Regeling vervallen per 12-12-2020

Verordening op de Raadscommissies 2009

Geldend van 30-04-2014 t/m 11-12-2020

Intitulé

Verordening op de Raadscommissies 2009

Hoofdstuk I Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      commissie: raadscommissie zoals bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

    • b.

      lid: lid van een raadscommissie;

    • c.

      voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

    • d.

      commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger;

    • e.

      vergadering: vergadering van een raadscommissie;

    • f.

      beraadslaging: bespreken van een agendapunt;

    • g.

      raad: de gemeenteraad van Amsterdam;

    • h.

      duoraadsleden: commissieleden die geen lid zijn van de gemeenteraad;

    • i.

      griffie: de raadsgriffie van de gemeenteraad van Amsterdam;

    • j.

      portefeuillehouder: lid van het college, door de commissie uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen;

    • k.

      fractie: groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een vertegenwoordigend lichaam.

Artikel 2 Instelling en samenstelling

  • 1. De raad is bevoegd om commissies in te stellen en op te heffen.

  • 2. Een commissie bestaat uit een vertegenwoordiging van alle fracties.

  • 3. Een commissie bestaat uit ten minste één lid en maximaal vier leden per fractie.

Artikel 3 Benoeming en aftreding leden

  • 1. De leden van de commissie worden, op voordracht van hun fractievoorzitter, door de raad benoemd uit leden van de raad, of uit door de fracties voor te dragen kandidaten die geen lid zijn van de raad, wier namen voorkomen op een geldig verklaarde lijst van kandidaten voor de laatst gehouden raadsverkiezingen. Deze niet-raadsleden worden duoraadsleden genoemd.

  • 2. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid.

  • 3. De leden houden op lid te zijn wanneer de raad aftreedt.

  • 4. Een lid houdt op lid te zijn van een commissie indien hij niet meer voldoet aan lid 2 van dit artikel.

  • 5. Een lid en een voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijke mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 4 Duoraadsleden

  • Raadscommissies kennen duoraadsleden.

Artikel 5 Plaatsvervanging leden

  • 1. In geval van verhindering kan een lid van een commissie zich laten vervangen door een lid van diens fractie of door een duoraadslid van dezelfde fractie.

  • 2. De vervanger dient deze vervanging voorafgaande aan de vergadering te melden aan de voorzitter van de commissie.

Artikel 6 Benoeming voorzitter en plaatsvervangerschap

  • 1. Elke commissie heeft een voorzitter. De voorzitters van de commissies worden op voordracht van de fractievoorzitters benoemd door de raad.

  • 2. De voorzitter is lid van de commissie, met dien verstande dat dit geen gevolgen heeft voor het aantal leden per fractie.

  • 3. De raad kan de voorzitter ontslaan.

  • 4. De plaatsvervanger wordt door de commissie uit haar midden benoemd.

Artikel 7 Taken van de voorzitter

  • 1. De voorzitter is verantwoordelijk voor het opstellen van de conceptagenda voor de commissievergadering.

  • 2. De voorzitter leidt de vergadering en is belast met de handhaving van de orde.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor het goed functioneren van de commissie.

  • 4. De voorzitter zorgt voor de naleving van deze verordening.

Artikel 8 Taken en bevoegdheden van de commissie

  • 1. De commissie is belast met het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de portefeuilles die vallen onder de commissie.

  • 2. De commissie kan namens de raad overleggen met de leden van het college.

  • 3. De commissie kan uit eigen beweging advies uitbrengen aan de raad.

  • 4. De commissie is onder andere bevoegd tot het houden van hoorzittingen, expertmeetings, het afleggen van werkbezoeken, het organiseren van presentaties, rondetafelgesprekken, en het inschakelen van externe deskundigen. Een dergelijke activiteit wordt georganiseerd indien meer dan de helft van het aantal in de raad vertegenwoordigde fracties hierom verzoekt.

  • 5. De commissie kan door het kennisnemen van stukken daarmee kennisnemen namens de raad.

Artikel 9 Commissiegriffier

  • 1. Elke commissie wordt bijgestaan door de griffier, of een door de griffier aangewezen commissiegriffier.

  • 2. De commissiegriffier is aanwezig bij iedere vergadering van de commissie.

  • 3. De commissiegriffier is belast met het verlenen van advies en ondersteuning aan de commissie en het ondersteunen van de voorzitter.

  • 4. De commissiegriffier wordt bij verhindering vervangen door een collega-commissiegriffier.

Artikel 10 Bijwonen van vergadering door andere raadsleden en/of duoraadsleden

  • 1. Niet in de commissie zitting hebbende raadsleden kunnen aan de beraadslagingen deelnemen, maar hebben geen stemrecht.

  • 2. Indien zij aan de beraadslaging willen deelnemen, melden zij dit voorafgaande van de vergadering aan de voorzitter.

Artikel 11 Aanwezigheid en deelname leden van het college en ambtenaren

  • 1. De voorzitter nodigt, namens de commissie, één of meer leden van het college of de burgemeester schriftelijk uit om tijdens de vergadering van de commissie aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2. Indien een niet uitgenodigd collegelid wil deelnemen aan de beraadslagingen van een vergadering, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter. De voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

  • 3. De commissie kan het college toestaan ambtenaren deel te laten nemen aan de beraadslagingen.

Hoofdstuk II Vergadering

Artikel 12 Frequentie

  • De commissie vergadert volgens een jaarlijks, door het presidium, vastgesteld schema en verder zo vaak als de voorzitter dat noodzakelijk acht of de commissie door ten minste twee commissieleden van verschillende fracties schriftelijk, met opgave van redenen, bijeengeroepen wordt.

Artikel 13 Locatie

  • Een openbare commissievergadering wordt in het stadhuis gehouden.

Artikel 14 Openbaarheid

  • De vergaderingen van de commissies zijn openbaar, behoudens het bepaalde in artikel 15 van deze verordening.

Artikel 14A Samenstelling van de commissie

  • Per fractie kunnen net zoveel leden aan de beraadslagingen deelnemen als deze fractie zetels in de raad heeft, plus één, met een maximum van vier.

Artikel 15 Beslotenheid

  • 1. Een commissievergadering vindt in beslotenheid plaats wanneer een meerderheid van de aanwezige leden van de commissie daar om verzoekt.

  • 2. Vóór de afloop van de besloten vergadering beslist de commissie of omtrent het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 3. Alle aanwezigen bij een besloten vergadering dienen de presentielijst te tekenen.

  • 4. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 5. De voorzitter bepaalt wie, op de commissieleden en de commissiegriffier na, noodzakelijkerwijs aanwezig moeten zijn bij een besloten vergadering.

Artikel 16 Oproep en agenda

  • 1. Met de oproep worden ook de conceptagenda en bijbehorende stukken digitaal aan de leden toegezonden.

    De voorzitter draagt er zorg voor dat elk lid de stukken twee weekenden vóór de datum van de vergadering digitaal krijgt.

  • 2. Indien een gewijzigde agenda wordt vastgesteld, wordt deze agenda en de daarbij horende stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk één weekend voor aanvang van de vergadering aan de leden verzonden.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de commissie de agenda vast.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter, of op verzoek van de portefeuillehouder, kan de commissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen van de agenda afvoeren.

  • 4. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 17 Agenderingsrecht

  • 1. Elk lid van de commissie kan voorstellen doen tot behandeling van zaken die niet op de agenda zijn vermeld, met uitzondering van initiatiefvoorstellen bedoeld in artikel 39 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, en dient die voorstellen minstens vijf werkdagen voor de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier in.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan een commissielid of portefeuillehouder gebruikmaken van de actualiteit om een onderwerp te agenderen, tenzij over het onderwerp schriftelijke vragen zijn gesteld en de termijn van beantwoording nog niet voorbij is. De actualiteit wordt op maandag vóór 13:00 uur voorafgaande aan de vergadering aan de commissie schriftelijk gemeld. De commissie beslist over de inbehandelingneming bij het vaststellen van de agenda.

  • 3. Voorts kan elk lid tijdens de rondvraag in de vergadering een gemotiveerd voorstel doen om onderwerpen die op de terkennisnamelijst staan, te agenderen voor de daaropvolgende vergadering.

Artikel 17A Uitgebreide commissiebehandeling

  • 1. Bij een uitgebreide commissiebehandeling van een voordracht vanuit het college kunnen raadsleden amendementen en moties indienen.

  • 2. Om een uitgebreide commissiebehandeling te rechtvaardigen moet het onderwerp van de voordracht:

    • a.

      zijn opgenomen op de termijnagenda van de commissie;

    • b.

      voldoen aan ten minste twee van in lid 3 genoemde criteria.

  • 3. Het onderwerp van de voordracht:

    • a.

      heeft een aanzienlijke financiële omvang en/of ingrijpende financiële gevolgen;

    • b.

      heeft aanzienlijke maatschappelijke gevolgen;

    • c.

      heeft meerjarige collegeperiode overstijgende consequenties;

    • d.

      kan na de uitgebreide commissiebehandeling in de plenaire raadsvergadering op politieke hoofdpunten worden besproken.

  • 4. Een uitgebreide commissiebehandeling kan mogelijk gemaakt worden indien meer dan de helft van het aantal in de raad vertegenwoordigde fracties daarom verzoekt.

  • 5. De commissievoorzitter beoordeelt aan de hand van de eerdergenoemde criteria of het verzoek gehonoreerd kan worden. De voorzitter legt het besluit voor aan de commissie, en de commissiegriffier informeert het presidium.

  • 6. De commissievoorzitter agendeert het onderwerp voor een commissievergadering. Teneinde voldoende tijd voor de uitgebreide commissiebehandeling te hebben kan de commissievoorzitter het agenderen van andere onderwerpen voor deze commissievergadering beperken.

  • 7. De raadsleden worden in de gelegenheid gesteld om moties en amendementen in te dienen. Het college zorgt voor een bestuurlijke reactie op de moties en de amendementen.

  • 8. In de raad volgt de politiek-inhoudelijke discussie over het onderwerp en de besluitvorming over de amendementen, de voordracht en de moties.

Artikel 18 Terinzagelegging agenda en stukken

  • 1. De agenda en de openbare stukken van een commissievergadering worden voor de leden van de raad ter inzage gelegd.

  • 2. Voor het publiek worden de agenda en de openbare stukken ter inzage gelegd in het Voorlichtingscentrum en op de gemeentelijke internetsite gepubliceerd.

  • 3. Deze terinzagelegging alsmede de dag, tijd en plaats van de vergadering worden ter openbare kennisgeving gebracht via het internet.

Artikel 19 Termijnagenda

  • 1. In iedere commissievergadering wordt de termijnagenda geagendeerd door de commissievoorzitter.

  • 2. Alle leden hebben het recht voorstellen in te dienen voor de termijnagenda.

  • 3. Voorstellen tot wijziging in de termijnagenda dienen schriftelijk en gemotiveerd aan de commissie gemeld te worden.

Artikel 20 Toezeggingenlijst

  • 1. De voorzitter bevestigt in de vergadering de toezeggingen van de portefeuillehouder. De toezeggingen worden bijgehouden op de toezeggingenlijst.

  • 2. In iedere commissievergadering wordt de toezeggingenlijst geagendeerd door de commissievoorzitter.

  • 3. De toezeggingen worden door de portefeuillehouder afgedaan schriftelijk via de terkennisnamelijst of mondeling in de vergadering.

Artikel 21 Presentielijst

  • Ieder lid tekent, voordat hij aan de vergadering deelneemt, de presentielijst. Aan het einde van de vergadering wordt deze lijst door de commissiegriffier afgesloten en ondertekend.

Artikel 22 Quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal in de raad vertegenwoordigde fracties aanwezig is.

  • 2. Wanneer het volgens het eerste lid vereiste aantal in de raad vertegenwoordigde fracties niet aanwezig is, kan door de voorzitter meteen een nieuwe vergadering worden belegd, met een tussentijd van ten minste 24 uur na de schriftelijke oproep.

  • 3. Deze vergadering vindt doorgang, ook als niet aan het bepaalde in het eerste lid van dit artikel wordt voldaan. De commissie kan echter niet over andere aangelegenheden beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van het aantal in de raad vertegenwoordigde fracties aanwezig is.

Artikel 23 Verslag en uitslagenlijst

  • 1. Het conceptverslag wordt opgesteld onder zorg van de commissiegriffier. Dit verslag wordt in de eerstvolgende vergadering aan de orde gesteld en vastgesteld.

  • 2. Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt voor de eerstvolgende vergadering aan de leden toegezonden.

  • 3. De leden, de voorzitter en de aanwezige portefeuillehouder hebben het recht een redactionele wijziging voor te stellen. Een voorstel tot verandering dient vóór de vaststelling van de notulen bij de commissiegriffier te worden ingediend en wordt bij het vaststellen van het verslag bij monde van de voorzitter aan de commissie voorgelegd.

  • 4. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, waaromtrent geheimhouding wordt opgelegd, tenzij de commissie anders beslist.

  • 5. Na afloop van de vergadering wordt er een uitslagenlijst opgesteld.

Hoofdstuk III Beraadslaging

Artikel 24 Spreektijd

  • 1. Voor het verdelen van de spreektijd geldt dat 50% van de totale spreektijd wordt gereserveerd voor het college en vergadertechnische zaken als stemmingen; de andere 50% is gereserveerd voor spreektijd voor de commissie. Voor het verdelen van de spreektijd voor de commissie wordt het principe 60/40 gehanteerd. Dit betekent dat 60% van de spreektijd evenredig over de fracties wordt verdeeld; de overige 40% wordt verdeeld naar rato van de grootte van de fractie.

  • 2. De voorzitter, bijgestaan door de commissiegriffier, ziet toe op het naleven van de afgesproken spreektijden.

  • 3. De voorzitter kan van het eerste lid van dit artikel afwijken.

Artikel 25 Woord voeren

  • 1. Niemand voert het woord dan na het aan de voorzitter verzocht en van deze verkregen te hebben.

  • 2. Van de, voor zover vastgestelde, volgorde kan worden afgeweken, indien een lid het woord vraagt voor het stellen van een vraag om inlichtingen over een onderwerp dat in behandeling is, een persoonlijk feit, of voor het indienen van een voorstel van orde. De voorzitter stelt het lid dat het woord verlangt voor een persoonlijk feit, in de gelegenheid een beknopte aanduiding van dat feit te geven.

  • 3. Een spreker mag in zijn of haar rede worden onderbroken, echter alleen via tussenkomst van de voorzitter. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder interrupties zijn betoog zal afronden.

Artikel 26 Tot de orde roepen

  • 1. Indien een spreker van het onderwerp in beraadslaging afwijkt, wijst de voorzitter de spreker hierop en roept deze tot de orde.

  • 2. Indien een spreker beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen bezigt, zijn plicht tot geheimhouding schendt, instemming betuigt met dan wel aanspoort tot onwettige handelingen of op welke wijze dan ook de orde verstoort, wordt zij of hij door de voorzitter vermaand en in de gelegenheid gesteld de woorden die tot de vermaning aanleiding hebben gegeven, terug te nemen en zich te excuseren voor de orde-verstoring.

  • 3. Onder “beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen” wordt in ieder geval begrepen het naar het oordeel van de voorzitter doen van uitlatingen of uitingen, in welke vorm dan ook, met een racistisch, seksistisch of anderszins discriminatoir karakter.

  • 4. De voorzitter kan aan de commissie voorstellen beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen niet in het verslag op te nemen.

Artikel 27 Ontnemen van het woord

  • 1. Indien een spreker doorgaat van het onderwerp af te wijken, beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen te gebruiken, de orde te verstoren, zijn plicht tot geheimhouding te schenden of instemming te betuigen met dan wel aan te sporen tot onwettige handelingen of niet voldoet aan de uitnodiging van de voorzitter zijn rede te beëindigen wegens het verstrijken van de toegestane spreektijd, ontneemt de voorzitter hem het woord.

  • 2. In de zitting waarin het in het eerste lid vermelde heeft plaatsgehad, mag de spreker aan wie het woord is ontnomen, of de spreker die na te zijn vermaand zijn woorden niet heeft teruggenomen, aan de beraadslagingen over het in bespreking zijnde onderwerp niet meer deelnemen.

Artikel 28 Verwijderen

  • Een spreker die voortgaat beledigende en onbehoorlijke uitdrukkingen als bedoeld in artikel 26, derde lid, te bezigen, wordt na op de consequenties daarvan te zijn gewezen, door de voorzitter verwijderd.

Artikel 29 Orde van de vergadering

  • Het in artikel 26, tweede lid, en de artikelen 27 en 28 vermelde is eveneens van toepassing op leden die zich schuldig maken aan het daar genoemde, hoewel zij het woord niet van de voorzitter hadden verkregen.

Artikel 30 Schorsing

  • 1. De voorzitter kan een vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen.

  • 2. Schorsing kan onder andere plaatsvinden ter handhaving van de orde. Indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, kan de voorzitter de vergadering sluiten.

Artikel 31 Wijze van beraadslaging

  • 1. Beraadslaging over elk aan de orde gesteld onderwerp vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. In bijzondere gevallen kan de commissie via de voorzitter een gelegenheid openen om in een derde termijn het woord te voeren.

  • 2. Niemand voert in dezelfde termijn tweemaal het woord. Elk spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Indien de voorzitter oordeelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, stelt hij de commissie voor, de beraadslaging te sluiten.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 32 Voorstellen van orde

  • 1. Op elk moment tijdens de vergadering kan de voorzitter en ieder lid mondeling een voorstel van orde doen, dat kort wordt toegelicht.

  • 2. Ordevoorstellen vallen niet onder de beraadslaging.

Artikel 33 Beslissingen met betrekking tot de vergaderorde

  • 1. De commissie beslist over agendering- en vergadertechnische zaken. Beslissingen van de commissie worden bij meerderheid van stemmen van het aantal aanwezige leden genomen.

  • 2. Bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter.

Artikel 34 Advies

  • 1. De voorzitter sluit de beraadslaging als hij heeft vastgesteld dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de commissie anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de commissie op voorstel van de voorzitter of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3. Ieder lid van een commissie kan een onderwerp dat ter bespreking in de commissie is geagendeerd, met uitzondering van antwoorden op schriftelijke vragen bedoeld in artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, doorgeleiden naar de agenda van de raadsvergadering. Het presidium besluit voor welke raadsvergadering het betreffende onderwerp wordt geagendeerd.

Artikel 35 Sluiting

  • De voorzitter sluit de vergadering zodra alle aan de orde gestelde onderwerpen zijn behandeld of sluiting de commissie wenselijk voorkomt.

Hoofdstuk IV Overig

Artikel 36 Toehoorders

  • 1. Tot de openbare commissievergaderingen worden zoveel toehoorders op de voor het publiek bestemde plaatsen toegelaten als de voorzitter bepaalt.

  • 2. Toehoorders mogen de orde en rust van de vergadering niet verstoren, dit ter beoordeling van de voorzitter. Zij dienen zich te onthouden van uitingen of uitlatingen als bedoeld in artikel 26. Indien zij zich niet aan dit voorschrift houden, worden zij onmiddellijk uit de vergadering verwijderd.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor de handhaving van het in het tweede lid bedoelde voorschrift.

  • 4. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren, kan door de voorzitter voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzegd worden.

Artikel 37 Inspreekhalfuur publiek

  • 1. Aan het begin van de vergadering wordt aan insprekers de mogelijkheid geboden het woord te voeren of vragen te stellen over aangelegenheden die te maken hebben met het beleidsterrein van de desbetreffende commissie in het zogenaamde inspreekhalfuur publiek. Het inspreekhalfuur duurt niet langer dan 30 minuten. Het mag hier niet over onderwerpen gaan die op de agenda staan.

  • 2. Personen die van het spreekrecht gebruik wensen te maken, dienen dit ten minste 24 uur vóór aanvang van de vergadering te melden bij de griffie, onder opgave van hun naam en/of organisatie en het onderwerp waarover zij het woord willen voeren.

  • 3. Insprekers krijgen maximaal drie minuten de tijd. De voorzitter kan de spreektijd bekorten. De leden kunnen reageren op de insprekers.

  • 4. De voorzitter kan bepalen dat ook de portefeuillehouder op een inspreker kan reageren.

  • 5. Per maatschappelijke organisatie, instelling, stichting, vereniging etc. kan slechts één persoon inspreken.

Artikel 38 Inspreken/woordvoeren bij agendapunt

  • 1. Voorafgaand aan de behandeling van een agendapunt krijgen insprekers de gelegenheid om in te spreken over het desbetreffende onderwerp.

  • 2. De commissieleden kunnen desgewenst op de inspreker reageren.

  • 3. Personen die van het spreekrecht gebruik wensen te maken, dienen dit ten minste 24 uur vóór aanvang van de vergadering te melden bij de raadsgriffie, onder opgave van hun naam en/of organisatie en het agendapunt waarbij ze willen inspreken. Dit kan vanaf het moment dat de agenda is bekendgemaakt. Insprekers krijgen maximaal drie minuten spreektijd.

  • 4. De voorzitter bepaalt, indien hij dit nodig acht, de spreektijd.

  • 5. Indien een agendapunt wordt behandeld waarbij de belangen van een bestuurscommissie betrokken zijn, kan, op verzoek van de raadscommissie of de bestuurscommissie, een lid van de bestuurscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de bestuurscommissie toelichten. Hiervan wordt minimaal 24 uur vóór aanvang van de vergadering melding gemaakt bij de raadsgriffie. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Voor het eventueel verdedigen van een minderheidsstandpunt kan een vertegenwoordiger van een minderheid van de bestuurscommissie eveneens in de gelegenheid worden gesteld, tijdens een commissievergadering het woord te voeren.

  • 7. Insprekers dienen zich te onthouden van beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen als bedoeld in artikel 26. Indien een inspreker zich niet aan dit voorschrift houdt, wordt deze op last van de voorzitter uit de vergadering verwijderd.

  • 8. Per maatschappelijke organisatie, instelling, stichting, vereniging etc. kan slechts één persoon inspreken.

Artikel 39 De gemeentelijke Ombudsman en de directeur van de Rekenkamer Amsterdam

  • De gemeentelijke Ombudsman en de directeur van de Rekenkamer Amsterdam kunnen in de gelegenheid worden gesteld voorafgaand aan de behandeling van geagendeerde rapporten maximaal vijf minuten het woord te voeren.

Artikel 40 Geluids- en beeldregistratie

  • 1. Tijdens de vergadering kunnen er door of in opdracht van de commissiegriffier geluid- en beeldregistraties worden gemaakt.

  • 2. Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan vooraf mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Hoofdstuk V Slotbepalingen

Artikel 41 Uitleg van de verordening

  • In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de commissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 42 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als de Verordening op de raadscommissies 2009.

Artikel 43 Inwerkingtreding

  • Deze verordening treedt in werking een dag na publicatie in afdeling 3A van het Gemeenteblad.

Toelichting

Artikel 1

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd. Het is aan de raad om te bepalen of er vergaderd zal worden met behulp van commissies. Indien er gebruik van wordt gemaakt, is het aan de raad om te bepalen hoeveel commissies worden ingesteld en over welke onderwerpen die gaan.

Artikel 2

Op grond van artikel 82 van de Gemeentewet bepaalt de raad om commissies in te stellen. De raad bepaalt het aantal leden dat zitting heeft in een commissie. Een commissie bestaat in ieder geval uit een voorzitter en minimaal één lid van de fracties die zitting hebben in de raad. In 2010 heeft de raad besloten dat maximaal vier leden per fractie zitting kunnen hebben in een commissie.

Artikel 3

De raad benoemt, schorst en ontslaat de leden van een commissie. Een raadslid wordt, op voordracht van de fractievoorzitter, in een commissie benoemd. Niet-raadsleden kunnen eveneens tot lid worden benoemd van een commissie. Deze leden worden aangeduid als duoraadsleden. Zij moeten door de fracties worden voorgedragen en zij moeten op de kandidatenlijst hebben gestaan van de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen. Zie ook artikel 4.

Om raadslid te zijn moet men aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn verwoord in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Zo moet een raadslid bijvoorbeeld de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en moet hij ingezetene van de gemeente zijn. Zo mag een raadslid bijvoorbeeld niet tevens burgemeester, wethouder of griffier van de provincie zijn. Dergelijke voorwaarden en incompatibiliteiten zijn ook van toepassing op commissieleden. Indien een commissielid niet meer voldoet aan bovengenoemde bepalingen uit de Gemeentewet, eindigt het lidmaatschap van rechtswege.

De zittingsperiode van de commissieleden is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden. In principe is die periode vier jaar. De benoeming eindigt van rechtswege; de raad hoeft hen niet te ontslaan.

De raad kan een commissielid op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan.

Artikel 4

De commissies bestaan niet alleen uit raadsleden, er kunnen ook duoraadsleden worden benoemd. Een raadscommissie hoeft immers niet slechts uit raadsleden te bestaan (zie artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet). Duoraadsleden moeten op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan en worden voorgedragen door een fractie. Het maximumaantal duoraadsleden wordt door de raad bepaald. In 2006 is door de raad besloten dat er maximaal vier duoraadsleden per fractie kunnen zijn.

Artikel 5

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 6

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een commissie raadslid moet zijn. Gelet op de belangrijke functie die de commissie ten opzichte van de raad vervult, is ervoor gekozen om de voorzitter door de raad te laten benoemen in plaats van door de commissie. De voorzitter is in de praktijk over het algemeen een technisch voorzitter en neemt niet deel aan de beraadslaging. In beginsel behoort de voorzitter tot een andere politieke partij dan die waartoe de portefeuillehouder behoort.

Artikel 7

De conceptagenda wordt vooraf aan de vergadering verstuurd. Na opening van de vergadering stelt de commissie bij monde van de voorzitter de definitieve agenda vast. Tijdens de vergadering verzoekt men de voorzitter om het woord te mogen voeren. Indien het nodig is voor de handhaving van de orde van de vergadering, zal de voorzitter ook leden het woord ontnemen. Zie ook artikel 27 van deze verordening. De voorzitter draagt er verder zorg voor dat de bepalingen uit deze verordening en andere relevante bepalingen uit andere regelgeving worden nageleefd. De voorzitter wordt in de uitoefening van zijn taken ondersteund door de commissiegriffier. De voorzitter stuurt de commissiegriffier aan en is daarom medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van het werk dat de commissiegriffier levert. Onder goed functioneren van de commissie valt zowel de voorbereiding, de vergadering zelf en de afwikkeling van de vergadering alsmede werkbezoeken en commissiereizen. Zie ook artikel 9 van deze verordening.

Artikel 8

De taken van de commissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De commissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college. Hier is gekozen voor een model waarbij de voorbereiding plaatsvindt in de commissie terwijl de besluitvorming door de raad geschiedt. Het politieke debat vindt in beide gremia plaats.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De commissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen. En ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de commissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad (kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend).

Artikel 9

De commissiegriffier draagt zorg voor de organisatorische en logistieke aspecten van de vergaderingen, zoals het screenen en verzenden van de stukken. Hij staat de voorzitter met raad en daad terzijde.

Tijdens de vergadering draagt hij zorg voor de verslaggeving, houdt hij de spreektijd bij (zie ook artikel 24 van deze verordening) en assisteert hij de voorzitter met het voorzitten van een vergadering. Daarnaast staat de commissiegriffier de commissie via de voorzitter inhoudelijk bij.

Hij geeft advies over de gehanteerde procedures en relevante regelgeving.

Tot slot is de commissiegriffier vraagbaak omtrent de vergaderingen, zowel intern (raadsleden, fractiemedewerkers) als extern (burgers, diensten, bedrijven, stadsdelen).

Artikel 10

Leden van een commissie kunnen door een andere commissie worden uitgenodigd om deel te nemen aan de beraadslagingen maar hebben geen stemrecht.

Anderen die met de beraadslagingen mee mogen doen maar geen stemrecht hebben, zijn bijvoorbeeld ambtenaren die de commissie van zeer technische informatie kunnen voorzien. Daar wordt in voorzien in artikel 11 van deze verordening.

Artikel 11

De burgemeester en de wethouders zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur geen lid meer van commissies (artikel 82, tweede lid). Hun aanwezigheid is niet langer vanzelfsprekend. De commissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid van een collegelid al dan niet gewenst is en of hij aan de beraadslagingen mag deelnemen. De grondslag hiervan is te vinden in artikel 21, tweede lid, Gemeentewet, dat door artikel 82, vijfde lid, Gemeentewet van toepassing is verklaard op commissies. In artikel 21, tweede lid, Gemeentewet staat weliswaar alleen “wethouder”, maar artikel 82, vijfde lid, Gemeentewet schrijft voor dat daarin “burgemeester en wethouder” moet worden gelezen.

Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen om de voorzitter van de commissie een voorlopige beslissing omtrent de deelname aan de beraadslagingen door collegeleden te laten nemen. Als de commissie het niet met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de commissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van de voorzitter.

Artikel 12

Het jaarlijkse schema wordt vastgesteld door het presidium. Er zal alleen van het schema worden afgeweken als daartoe een noodzaak is. Een voorbeeld daarvan is wanneer men meer tijd wil nemen om over een bepaald onderwerp te vergaderen. De voorzitter kan een extra vergadering beleggen. In principe vinden er geen gelijktijdige commissievergaderingen plaats.

Artikel 13

Het presidium heeft besloten dat er niet meer op locatie vergaderd wordt.

Artikel 14

De vergaderingen van een commissie zijn openbaar tenzij expliciet anders is aangegeven.

Artikel 14A

Artikel 83, lid 2, van de Gemeentewet bepaalt dat de samenstelling van een commissie een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen moet zijn.

Om de verkiezingsuitslag aan de commissietafel weer te geven is ervoor gekozen dat grotere fracties met meer leden aan de beraadslagingen kunnen deelnemen dan kleinere. Er kunnen per fractie maximaal vier leden in een commissie worden benoemd. Voor iedere fractie zijn er net zoveel plaatsen aan tafel als dat deze fractie zetels in de raad heeft, plus één, met een maximum van vier. Een fractie die één zetel in de raad heeft, heeft dus twee plaatsen aan de commissietafel. In de praktijk kan het voorkomen dat raadsleden of duoraadsleden van een kleinere fractie op de publieke tribune moeten plaatsnemen omdat zij op dat moment niet aan de beraadslagingen kunnen deelnemen.

Artikel 15

Grondslag voor het houden van een besloten vergadering is terug te vinden in artikel 86 van de Gemeentewet. Het belang om besloten te vergaderen moet te herleiden zijn tot een belang dat genoemd is in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. Op voorstel van de voorzitter, een collegelid of een lid van de commissie besluit de commissie bij meerderheid, of in beslotenheid wordt vergaderd. Na de beraadslaging in beslotenheid dient de commissie een besluit te nemen, of over het verhandelde geheimhouding wordt opgelegd.

Artikel 16

Vóór het verzenden van de oproep stelt de voorzitter van een commissie de agenda voorlopig vast. Wel ligt het voor de hand dat de voorzitter hierover overleg voert met de commissiegriffier.

Uiteindelijk bepaalt een commissie echter haar eigen agenda. De agenderende rol van een commissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een commissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid is. Ook een te volle agenda kan reden zijn stukken door te schuiven. Een commissie, en niet het college, bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met de portefeuillehouder.

Artikel 17

Agendavoorstellen moeten via de voorzitter of commissiegriffier gaan. Het is de commissie die een besluit neemt over agendering van het onderwerp. De portefeuillehouders moeten drie weken voor de vergadering stukken en agendapunten aanleveren. Commissieleden kunnen tot vijf dagen voor de vergadering met agendavoorstellen komen. Een actualiteit kan op de maandag voor de commissievergadering tot uiterlijk 13.00 uur worden ingediend bij de voorzitter of commissiegriffier. Indien er tweemaal een actualiteit wordt ingediend met hetzelfde onderwerp, geldt dat degene die de actualiteit het eerste indiende, als eerste het woord krijgt.

Artikel 17A

Teneinde bij omvangrijke onderwerpen de discussie in de plenaire vergadering op hoofdlijnen te kunnen voeren kan op grond van artikel 17A gekozen worden voor een "uitgebreide commissiebehandeling", waarbij het voor raadsleden mogelijk is om moties en amendementen tijdens de commissiebehandeling in te dienen.

Artikel 18

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 19

De termijnagenda is een sturingsinstrument. Behalve dat commissieleden hiermee weten wanneer een onderwerp behandeld gaat worden, kan de portefeuillehouder worden gestuurd om vóór een bepaalde tijd met een onderliggend stuk te komen. Op die manier kan een bepaald onderwerp op een moment waarop de commissie dat wenst, behandeld worden. De commissiegriffier bewaakt en beheert de termijnagenda.

Artikel 20

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 21

Alle overige personen die hebben deelgenomen aan de beraadslagingen, worden ook op de presentielijst gezet. Men moet dan denken aan ambtenaren die tijdens de vergadering uitleg geven over de zeer gedetailleerde aspecten van een onderwerp.

Artikel 22

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de commissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 22 van deze verordening voorziet hierin. Het tweede lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is. Anders zou de afwezigheid van leden van een commissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Op het moment dat de voorzitter de datum en tijdstip bepaalt, staat uiteraard nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zitten, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de commissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 23

De verslaglegging gebeurt door een notulist. Er wordt een zakelijke samenvatting van hetgeen besproken is gegeven (dus niet woordelijk zoals bij de raad). De conceptnotulen worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de voorzitter, de leden, de portefeuillehouder en indien zij het woord hebben gevoerd: de gemeentelijke Ombudsman en de directeur van de Rekenkamer Amsterdam. Deze mensen hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging kan tot het moment van vaststelling van het verslag bij de commissiegriffier worden ingediend. De commissie kan beslissen dat een voorgestelde wijziging of aanvulling niet geaccepteerd wordt, aangezien de commissie de notulen vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Raad van State).

Artikel 24

Door het voorbereidende karakter van de commissie heeft een wethouder een prominentere rol. Immers, leden hanteren de commissie vaak om standpunten en overwegingen van de wethouder af te tasten. Presentaties en verhelderende uitleg van ambtenaren worden gerekend tot de spreektijd van het college. Tot slot valt de tijd van de insprekers onder de technische tijd.

Artikel 25

De discussies worden gevoerd via de voorzitter. Niemand zal ook het woord voeren zonder het van de voorzitter gekregen te hebben.

De voorzitter bepaalt in beginsel de volgorde van de sprekers. De voorzitter verleent het woord in de volgorde waarin het is gevraagd. Indien het gaat om een belangrijk onderwerp, kan de voorzitter beslissen dit in orde van grote van partijen te doen. Interrupties zijn toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van commissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van de commissies. Hierdoor zijn leden van commissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als duoraadsleden.

Artikel 26

Op basis van dit artikel kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen. Sprekers behoren zich in ieder geval te bedienen van correct taalgebruik. Wat “beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen” zijn, staat ter beoordeling aan de voorzitter. Racistische, seksistische en anderszins discriminerende opmerkingen zijn in ieder geval niet toegestaan. De spreker krijgt wel de gelegenheid om zijn woorden terug te nemen.

Artikel 27

Indien de spreker doorgaat met het verstoren van de orde, kan hem zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook als de afgesproken spreektijd is verstreken, wordt de spreker het woord ontnomen. De spreker mag over het aanhangige onderwerp het woord ook niet meer terugkrijgen.

Artikel 28

In het uiterste geval kan de voorzitter een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Dit artikel sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van orde. Wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 36 van deze verordening.

Artikel 29

Het gaat niet alleen om de spreker, maar ook om de andere aanwezige commissieleden. Ook zij dienen de orde van de vergadering niet te verstoren en zij moeten zich ook bedienen van correct taalgebruik. Deze personen kunnen eveneens door de voorzitter tot de orde worden geroepen en, in het ergste geval, verwijderd worden.

Artikel 30

Een schorsing kan onder andere plaatsvinden om huishoudelijke reden, omdat de vergadering in twee zittingen plaatsvindt, en om leden van de commissie en de portefeuillehouder in de gelegenheid te stellen de pers te woord te staan.

Artikel 31

In principe worden onderwerpen ter kennisname in één termijn afgehandeld en raadsvoordrachten in twee termijnen. De volgorde van sprekers wordt door de voorzitter bepaald. Nadat de fracties aan het woord zijn geweest, volgt de beantwoording van de portefeuillehouder. Wanneer de beantwoording is geweest, is de eerste termijn gesloten. Indien gewenst, wordt voormelde procedure herhaald in de tweede termijn. Wanneer naar de mening van de voorzitter over een onderwerp voldoende is beraadslaagd, doet hij een voorstel om de beraadslaging te sluiten.

Gedurende de woordvoering in één termijn is er te allen tijde een mogelijkheid voor andere leden om te interrumperen. Interruptie dient via de voorzitter te geschieden. Daarnaast kan de voorzitter beslissen dat verdere interrupties niet meer mogelijk zijn. Zie ook artikel 25 van deze verordening. Tot slot wordt het doen van ordevoorstellen niet gezien als het woord voeren in één termijn.

Artikel 32

Dit artikel heeft betrekking op vergadertechnische zaken.

Artikel 33

Dit artikel heeft betrekking op vergader- en agenderingstechnische zaken.

Artikel 34

De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht. Een commissie neemt geen beslissingen (met rechtsgevolg), maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Een commissie kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over dit advies.

Artikel 35

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 36

Het publiek moet plaatsnemen op de voor het publiek bestemde plaatsen. Indien er een te grote toeloop van publiek is, kan de voorzitter beslissen om een deel van het publiek de toegang te ontzeggen.

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelt dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang tot de vergadering kan ontzeggen. Dit artikel voorziet hierin voor de commissies aangezien een dergelijk artikel in de Gemeentewet ontbreekt.

Artikelen 37 en 38

Deze artikelen regelen het inspreken van burgers op persoonlijke titel of namens een organisatie bij een commissie. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van de doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

Op grond van artikel 37 kunnen personen maximaal drie minuten inspreken of vragen stellen over onderwerpen die niet op de agenda staan, maar wel tot het beleidsterrein van de commissie behoren. Dit vragenhalfuur duurt niet langer dan 30 minuten. Namens een organisatie mag maar één inspreker het woord voeren. Sprekers komen op volgorde van anmelding aan de beurt.

Op grond van artikel 38 kunnen personen inspreken bij een onderwerp dat op de agenda staat. De inspreker krijgt vóór de behandeling van het agendapunt de gelegenheid om het woord te voeren. Nadat de inspreker het woord gevoerd heeft, krijgt de commissie de gelegenheid om de inspreker vragen te stellen. Namens één organisatie mag maar één vertegenwoordiger inspreken. Een inspreker of vertegenwoordiger van een maatschappelijke organisatie krijgt voor het inspreken bij onderwerpen die op de agenda staan, maximaal drie minuten spreektijd.

Omtrent de spreektijd van vertegenwoordigers van de stadsdelen kan de commissie regels stellen.

Indien nodig kan de voorzitter de spreektijd bepalen.

Artikelen 40 tot en met 43

Deze artikelen behoeven geen toelichting.