Regeling vervallen per 01-01-2020

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie voor duurzaam initiatief Subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief 2018

Geldend van 08-02-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie voor duurzaam initiatief Subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief 2018

Burgemeester en wethouders van Amsterdam

Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 30 oktober 2018 hebben besloten:

  • 1.

    Vast te stellen de subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief 2018 met als belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de Ruimte voor Duurzaam Initiatief:

    • a.

      het verhogen van het subsidieplafond van € 300.000,- naar € 800.000,- gedekt uit reserve Duurzaamheidsfonds (artikel 3.5 met bijbehorende toelichting),

    • b.

      het verlengen van de aanvraag en indieningstermijn van 31 oktober 2018 naar 31 december 2018 (artikel 3.9 met bijbehorende toelichting);

  • 2.

    In te stemmen met het verlenen van mandaat aan de directeur van de RVE Ruimte en Duurzaamheid voor het uitvoeren van de subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief 2018;

  • 3.

    De subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief, vastgesteld d.d. 31 oktober 2017 in te trekken;

  • 4.

    De subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam initiatief 2018 als bedoeld in beslispunt 1) in werking te laten treden daags na publicatie in het Gemeenteblad.

  • 5.

    In te stemmen met het machtigen van de portefeuillehouder Duurzaamheid tot het maken van wijzigingen

Subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief 2018

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Agenda Duurzaam Amsterdam: door de gemeenteraad van Amsterdam vastgestelde beleidsnotitie, welke de ambities bevat voor duurzame energie, schone lucht, een circulaire economie en een klimaatbestendige stad;

  • b.

    ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • d.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB EU L 352 van 24.12. 2013), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • e.

    duurzaam initiatief: een project dat aansluit bij de doelstellingen van de Agenda Duurzaam Amsterdam op duurzame energie, slim en schoon vervoer, circulaire economie, klimaatbestendige stad, of een combinatie van deze onderwerpen;

  • f.

    gebiedsopgave: een voor een bepaald gebied geldende doelstelling, wens of ambitie;

  • g.

    grote project-voorbereiding: voorbereiding waarvoor het gevraagde bedrag tussen € 5000 en € 15.000 ligt;

  • h.

    kleine project-voorbereiding: voorbereiding waarvoor het gevraagde bedrag tussen € 500 en € 5000 ligt;

  • i.

    materialen: hulpmiddelen die nodig zijn om het project te realiseren;

  • j.

    onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de de-minimisverordening;

  • k.

    productontwikkeling: Het totale proces van strategie-, organisatie- en conceptontwikkeling, productie, marketing en uitbating van een nieuw product.

  • l.

    project-voorbereiding: activiteiten die vooraf gaan aan de uitvoering van een duurzaam initiatief;

  • m.

    rechtspersoon: een rechtspersoon zoals bedoeld in artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De ASA 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Hoofdstuk 2 Project-voorbereiding

Artikel 2.1 Doel subsidieregeling

Het college wil met deze subsidie de voorbereiding van duurzame initiatieven in Amsterdam stimuleren, en zo bijdragen aan de realisering van de Agenda Duurzaam Amsterdam.

Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten

Het college kan eenmalige subsidie verstrekken voor de project-voorbereiding van een concreet op Amsterdam gericht duurzaam initiatief.

Artikel 2.3 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 2.1, komen de volgende daadwerkelijk gemaakte uren en kosten in aanmerking:

  • a.

    de ureninzet van derden;

  • b.

    de ureninzet van de aanvrager bij een project-voorbereiding die zich richt op de circulaire economie;

  • c.

    de kosten van een juridisch, technisch, financieel of organisatieadvies;

  • d.

    de kosten van projectgebonden materieel.

Artikel 2.4 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld voor een kleine project-voorbereiding, bedraagt 100% van de totale subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.3.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld voor een grote project-voorbereiding, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten voor het gedeelte tot € 5000 en 70 % van de subsidiabele kosten voor het gedeelte boven de € 5000. Met subsidiabele kosten worden kosten bedoeld als in artikel 2.3.

  • 3. De subsidie kan maximaal € 15.000 bedragen.

Artikel 2.5 Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1. Het subsidieplafond voor de in artikel 2.12 genoemde activiteiten bedraagt in totaal €200.000.

  • 2. De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvragen, zoals beschreven in artikel 7, eerste lid, van de ASA 2013.

Artikel 2.6 Subsidiecriteria

Een subsidieaanvraag voor een kleine of grote project-voorbereiding dient ten minste aan de volgende criteria te voldoen:

  • a.

    De project-voorbereiding richt zich op een project dat bijdraagt aan de realisering van de Agenda Duurzaam Amsterdam;

  • b.

    De subsidie is nodig vanwege het complexe karakter van de project-voorbereiding;

  • c.

    Het beoogde resultaat van de project-voorbereiding is de uitvoering van een project in Amsterdam.

Artikel 2.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 bevat de aanvraag om subsidie:

  • 1.

    indien sprake is van een grote project-voorbereiding: een ondertekende brief namens de co-financierende partij(en) waarin de cofinancieringsbijdrage wordt bevestigd;

  • 2.

    als de subsidieaanvrager een onderneming is, een volledig ingediende Verklaring de-minimissteun, waaruit volgt dat het drempelbedrag van de-minimissteun van € 200.000 niet wordt overschreden.

Artikel 2.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als:

  • a.

    de aanvraag niet voldoet aan de criteria als bedoeld in artikel 2.6;

  • b.

    indien de subsidieaanvraag meer bedraagt dan € 15.000;

  • c.

    de aanvrager niet de uitvoerder is van het duurzame initiatief;

  • d.

    meer dan 20% van het aangevraagde bedrag bestemd is voor de aanschaf van materialen;

  • e.

    voor hetzelfde project subsidie aangevraagd kan worden op basis van een andere regeling van de gemeente Amsterdam, met uitzondering van Hoofdstuk 3 Gebiedsgerichte Aanpak;

  • f.

    subsidie wordt aangevraagd voor vergoeding van de uren van de aanvrager(s), indien de project-voorbereiding zich richt op het thema duurzame energie, slim en schoon vervoer of klimaatadaptatie;

  • g.

    in de praktijk al is aangetoond dat de voorbereidingskosten te financieren zijn vanuit de businesscase;

  • h.

    indien de project-voorbereiding zich uitsluitend of in overwegende mate richt op productontwikkeling;

  • i.

    de subsidieaanvrager niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet;

  • j.

    het potentiele resultaat dat met de uitvoering van de subsidie wordt beoogd niet in verhouding staat tot de gevraagde bijdrage.

Artikel 2.9 Aanvullende verplichtingen

  • 1.

    Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      De project-voorbereiding wordt binnen een bepaalde termijn na besluit tot subsidieverlening uitgevoerd, met een maximale termijn van twee jaar.

    • b.

      De subsidieontvanger draagt zorg voor de benodigde toestemmingen en vergunningen.

    • c.

      Na afloop van de project-voorbereiding stuurt de subsidieontvanger een kort verslag van de uitgevoerde activiteiten dat de gemeente kan gebruiken bij haar communicatie.

    • d.

      De uitkomsten van de project-voorbereiding worden gedeeld met andere initiatiefnemers.

Hoofdstuk 3 Gebiedsgerichte aanpak

Artikel 3.1 Doel Subsidie

Deze subsidie heeft tot doel integrale, gebiedsgerichte duurzame initiatieven te steunen en te versnellen die een concrete bijdrage leveren aan de ambities uit de Agenda Duurzaam Amsterdam.

Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het opzetten, organiseren, onderzoeken en uitvoeren van een integraal, gebiedsgericht duurzaam initiatief.

Artikel 3.3 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1, komen de volgende daadwerkelijk gemaakte uren en kosten in aanmerking:

  • a.

    de ureninzet van de aanvrager en derden;

  • b.

    de kosten van een juridisch, technisch, financieel of organisatieadvies;

  • c.

    de kosten van projectgebonden materieel.

Artikel 3.4 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.3, bedraagt 70% van de totale subsidiabele kosten.

  • 2. De totale subsidie die op grond van dit hoofdstuk aan een en dezelfde aanvrager kan worden verstrekt bedraagt maximaal € 150.000 voor één of meer duurzame initiatieven.

Artikel 3.5 Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1. Het subsidieplafond voor de in artikel 3.2 genoemde activiteiten bedraagt in totaal €500.000.

  • 2. De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvragen, zoals beschreven in artikel 7, eerste lid, van de ASA 2013.

Artikel 3.6 Subsidiecriteria

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de aanvraag te voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      Bijdragen aan de ambities uit de Agenda Duurzaam Amsterdam;

    • b.

      Bijdragen aan de gebiedsopgave;

    • c.

      Een groot draagvlak en bereik van het initiatief;

  • 2. De wijze van beoordeling van de aanvraag aan de hand van de criteria uit het eerste lid is uitgewerkt in een puntensysteem, zoals opgenomen in de toelichting bij dit artikel.

  • 3. Het college kan om een toelichting vragen, indien dat voor de beoordeling van de ingediende aanvraag aan de hand van de criteria uit het eerste lid, wenselijk wordt geacht.

Artikel 3.7 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon, met een aantoonbare binding in het gebied waar de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, plaatsvinden.

Artikel 3.8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013, bevat de aanvraag om subsidie een plan, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a.

      de uitwerking van de subsidiecriteria uit artikel 3.6, eerste lid en

    • b.

      de aantoonbare binding die de subsidieaanvrager heeft in het gebied waar de activiteiten plaatsvinden.

  • 2. als de subsidieaanvrager een onderneming is, een volledig ingediende Verklaring de-minimissteun, waaruit volgt dat het drempelbedrag van de-minimissteun van € 200.000 niet wordt overschreden.

Artikel 3.9 Aanvraag en indieningstermijn

Een subsidieaanvraag voor een subsidie kan tot en met 31 december 2019 worden ingediend bij het college.

Artikel 3.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen indien:

  • a.

    het aangevraagde subsidiebedrag per duurzaam initiatief minder bedraagt dan € 15.000; indien de subsidieaanvraag meer bedraagt dan € 150.000 per aanvrager;

  • b.

    de aanvraag zich uitsluitend richt op klimaatadaptatie zoals bedoeld in de Agenda Duurzaam Amsterdam;

  • c.

    de aanvraag minder dan drie punten heeft gescoord op het criterium, zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a;

  • d.

    de aanvraag een totaal van minder dan acht punten scoort op grond van artikel 3.6, eerste lid;

  • e.

    als de subsidieaanvrager niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet.

  • f.

    Het potentiele resultaat dat met de uitvoering van de subsidie wordt beoogd niet in verhouding staat tot de gevraagde bijdrage.

Artikel 3.11 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    Het duurzame initiatief wordt binnen een bepaalde termijn na besluit tot subsidieverlening uitgevoerd, met een maximale termijn van twee jaar.

  • b.

    De subsidieontvanger draagt zorg voor de benodigde toestemmingen en vergunningen.

  • c.

    Na afloop van het duurzaam initiatief stuurt de subsidieontvanger een kort verslag van de uitgevoerde activiteiten dat de gemeente kan gebruiken bij haar communicatie.

Hoofstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding en einddatum

Deze subsidieregeling treedt in werking daags na publicatie in het Gemeenteblad en vervalt van rechtswege op 31 december 2019.

Artikel 4.2 Intrekking subsidieregeling

De subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief wordt ingetrokken op het moment dat de Ruimte voor Duurzaam Initiatief 2018 in werking treedt.

Artikel 4.3 Overgangsbepaling

Een aanvraag om verlening of vaststelling van subsidie op grond van de subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief waarop bij de inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, wordt afgedaan volgens de bepalingen van de subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief.

Artikel 4.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief 2018.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Femke Halsema,

burgemeester

Wil Rutten,

waarnemend gemeentesecretaris

Toelichting Ruimte voor Duurzaam Initiatief

Algemene toelichting

Amsterdam heeft ambitieuze duurzaamheidsdoelstellingen. Duurzame initiatieven van Amsterdammers zijn daarbij hard nodig. Denk aan het volleggen van grote daken met zonnepanelen, duurzamer goederenvervoer, het sluiten van kringlopen. Met behulp van deze regeling kunnen duurzame initiatieven worden voorbereid en uitgevoerd.

Project-voorbereiding

In hoofdstuk 2, project-voorbereiding, staat een subsidiekader dat is bedoeld om Amsterdammers te ondersteunen bij de voorbereiding van duurzame initiatieven. Dergelijke initiatieven leveren een bijdrage aan de opschaling die noodzakelijk is om de doelstellingen uit de Agenda Duurzaam Amsterdam te bereiken. De subsidieregeling faciliteert duurzame initiatieven van ‘onderop’; aanvragers zijn zelf mede uitvoerder van het beoogde initiatief. De subsidie kan aangevraagd worden voor voorbereidingskosten die voort komen uit de complexiteit van de voorbereidende activiteiten die worden ondernomen en daarom niet ondergebracht kunnen worden in de begroting van het project zelf.

Gebiedsgerichte Aanpak

In hoofdstuk 3, Gebiedsgerichte Aanpak, staat een subsidiekader dat bedoeld is integrale, gebiedsgerichte projecten en programma’s te ondersteunen die een concrete bijdrage leveren aan de ambities op duurzame energie, schone lucht, circulaire economie en klimaatadaptatie. Daarnaast is belangrijk dat de initiatieven een bredere positieve bijdrage leveren aan de buurt waar de activiteiten plaatsvinden, en dat deze veel Amsterdammers bereiken en activeren. Duurzame initiatieven die passen bij de buurt en met een groot bereik zijn van belang omdat duurzaamheid zo beter ingebed raakt in de maatschappij. Het draagvlak wordt groter, niet alleen onder de early adopters maar bij een bredere groep bewoners en ondernemers.

De Agenda Duurzaam Amsterdam

De resultaten van de initiatieven die met deze regelingen worden voorbereid moeten merkbaar zijn binnen de grenzen van de gemeente Amsterdam en een bijdrage leveren aan de realisering van de doelstellingen van de Agenda Duurzaam Amsterdam. De kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen van deze Agenda gaan over vijf transitiepaden: duurzame energie, slim en schoon vervoer, circulaire economie, klimaatbestendige stad en de eigen gemeentelijke organisatie.

Circulaire Economie

In de Agenda Duurzaam Amsterdam is de circulaire economie een nieuw thema. Realisering van deze doelstellingen is gebaat bij nieuwe kennis en praktijkervaring, onder meer door collectieve duurzame initiatieven. In een circulaire economie wordt slim omgegaan met energie, water, grondstoffen en voedsel. Het is een economie waar ‘afval’ een grondstof is en waar energie komt van duurzame bronnen. Het heet circulair, want schaarse grondstoffen worden teruggewonnen én ingezet om nieuwe (financiële of andere vormen van) waarde te genereren. Om zo de beweging van ‘bezit’ naar ‘gebruik’ en het ‘delen’ van producten te versnellen. Een circulaire economie vraagt om een nieuwe aanpak van productie, consumptie, (regionale) distributie en logistiek .

De-minimissteun

Op grond van de reguliere De-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- (het huidige belastingjaar en de twee voorafgaande) steunen zonder dat dit staatssteun oplevert. Deze steun is zó minimaal (de-minimissteun) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt.

Om de-minimissteun te mogen ontvangen, moet de ontvanger een de-minimisverklaring overleggen. In een de-minimisverklaring geeft de gesteunde onderneming de de-minimissteun weer die in de voorgaande twee belastingjaren is ontvangen.

Toelichting op de artikelen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Onderdeel g. Grote projectvoorbereiding 

Wanneer de hoogte van het aangevraagde bedrag voor de voorbereiding groter is dan €5000.- en maximaal €15.0000.- dan wordt dit als groot beschouwd. Daarvoor is een inhoudelijke en financiële verantwoording achteraf noodzakelijk.

Onderdeel h. Kleine project-voorbereiding

Wanneer de hoogte van het aangevraagde bedrag voor de voorbereiding groter is dan €500,- en maximaal €5.000,- is dan wordt dit als een kleine project-voorbereiding beschouwd. Voor kleine project-voorbereidingen stelt het college het subsidiebedrag meteen vast. Er is geen nadere plicht tot verantwoording. Wel wordt er een inhoudelijk verslag gevraagd van de uitvoering van de activiteiten (zie artikel 2.9 c).

Onderdeel l. Project-voorbereiding

De project-voorbereiding moet een duurzaam initiatief in de steigers zetten. Als de activiteiten zijn uitgevoerd weet men voldoende om tot uitvoering over te kunnen gaan. De project-voorbereiding kan bestaan uit de volgende activiteiten: uit (laten) voeren van een haalbaarheidsonderzoek, het verkrijgen van voldoende draagvlak/ commitment of het verkrijgen van juridisch, technisch en/of financieel advies. Een proef(installatie) kan onderdeel uitmaken van deze project-voorbereiding. Een proef(installatie) is gericht op proefnemingen bij een onderzoek, waarvan parameters en grenzen duidelijk afgebakend zijn.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA 2013). Dit betekent dat een aantal aspecten niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de ASA 2013. In de ASA 2013 staat onder meer aan welke vereisten de aanvrager moet voldoen, wat de beslistermijnen zijn voor het college en welke algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger gelden. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is het nodig ook de ASA 2013 te lezen. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

Hoofdstuk 2 Project-voorbereiding

Artikel 2.1 Doel subsidieregeling

Het doel van de subsidie Project-voorbereiding is Amsterdammers te ondersteunen bij de voorbereiding van duurzame initiatieven. Dergelijke initiatieven leveren een bijdrage aan de opschaling die noodzakelijk is om de doelstellingen uit de Agenda Duurzaam Amsterdam te bereiken. De subsidieregeling faciliteert duurzame initiatieven van ‘onderop’; aanvragers zijn zelf mede uitvoerder van het beoogde initiatief. De subsidie kan aangevraagd worden voor voorbereidingskosten die voort komen uit de complexiteit van de voorbereidende activiteiten die worden ondernomen en daarom niet ondergebracht kunnen worden in de begroting van het project zelf.

Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten

Bij project-voorbereiding gaat het om de activiteiten die nodig zijn om een duurzaam initiatief daadwerkelijk te kunnen starten. De project-voorbereiding kan bestaan uit het wegnemen van risico’s (bijvoorbeeld onvoldoende kennis, draagvlak, financiering), het organiseren van de samenwerking, de aanschaf van hulpmiddelen die voor het project nodig zijn en/of het testen van een proefinstallatie. Vaak is er behoefte aan juridische, technisch en/of financieel advies. In de voorbereidende fase kan veel worden geleerd. Het verkrijgen van kennis is geen einddoel, maar middel om daadwerkelijk aan de slag te kunnen met de uitvoering van een duurzaam initiatief.

De activiteiten zijn gericht op het verduurzamen van een concrete projectlocatie (gebied, gebouw(en), straat). Voorbeelden zijn: het vol leggen van een bedrijventerrein met zonnepanelen, het gemeenschappelijk inzamelen en scheiden van bedrijfsafval in een gebied, het realiseren van hergebruik van grondstoffen. Voor een project dat aansluit bij de doelen uit de Agenda Duurzaam Amsterdam op gebied van circulaire economie is de koppeling aan een concreet gebied niet noodzakelijk, omdat dit een gebiedsoverstijgend karakter kan hebben, bijvoorbeeld het realiseren van een lokale kringloop. Daarvoor is de locatie niet altijd concreet aanwijsbaar.

Artikel 2.3 Subsidiabele kosten

Onderdeel a. De aanvrager kan derden inhuren om activiteiten uit het projectplan uit te voeren.

Onderdeel b. De circulaire economie richt zich op het creëren van lokale kringlopen met diverse ketenpartners (onder meer: ontwerper / producent/ gebruiker/ verwerking) . Om de ketenpartners op één lijn te krijgen is er een aanjager/ organisator nodig. Indien de aanvrager een dergelijke rol op zich neemt is het mogelijk om de uren van de aanvrager te subsidiëren.

Onderdeel d. Voorbeelden zijn gereedschap, meetapparatuur en/of constructiemateriaal dat ingezet wordt op de projectlocatie. Ook communicatiemateriaal (bijvoorbeeld t.b.v. draagvlakverwerving) is subsidiabel. Kantoorartikelen en kosten huisvesting vallen hier niet onder.

Artikel 2.6 Subsidiecriteria

Onderdeel a. Er moet onderbouwd worden dat het duurzame initiatief leidt tot duurzaamheidswinst binnen één of meerdere thema’s van de Agenda Duurzaam Amsterdam. Bij voorkeur worden ook prognoses gegeven van het verwachte resultaat.

Onderdeel b. Het complexe karakter van de project-voorbereiding kan tot uiting komen door de veelheid aan samenwerkende partijen en/of technische en financiële risico’s en/of een ingewikkelde juridische constructie.

De onderbouwing van het complexe karakter kan inzichtelijk gemaakt worden door (deel)vragen te beschrijven die duidelijk maken wat er nog ontbreekt, zodat er nog niet gestart kan worden met de realisering van het duurzame initiatief. De vragen maken het complexe karakter van het initiatief inzichtelijk. De deelvragen kunnen bijvoorbeeld gaan over de volgende punten:

  • Organisatie(model): wie is waarvoor nodig en hoe krijg je de partijen bij elkaar. Financiering(sconstructie): wat zijn nog de onzekerheden / hoe kom je tot een sluitende business case?

  • Juridische aspecten: wat moet nog uitgezocht worden (contracten, regelgeving)

  • Draagvlak: hoe krijg je voldoende draagvlak om tot uitvoering over te gaan?

  

Artikel 2.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Onderdeel a. De gemeente daagt partijen uit om zoveel mogelijk zelf bij te dragen aan maatschappelijke initiatieven. Bij grote projecten wordt daarom 30% cofinanciering gevraagd van de kosten boven €5000. Om te kunnen beoordelen of een aanvraag hieraan voldoet, is een overzicht van alle kosten van de totale project-voorbereiding noodzakelijk. De cofinancieringsbijdrage kan van financiële, materiële of van personele aard zijn. Dus een bijdrage in eigen uren is mogelijk. Wel moet dit bij de verantwoording aangetoond worden (tijdverantwoording). De cofinancieringsbijdrage moet in een brief bij de aanvraag bevestigd worden door de partij(en) die als medefinancier optreden.

Onderdeel b. Uitleg over de-minimissteun staat in de algemene toelichting van deze subsidieregeling.

Let op: Er moet ook een inhoudelijke uitwerking van de aanvraag worden ingeleverd. In artikel 5 van de ASA 2013 staat dat nader omschreven. Let op dat de begroting onderbouwd is zodat afgeleid kan worden waarop de bedragen gebaseerd zijn.

 

Artikel 2.8 Weigeringsgronden

Onderdeel c. De actieve betrokkenheid van de aanvrager bij de project-voorbereiding maakt de kans groter dat het project dat is voorbereid ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Idealiter is de aanvrager de ‘probleemeigenaar’ van het probleem waarvoor ene oplossing wordt gezocht. Bijvoorbeeld de (mede)eigenaar van de gebouwen / het afval / de (openbare) ruimte die verduurzaamd worden.

Onderdeel d. Omdat de middelen zijn bedoeld voor activiteiten die vooraf gaan aan de uitvoering van een duurzaam initiatief (zie artikel 1, onderdeel f),is het percentage van het bedrag dat voor de proef(installatie) mag worden ingezet gemaximeerd op 20% van de projectbegroting.

Onderdeel e. Wanneer de activiteiten uit het project ook gedekt kan worden door een andere Amsterdamse regeling zal de aanvraag bij deze regeling geweigerd worden. Een uitzondering hierop vormt de regeling die in hoofdstuk 3 staat beschreven, de Gebiedsgerichte Aanpak.

Onderdeel f. De aanvrager kan zelf geen commercieel belang hebben in de project-voorbereiding. Daarom komen de uren die de aanvragers in de project-voorbereiding steken niet in aanmerking voor een financiële vergoeding. Deze uren kunnen ook niet als cofinanciering worden opgevoerd. Zo wordt de betrokkenheid van ‘onderop’ gegarandeerd. Een uitzondering hierop geldt voor de aanvrager van een project-voorbereiding van een circulair initiatief, zie artikel 2.3, onderdeel b.

Onderdeel g. Er wordt geen subsidie verstrekt voor de voorbereiding van een vergelijkbaar project dat al elders zonder subsidie is gerealiseerd, zoals een standaard zonproject.

Onderdeel h. Productontwikkeling (bijvoorbeeld een app, een innovatief PV paneel, of een duurzaam vervoermiddel) is geen doel van deze regeling.

Onderdeel i. Uitleg over de-minimissteun staat in de algemene toelichting van deze subsidieregeling.

Onderdeel j. Het aangevraagde subsidiebedrag moet redelijk in verhouding staan tot het resultaat dat hiermee bereikt kan worden. Het totale bedrag en het uurtarief moet proportioneel zijn.

 

Artikel 2.9 Aanvullende verplichtingen

Onderdeel a. Afhankelijk van de geplande activiteiten van de project-voorbereiding wordt een bepaalde realisatietermijn vastgesteld in de beschikking.

Onderdeel b. Bij toestemming kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de toestemming van een gebouweigenaar voor duurzame maatregelen in of op het gebouw. Maar ook vergunningen van de gemeente en andere overheden maken hier onderdeel van uit.

Onderdeel c. De verkregen informatie kan de gemeente gebruiken ter informatie en inspiratie van andere (potentiële)initiatiefnemers. De gemeente kan het verslag gebruiken bij haar communicatie.

Onderdeel d. De aanvraag moet een activiteit bevatten die is gericht op het delen van de opgedane kennis, inzichten en methoden met ten minste andere initiatiefnemers buiten het eigen project en andere geïnteresseerden. Het delen van de kennis maakt dat andere initiatieven sneller en krachtiger aan de slag kunnen. Als de subsidieontvanger de project-voorbereiding naar externen communiceert, zal deze hierbij melden dat gebruik gemaakt is van de subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief. Uiteraard is deze verplichting niet van toepassing als er geen andere potentiële initiatiefnemers zijn.

 

Hoofdstuk 3 Gebiedsgerichte Aanpak

 

Artikel 3.1 Doel Subsidie

Het doel van deze regeling is integrale, gebiedsgerichte projecten en programma’s te ondersteunen die een concrete bijdrage leveren aan de ambities op duurzame energie, schone lucht, circulaire economie en klimaatadaptatie. Daarnaast is belangrijk dat de initiatieven een bredere positieve bijdrage leveren aan de buurt waar de activiteiten plaatsvinden, en dat deze veel Amsterdammers bereiken en activeren. Duurzame initiatieven die passen bij de buurt en met een groot bereik zijn van belang omdat duurzaamheid zo beter ingebed raakt in de maatschappij. Het draagvlak wordt groter, niet alleen onder de early adopters maar bij een bredere groep Amsterdammers.

 

Artikel 3.2 Subsidiabele activiteitenBij een gebiedsgerichte aanpak gaat het om het opzetten en uitvoeren van een duurzaam project of verzameling projecten in een afgebakend gebied dat bijdraagt aan de Agenda Duurzaam Amsterdam én een positieve bijdrage levert aan de buurt waarin de activiteiten plaatsvinden. De activiteiten zijn erop gericht concrete duurzame resultaten te bereiken, zoals een schonere lucht, minder CO2 uitstoot, meer recycling, etc.

 

Artikel 3.3 Subsidiabele kosten

Alleen kosten die noodzakelijk zijn komen in aanmerking. Dit betekent er wordt getoetst of de kosten wel redelijk zijn: als een hoge kostenpost in de begroting is opgenomen voor bijvoorbeeld externe advieskosten, maar deze post niet is gespecificeerd of een objectieve onderbouwing ontbreekt waarom de kosten nodig zijn voor het doel van de subsidie, dan kunnen de kosten afgewezen worden. Het is dus aan de aanvrager om steeds aannemelijk te maken dat de opgevoerde kosten noodzakelijk zijn voor het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.

 

Onderdeel a. De ureninzet van interne medewerkers en derden (waaronder vrijwilligers) zijn subsidiabel en daarmee ook in te brengen onder de gevraagde eigen bijdrage van 30% in de gehele subsidieaanvraag. Dat uren van vrijwilligers kunnen worden ingebracht is een bijzondere situatie waarbij wordt uitgegaan van de integriteit van aanvrager.

Onderdeel b. Om de organisatie van een duurzaam initiatief te versterken en te professionaliseren, draagt de gemeente tevens bij aan het ondersteunen van kosten voor extern advies.

 

Onderdeel c. Voorbeelden zijn gereedschap, meetapparatuur. Ook communicatiemateriaal (bijvoorbeeld t.b.v. draagvlakverwerving) is subsidiabel. Kantoorartikelen en kosten huisvesting vallen hier niet onder.

 

Artikel 3.4 Subsidiehoogte70% van de subsidiabele kosten betekent dat 30% door de aanvrager zelf moet worden ingebracht. Aangezien de ureninzet van werknemers en vrijwilligers ook subsidiabel zijn, kan de eigen bijdrage ook in natura worden ingebracht.

 

Een aanvrager kan meerdere afzonderlijke aanvragen doen. Maar, de totale subsidie op grond van deze regeling per rechtspersoon bedraagt nooit meer dan € 150.000. Zo voorkomen we dat al het beschikbare budget in één buurt terecht komt.

 

Artikel 3.6 Subsidiecriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag voldoende scoren op de volgende criteria:

  • 1.

    Bijdragen aan de ambities uit de Agenda Duurzaam Amsterdam;

  • 2.

    Bijdragen aan de gebiedsopgave;

  • 3.

    Een groot draagvlak en bereik van het initiatief.

Criterium 1

De duurzaamheidsagenda bestaat uit de transitiepaden Duurzame energie, Schone lucht, Circulaire economie en Klimaatadaptatie. Projecten en programma’s kunnen scoren als zij zich voldoende inspannen om concrete resultaten te behalen op de doelstellingen uit de agenda.

Projecten en programma’s die zich alleen maar richten op het transitiepad ‘Klimaatadaptatie’ komen niet in aanmerking voor subsidie.

Activiteiten die zich alleen maar richten op bewustwording of informatievoorziening tellen niet mee in de score op duurzaamheid (maar kunnen wel bijdragen aan de score op criteria 2 of 3).

Criterium 2

De opgave in het gebied is bijvoorbeeld te vinden in de ‘gebiedsagenda’s’, maar het staat aanvragers vrij om op een andere wijze te beschrijven hoe hun activiteiten een positieve bijdrage leveren aan het gebied. Het gebiedsteam van het betreffende gebied kan hierin ondersteunen.

Daarbij is ook van belang om (als dit relevant is) inzicht te geven in hoe het project of programma geborgd wordt in de buurt, nadat de gesubsidieerde activiteiten afgerond zijn.

Criterium 3

Het is aan de aanvrager om het (potentiele) bereik en draagvlak van hun aanvraag aan te tonen. Dit kan bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) door:

  • een handtekeningenlijst of een aantal steunbetuigingen toe te voegen aan de aanvraag,

  • ervaringen uit eerdere projecten te beschrijven waar een groot bereik is gebleken,

  • een aanvraag te doen als collectief met een vanzelfsprekend draagvlak in de buurt (bijvoorbeeld een BIZ),

  • een activiteitenplan in te dienen waaruit blijkt dat een grote groep bewoners of ondernemers meewerkt met het project

Bij het beoordelen van het bereik en draagvlak van een project is de mate van participatie belangrijk: zijn mensen geïnformeerd, participeren ze actief en dragen dus bij aan het eindresultaat, of zijn ze zelfs een rolmodel voor de rest van de stad?

Score

Voor elk criterium wordt een score vastgesteld van 0 – 4 punten, waarbij de volgende algemene puntentelling wordt gehanteerd:

  • 0 - Niet overeenstemmend - Inhoudelijk niet relevant en voldoet niet aan het criterium. De toelichting geeft onvolledige informatie.

  • 2 - Matig overeenstemmend - Enkele belangrijke elementen ontbreken of schieten te kort. De wijze van invulling is niet overtuigend en/of laat openingen over.

  • 3 - Overeenstemmend – De inschrijving is een inhoudelijk relevant voorstel dat het criterium afdekt en voldoet aan de verwachtingen.

  • 4 - Onderscheidend – De inschrijving is inhoudelijk relevant antwoord dat beduidend extra waarde toevoegt aan het oorspronkelijke criterium. Er is sprake van positief onderscheidend vermogen.

Wijze van beoordeling

Aan initiatiefnemers wordt veel ruimte geboden welke activiteiten zij willen ondernemen. In de aanvraag moet duidelijk beschreven en onderbouwd zijn op welke manier de gesubsidieerde activiteiten kunnen leiden tot resultaten en impact. Welke concrete resultaten komen direct voort uit de aanpak? En hoe leidt dit tot maatschappelijke rendement? In onderstaande figuur wordt dit schematisch weergegeven. [1]

afbeelding binnen de regeling

Naast deze onderbouwing van de effectiviteit van de aanpak bevat de aanvraag een beschrijving van de wijze waarop de aanpak en resultaten worden verantwoord. De aanvrager kiest zelf een vorm en de indicatoren van succes. De wijze waarop dit in de aanvraag is opgenomen is onderdeel van de beoordeling. Daarbij heeft het de voorkeur dat er op het hoogst mogelijke niveau gerapporteerd wordt (verantwoording over de outcome van het project is beter dan verantwoording over de output, en dat is beter dan verantwoording over de activiteiten).

Een inschrijving krijgt 3 punten op criterium 1 en 2 als in de aanvraag goed onderbouwd de volgende elementen, en het verband daartussen, worden beschreven:

  • 1.

    Probleem: voor welke problemen biedt het initiatief een oplossing?

  • 2.

    Activiteiten: welke activiteiten worden met de subsidie uitgevoerd, die bijdragen aan de oplossing van de problemen?

  • 3.

    Output: welke directe, SMART[2] resultaten worden er verwacht? (bijvoorbeeld: het aantal bezoekers van een evenement, het aantal huishoudens dat isolatieglas installeert, etc.)

  • 4.

    Effecten & maatschappelijk rendement: welk maatschappelijk rendement leveren de resultaten op? (bijvoorbeeld: vermindering van CO2 uitstoot, een gezondere lucht, minder afval, etc.)

  • 5.

    Wijze van verantwoording: Hoe gaat de aanvrager de resultaten en het maatschappelijk rendement aantonen?

Bij een score van 2 missen enkele elementen zoals hierboven beschreven, of worden de elementen onvoldoende onderbouwd. Bij een score van 4 is er sprake van een uitstekende onderbouwing van bovenstaande elementen of andere vorm van onderbouwing die zeer overtuigend is.

Een inschrijving krijgt punten op criterium 3 als in de aanvraag wordt aangetoond of onderbouwd dat:

  • -

    er draagvlak is in de buurt waar de activiteiten plaatsvinden

  • -

    er veel bewoners / ondernemers bereikt worden door de activiteiten van het project

  • -

    er veel bewoners / ondernemers meedoen met de activiteiten van het project

  • -

    als het project als rolmodel in andere buurten een vervolg krijgt

Er wordt geen absoluut cijfer aan ‘veel bewoners / ondernemers’ toegekend. Dit is afhankelijk van het type project en de gevraagde bijdrage. Voor elk hierboven genoemd element kan een inschrijving 1 punt krijgen.

Toekenning van subsidie

Subsidie wordt toegekend als een aanvraag minstens 8 punten scoort, waarvan minstens 3 punten op criterium 1, duurzaamheid.

Het kan zijn dat voor het volledig kunnen beoordelen van de aanvraag meer toelichting nodig is van de aanvrager, omdat bijvoorbeeld nog niet helemaal duidelijk is of de aanvraag goed aansluit op de criteria. De gemeente kan dan een mondelinge toelichting vragen van de aanvrager, die in de beoordeling wordt betrokken.

 

Artikel 3.7 De aanvrager

Onder de rechtspersonen die kunnen aanvragen vallen bijvoorbeeld de stichting, de coöperatie of de vereniging. Dat kunnen burgers zijn die zich verenigd hebben in een rechtspersoon. Maar ook valt te denken aan ondernemersverenigingen, BIZ’en, goededoelenstichtingen of een enkele ondernemer die in de buurt een duurzaam initiatief wil opzetten.

 

Een aanvrager moet binding hebben met het gebied of de buurt waar de activiteiten plaatsvinden. Hiermee wordt voorkomen dat bijvoorbeeld commerciële adviesbureaus subsidie aanvragen zonder enig aantoonbaar belang in de buurt. Binding is vanzelfsprekend als de aanvrager gevestigd is in het gebied, maar kan ook aangetoond worden door middel van activiteiten die de aanvrager in het recente verleden heeft uitgevoerd.

 

Artikel 3.8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Uitleg over de-minimissteun staat in de algemene toelichting van deze subsidieregeling.

Let op: er moet ook een inhoudelijke uitwerking van de aanvraag worden ingeleverd. In artikel 5 van de ASA 2013 staat dat nader omschreven. Let op dat de begroting onderbouwd is zodat afgeleid kan worden waarop de bedragen gebaseerd zijn.

 

Artikel 3.10 Weigeringsgronden

Onderdeel a. Bij een aanvraag lager dan €15.000 komt de aanvrager mogelijk in aanmerking voor Project-voorbereiding, Hoofdstuk 2.

Onderdeel f. Uitleg over de-minimissteun staat in de algemene toelichting van deze subsidieregeling.

Onderdeel g. Het aangevraagde subsidiebedrag moet redelijk in verhouding staan tot het resultaat dat hiermee bereikt kan worden. Het totale bedrag en het uurtarief moet proportioneel zijn.

Artikel 3.11 Aanvullende verplichtingen

 

Onderdeel a. Afhankelijk van de geplande activiteiten van het initiatief wordt een bepaalde realisatietermijn vastgesteld in de beschikking.

Onderdeel b. Bij toestemming kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de toestemming van een gebouweigenaar voor duurzame maatregelen in of op het gebouw. Maar ook vergunningen van de gemeente en andere overheden maken hier onderdeel van uit.

Onderdeel c. De verkregen informatie kan de gemeente gebruiken ter informatie en inspiratie van andere (potentiële)initiatiefnemers. De gemeente kan het verslag gebruiken bij haar communicatie.

 

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.2 Overgangsbepaling

De Subsidieregeling Projectvoorbereiding duurzame initiatieven in Amsterdam 2017 is beëindigd bij inwerkingtreding van deze regeling.

Het is mogelijk dat een aanvraag voor een duurzaam initiatief op grond van de Subsidieregeling Projectvoorbereiding duurzame initiatieven in Amsterdam 2017 al is gedaan, maar nog geen beslissing door het college is genomen. Deze worden dan afgehandeld volgens die regeling. Nieuwe aanvragen na inwerkingtreding van deze regeling, worden afgehandeld volgens deze regeling.

    

[1] Movisie: https://www.movisie.nl/startmotor-sociale-wijkteams/images/img09.png

[2] Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden.