Algemene subsidieverordening gemeente Bergeijk 2018

Geldend van 12-06-2018 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Bergeijk 2018

De raad der gemeente Bergeijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 april 2018

gezien het advies van de commissie MZ d.d. 15 mei 2018

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht, in het bijzonder Titel 4.2: Subsidies;

Besluit:

vast te stellen de:

Algemene subsidieverordening gemeente Bergeijk 2018

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. college:

    college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk;

  • b. raad:

    gemeenteraad van de gemeente Bergeijk;

  • c. subsidie:

    de aanspraak op financiële middelen door het gemeentebestuur verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten;

  • d. jaarlijkse subsidie:

    subsidie die per jaar of voor een bepaald aantal jaren aan een instelling wordt verstrekt;

  • e. garantiesubsidie:

    een vorm van subsidie als bijdrage in de kosten van een evenement of activiteit die in principe met een sluitende exploitatie kan worden uitgevoerd, waarbij het college garant staat tot een nader te bepalen bedrag indien het evenement of de activiteit ten gevolge van onvoorziene (weers)omstandigheden met tegenvallende resultaten te maken kan krijgen;

  • f. subsidieverlening:

    de beschikking met een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en waarin het subsidiebedrag wordt vermeld, dan wel de wijze wordt aangegeven waarop dit bedrag wordt bepaald, alsmede de aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden en verplichtingen;

  • g. subsidievaststelling:

    de beschikking waarin definitief wordt beslist dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag en die aanspraak geeft op betaling van dat bedrag;

  • h. directe subsidievaststelling:

    het vaststellen van de subsidie voor aanvang van de periode waarop de subsidie betrekking heeft, zonder dat er eerst een subsidieverlening plaatsvindt;

  • i. jaarprogramma:

    het jaarlijks door het college vast te stellen overzicht voor subsidies in aanmerking komende activiteiten;

  • j. beleidskader:

    het vierjaarlijks door de raad vast te stellen subsidiebeleid;

  • k. algemene groepsvrijstellingsverordening:

    verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • l. de-minimisverordening:

    verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • m. Europees steunkader:

    een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • n. onderneming:

    iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • o. Verdrag:

    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op het beleidsterrein Welzijn, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Bevoegdheid college subsidieregeling

Het college kan in nadere beleidsregels vastleggen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Beschikbaar budget en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad stelt het beleidskader vast, in beginsel voor een periode van vier jaar. Vaststelling vindt plaats, uiterlijk in de vergadering waarin de begroting van de gemeente wordt vastgesteld voor het eerste jaar waarvoor het beleidskader zal gelden.

  • 2.

    Het college stelt, rekening houdend met het beleidskader en de vastgestelde begroting van de gemeente, het jaarprogramma vast, uiterlijk 4 weken na vaststelling van de begroting van de gemeente.

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan voor de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt gedaan uiterlijk 4 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    het college kan in de nadere regels andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie (art. 6 lid 2) binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie (art. 6 lid 1) uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Het college kan in de nadere regels andere termijnen stellen.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kan het college een aanvraag voor subsidie vervolgens weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      indien niet voldoende vaststaat dat slechts met inbegrip van de gemeentelijke subsidie voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de gestelde doeleinden te verwezenlijken;

    • d.

      als met de activiteiten waarvoor de subsidie is aangevraagd, reeds is begonnen voordat de aanvraag is ingediend;

    • e.

      de activiteiten niet of onvoldoende bijdragen aan het realiseren van met subsidie beoogde beleidsdoelen;

    • f.

      subsidieverstrekking niet past binnen het gemeentelijk beleid op het betreffende beleidsterrein, dan wel dat de activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • g.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 6 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • h.

      als de aanvraag niet voldoet aan nadere regels die zijn gesteld door college of raad om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • i.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • j.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • k.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

    • l.

      onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

      • a.

        subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

      • b.

        de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader

Artikel 9. Besluitvorming subsidieverlening

  • 1.

    Het college kan besluiten een subsidie éénmalig, per kalenderjaar of voor een periode van maximaal vier jaren te verlenen;

  • 2.

    Verlening van meerjarige subsidies vindt altijd plaats onder het voorbehoud dat de raad van jaar tot jaar de benodigde financiële middelen beschikbaar stelt.

  • 3.

    Subsidies kunnen worden verleend in de vorm van structurele subsidies en incidentele subsidies.

  • 4.

    Het college is bevoegd om voorwaarden en/of doelgebonden verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden in aanvulling op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5.

    Aan de beschikking tot verlening van een structurele subsidie kan het voorschrift worden verbonden dat een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht wordt gesloten.

  • 6.

    Bij het besluit tot verlenen van subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij nadere regeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2.

    Bij nadere regels of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3.

    Bij nadere regels kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4.

    Bij nadere regels of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 12a. Egalisatiereserve

  • 1.

    Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vormt.

  • 2.

    De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot 5.000 euro

  • 1.

    Alle subsidies tot 5.000 euro worden door het college direct vastgesteld, tenzij het een garantiesubsidie betreft.

  • 2.

    Bij een garantiesubsidie kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de garantiesubsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, voordat wordt overgegaan tot vaststelling.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening 5.000 euro bedraagt of hoger, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar;

    • b.

      bij een subsidie als bedoeld in artikel 6, tweede lid, uiterlijk dertien weken na het verricht zijn van de activiteiten.

  • 2.

    De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

    • d.

      Het college kan verlangen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de subsidievaststelling van belang zijn, worden overgelegd. Dit staat vermeld in de beschikking als bedoeld in artikel 9.

  • 3.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, uiterlijk voor 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, waarvoor de subsidie is verleend;

    • b.

      bij een subsidie als bedoeld in artikel 6, tweede lid, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring of beoordelingsverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

    • e.

      het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd, of dat andere termijnen van toepassing zijn, in het individuele geval.

  • 3.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 16. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt binnen 20 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie van meer dan 5.000 euro vast, tenzij in de nadere regels anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 6 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij nadere regeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 13, eerste lid en 14, eerste lid is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de nadere regeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de nadere regeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 19. Hardheidsclausule

  • 1.

    Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

  • 2.

    In een nadere regeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3.

    Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 20. Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Bergeijk 2016-1 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor de datum van 1 maart 2016 zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Bergeijk 2010 van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Bergeijk 2018.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Bergeijk van 31 mei 2018.

De gemeenteraad,

J.M. van Dongen-Hermans

Griffier

A. Callewaert – de Groot

Voorzitter