, alsmede bepalingen die zien op de standplaatsvergunningen. Tot slot zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot sancties en de overgangsbepalingen.

Samenhang met andere verordeningen en wetgeving.

Andere ambulante handel

In de gemeente Almere is de regulering van ander ambulante handel opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening, terwijl de weekmarkten worden geregeld in de Marktverordening. Door middel van een evenementenvergunning kunnen braderieën e.d worden vergund.

In de APV is opgenomen dat geen vergunning wordt verleend wanneer een vergunning is vereist op basis van de Marktverordening. Op deze wijze wordt voorkomen dat een met de marktverordening conflicterende vergunning op basis van de APV moet worden verleend, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij een ventvergunning, terrasvergunning of een standplaatsvergunning.

Vrijhouden van het marktterrein

In de Wegsleepverordening Almere is onder andere bepaald dat op de door middel van een verkeersbesluit aangewezen terreinen (zoals nader geregeld in het Besluit wegslepen van voertuigen) een parkeerverbod geldt, op grond waarvan tot verwijdering van voertuigen kan worden overgegaan. De kosten hiervan zijn voor rekening van de overtreder.

In de APV is een artikel opgenomen dat de burgemeester de bevoegdheid geeft op de marktterreinen aanwezige fietsen en bromfietsen te verwijderen.

Dienstenrichtlijn

[Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PB L376/36, 27 december 2006]

De Europese Dienstenrichtlijn is op 28 december 2006 in werking getreden met als doel de nog bestaande belemmeringen van het vrije verkeer van diensten op te heffen. Zo is over de vrijheid van vestiging (hoofdstuk 3) bepaald dat lidstaten de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in beginsel niet afhankelijk mag stellen van een vergunningstelsel (artikel 9).

Ook voor gemeenten heeft dit gevolgen: zij moeten binnen 3 jaar door middel van een screening nagaan of hun regelgeving in overeenstemming is met de bepaling van de richtlijn en deze zonodig aanpassen. Voor de Modelmarktverordening 2008, welke als basis dient voor deze Marktverordening Almere 2011 heeft de VNG de screening gedaan.

Allereerst is gekeken of de verordening een dienst regelt, die onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn valt. Het begrip ‘dienst’ moet worden uitgelegd als ‘dienstverrichting welke gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt’ en sluit hiermee aan bij artikel 50 EG en de interpretatie van het EG Hof van Jusititie. De modelmarktverordening 2008 (individuele vergunning) regelt de warenmarkt; het gaat dus om de verkoop van goederen. Derhalve bevat dit model geen bepalingen omtrent de toegang tot of de uitoefening van een dienst. Daarmee valt dit model buiten de werkingsfeer van de Dienstenrichtlijn en hoeft er niet verder te worden gescreend. Dit oordeel werd in de uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam d.d. 1 december 2010 bevestigd, ook deze concludeerde dat goederen werden verkocht, en geen diensten (LJN:BO6007.

Verificatieplicht Vreemdelingenwet 2000

In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) dient bij de aanvraag om een vergunning een verblijfsrechtelijke toets plaats te vinden alvorens tot vergunningverlening wordt overgegaan. Artikel 9, tweede lid, van de Vw 2000 schept een verplichting om desgevraagd bij een aanvraag voor een beschikking anders dan op grond van de Vw 2000, een document te overleggen waaruit het rechtmatige verblijf blijkt. Bij de vergunningverlening met betrekking tot de markt dient een gemeente hier rekening mee te houden.

Aandachtspunten

In de Marktverordening en het Marktreglement is gekozen voor een belangrijke wijziging in de verlening van de vaste standplaatsvergunningen. Vaste standplaatsvergunningen zullen niet direct voor onbepaalde tijd worden verleend. Dit geldt eens te meer voor nieuwe aanvragers, zij zullen in eerste instantie een standplaatsvergunning voor 1 jaar krijgen, welke vervolgens wordt verlengd voor onbepaalde tijd wanneer er geen sprake is van opgelegde sancties. Hiermee kan worden bereikt dat marktkooplieden na bovengenoemde periode kunnen worden beoordeeld op in hoeverre zij nog goed meedraaien op de markt.

De toekenning van een vaste standplaats vindt plaats zonder dat er sprake is van voorrang op basis van anciënniteit, alleen branchevreemde producten kunnen met voorrang worden vergund. Hiermee kan worden voorzien in de constante vernieuwing van het aanbod op de weekmarkten. Dit zal geschieden op basis van een vastgesteld protocol.

De dagplaatsen zijn nu bestemd voor de meelopers die over een meeloperspas beschikken. Ook deze meeloperspas dient jaarlijks te worden verlengd, en daarvoor zijn leges verschuldigd.

Er is nadrukkelijk gekozen voor een beperkte Marktverordening, waardoor een aantal zaken nu is opgenomen in het Marktreglement in plaats van voorheen in de Marktverordening. Belangrijk onderdeel daarvan is een sanctietabel, zodat zoveel mogelijk duidelijk is wat de consequenties zijn van overtredingen van bepalingen uit de Marktverordening, het Marktreglement en andere regels.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 begripsomschrijvingen

Hierin zijn een aantal in de verordening en reglement gebruikte begrippen gedefinieerd. De meest opvallende zijn de introductie van de meeloper en de waarnemer.

Artikel 2 Inrichting

De bevoegdheid van het college om de dagen, terreinen, indeling en verdeling van de weekmarkten vast te stellen, is in dit artikel neergelegd.

Artikel 3

Naast de regeling van artikel 2 heeft het college de bevoegdheid om nieuwe markten in te stellen, markten af te schaffen of te veranderen. Als redenen hiervoor kan gedacht worden aan veranderde economische omstandigheden of ruimtelijke ontwikkelingen.

Daarnaast kunnen dringende redenen, zoals de viering van Koninginnedag of de uitvoering van werkzaamheden op het marktterrein, het noodzakelijk maken dat het college voor de markt een andere dag, tijd of plaats vaststelt.

Tenslotte kan in het geval van dringende redenen, met uitzondering van acute calamiteiten welke zijn geregeld in het Marktreglement, door het college worden besloten de markt niet te laten plaatsvinden

Artikel 4

Hierin is de bevoegdheid tot het vaststellen van nadere regels vastgelegd. Deze bevoegdheid maakt de vaststelling van het Marktreglement mogelijk, net als de vaststelling van beleidsregels.

Beleidsregels versus nadere regels

Aangezien vaak onduidelijkheid bestaat over het verschil tussen beide soorten regels volgt hieronder een korte uiteenzetting van beleidsregels en nadere regels. Het college kan beleidsregels opstellen ten aanzien van de gekregen bevoegdheden. Verder kan het college nadere regels stellen op grond van art. 3 van de modelmarktverordening. Voor alle duidelijkheid: beleidsregels zijn algemene regels omtrent de toepassing van bevoegdheden (zie de definitie in art. 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Nadere regels zijn algemene regels die te karakteriseren zijn als algemeen verbindende voorschriften. Beleidsregels kennen een inherente afwijkingsbevoegdheid in tegenstelling tot nadere regels. Op grond van artikel 4:84 van de Awb dient een bestuursorgaan een uitzondering op een beleidsregel te maken indien bijzondere omstandigheden daartoe nopen. Dit wordt de inherente afwijkingsbevoegdheid van de beleidsregel genoemd. Hierdoor zijn beleidsregels flexibeler dan nadere regels (algemeen verbindende voorschriften). Immers, van nadere regels is geen afwijking mogelijk.

Jurisprudentie

Nadere regels worden opgevat als algemeen verbindende voorschriften. Zie bijvoorbeeld ABRS 4 juli 1994, JG 95.0133, m.nt. A.B. Engberts, AB (1994) 698 m.nt. R.M. van Male.

Artikel 5

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Zie ook de inleiding bij deze toelichting onder Grondslag.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 13 is eveneens van toepassing.

Artikel 6

De toewijzing geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De standplaatshouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de toewijzing zijn verbonden (artikel 5). De toewijzing is persoonlijk en niet overdraagbaar.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college een standplaats is toegewezen. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.

Jurisprudentie

Met de verplichting de standplaats persoonlijk in te nemen strookt niet de gebruikmaking van een ontheffing om rond te gaan met koffie en dergelijke op het marktterrein. (ABRS 20 januari 1998, jbMarkten bladzijde 9)

Artikel 7

In dit artikel wordt omschreven welke typen standplaats kunnen worden toegewezen. De manier van toewijzing verschilt per type standplaats, hetgeen is uitgewerkt in het Marktreglement. De toewijzing van een vaste standplaats geschiedt in elk geval door het verlenen van een vergunning door het college.

Artikel 8

Voor toewijzing van een standplaats is het vereiste van een handelingsbekwaam natuurlijke persoon opgenomen, die de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt. Hiermee is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten en wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Artikel 9

Als de in het eerste lid genoemde gronden zich voor doen, wordt altijd tot intrekking van de vaste standplaatsvergunning overgegaan. In het tweede lid worden mogelijkheden tot intrekking (‘kan’ betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning.

Artikel 10

In artikel 10 worden de gronden genoemd op basis waarvan een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 9 geeft aan dat ook de intrekking op grond van artikel 9 een punitieve sanctie is.

Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.

In onderdeel d wordt ervan uitgegaan dat het niet betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184 m.nt. M. Geertsema) inzake het hoger beroep van S. Gonesh tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 6 november 1998, vormt naar ons inzicht voldoende basis om deze intrekkings- of schorsingsgrond in het model op te nemen. De Afdeling overwoog in deze zaak dat ingevolge de Verordening op de straathandel van de gemeente Amsterdam een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken ‘wegens het niet voldoen aan verplichtingen die voor de vergunninghouder voortvloeien uit de voor die markt geldende heffingsverordening’. Het stond tussen partijen vast dat Gonesh ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar reeds gedurende langere tijd niet aan zijn uit de geldende heffingsverordening voortvloeiende betalingsverplichtingen had voldaan. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam kon de aan Gonesh verleende vergunning derhalve intrekken.

Het moge duidelijk zijn dat deze intrekkings- of schorsingsgrond niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) ‘wanbetalers’. Voor alle duidelijkheid wijzen wij erop dat deze uitspraak zich naar ons inzicht alleen uitstrekt tot betalingsverplichtingen op basis van publiekrechtelijke regelingen. De vraag of intrekking of schorsing ook mogelijk is bij het niet nakomen van privaatrechtelijke betalingsverplichtingen (huur of pacht) blijft in deze uitspraak onbeantwoord.

Jurisprudentie

  • ·

    ABRS 15 augustus 2001, JU 021011. Terechte voorwaardelijke tijdelijke schorsing van marktstandplaats wegens overtreding van Reglement weekmarkten Den Haag. Standplaatshouder is tevoren diverse malen gewaarschuwd. Opgelegde sanctie is niet onevenredig zwaar. Schorsingsregime is niet onverbindend wegens strijd met art. 156 Gemeentewet.

  • ·

    Vz. Rb.‘s-Gravenhage 28 maart 2007, LJN: BA2568, AWB07/2195. Schorsing van de marktvergunning in verband met vermeende bedreiging van een medewerker van de Dienst Stadsbeheer. Van in een telefoongesprek gebruikte bedreiging kan niet worden gezegd dat het belang van de openbare orde van de makrt in het geding was. In casu staat de schorsing niet in redelijke verhouding tot de gedane uitlatingen.

  • ·

    ABRS 30 maart 2001, AB 2001, 189 m.nt. L.D. De intrekking van een standplaatsvergunning op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam voor een week is een maatregel met een punitief karakter die door de rechter op zijn evenredigheid dient te worden getoetst, doch de enkele omstandigheid dat de strafrechter betrokkene een taakstraf heeft opgelegd, leidt niet tot het oordeel dat het bestuursorgaan reeds daarom niet tot het opleggen van een maatregel mocht overgaan. De opgelegde maatregel moet zelfstandig op evenredigheid worden beoordeeld. De Afdeling neemt voor dat oordeel mede in aanmerking dat het bestuursorgaan een eigen taak heeft bij het handhaven van de rust en orde op de markt. Niet kan worden gezegd dat deze maatregel niet in een redelijke verhouding staat tot het wangedrag. Het geven van slechts een waarschuwing staat niet alleen niet in verhouding tot de ernst van de overtreding, maar maakt ook de handhaving van de verordening illusoir.

  • ·

    Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Zie Rechtbank Amsterdam 17 februari 1994, JB (1994) 58, inzake intrekken zonder horen ex artikel 4:8 Awb.

  • ·

    Rb. Middelburg 1 september 2005, LJN: AU5267, AWB 04/932. Schorsing kan als een punitieve sanctie worden aangemerkt. Dit brengt met zich mee dat ten aanzien van de relevante feiten die aan de waarschuwingen ten grondslag liggen hoge eisen worden gesteld, zoals een deugdelijk sanctiebeleid.

  • ·

    ABRS 8 september 2004, LJN: AQ9962, rolnr: 200308336/1. Waarschuwingen al dan niet mondeling, gebaseerd op een op schrift gesteld en bekend gemaakt sanctiesysteem, worden aangemerkt als besluiten in de zin van de Awb.

Artikel 11

In artikel 10 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij de andere typen standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 12) ook een vergunninghouder van een dagplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste standplaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder.

In dit artikel 11 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats. In de beschikking tot uitsluiting moet worden aangegeven om hoeveel dagen het gaat (maximaal vier) en om welke concrete dagen.

Het in onderdeel d genoemde wordt opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders. Zie verder de toelichting onder artikel 10, onderdeel d.

Artikel 12

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 12 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 12 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties.

Artikel 13

Ten aanzien van de in artikel 13 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de organisatie betreft een administratieve afhandeling de voorkeur.

Artikel 14

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. In dit verband is tevens artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat beschreven dat een toezichthouder bevoegd is van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 15

In dit artikel is de intrekking van de oude Marktverordening Almere 2005 geregeld.

Artikel 16 Overgangsbepalingen

Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Verder is in artikel 9 van de verordening van 2005 opgenomen, dat inschrijving op een wachtlijst niet meer mogelijk is. Dit betekende een bevriezing van de wachtlijst en vanaf 2005 is de wachtlijst niet meer geactualiseerd. Met de nieuwe verordening kan deze wachtlijst dan ook komen te vervallen en is er gelet op de belangen geen overgangsrecht op dit onderdeel noodzakelijk. Het CVAH heeft in voorkomende gevallen een termijn van 5 jaar aangehouden waarna de wachtlijst kwam te vervallen.

Artikel 17

De inwerkingtreding wordt in dit artikel vastgesteld.

Artikel 18

De citeertitel zal zijn Marktverordening Almere 2012.