Regeling vervallen per 30-05-2017

Vernieuwend toezicht- en handhavingsbeleid 2012-2015 gemeente Bladel

Geldend van 03-10-2013 t/m 18-03-2015

Inhoudsopgave

 

0        SAMENVATTING

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

 

1.1       Handhavingsbeleid vóór 2012

1.2       Definitie van toezicht en handhaving

1.3       Afbakening

HOOFDSTUK 2          ACHTERGROND

 2.1       Toekomstvisie

2.2       De gemeente Bladel

2.3       Samenwerkingsverbanden

2.3.1    Kempensamenwerking en RUD’s

2.3.2    Bestuursovereenkomst

2.3.3    SRE

2.3.4    Brandweer

2.3.5    Politie

2.3.6    Waterschap De Dommel

2.3.7    Provincie Noord-Brabant

HOOFDSTUK 3 VISIE, UITGANGSPUNTEN EN HANDHAVINGSAMBITIE

 

3.1       Handhavingsvisie: preventie boven repressie

3.2       Uitgangspunten

3.3       Ambitie en doelen

HOOFDSTUK 4 NALEVINGSSTRATEGIE

4.1       Inleiding

4.2       Beginselplicht tot handhaven

4.2.1    Gefaseerde Handhaving

4.2.2    Gemeentelijke inrichtingen

4.2.3    Handhavinginstrumentarium

4.2.4    Bereikbaarheid buiten kantooruren

4.3       Preventiestrategie 4.3.1    Interne en externe afstemming

4.3.2    Communicatie

4.3.2.1 Informatievoorziening handhaving

4.3.2.2 Middelen

4.3.2.3 (Social) media

4.4       Handhavingstrategie 4.4.1    Toezichtstrategie

4.4.1.1 Vormen van Toezicht

4.4.1.2 Toezicht op de omgevingsvergunning

4.4.1.3  Integraal Toezicht

4.4.1.4  Bouw- en Woningtoezicht

4.4.1.5  Milieu

4.4.1.6 APV en bijzondere wetten

4.4.1.7 Brandveiligheid

4.4.2    Sanctiestrategie

4.4.2.1 Hoogte van de sancties

4.4.2.2 Spoedeisende situaties

4.5       Gedoogstrategie

HOOFDSTUK 5 RISICOANALYSE PRIORITEITSTELLING & UITVOERINGSPROGRAMMA

5.1       Inleiding

5.2       Risicoanalyse

5.2.1    Risicoanalyse Methode

5.2.2    Opzet Risicoanalyse

5.3       Prioritering

5.3.1    Hoog, middelhoog, laag

5.3.2    Handhavingstaken geprioriteerd

5.3.3    Landelijke en Regionale Prioriteiten

5.4       Projectmatig Handhaven

5.4.1    Jaarlijks uitvoeringsprogramma

5.4.2    Doelstellingen in het uitvoeringsprogramma

5.4.3    Capaciteitsplanning in het uitvoeringsprogramma

5.4.4    Percentage onvoorzien

5.4.5    Handhavingsverzoeken

5.4.6    Uitzondering: Piepsysteem

5.4.7    Restrisico

HOOFDSTUK 6 STRUCTUUR EN KWALITEITSBORGING

6.1       Werkprotocollen

6.2       Kritieke massa personeel

6.3       Kritieke massa Bladel

6.4       Kwaliteitsborging

6.5       Cyclische beleidsstructuur

6.6       Monitoring

6.7       Evaluatie

BIJLAGE 1      OVERIG BEGRIPPENKADER

BIJLAGE 2  PRIORITERING PER THEMA

Hoofdstuk 0 Samenvatting

Het vernieuwend toezicht- en handhavingsbeleid maakt voor vergunningverlening en toezicht en handhaving inzichtelijk hoe risico’s voor de leefomgeving en het milieu worden benoemd en beoordeeld. Uitgangspunt daarvoor vormt een risicoanalyse per taakonderdeel.

Het beleid behelst alle taken op het gebied van vergunningverlening en toezicht en handhaving in de fysieke omgeving waaronder bouw (inclusief planologisch afwijken), sloop, monumenten, milieu, brandveilig gebruik, APV en bijzondere wetten (zoals drank- en horeca, kansspelen, flora- en fauna). Ook bevat het beleid een overzicht van de strategieën die de gemeente Bladel hanteert om tot een professionele handhaving te komen.

 

Uitgangspunt: preventief boven repressief handhaven

Het college van burgemeester van wethouders schuwt handhaven niet, maar wil zich inzetten om het naleefgedrag van burgers en ondernemers al te verbeteren voordat het tot daadwerkelijk handhavend optreden komt. Ons college heeft dus de ambitie om minder repressief te handhaven en meer te werken aan preventie. Dit wil het college doen door burgers, bedrijven en instanties aan te spreken op hun eigen verantwoordelijkheden. Anderzijds dient de handhaafbaarheid van wet- en regelgeving te worden bekeken. Dit geldt zowel voor bestaande regelgeving als structureel voor nieuw op te stellen plannen en beleidsstukken. Ook communicatie met de burger en bedrijven krijgt in het preventieve handhaven een voorname rol.

 

Prioriteitenstelling

Vanwege de grote diversiteit van de handhavingstaken van gemeenten, kan ook de gemeente Bladel niet alle zaken tegelijk aanpakken met de beschikbare capaciteit. Verspreid over de tijd moeten daarom keuzes gemaakt worden. Daarom zijn – door middel van een nieuwe risicoanalyse – de risico’s van overtredingen in kaart gebracht en daaraan zijn prioriteiten gekoppeld. Hieronder zijn de prioriteiten, waar de gemeente beleidsvrijheid in heeft, overzichtelijk weergegeven.

1

Omgevingsvergunning plichtige inrichting in werking

Hoog

2

Brandveilig gebruik gebouwen

Hoog

3

Inrichting in werking zonder omgevingsvergunning of melding

Hoog

4

Bouwactiviteiten zonder vergunning

Hoog

5

Afvalstoffen

Hoog

6

Ontheffingen

Hoog

7

Bestemmingsplan

Middelhoog

8

Bodem

Middelhoog

9

Meldingsplichtige inrichtingen

Middelhoog

10

Nieuw/verbouwactiviteiten met vergunning

Middelhoog

11

Bestaande bouw met vergunning

Middelhoog

12

Horeca

Middelhoog

13

Monumenten

Middelhoog

14

Openbare orde

Middelhoog

15

Bevolking

Laag

 

Cyclische beleidsstructuur

Vanuit de Bor is het een wettelijke verplichting om het handhavingsbeleid en het jaarlijkse uitvoeringprogramma respectievelijk te evalueren en te monitoren. Aan de hand van deze acties kunnen beide zo nodig bijgestuurd worden. Voor het uitvoeringsprogramma geldt dat gedurende een jaar door middel van monitoring gekeken kan worden of het mogelijk is om de gestelde doelen te halen of dat er bijgestuurd moet worden. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat handhaving transparant wordt, immers de uitgevoerde activiteiten worden volledig zichtbaar voor de burger. Uiteindelijk dient de monitoring er ook voor om een aanzet te maken voor de evaluatie van het uitvoeringsprogramma.

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voor u ligt het nieuwe integrale vernieuwend toezicht- en handhavingsbeleid van onze gemeente. Dit beleid beschrijft de wijze waarop de gemeente de komende jaren wil gaan handhaven op het gebied van Milieu, Bouw- en Woningtoezicht, Ruimtelijke ordening, APV, brandveiligheid en overige, voor de fysieke leefomgeving relevante, wetten en regels. Het beleid bestaat in totaal uit 6 hoofdstukken waarin, onder andere, ingegaan wordt op de ambities van onze gemeente, de uitvoering van toezicht, en kwaliteitsborging.

 

Dit beleidsplan ligt in het verlengde van het raadsprogramma van 2010-2014. Hierin is het volgende gesteld: ‘Doelstellingen van het handhavingsbeleid zijn het voorkomen en beëindigen van overtredingen, het herstel van overtredingen en eventuele schade, het bevorderen van de naleving van regels, rechtsgelijkheid en bestraffing als sluitstuk in geval van overtredingen. Het handhavingsbeleid dateert van het jaar 2001 (op onderdelen aangepast in 2004) en is dringend toe aan heroverweging/herformulering. Doelstellingen, gewenste resultaten, prioriteiten en middelen van het handhavingsbeleid worden door de gemeenteraad in een nieuwe beleidsnota geherformuleerd’.

Bij de opstelling van de nieuwe beleidsnota worden nadrukkelijk de in het jaar 2008 door de Rekenkamercommissie Kempengemeenten uitgebrachte aanbevelingen ten aanzien van het handhavingsbeleid betrokken. Om deze doelstellingen te bereiken, heeft het college een aantal punten in beeld gebracht die deze hoofddoelstelling concreet maken. Onder deze punten valt ook het vernieuwend toezicht- en handhavingsbeleid, dat thans voor u ligt.

 

Preventie boven repressie is het motto van dit vernieuwend toezicht- en handhavingsbeleid. Handhaven is geen doel op zich. Het doel van handhaven is de naleving van de regelgeving te bevorderen. Dat wil zeggen dat burgers, bedrijven en instanties direct worden aangesproken op de geleverde kwaliteit. Communicatie speelt daarbij een zeer centrale rol. Er is sprake van een proactieve en preventieve benadering die probeert te voorkomen dat zaken achteraf tegen hoge kosten moeten worden rechtgezet.

 

Bij vergunning- en informatie aanvragen is het van cruciaal belang dat de juiste en volledige informatie wordt gegeven. De juiste vergunningen, vrijstellingen, beleidsvormingen etc. leiden tot verminderde handhavingsprocedures. Maar denk hierbij ook aan meer communicatie naar de burgers toe, zodat ze meer bekend zijn met de geldende wet- en regelgeving waardoor de kans op overtreding afneemt.

 

Ook bij de opstelling van nieuwe bestemmingsplannen, verordeningen etc. zal de handhaafbaarheid vooraf meer getoetst moeten worden. Hiermee wordt er meer capaciteit ingezet in de voorfase. Dit verdient zich terug omdat er uiteindelijk minder handhavend opgetreden hoeft te worden. Hierdoor ontstaat er een nieuwe balans tussen de wet- en regelgeving/beleid en de handhaving.

 

1.1       Handhavingsbeleid vóór 2012

In 2001 is de handhavingsnota “Met recht handhaven” vastgesteld. Deze nota is in 2004 aangepast en aangevuld in het kader van de professionalisering van de handhaving. De wijzigingen waren echter marginaal. Er zijn in 2004 vooral zaken toegevoegd, die bijdragen aan een verdere standaardisering en formalisering van de handhaving. In het beleid van 2004 ligt de nadruk op de repressieve handhaving. Met het beleid van 2001 en 2004 is steeds voldaan aan de wettelijk eisen die aan de handhaving gesteld werden.

 

Nu de gemeente Bladel echter jaren gewerkt heeft hiermee en verder geprofessionaliseerd is, is een vernieuwingsslag gewenst naar preventief handhaven, teneinde het initiatief meer bij de burger en bedrijven te laten. Van preventief handhaven was onder het oude beleid nauwelijks sprake. Communicatie met de burger of bedrijven en vooral geschilbeslechting anders dan het voeren van procedures gebeurde marginaal. Vanaf het moment dat het handhavingstraject ingezet was, werd de formele procedure gevolgd.

In het beleid dat nu voor u ligt is een duidelijke vernieuwing opgenomen. De verantwoordelijkheid wordt zoveel mogelijk bij de burger en de bedrijven gelegd. Hiervoor wordt ‘zwaar’ op communicatie ingezet Pas als het niet anders kan zal repressief gehandhaafd worden. In het verlengde hiervan zal getracht worden repressieve handhaving te vermijden door een verbeterde informatievoorziening en vergunningverlening aan de burger en bedrijven.

1.2       Definitie van toezicht en handhaving

Om van het begin aan duidelijkheid te scheppen, worden de termen toezicht, controle en handhaving gedefinieerd. De door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vastgestelde algemene definitie van handhaving luidt:

 

“Het door toezicht en het toepassen van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke of privaatrechtelijke middelen bereiken dat de algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften worden nageleefd.”

 

Verdere definities van handhaving, toezicht en controle staan hieronder weergegeven. Wij onderscheiden verschillende stappen in het “doen naleven van rechtsregels”:

  • -

    voorlichting: creëren van draagvlak, stimuleren van gewenst of verplicht gedrag, uitleg over de achtergronden van de regel en communiceren van de resultaten van de handhavingsinspanningen

  • -

    preventieve handhaving: uitvoeren van controles en toezicht

  • -

    repressieve handhaving: opleggen en uitvoeren van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en privaatrechtelijke sancties.

 

 

Toezicht: het toezien op de naleving van de door de wet gestelde regels, meestal binnen een specifiek gebied of voor een specifieke activiteit.

 

Controle: het verzamelen van informatie om na te gaan of een activiteit voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

 

Handhaving: het zo nodig afdwingen van naleving van door de overheid gestelde regels.

  

Hiernaast is ook van belang om duidelijkheid te verschaffen over wat onze gemeente verstaat onder integraal toezicht en handhaving:

 

Integraal toezicht en handhaving: toezicht en handhaving dat oordeelsvorming bevat op meerdere gebieden (bouw, milieu en brandveiligheid) en op meerdere niveaus (organisaties, samenwerking, het stelsel van uitvoering).

 

Onze handhavingsactiviteiten zijn primair gericht op beëindiging van de overtreding of overlast, op herstel van een situatie volgens de gestelde normen, op het ontmoedigen om soortgelijke overtredingen (nogmaals) te begaan.

Daar waar nodig zullen wij samenwerken met politie en justitie die met het strafrecht zich vooral richten op het straffen van de overtreder en op het wegnemen van diens wederrechtelijk genoten (concurrentie)voordeel.  

1.3       Afbakening

Het terrein van de wet- en regelgeving van de fysieke omgeving is een breed terrein. Daarom is het van belang hier duidelijk aan te geven hoever dit beleidsplan strekt. Het is het terrein van de Woningwet, het Bouwbesluit, de bouwverordening, de welstandsnota, de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en aan de Wabo aangehaakte niet landelijk geldende verordeningen, zoals de Algemene Plaatselijke Verordening e.d. De Wabo bundelt een aantal fysieke onderdelen tot één integrale vergunning met op elkaar afgestemde voorschriften. De afzonderlijke toetsingskaders zijn echter intact gebleven. Zij vormen de onderdelen van de integrale beschikking. Daarnaast betreft dit beleidsplan diverse onderdelen die niet onder de Wabo vallen maar wel om een integrale klantbenadering vragen. Voorbeelden hiervan zijn overige APV-onderdelen zoals uitstallingen, terrassen en dergelijke en bijzondere wetten zoals de Drank- en Horecawet en de Wet op kansspelen. Andere wetgeving, zoals op bestuursrechtelijk gebied de leerplichtwetgeving en sociale wetgeving, valt buiten dit beleid. Maar ook privaatrechtelijke en strafrechtelijke handhaving is geen onderdeel van dit beleid.

Hoofdstuk 2 Achtergrond

2.1       Toekomstvisie In 2010 heeft de gemeente Bladel haar toekomstvisie vastgesteld. Hierin is bepaald dat de gemeente actief inzet op het stimuleren van de lokale en regionale economie met als grootste spelers de industrie en de detailhandel in de kernen Bladel en Hapert. Daarnaast spelen recreatie, toerisme en de agrarische sector een relevante rol. Het behoud en de versterking van de gemeentelijke economie is een belangrijke stimulans voor deze keuze. Dat leidt tot het behoud en zelfs groei van de bevolking in de kernen. Zo ontstaat er voldoende draagvlak voor een goed voorzieningenniveau en de leefbaarheid. Dankzij duidelijke keuzes ten aanzien van ruimtegebruik binnen de kernen en de ontwikkeling van het buitengebied blijft de kwaliteit van natuur en landschap, agrarisch gebruik en recreatie op peil en wordt deze waar nodig verder versterkt. De gemeente Bladel heeft haar ambities voor 2030 vertaald in een elftal speerpunten. De gemeente Bladel zet zich in om deze ambities te bereiken voor de inwoners op basis van landelijk, provinciaal of door de gemeenteraad geformuleerd beleid. Om dit beleid te verwezenlijken staat ons een aantal middelen ter beschikking. De belangrijkste zijn vergunningverlening, toezicht en handhaving. Onze gemeente spreekt burgers en bedrijven aan op het nakomen van afspraken die vastgelegd zijn in wet- en regelgeving of in gemeentelijk beleid.

 

2.2       De gemeente Bladel

De gemeente Bladel bestaat sinds 1 januari 1997. Vanwege een gemeentelijke herindeling zijn de gemeenten Bladel en Netersel en Hoogeloon c.a. samengevoegd. Samen hebben zij een oppervlakte van 7.573 ha. waarvan ongeveer 840 ha. bestaat uit natuur. Er is een compleet aanbod van voorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg, sport, cultuur en recreatie. Er heerst een prettig woon- en leefklimaat, met gevarieerde en ruim opgezette woonwijken. De ruim 19.100 inwoners zijn verdeeld over vijf kernen: Bladel (± 9.900 inwoners), Hapert (± 5.200 inwoners), Hoogeloon (± 2.150 inwoners), Casteren (± 1.000 inwoners) en Netersel (± 850 inwoners). Verspreid in de gemeente liggen nog een aantal buurtschappen.

De gemeente Bladel ligt in de Noord-Brabantse Kempen, 25 km ten zuiden van Tilburg, 22 km ten zuidwesten van Eindhoven en 25 km ten oosten van Turnhout in België. De dorpen zijn fraai gelegen te midden van uitgestrekte bos- en heidegebieden en een weids agrarisch landschap. Het is een typische landelijke gemeente met veel veehouderijen - circa 300 bedrijven, waarvan 80 tot 100 intensief. Er is veel bedrijvigheid - circa 400 bedrijven. Zo zijn er veel industriële bedrijven (vooral in de metaalindustrie), winkels, kantoren, horecabedrijven en sport- en recreatievoorzieningen. De gemeente Bladel biedt in totaal bijna 12.000 arbeidsplaatsen, terwijl de beroepsbevolking nagenoeg 9.000 burgers telt. Zij vervult een regionale functie in de werkgelegenheid en is in tegenstelling tot omliggende gemeenten ruim zelfvoorzienend.

Nabij de kernen Bladel en Hapert liggen vier bedrijventerreinen: De Sleutel en De Beemd in Bladel (75 ha) en bedrijventerrein Hapert (50 ha). Op deze terreinen zijn ongeveer 175 bedrijven gevestigd. In Hapert is daarnaast het regionale Kempisch Bedrijvenpark (KBP) ontwikkeld, dat ongeveer 70 hectare (netto) bedrijventerrein beslaat in een plangebied van 170 hectare. De gemeente beschikt over twee campings, enkele minicampings en een bungalowpark. Jaarlijks overnachten hier ruim één miljoen bezoekers. Recreatieve fiets- en wandelpaden zijn er in overvloed. De gemeente maakt deel uit van een groot archeologisch interessant gebied. De vondsten wijzen uit dat de regio vrijwel onafgebroken bewoond wordt sinds de latere steentijd.

 

2.3       Samenwerkingsverbanden

In deze paragraaf wordt weergegeven welke samenwerkingverbanden de gemeente Bladel heeft met externe organisaties. Er wordt beschreven wat de samenwerking is, welke werkzaamheden deze externe organisaties verrichten en welke afspraken er gemaakt zijn. Met de meeste van de samenwerkingpartners zijn dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) of soortgelijke overeenkomsten aangegaan. Dit hoofdstuk heeft als doel bij te dragen aan de afstemming van handhavingactiviteiten tussen de gemeente Bladel en de verschillende organisaties die gemoeid zijn met handhaving.

Belangrijk hier is dat de komst van de Wabo ervoor gezorgd heeft dat er meestal één bevoegd gezag is. Hiervoor moeten er duidelijke afspraken zijn tussen organisaties indien er ketenhandhaving plaatsvindt; wat betekent dat verschillende organisaties ná of naast elkaar bevoegd gezag zijn. Daarom is het doel van deze paragraaf niet alleen om inzicht te verschaffen, maar ook om te functioneren als overzicht van de samenwerkingsverbanden zodat het duidelijk wordt welke verantwoordelijkheden bij welk bevoegd gezag liggen.

 

2.3.1    Kempensamenwerking en RUD’s

Binnen de Kempen wordt op dit moment gewerkt aan een nauwe samenwerking op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze samenwerking moet in het licht gezien worden van de organisatie-ontwikkeling binnen de gemeente Bladel die in 2012 plaats zal vinden. Eind 2011 zijn door de verantwoordelijke portefeuillehouders van de gemeente Bladel de kaders geformuleerd waarbinnen een heroriëntatie op de organisatie en inrichting van de taakvelden vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) in de gemeente Bladel dient plaats te vinden. Ontwikkelingen die tot deze heroriëntatie aanleiding geven zijn terug te voeren tot, onder meer, de komst van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) en de invloed hierop op de milieuvergunningverlening en milieutoezichttaken, de vorming van het KCC en het voornemen om samenwerking binnen de Kempengemeenten te versterken.

 

Daarnaast krijgt de vorming van de RUD’s steeds meer vorm. Per 1 januari 2013 moeten deze RUD’s draaien. Iedere gemeente dient het landelijke basistakenpakket over te dragen aan de RUD’s. Feitelijk betekent dit dat de gemeente vrijwel alle taken op milieugebied 1 overdraagt aan de RUD’s.

 

Voor de Kempensamenwerking heeft de vorming van de RUD’s ook effect. De milieutaken moeten namelijk verplicht overgedragen worden aan de RUD’s.

 

Hoe de Kempensamenwerking er aldus precies uit zal gaan zien is op dit moment derhalve onbekend. Wel is echter duidelijk dat er betreffend de organisatie en inrichting van de taakvelden vergunningverlening, toezicht en handhaving een ingrijpende verandering zal plaatsvinden.

 

2.3.2    Bestuursovereenkomst

Net als iedere gemeente in Noord-Brabant heeft Bladel zich geconformeerd aan de Bestuursovereenkomst 2007-2012. We maken gebruik van de regionale samenwerking die op basis van de Bestuursovereenkomst 2007 -2012 is overeengekomen met alle SRE-gemeenten, de waterschappen, de provincie Noord-Brabant, de VROM-inspectie, de Algemene Inspectiedienst en de strafrechtpartners het Openbaar Ministerie en de regiopolitie. Vanaf 1999 zijn er tussen de partners afspraken over handhavingsamenwerking. De eerste Bestuursovereenkomst richtte zich op milieuhandhaving. Sinds 2007 is de Bestuursovereenkomst verbreed naar alle kleursporen van de fysieke leefomgeving. Verder zijn afspraken gemaakt om tot flexibelere en meer vraaggestuurde samenwerking te komen. Aanvullend op de Bestuursovereenkomst handhaving omgevingsrecht 2007-2012 Noord-Brabant hebben de strafrechterlijke partners - Openbaar Ministerie en Politie - een intentieverklaring over handhavingsamenwerking getekend. In deze verklaring staat dat Openbaar Ministerie en Politie hun strafrechterlijke aandeel in de integrale handhaving leveren.

2.3.3    SRE

De SRE vervult de technische en uitvoerende taken voor het milieutoezicht van de zwaardere inrichtingen in onze gemeente. Elk jaar wordt in het uitvoeringsprogramma aangegeven bij welke bedrijven binnen de gemeente de SRE milieutoezicht moet uitvoeren. De lijst met bedrijven in dit uitvoeringsprogramma vormt de lijst die het SRE jaarlijks inplant om het milieutoezicht binnen onze gemeente uit te voeren.

2.3.4    Brandweer Conform de wet Veiligheidsregio's zal de gemeentelijke brandweer volledig op gaan in de veiligheidsregio. De veiligheidsregio heeft als doel het vergroten van de slagkracht van de organisaties die zich bezighouden met hulpverlening. In geval van crisis of ramp zijn gemeenten veelal te klein om zelfstandig bescherming te bieden. Hierdoor is samenwerking en schaalvergroting noodzakelijk. Door deze schaalvergroting hoopt de brandweer meer prestatiegericht te werken, betere samenwerking en betere communicatie te bereiken. De veiligheidsregio bedient beleidsmakers en handhaving van adviezen en zonodig assisteert zij bij controles.

2.3.5    Politie

De samenwerking met de politie bestaat, onder andere, uit de taakverdeling en samenwerking tussen Boa’s en de politie en afstemming voor grote evenementen met betrekking tot veiligheid. Voorts is er een periodiek afstemmingsoverleg. Met betrekking tot de taakverdeling bestaat de algemene regel dat indien het de naleving betreft van gemeentelijke regelgeving, dan de Boa’s verantwoordelijk zijn. De politie is verantwoordelijk voor het toezicht op de openbare orde en veiligheid binnen de gemeente Bladel. In de praktijk is het zo dat men intensief en regelmatig contact heeft, individueel zowel als in structurele afstemming overleggen. Daarnaast staan de Boa’s in direct contact met de meldkamer van de politie voor meldingen en eventuele calamiteiten.

Een ander gedeelte van de samenwerking tussen onze gemeente en de politie heeft betrekking tot de uitgeschreven proces verbalen. De Boa’s sturen alle proces verbalen op naar de politie, die ze doorstuurt naar het OM.

 

2.3.6    Waterschap De Dommel

Na de invoering van de Waterwet in 2009 en de Wabo in 2010 is de gemeente Bladel het bevoegd gezag geworden betreffende de handhaving van indirecte lozingen in plaats van het waterschap. De gemeente Bladel heeft echter niet de kennis om hier effectief mee om te gaan. Daarom is er een Dienstverleningsovereenkomst (DVO) opgesteld waarin is vastgelegd welke taken de gemeente en het waterschap op zich zullen nemen. De voornaamste situatie waarin samenwerking met het waterschap voor zal komen is in het geval van een indirecte lozing. Binnen deze DVO is vastgesteld dat het waterschap als wettelijke adviseur optreedt indien wij dit wenselijk achten. De taken die het waterschap op zich neemt, zoals opgenomen in de DVO, zijn:

 

 Uitvoering van reguliere controles conform het uitvoeringsprogramma;

 Ondersteuning bij repressieve handhaving, zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk;

 Ondersteuning bij bezwaar en beroep.

 

In de DVO is tevens opgenomen dat het waterschap deze werkzaamheden conform eigen werkwijze en beleid uitvoert. Hiervoor levert het waterschap jaarlijks een uitvoeringsprogramma aan bij de gemeente Bladel. Aan de hand van dit uitvoeringsprogramma verstrekt het waterschap elk kwartaal een overzicht van de verrichte werkzaamheden aan de gemeente.

 

2.3.7    Provincie Noord-Brabant

Sinds de komst van de Wabo heeft de provincie een coördinerende taak bij de realisatie en instandhouding van de handhavingstructuur met betrekking tot de Wabo (artikel 5.6 Wabo). Hiernaast heeft de provincie een aanwijzingsbevoegdheid verkregen voor afstemming van toezicht en handhaving (artikel 5.7 Wabo) richting het gemeentebestuur en waterschapsbestuur. Voor de gemeente Bladel zijn er, na de invoering van de Wabo, bedrijven die onder provinciaal gezag staan. Daarnaast zijn er bedrijven die eerder onder provinciaal gezag stonden, die nu onder het gezag van de gemeente Bladel. Om ervoor te zorgen dat optimaal gebruik gemaakt wordt van de kennis en capaciteit tussen beide organisaties, is er door de provincie een algemene DVO opgezet. Binnen de DVO komen verscheidene aspecten naar voren.

De provincie behandelde voornamelijk de gebieden natuur en milieu en blijft doen. De handhaving van de omgevingsvergunningen voor milieu van de overgebleven provinciale bedrijven zal de provincie zelfstandig blijven behandelen. Hier zal de gemeente niet worden ingeschakeld. Met betrekking tot vergunningplichtige activiteiten die eerder onder gemeentelijk gezag vielen en waar nu een omgevingsvergunning voor is vereist, zal door de provincie de gemeente in geschakeld worden. Deze taken vallen onder het BRIKS/RO taakpakket. Binnen de DVO zijn ook nog randvoorwaarden geformuleerd om de samenwerking te structureren. Deze bevatten, onder andere, een besluit dat de provincie en gemeente elkaar financieel compenseren voor de verrichte taken, een tweejarige rechtsgeldigheid van de overeenkomst en een besluit tot verplichte dienstverlening tussen de gemeente Bladel en de Provincie Noord-Brabant.

1 Bij landelijk basistakenpakket overdracht alle vergunningverlening, toezicht- en handhavingstaken op gebied van milieu, uitgezonderd type A-inrichtingen (bijv. winkels, assurantiekantoren).

 

Hoofdstuk 3 Visie, uitgangspunten en handhavingsambitie

In dit hoofdstuk vangen we aan met het vastleggen van onze handhavingsvisie en de uitgangspunten die daarbij worden gehanteerd, waarna de doelstellingen van het beleid op basis van de visie en uitgangspunten worden aangegeven.

 

Opgemerkt wordt dat het opstellen en het vaststellen van het beleid en de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s onderdeel zijn van het cyclische en programmatische handhaven. Het alleen op papier zetten is uiteraard niet voldoende. In de dagelijkse praktijk moet aan het vastgestelde beleid uitvoering en een vervolg gegeven worden.

 

In onderstaande figuur, genaamd de ‘Big-Eight’ is het cyclische proces van het programmatische handhaven schematisch weergegeven. Het bovenste gedeelte richt zich op het beleid en het onderste gedeelte van de Big-Eight op de uitvoering. 

i117027.pdf [Klik hier om het document te downloaden]

De professionalisering van de handhaving is een ontwikkelingsproces. De afgelopen jaren hebben wij veel geleerd en zijn we gegroeid tot een betere handhavingsorganisatie. De komende jaren zullen we ons vooral concentreren op de ontwikkeling naar een organisatie waarin minder repressieve handhaving noodzakelijk wordt en zullen we ons omgevingsbeleid periodiek blijven evalueren en actualiseren en naar aanleiding van ervaringen steeds weer bijstellen. Stap voor stap bouwen we verder aan een steeds betere integrale handhaving.

 

In het beleid moeten we onze doelstellingen aangeven en inzicht hebben in de regelgeving en de te controleren doelgroepen en objecten. Op basis van een risicoanalyse en aandachtspunten moeten we prioriteiten stellen en moeten we de handhavingsorganisatie zodanig organiseren dat de gestelde doelen kunnen worden bereikt.

3.1       Handhavingsvisie : preventie boven repressie

Preventie boven repressie is het motto van dit vernieuwend toezicht- en handhavingsbeleid. Handhaven is geen doel op zich. Het doel van handhaven is de naleving van de regelgeving te bevorderen. Voorschriften beogen de bescherming en zelfs verbetering van de kwaliteit van de openbare, bebouwde en onbebouwde ruimte, waarbij veiligheid, gezondheid en ruimtelijke inrichting voorop staan. Handhaving draagt dus bij aan een leefbare, veilige en duurzame gemeente waar het prettig is om te wonen, te werken en te verblijven. In deze visie is handhaving dus geen doel, maar een middel. Daardoor is de vraag naar doelmatigheid, ook wel aangeduid als het spanningsveld tussen principe en pragmatisme, steeds aan de orde. Wij kiezen voor een gerichte aanpak om naleefgedrag te verbeteren. De aanpak bestaat uit een doordachte mix van handhavingsinstrumenten. Preventieve instrumenten van handhaving hebben daarbij duidelijk de voorkeur boven repressieve instrumenten.

 

Het zou ondoenlijk zijn alle regels, wetten en verordeningen naar de letter te handhaven. Wel is het van belang het gehele spectrum van de handhaving te bekijken, de risico’s te analyseren en prioriteiten te stellen. Vanuit deze invalshoek moet het handhaven zowel opportuun zijn (geschikt en op een passend moment) alsmede proportioneel (in verhouding staan tot het vergrijp of het gevaar). Dit veronderstelt een heldere belangenafweging.

 

Om duidelijkheid te verschaffen aan de inwoners van en de bedrijven in onze gemeenten stellen wij duidelijk en vooraf onze prioriteiten vast. Op basis daarvan komen we tot een duidelijk en herkenbaar beleid. Daarin geven we aan wat we zeker doen, wat we zo veel mogelijk doen, maar ook waar we geen tijd of energie aan spenderen. Het beleid zal derhalve leiden tot een gefaseerd en over de kalender uitgespreid handhavingsuitvoeringsplan. Daarbij houden we rekening met wat we regionaal op basis van gezamenlijke prioriteiten afspreken. Zoals wij de andere partners in de samenwerking vertrouwen zullen ook zij van ons verlangen dat we doen wat gezamenlijk wordt afgesproken. Die afspraken liggen vast in een provinciebreed handhavingsprogramma.

 

Binnen ons beleid maken we duidelijk waar we wel of geen regionale afspraken over maken omdat we niet alles kunnen maar ook omdat we dicht bij onze eigen gemeente en karakter willen blijven. Daarom hechten wij er veel waarde aan dat een goede risico- en probleemanalyse is gedaan op basis waarvan de prioritering wordt uitgevoerd. De prioritering hebben we dan ook door de gemeenteraad laten vaststellen teneinde te komen tot een breed gedragen beleid. Bij de prioritering hebben we rekening gehouden met het steeds integralere karakter van toezicht en handhaving.

 

Wij staan een professionele organisatie voor. Bij de daadwerkelijke uitvoering van de taken proberen we deze zo effectief en efficiënt mogelijk te doen. Daar waar we kunnen, maken we gebruik van hetgeen ter ondersteuning van het toezicht regionaal of provinciebreed is vastgesteld. We hebben daarbij als uitgangspunt om de Brabantse Handhavingstrategie "Zó handhaven we in Brabant" uit 2011 toe te passen. Daar waar mogelijk breiden we de strategie nog verder uit door ook communicatie als preventief middel in te zetten. Te denken valt aan het bekendmaken van projecten die we zullen uitvoeren maar ook aan het communiceren van acties die uitgevoerd zijn. Dit alles om repressieve handhaving juist te voorkomen en naleving van de regels te bevorderen.

3.2       Uitgangspunten

Het geformuleerde vernieuwend toezicht- en handhavingsbeleid is, zoals blijkt uit de visie, gebaseerd op meer nadruk in wet- en regelgeving/beleid en het leggen van nadruk op (preventief) toezicht, zodat er uiteindelijk minder gehandhaafd moet worden. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten relevant:

  • 1.

    De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden, zogenaamd “high trust society”.

  • 2.

    De gemeente ziet toe of de verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.

  • 3.

    De gemeente heeft een vangnetfunctie op het gebied van wet- en regelgevingen omtrent de fysieke omgeving.

 

De vangnetfunctie heeft een publiekrechtelijk en geen privaatrechtelijk karakter, tenzij de gemeente zelf eigenaar is. De vangnetfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de toetsing leidend. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.

 

De kernbepalingen hebben vooral betrekking op de ruimtelijke kwaliteit, veiligheid en gezondheid vanuit het oogpunt van de wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke omgeving. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat risico’s tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt.

 

De gemeente hanteert bij het vorm en inhoud geven van de vangnetfunctie de zogenaamde “aanpak aan de voorkant”. Dat wil zeggen dat burgers, bedrijven en instanties direct worden aangesproken op de geleverde kwaliteit. Communicatie met de klant speelt daarbij een zeer centrale rol. Er is sprake van een proactieve en preventieve benadering die probeert te voorkomen dat zaken achteraf tegen hoge kosten voor klant en gemeente moeten worden rechtgezet.

 

Bij vergunning- en informatie aanvragen is het van cruciaal belang dat de juiste en volledige informatie wordt gegeven. De juiste vergunningen, vrijstellingen, beleidsvormingen etc. leiden tot verminderde handhavingsprocedures. Maar denk hierbij ook aan meer communicatie naar de burgers toe, zodat ze meer bekend zijn met de geldende wet- en regelgeving waardoor de kans op overtreding afneemt.

 

Ook bij de opstelling van nieuwe bestemmingsplannen, verordeningen etc. zal de handhaafbaarheid vooraf meer getoetst moeten worden. Hiermee wordt er meer capaciteit ingezet in de voorfase. Dit verdient zich terug omdat er uiteindelijk minder handhavend opgetreden hoeft te worden. Hierdoor ontstaat er een nieuwe balans tussen de wet- en regelgeving/beleid en de handhaving. In het voorgaande handhavingsbeleid lag de nadruk op toezicht en handhaving (repressief). Dit betekent dat de beleidscyclus er zo uitzag.

i117028.pdf [Klik hier om het document te downloaden]

Hoewel handhaving in het algemeen slechts wordt gezien als het sanctioneren van overtreding van wet- en regelgeving, is werkelijke adequate handhaving alleen mogelijk als een breder perspectief wordt gehanteerd. Het toezicht wordt in dit breder perspectief als onderdeel van de handhaving gezien. In deze optiek echter dient bij de beleidsontwikkeling ook de regelgeving zelf, en de besluitvorming op basis van die regelgeving vóóraf op handhavingsaspecten te worden beoordeeld. Immers beide aspecten zijn van wezenlijke invloed op de mogelijkheid te komen tot effectieve handhaving. In onderstaande beleidscyclus wordt weergegeven dat de nadruk in dit beleidsplan ligt op wet- en regelgeving en toezicht (preventief).

i117029.pdf [Klik hier om het document te downloaden]

De voorkeursvolgorde voor handhaving wordt hiermee als volgt:

  • a.

    voorkomen van de overtreding

  • b.

    beëindiging van de overtreding

  • c.

    (laten) ongedaan maken van de gevolgen van de overtreding

  • d.

    bevordering van regelnaleving na een overtreding

  • e.

    vergoeding eisen voor de veroorzaakte schade

  • f.

    bestraffen van de overtreding

 

Hierbij dient opgemerkt te worden dan de punten b en c vaak samengaan. Punt f kan naast de punten a t/m e worden ingezet. Zeker in gevallen waarbij sprake is van overtreding van een zogenaamde kernbepaling1 dient, conform de bestuursovereenkomst, direct een sanctie te worden opgelegd (zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk).

3.3       Ambitie en doelen

Ons college heeft, zoals in de uitgangspunten aangegeven, de ambitie om minder repressief te handhaven en meer te werken aan preventie. Dit wil het college doen door burgers, bedrijven en instanties aan te spreken op hun eigen verantwoordelijkheden. Anderzijds dient de handhaafbaarheid van wet- en regelgeving te worden bekeken. Dit geldt zowel voor bestaande regelgeving als structureel voor nieuw op te stellen plannen en beleidsstukken. Deze ambities worden in dit beleid verder uitgewerkt. De ambities staan verwoord in onderstaand kader:

 

Handhavingambities gemeente Bladel:

 verschuiving van repressief naar preventief handhaven;

 extern draagvlak creëren door onder andere het verbeteren van de in- en externe samenwerking en communicatie op het gebied van handhaving;

 eenheid in de uitvoering van handhaving door het realiseren van een integrale en interactieve aanpak;

 uniforme en gelijke aanpak;

 de kwaliteitseisen, zoals vastgesteld in het Bor en Mor op te volgen;

 verbeteren en bevorderen van het naleefgedrag van burgers, bedrijven en instanties;

 een leefbare en veilige omgeving te bevorderen waar het prettig is om te wonen, te werken en te verblijven;

 hinder, overlast, verrommeling en aantasting van de openbare ruimte te beperken.

 

Deze ambities zijn te concretiseren naar doelstellingen. Deze doelstellingen worden per jaar uitgewerkt in het handhavingsuitvoeringsprogramma, maar worden gebaseerd op onderstaande beleidsdoelstellingen.

 

Hoe willen wij deze ambities uitvoeren; doelstellingen:

  • 1.

    zwaartepunt handhaving van repressief naar preventief verschuiven door burgers, bedrijven en instanties aan te spreken op en informeren over hun eigen verantwoordelijkheden;

  • 2.

    betere interne en externe afstemming tussen disciplines die betrokken zijn bij de handhaving in onze gemeente;

  • 3.

    drie publicaties per jaar over toezicht of handhaving;

  • 4.

    zorgen voor een betere structuur van de werkwijze en de werkprocessen;

  • 5.

    minimaal 3 keer per jaar mediation voeren in burengeschillen;

  • 6.

    borgen dat beleid en plannen handhaafbaar worden en niet-handhaafbare regels schrappen;

  • 7.

    duidelijke richtlijnen vast te stellen waarop de handhaving binnen de gemeente de komende jaren zal worden gebaseerd.

 

Het college van de gemeente Bladel gaat er op het gebied van de hun bij wet toegewezen taken van uit dat toezicht en (preventieve) handhaving uiteindelijk zullen leiden tot een betere en betrouwbare dienstverlening voor de inwoners en bedrijven van hun gemeenten. Het college verliest daarbij echter niet uit het oog dat repressief handhaven soms noodzakelijk zal blijken, maar dat ook dit uiteindelijk leidt tot een betrouwbare gemeente en een beter naleefgedrag van de wet- en regelgeving. Om de doelstellingen te bereiken kiezen wij voor een uniforme en transparante aanpak die bij ons past en voeren we de taken uit op basis van een goede informatiebasis en met competente medewerkers. We zeggen wat we doen en hoe we het doen, waarbij we de diverse betrokkenen met vertrouwen benaderen.

Hoofdstuk 4 Nalevingsstrategie

4.1       Inleiding

Handhaven is en blijft een normale gemeentelijke taak. Handhaven van voorschriften, vergunningen of algemene regels is handhaving van een gestelde norm. Voordat die norm tot stand kwam is er op tal van manieren commentaar, inspraak en democratische controle mogelijk geweest. Na afweging van alle belangen is de norm vastgelegd in een wet, verordening of besluit: een publiek contract. En zoals dat geldt bij elk contract: afspraak is afspraak en de norm staat niet meer ter discussie.

 

Naast het maken van scherpe keuzes waarop de handhavingsinspanning gericht moet worden is ook het vastleggen van kaders en stappenplannen en het maken van afspraken van belang. Als uitgangspunt van de handhaving geldt een eenduidige lijn in het optreden tegen overtredingen.

Integrale handhaving houdt in dat gemeentelijke handhavers van diverse disciplines gaan samenwerken, hun toezicht en handhaving zoveel mogelijk samen gaan uitvoeren. Voor effectieve handhaving is ook structurele samenwerking en afstemming vereist tussen bestuurlijke en strafrechtelijke partners. Samenwerking kan op allerlei manieren plaatsvinden.

 

De noodzakelijke samenwerking wordt bevorderd door duidelijke afspraken te maken over hoe op te treden in geval van niet normconform gedrag. Het houdt in dat stevige kaders neergezet en vastgelegd moeten worden. Dit betekent dat de handhavers in gelijke gevallen gelijk handelen en dat hun handelen transparant wordt gemaakt. Afstemming is nodig om de handhavingstaak goed te verdelen, maar ook om elkaar van de juiste informatie te voorzien. Daarnaast kan gezamenlijk optreden van bestuurlijke en strafrechtelijke partners nodig zijn. De instrumenten van het bestuursrechtelijk optreden richten zich vooral op het herstel van de situatie en op het wegnemen van de overlast. De instrumenten van het strafrecht richten zich vooral op het straffen van de overtreder en op het wegnemen van diens wederrechtelijk genoten (concurrentie)voordeel. De ene instantie versterkt het optreden van de andere. Door middel van samenwerking en duidelijke afspraken willen we de effectiviteit van de handhaving, de rechtsgelijkheid en geloofwaardigheid van de overheid en daarmee een betere naleving van de regelgeving bevorderen.  

 

Dit hoofdstuk beschrijft de algemene strategie voor toezicht en handhaving. De nalevingstrategie behelst het geheel van middelen die de naleving van wetten en regels realiseren, zowel preventief en repressief. Het uiteindelijke doel van handhaving (het naleven van de wettelijke regels) kan alleen bereikt worden door het inzetten van een combinatie van beide methodes. In dit hoofdstuk zal allereerst ingegaan worden op de beginselplicht tot handhaven en welke instrumenten beschikbaar zijn, daarna volgt de preventiestrategie en daarna komt de toezichtstrategie aan bod.

 

De preventieve dimensie bestaat uit communicatie richting burger en bedrijf, voorlichting over het beleid en de prioriteiten van de gemeente en het genereren van publiciteit in de lokale media om een bredere kennisverspreiding te bewerkstelligen. De repressieve handhavingstrategie bestaat uit toezichtstrategie, sanctiestrategie en gedoogstrategie. Binnen de repressieve handhavingsstrategie wordt gebruik gemaakt van bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving.

 

Bestuursrechtelijke handhaving

Bestuursrechtelijke handhaving bestaat uit een vooraanschrijving, gevolgd door een beschikking (dwangsombeschikking, bestuursdwangbeschikking of het intrekken van een vergunning) of het toepassen van bestuursdwang en het daadwerkelijk innen van een dwangsom. Hierbij kan het gaan om het toepassen van de volgende middelen:

 Het toepassen van bestuursdwang (de onrechtmatige situatie wordt in de gewenste (rechtmatige) toestand hersteld, al dan niet met kostenverhaal op de overtreder. Ook het geheel of gedeeltelijk sluiten van de inrichting valt hieronder);

 Het opleggen van een last onder dwangsom;

 Het geheel of gedeeltelijk intrekken van de vergunning.

 

Strafrechtelijke handhaving

Strafrechtelijke handhaving bestaat uit het opmaken van een proces verbaal (PV) door politie of

een buitengewone opsporingsambtenaar en eventueel verdere vervolging door justitie/het OM.

Hierbij kan het gaan om het toepassen van de volgende middelen:

 Een veroordeling tot geldboete, vrijheidsstraf en bijkomende straffen (terugvordering van onrechtmatig verkregen voordeel, schadevergoedingen, verbeurdverklaringen, geheel of gedeeltelijk stillegging van onderneming, etc.);

 Het opleggen van een voorlopige maatregel om bepaalde handelingen achterwege te laten of te doen;

 Een uitgeven van een sepot (besluit tot geen vervolging);

 Een transactie (het betalen van een sanctie of volgen van taak- of leerstraf door de overtreder zodoende niet voor de rechter te hoeven verschijnen).

 

Het doel van dit hoofdstuk is om een duidelijke nalevingstrategie te bieden aan de toezichthouders en de handhavers in onze gemeente, zodat zij in staat gesteld worden om hun gemaakte keuzes te verantwoorden. Hiernaast draagt dit hoofdstuk bij aan de beoogde kwaliteitsslag binnen handhaving door integraal handhaven verder te ontwikkelen.

 

4.2       Beginselplicht tot handhaven

De toepassing van de bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen is een zogeheten discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het bestuursorgaan in beginsel vrij is al dan niet handhavend op te treden. Artikel 125 Gemeentewet bepaalt namelijk dat handhaving van bestuursrechtelijke regels een bevoegdheid is en geen verplichting. In de jurisprudentie wordt echter een vrij strenge lijn gevolgd, ook wel genoemd de ‘beginselplicht tot handhaving’.

De standaardoverweging over handhaven (de beginselplicht en wanneer van handhaving kan worden afgezien) van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State2 luidt als volgt:

 

“Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.”

 

In de jurisprudentie zijn de bijzondere omstandigheden in de loop der jaren nader uitgewerkt. Vaak zullen geschillen ten grondslag liggen aan verzoeken om handhaving die zien op geringe overtredingen. In dergelijke gevallen zal bezien moeten worden of het treffen van handhavingsmaatregelen ten aanzien van de overtredingen niet zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden behoort te worden afgezien.

Na het signaleren van overtredingen zullen wij dan ook altijd eerst individueel toetsen of legalisatie mogelijk is aan de hand van de laatste inzichten en ontwikkelingen van wet- en regelgeving, beleidsplannen, jurisprudentie en rechtsgelijkheid. Indien dit het geval is en er is geen sprake van verstoorde concurrentieverhoudingen en het algemeen normbesef wordt geen geweld aangedaan, dan zullen wij de gelegenheid bieden de overtreding te legaliseren. Omstandigheden die kunnen leiden tot een besluit om niet te handhaven zijn concreet genoemd:

- concreet zicht op legalisatie;

- gerechtvaardigd vertrouwen;

- evenredigheidsbeginsel;

- gelijkheidsbeginsel.

 

Bij het behandelen van overtredingen, zullen wij steeds voorrang geven aan zaken waarbij de veiligheid in het geding is.

 

4.2.1    Gefaseerde Handhaving

Op 15 september 2010 heeft de Raad van State, in een handhavingzaak van de provincie Utrecht3. uitspraak gedaan in de zin dat het mogelijk is om een gefaseerde handhavingstrategie op te zetten mits deze duidelijk en verantwoord is. Een gefaseerde handhavingsstrategie houdt in dat het bestuursorgaan besluit

om niet alle soortgelijke overtredingen tegelijkertijd aan te pakken vanwege de geringe capaciteit. In plaats daarvan wordt er op basis van een specifieke strategie een plan gemaakt om over een langdurige periode alle overtredingen aan te pakken. Hierbij ligt de nadruk op de intentie van het bevoegd gezag om alle overtredingen aan te pakken, echter in een langere periode. In bovengenoemde uitspraak besloot de Raad van State dat gefaseerde handhaving alleen geoorloofd was, indien er een duidelijke strategie aan te grond lag. Indien ons college veelvoorkomende problemen binnen haar gemeentelijke grondgebied wenst aan te pakken, maar niet de capaciteit beschikbaar heeft om dit tot uitvoering te brengen, dan biedt de gefaseerde handhavingsstrategie een optie. Voor dergelijke projecten dient een heldere gefaseerde handhavingsstrategie opgezet te worden die ten minste gestoeld is op de volgende punten:

 

 Omvang en impact van het aan te pakken probleem;

 De noodzaak van een gefaseerde handhavingstrategie;

 Het te bereiken doel;

 Op welke (eenduidige) manier overtreders worden aangepakt;

 Hoeveel tijd het project in beslag neemt.

2 ABRvS 7 juli 2004, nr. 200306199/1

3 ABRvS, 15 september 2010, 201001783/1/H3

4.2.2    Gemeentelijke inrichtingen

De gemeente Bladel heeft een voorbeeldfunctie met betrekking tot het naleven van de wettelijk gestelde voorschriften en regels. Daarom is het van belang dat er gestructureerd toezicht wordt gehouden ten aanzien van inrichtingen waar de gemeente eigenaar van is. Indien dit niet gebeurt, ontstaat de kans dat de wet niet wordt nageleefd en dat de gemeente haar eigen inrichtingen moet gaan handhaven. Hoewel dit geen directe juridische complicaties veroorzaakt met betrekking tot het uitvoeren van andere gemeentelijke handhavingstaken, zou het wel schade aan het bestuurlijk imago kunnen veroorzaken. Indien ons college repressief optreedt om naleving van wetten en regels af te dwingen bij burger en ondernemer, terwijl de gemeente zelf deze wetten en regels niet naleeft, dan handelt de gemeente op basis van hypocrisie. Daarom wordt actief toezicht gehouden op de eigen inrichtingen om te laten zien dat het college de

voorbeeldfunctie serieus neemt.

 

Het toezicht op gemeentelijke inrichtingen (bijv. de gemeentewerf) is een vast punt in het handhavingsuitvoeringsprogramma.

 

4.2.3    HandhavinginstrumentariumGelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan, dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan hiervan afweken worden. Hiertoe heeft ons college verscheidene instrumenten tot zijn beschikking, waarbij een keuze voor één van deze instrumenten gemaakt moet worden. Bij deze overweging moet wel rekening gehouden worden met de wettelijke regels en beperkingen van de toepassing van het instrument. Hieronder staan de definities van de verschillende beschikbare instrumenten om geconstateerde overtredingen aan te pakken. Hieronder zijn definities van ‘last onder dwangsom’ 4 en die van ‘last onder bestuursdwang’ 5 afkomstig uit de Algemene wet bestuursrecht:

 

Last onder dwangsom:

De herstelsanctie, inhoudende:

a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

 

Last onder bestuursdwang:

De herstelsanctie, inhoudende:

a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te brengen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

4 Awb, art. 5:31d

5 Awb, art. 5:21

Geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning:

Indien een overtreding begaan wordt door de houder van vergunning, dan kan als sanctie in een aantal gevallen de gehele of gedeeltelijke vergunning ingetrokken worden.

 

Bestuurlijke Strafbeschikking:

Mogelijkheid voor de Bijzonder Opsporingsambtenaren om, zonder het OM, boetes op te leggen aan overtreders. Op de bestuurlijke strafbeschikking (vloeit voort uit de wet OM-afdoening) van toepassing.

 Deze definities vallen onder het bestuursrechtelijk handhaven. Op grond van de Wabo6

kan het bevoegd gezag deze handhavingsinstrumenten inzetten. De keuze die gemaakt moet worden voor welke sanctiemiddel gebruikt wordt, is situatiegebonden. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van de Brabantse handhavingsstrategie.

 

Naast de bestuursrechtelijke handhaving bestaat het strafrechtelijk handhaven. Indien strafrechtelijke handhaving van toepassing is, kan in sommige gevallen een Buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa) een proces-verbaal opmaken of moet de zaak doorgespeeld worden naar het Openbaar Ministerie. Deze vorm van strafrechtelijke handhaving valt onder de Wet op de economische delicten (WED). Binnen de paragraaf handhavingsstrategie (§ 4.4) van dit hoofdstuk wordt ingegaan op het gebruik van het bestuursrecht en het strafrecht.

 

4.2.4    Bereikbaarheid buiten kantooruren

Conform de wettelijke eisen is de gemeente Bladel buiten kantooruren bereikbaar voor noodgevallen, klachten en meldingen.

 

Op de website van de gemeente staat:

Melden calamiteiten tel. 0497-361444 (24 uur)

 

4.3       Preventiestrategie

In hoeverre gestelde normen ook daadwerkelijk worden nageleefd wordt bepaald door een groot complex aan factoren. De primaire taak van een handhavingsorganisatie is om naleving van de gestelde regels te bewerkstelligen. Het daarvoor beschikbare instrumentarium betreft primair “klassieke” handhavingsinstrumenten. Daarnaast kan een verbetering van het naleefgedrag ook beïnvloed worden door de inzet van andere preventieve en repressieve instrumenten, zoals voorlichting en communicatie.

 

Bij handhaving wordt nu nog niet altijd vanzelfsprekend gedacht aan het toepassen van een preventiestrategie. Om dit te waarborgen zullen wij in elk beleidsdocument een handhavingsparagraaf opnemen indien dit van toepassing is. Het is met name van belang om bij het formuleren van beleid oog te hebben voor de wijze waarop de beleidsdoelen gerealiseerd kunnen worden. Motivering van beleidskeuzen (het “waarom”), beschrijven van het beoogde effect of effect bij niet-naleving en benoemen van handhaafbare regels zijn essentieel.

 

Toepassen van de preventiestrategie richt zich op het vergroten van de bewustwording bij de burgers en bedrijven. Hierdoor zal de betrokkenheid toenemen en het draagvlak voor spontane naleving groter worden. Resultaat zal zijn dat er minder repressief gehandhaafd hoeft te worden en dat er minder overtredingen worden vastgesteld die ongedaan gemaakt moeten worden.

 

Spontane naleving is het door burgers naleven van regels zonder dat handhavinginstrumenten hoeven te worden ingezet. Voor spontane naleving is onder andere kennis van de regels vereist. Door voorlichting en communicatie kunnen veel overtredingen worden voorkomen. Voorlichting levert een bijdrage aan het creëren van draagvlak, het stimuleren van gewenst of verplicht gedrag. Voorlichting kan gebeuren door middel van een publicatie of een algemene brief naar een bepaalde doelgroep. Bij preventieve aandacht kan gedacht worden aan het informeren van bewoners over de regels voor het stoken van vuur en bijvoorbeeld het plaatsen van caravans op de openbare weg voordat de zomer aanbreekt. Men vestigt door een jaarlijkse publicatie de aandacht op een voor burgers niet altijd heldere situatie, doordat het probleem bijvoorbeeld maar een keer per jaar plaatsvindt. Voorlichting vindt ook plaats door het zichtbaar maken van de resultaten van controles en handhaving. Uitgangspunt is daarom dat de voorlichting zodanig dient te zijn dat het voor de doelgroep duidelijk is waar ze zich aan te houden hebben.

6 Wabo, artikel 5.14

4.3.1    Interne en externe afstemming

Interne afstemming behelst in eerste instantie een goede afstemming tussen de vergunningverlener en de toezichthouder/handhaver. Deze afstemming is van wezenlijk belang voor een eensluidend en uniform optreden naar buiten toe. Daarnaast omvat interne afstemming de afstemming met andere organisatie-onderdelen, zoals beleid.

 

Externe samenwerking is van belang om te komen tot een optimaal en integraal resultaat in handhavingsactiviteiten. De samenwerkende partners (waterschap, AID, politie enz.) benutten zo de specifieke deskundigheid, ondersteuning, aanvulling en informatie over en weer. De externe samenwerkingsverbanden zijn in hoofdstuk 2 toegelicht.

 

4.3.2    Communicatie

Ons college hanteert het uitgangspunt dat de eerste verantwoordelijkheid voor overtredingen bij burgers en ondernemers ligt. Uit ervaring is gebleken dat overtredingen bij burgers en ondernemers regelmatig voortkomen uit het gebrek aan kennis over de geldende wetten en regels. Door dit gebrek aan kennis beseft de overtreder vaak niet dat hij/zij in overtreding is.

 

4.3.2.1 Informatievoorziening handhaving

Informatievoorziening over de geldende wetten en regels richting burger en ondernemer draagt bij aan hun kennis over de relevante regelgeving en hun naleefgedrag. De gemeente kan hen informeren over handhaving in het algemeen of, indien gewenst, over specifieke onderdelen/onderwerpen van handhaving. Door een dergelijke informatievoorziening op te zetten, kan er bijgedragen worden aan de verbetering van het naleefgedrag binnen de gemeente Bladel. Voorbeelden hiervan zijn persberichten, persoonlijk gesprek, bijsluiter bij vergunning of informatieavonden.

Zelfs indien het onderwerp dat besproken wordt door burgers of bedrijven niet van grote waarde wordt geschat, dan heeft het opzetten van een informatieavond altijd nog andere voordelen. Dit is bijvoorbeeld het informele contact dat er tijdens zo’n avond is. Aangezien handhaving voornamelijk ervaren wordt als een repressieve activiteit door burger en ondernemer, is het van belang naar hen uit te dragen dat ons college een proactieve helpende houding heeft. Hierdoor zullen burger en ondernemer minder negatief staan tegenover het optreden van de gemeente.

 

Door anders samen te werken met ondernemers en gegevens efficiënter uit te wisselen, is het bovendien mogelijk om de uitvoering van het toezicht efficiënter in te richten. Ondernemers uit de gemeente Bladel en de gemeente Bladel hebben daarom het initiatief genomen om samen te werken aan de invoering van een ondernemingsdossier (OD). Het OD stelt een onderneming in staat om informatie uit de eigen bedrijfsvoering beschikbaar te stellen aan toezichthouders en vergunningverleners. Zo kunnen op afstand controles worden uitgevoerd en risico-inschattingen worden gemaakt. Het resultaat daarvan is minder regeldruk voor ondernemers, betere naleving van regels, vereenvoudiging van vergunningverlening en doelgerichter toezicht.

 

4.3.2.2 Middelen

Door gebruik te maken van de (lokale) media kan meer aandacht worden gevestigd op de verantwoordelijkheid van de burgers en ondernemers. Door specifieke informatie over handhaving te publiceren worden burgers en ondernemers herinnerd aan hun verantwoordelijkheid en mogelijk gemotiveerd om meer informatie op te zoeken of aan te vragen. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat het naleefgedrag wordt beïnvloed door simpele publicaties in lokale media. Het hiaat in kennis bij de burger en ondernemer kan hierdoor wellicht gedeeltelijk weggenomen worden.

De reden waarom informatie over uitvoeringstaken gepubliceerd wordt, is het positieve effect omdat deze informatie, in tegenstelling tot informatie over beleid, direct invloed kan hebben op burgers en ondernemers. Daarbij staan in het uitvoeringsprogramma vaak gebiedsgebonden projecten met een specifieke focus. Informatie over deze projecten kan de burgers en ondernemers op wie het project invloed heeft, motiveren om positieve actie te ondernemen.

 

De mogelijkheden binnen de gemeente Bladel om gebruik te maken van middelen zijn:

 De website van de gemeente Bladel;

 De Lantaarn;

 Nieuwsbrieven;

 Informatiefolders;

 Info via intermediair (bijv. (buurt)verenigingen);

 Persoonlijk gesprek.

 

4.3.2.3 Social media

Ook van de social media wordt meer en meer gebruik gemaakt en dit past gezien de informele wijze van informatie delen goed in de preventie gedachte van de gemeente Bladel. Social media is een verzamelnaam voor alle internet-toepassingen waarmee het mogelijk is om informatie met elkaar te delen op een gebruiksvriendelijke en vaak leuke wijze. Het betreft niet alleen informatie in de vorm van tekst (nieuws, artikelen). Ook geluid (podcasts, muziek) en beeld (fotografie, video) worden gedeeld via social media websites. Bekende voorbeelden van internationale social media website zijn Facebook, YouTube, Linkedin en Twitter, maar ook bijvoorbeeld WikiPedia en MySpace. Social media zijn omgevingen waar een hoge mate van interactie plaatsvindt. Groepen mensen komen er samen om te communiceren over onderwerpen die zij belangrijk vinden. Meestal zijn ze daarbij op zoek naar gelijkwaardige personen die dezelfde normen en waarden hebben. Dit komt voort uit de onbewuste gedachte dat "iedereen die gelijk is aan mij leuker, interessanter en beter te vertrouwen is". Het vertrouwen in 'peers' neemt steeds verder toe, hetgeen inhoudt dat we veel meer waarde hechten aan de mening van ons netwerk dan aan die van organisaties of merken. Social media geven de consument de mogelijkheid eenvoudiger te voldoen aan behoeften zoals sociaal gedrag, erkenning en zelfontplooiing en bedrijven kunnen daar gebruik van maken. Voor het eerst in de geschiedenis is het mogelijk een dialoog aan te gaan met grote groepen consumenten, zonder dat dit grote budgetten vereist. Dit brengt echter ook een risico met zich mee, aangezien degenen die iets plaatsen dan wel iets positiefs moeten brengen. Dit is lastig dan wel niet te beïnvloeden.

 

Door middel van social media kan de gemeente Bladel op het gebied van toezicht en handhaving beter communiceren met de burger en bedrijven over toezicht en handhaving en hun opinie van hen ontvangen hierover, hetgeen repressieve handhaving moet vermijden.

 

Bijvoorbeeld: Via twitter kan de mening van de Bladelse burger worden gevraagd over een bepaalde handhavingsactie.

 

4.4       Handhavingstrategie

De handhavingstrategie focust zich voornamelijk op de repressieve kant van handhaving. Zij bevat drie verschillende elementen: de toezichtstrategie per handhavinggebied, de sanctiestrategie en de gedoogstrategie. Deze drie elementen samen vormen de basis voor het repressief handhaven binnen onze gemeente. Het streven is om een eenduidige integrale aanpak te bewerkstelligen. Hiertoe zijn verschillende afspraken met externe organisaties gemaakt die gezamenlijk handhaven. Hoofdstuk 2 geeft een gestructureerd overzicht van deze samenwerkingsverbanden. De komende paragraaf geeft weer op welke manier het

toezicht in onze gemeente is georganiseerd.

Met de handhavingstrategie wordt ten eerste helderheid gegeven in de verschillende toezichtvormen die binnen de onderscheiden handhavingsgebieden worden toegepast. Ten tweede wordt daarbij eenduidigheid aangebracht in de basiswerkwijze per toezichtsvorm.

4.4.1    Toezichtstrategie

Allereerst wordt hier de toezichtstrategie uitgewerkt. In deze toezichtstrategie is vastgelegd welke vormen van toezicht worden onderscheiden (routinematig, incidenteel, op basis van meldingen, eigen waarneming enz.) en wat de basiswerkwijze daarbij is.

 

Toezicht geeft de mogelijkheid om de naleving van regels te bevorderen. Toezicht kan zich richten op een specifieke doelgroep waar extra aandacht voor is vereist. Tijdens een controle kan gewezen worden op eventuele gebreken of gewaarschuwd worden voor mogelijke overtredingen. Door middel van toezicht kunnen overtredingen voorkomen worden of makkelijk worden hersteld.

 

Toezicht en handhaving kunnen diverse grondslagen hebben. Er wordt onder meer gecontroleerd op grond van klachten, op grond van de prioriteitenlijsten en op grond van bijvoorbeeld regionale projecten.

 

De controles kunnen zich richten op:

  • -          routinematige c.q. programmatische controles

  • -          gebiedsgerichte of thematische handhaving

  • -          toezicht op onderdelen (kernpunten of voorschriften)

  • -          ketenbeheer

  • -          administratieve controles

 

Routinematige c.q. programmatische controles worden in beginsel altijd aangekondigd, tenzij er een belangrijke regel is om af te zien van aankondiging. Een hercontrole wordt in beginsel niet aangekondigd, tenzij er een belangrijke reden is om de hercontrole wel aan te kondigen (bijvoorbeeld bij illegale bewoning, omdat daarbij de bewoner toestemming moet hebben gegeven, alvorens de toezichthouder de woning mag betreden).

 

Toezicht dient programmatisch te worden opgezet aan de hand van het handhavingprogramma. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Maatwerk leveren per doelgroep. Onderscheiden kunnen worden voorlopers, middenmoters en achterblijvers. Het streven van deze doelgroepbenadering is gericht op een optimale verhouding tussen inzet en resultaat/risicoreductie;

  • 2.

    Communicatie

  • 3.

    De verantwoordelijkheid ten aanzien van het naleven van de regels ligt bij de bedrijven, de instellingen en de particulieren

  • 4.

    Als uitgangspunt van de handhaving geldt een stringente, eenduidige lijn in het optreden tegen overtredingen.

  • 5.

    Centraal staat het positief beïnvloeden van het gewenste naleefgedrag; doel is naleving van de regels en niet handhaving op zichzelf.

  • 6.

    Gemeenten hebben een voorbeeldfunctie.

4.4.1.1 Vormen van Toezicht

Om effectief te werk te gaan is het nodig om verschillende vormen van toezicht te hanteren.

Toezicht moet gedifferentieerd en gecombineerd worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld op grond van de handhavingshistorie. De controlebezoeken kunnen zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden. Zoals hiervoor aangegeven wordt onderscheid gemaakt in actief en passief toezicht:

Actief toezicht

Verbijzondering

Toelichting

1. Routinematig

toezicht

Volledig

Selectief

Representatief

Marginaal

Steekproefsgewijs

Systematisch toezicht op eenzelfde object, bedrijf of wijk, waarbij de controlefrequentie jaarlijks (opnieuw) wordt bepaald. De controlefrequentie is afhankelijk van prioriteit en naleefgedrag.

 

 

Controle van alle aspecten op detailniveau

Aspectcontrole/diepteonderzoek

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details

Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog

Controle a.d.h.v. een a-selecte of selecte steekproef

2.Toezicht op tijdelijke activiteiten

Volledig

Selectief

Representatief

Marginaal

Steekproefsgewijs

Toezicht op tijdelijke activiteiten, zoals bodemsaneringen en bouw- en sloopactiviteiten

Controle van alle aspecten op detailniveau

Aspectcontrole/diepteonderzoek

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details

Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog

Controle a.d.h.v. een a-selecte of selecte steekproef

3.Projectmatig toezicht

 

Toezicht dat zich richt op een specifiek thema, branche of

gebied en een projectmatige aanpak vergen. De basis voor de keuze van projectmatige aanpak kan liggen in landelijke

en/of regionale thema‟s, zaken die binnen de gemeentegrenzen in een bepaald gebied of binnen een bepaalde branche spelen.

4. Surveillance/schouw

 

Betreft gebiedsgericht toezicht, zoals bij parkeertoezicht

5. Administratief toezicht

 

Beoordelen van administratieve bescheiden, zoals

rapportages, bewijsstukken e.d. De beoordeling kan zowel

tijdens een controlebezoek als vanachter het bureau (wanneer gegevens worden opgestuurd in geval van een

rapportageverplichting). Ook nieuwe vormen van toezicht via internet kunnen hieronder vallen.

6. Audits

 

In het geval dat een bedrijf over een (gecertificeerd)

kwaliteitszorgsystemen beschikt en zichzelf laat auditten

door een externe daartoe erkende organisatie wordt alleen

gecontroleerd op uitgevoerde audits. (NB. Deze systematiek is in ontwikkeling).

Passief toezicht

Controles naar aanleiding van klachten, meldingen of handhavingsverzoeken

De toezichtstrategie die voor de onderscheiden handhavingstaken in het handhavingsprogramma wordt uitgeschreven, wordt in sterke mate bepaald door de prioriteittoekenning. De gegeven prioriteit bepaalt hoe vaak (inspectiefrequentie) geïnspecteerd wordt, op welke thema’s en met welke diepgang, of in het kader van surveillances, op welke aspecten specifiek gelet wordt.

In de handhavingstrategie wordt onderscheid gemaakt naar twee clusters van toezicht:

 toezicht op locatiegebonden objecten en activiteiten (kortdurend en voortdurend);

 gebiedsgericht toezicht.

 

Dit onderscheid wordt gemaakt omdat er wezenlijke verschillen zijn in de wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd. Het kenmerkende van toezicht op locatiegebonden objecten en activiteiten is dat deze objecten en activiteiten bij de gemeente bekend zijn en er gerichte inspecties kunnen worden uitgevoerd. Bij gebiedsgericht toezicht zijn de activiteiten minder locatiegebonden en zijn surveillances en schouwen de meest geschikte toezichtsvorm. Hieronder is per toezichtscluster aangegeven welke toezichtsvorm erg geschikt is afhankelijk van de prioriteit.

 

Cluster 1: Toezicht op locatiegebonden objecten en activiteiten (kortdurend en voortdurend)

 

Afhankelijk van de problematiek rondom de naleving van de wet en regelgeving wordt bepaald in welke fasen van de uitvoering, (inspectiefrequentie) wordt geïnspecteerd en op welke thema’s met welke diepgang.

Aard toezicht

Toelichting

Volledige inspectie

Beoordeling van alle onderdelen op detailniveau

Aspectcontrole/ diepteonderzoek

Controle van specifieke thema's of aspecten

Representatief/beperkt

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details

Marginaal

Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog

Steekproefsgewijs / Ad hoc

Er vinden geen, steekproefsgewijs of op basis van klachten, meldingen, handhavingsverzoeken of calamiteiten inspecties plaats. Dit kan ook gelden voor gevallen waarin een vergunning of meldingsplicht ontbreekt.

Cluster 2: Gebiedsgericht en wijkgericht toezicht

 

Afhankelijk van de omvang van de problematiek wordt bepaald hoe vaak en op welke thema’s een gebied wordt gecontroleerd.

Aard toezicht

Toelichting

Projectmatig

Gericht specifieke overtredingen opsporen op thema of straat.

Surveillance/schouw

Controle op direct opvallende zaken tijdens een algemene

toezichtronde (met auto, (brom-)fiets of lopend)

Ad-hoc controle

Controle op basis van klachten of meldingen

De gekozen vorm van toezicht kan variëren en is mede afhankelijk van het gewenste en reeds bereikte naleefgedrag.

 

4.4.1.2 Toezicht op de omgevingsvergunning

In 2010 is de omgevingsvergunning ingevoerd. Dit heeft niet alleen consequenties voor de wijze waarop de huidige vergunningen, vallend onder de omgevingsvergunning, worden verleend, maar ook voor de handhaving. De wet die de omgevingsvergunning regelt, de Wabo, stelt als eis dat het toezicht op de omgevingsvergunning gecoördineerd moet plaatsvinden. Dit geldt uiteraard voor die gevallen waarin sprake is van een omgevingsvergunning met samenloop en waarbij het zinvol is om tussen toezichthoudende partijen over toezicht en handhaving af te stemmen.

 

Bijvoorbeeld: bij een enkelvoudige omgevingsvergunning die alleen over het kappen van een boom gaat valt er weinig af te stemmen, echter een omgevingsvergunning voor zowel slopen, kappen, bouwen, milieu als brandveiligheid vraagt veel meer om afstemming in het toezicht vanuit het perspectief van de vergunninghouder.

 

4.4.1.3 Integraal Toezicht

Er zijn vier modellen voor het vormgeven van afgestemd integraal toezicht. Dit kan in verschillende gradaties plaatsvinden.

1. Met elkaar controleren: vanuit bouw, milieu en eventuele andere aandachtspunten gezamenlijk uit te voeren controle; vooral van belang in complexere situaties waar milieu, bouw én andere relevante aandachtspunten meerdere specialismen vragen voor een goede beoordeling van de situatie.

 

2. Na elkaar controleren: verschillende toezichthouders voeren, afhankelijk van de fase van het project (sloop, realisatie, oplevering, ingebruikname, exploitatie) een inspectie uit. Het zijn dus hoofdzakelijk geen gezamenlijke controles (behalve bij exploitatie). Daar waar mogelijk wordt „over de grenzen van de fasen heen‟ gekeken, zoals in het kader van een ketenaanpak het tijdens de sloopinspectie ook alvast een milieutoezichthouder meenemen, of die tenminste op de hoogte te stellen m.b.t. de verplichting om afvalstoffen te scheiden en af te geven aan een inzamelaar.

 

3. Voor elkaar controleren: brede controle voor bouw, milieu en andere aandachtspunten door één toezichthouder; vooral in relatief eenvoudige situaties waar geen bijzondere of specialistische kennis van bouwen, milieu of andere facetten wordt gevraagd.

 

4. Voor elkaar signaleren: aspectcontrole door één toezichthouder, waarbij deze op hoofdpunten ook kijkt naar andere aspecten en bijzonderheden meldt aan een collega; vooral in situaties waar specialistische kennis wordt gevraagd en waar de overige aspecten op basis van meer generieke kennis en vaardigheden kunnen worden gecontroleerd. Ook bij handhaving in de openbare ruimte kan signaleren voor elkaar een rol spelen.

 

Afhankelijk van de te controleren activiteit, object of gebied wordt beoordeeld welke toezichtsvorm het meest passend is. De praktijk komt erop neer dat een mix van toezichtsvormen wordt gehanteerd. Uitgangspunt is dat integraal toezicht plaatsvindt voor in ieder geval de volgende situaties:

 onderwerpen die in meerdere handhavingsgebieden een hoge prioriteit hebben;

 onderwerpen die zich lenen voor een gebiedsgerichte aanpak;

 onderwerpen die zich lenen voor een branchegewijze aanpak;

 onderwerpen die gerelateerd zijn aan eenzelfde negatief effect;

 

Het ontwikkelen van integrale handhaving en de uitvoering hiervan is afhankelijk van verschillende factoren. Hieronder vallen onder andere de beschikbare capaciteit, samenwerkingsgerichtheid (intern en extern), de bereidwilligheid, de organisatorische ambities en de operationele condities. Momenteel wordt er alleen gebruik gemaakt van een incidentele signaleringsfunctie voor toezichthouders. Indien toezichthouders – van alle handhavinggebieden – een mogelijke overtreding constateren, dan wordt deze doorgespeeld naar de desbetreffende behandelende medewerker. Dit beleidsplan voorziet, onder andere, in verscheidene mogelijkheden om het reeds bestaande integraal toezicht verder uit te bouwen. Hiervoor zijn er verschillende randvoorwaarden, uitgangspunten en opties die uitgewerkt dienen te worden om integraal toezicht te bewerkstelligen.

Toezicht, en daarmee ook integraal toezicht, wordt uitgevoerd tijdens verschillende controlefases van activiteiten. Deze verschillende fases zijn vooral van toepassing op activiteiten waar de gemeente zicht op heeft, zoals toezicht op verleende vergunningen, en minder op incidentele controles. Hieronder wordt toegelicht welke fases er zijn en waar deze betrekking op hebben. De fases zijn:

 

Planfase

De planfase houdt de aanvraag van een vergunning in. Een aanvrager heeft de intentie om een activiteit te ondernemen die door de gemeente beoordeeld moet worden. Hierbij is het van belang de activiteit te beoordelen op de handhaafbaarheid en mogelijk strijdigheden met – bijvoorbeeld – het bestemmingsplan. Deze taak ligt voornamelijk bij de vergunningverleners, echter kunnen de handhavers hier ook bij betrokken worden. De controles in de planfase hebben voornamelijk betrekking op constructieve- en brandveiligheid.

 

Bouwfase

Tijdens de bouwfase ligt er de nadruk op de bouw- en brandveiligheidsaspecten. Tijdens verschillende momenten in de bouw van een pand, zal de bouwinspecteur toezicht houden conform de verleende vergunning. Tijdens de bouwfase bestaat ook de mogelijkheid om toezicht te houden op eventuele relevante milieuaspecten van een pand.

 

Gebruiksfase

Tijdens de gebruiksfase ligt de nadruk van toezicht op brandveiligheids- en milieuaspecten. De frequentie van toezicht op een pand wordt gebaseerd op het ingeschatte risico. Op basis van de verleende vergunning wordt gekeken of het pand voldoet aan de gestelde eisen.

 

Sloopfase

Tijdens de sloopfase ligt de nadruk op bouw- en milieuaspecten. De bouwinspecteur is overwegend verantwoordelijkheid voor het toezicht op het slopen van panden. Eventueel kan er een situatie ontstaan waarbij er met meerdere milieuaspecten rekening gehouden moet worden. Tevens is het van belang om bij sloop altijd alert te zijn op de aanwezigheid van asbest.

 

De onderstaande paragrafen gaan nader in op de manier waarop toezicht gestructureerd is binnen de handhavinggebieden. Binnen deze structuur wordt ook ingegaan hoe er per handhavinggebied toezicht wordt uitgeoefend tijdens de verschillende controlefases. Tevens wordt er binnen deze paragrafen toegelicht hoe per handhavinggebied het beste integrale handhaving georganiseerd kan worden.

 

4.4.1.4 Bouw- en Woningtoezicht

Bouw- en woningtoezicht vindt voornamelijk plaats in de planfase en de bouwfase. In de planfase zijn het vooral vergunningverleners die aanvragen toetsen. Tijdens de bouwfase controleert de toezichthouder bouwen de correcte uitvoering van de vergunning. Hiernaast wordt tijdens de constatering van illegale bouw tevens in de gebruiksfase gecontroleerd.

De mogelijkheden voor integraal toezicht tijdens de bouw bestaat uit het controleren van de brandveiligheid (en eventueel milieu) tijdens de bouwfases. Gedurende de bouwfases is het noodzakelijk om op bouw- en brandveiligheid te controleren. Bij de meeste bedrijven moet er tevens op milieu gecontroleerd worden. Door de toezichthouders ook op brandveiligheid te laten controleren is er een belangrijke mate van integraliteit bereikt. Hierdoor kunnen de toezichthouders tegelijkertijd op bouw- en brandveiligheid controleren. Hiernaast kan een signaleringsfunctie opgezet worden voor milieu, grondstromen en brandveiligheid tijdens de bouwcontroles.

4.4.1.5 Milieu

Voor het handhavingsgebied van milieu wordt er gebruik gemaakt van bedrijfsindeling conform het Besluit Uitvoering Gemeentelijke Milieutaken (BUGM). Dit besluit deelt alle bedrijven op in vier categorieën gebaseerd op het milieuhygiënisch risico. Gebaseerd op dit risico wordt er toezicht gehouden op de bedrijven. De algemene regel hierbij is dat hoe hoger het risico, des te frequenter het toezicht. Bij milieutoezicht worden voornamelijk bedrijven in de gebruiksfase gecontroleerd. Bedrijven met een nieuwe of gewijzigde vergunning worden tevens gecontroleerd in zogenaamde opleveringscontroles. Hierbij moet vermeld worden dat er toezicht gehouden wordt gebaseerd op de verleende omgevingsvergunning voor milieu. Tabel 2 geeft de controlefrequentie voor de verschillende categorieën van de BUGM-indeling weer.

 

Tabel 2: Controlefrequentie gebaseerd op BUGM-indeling

Controlefrequentie op basis van het Activiteitenbesluit Controlefrequentie op basis van de BUGM

Categorie 4

2 maal per jaar

Categorie 3

1 maal per twee jaar

Categorie 2

1 maal per 5 jaar

Categorie 1

1 maal per 10 jaar

Voor milieuhandhaving is het technisch toezicht deels uitbesteed aan de SRE. Daarnaast voeren de integrale handhavers een groot deel hiervan uit. De administratief juridische taken liggen bij onze ambtelijke organisaties. Zoals in de vorige paragraaf aangegeven is er een grote mate van integraliteit bij deze controles. Bij milieucontroles wordt altijd gekeken naar andere handhavingstaken, zoals RO, brandveiligheid, bouwen en APV. Ook worden gezamenlijke controles met provincie en waterschap uitgevoerd.

 

4.4.1.6 APV en bijzondere wetten

Het toezicht op de APV en bijzondere wetten wordt uitgevoerd door de Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Boa) en de integraal handhaver openbare ruimte. Zijn primaire taak is om onze gemeente leefbaar, schoon en veilig te houden. Om dit te bereiken controleert hij de naleving van, onder andere, gebruiks- en horecavergunningen en houdt hij toezicht op de openbare ruimte. Dit betreft onder andere parkeertoezicht, APV-toezicht en milieutoezicht. De boa is zowel toezichthouder openbare ruimte als opsporingsambtenaar en bezit de mogelijkheid om te verbaliseren. Als toezichthouder openbare ruimte heeft hij geen verbaliserende bevoegdheden en kan hij dus alleen signaleren en waarschuwingen uitdelen. Als boa en als toezichthouders openbare ruimte heeft hij naast de toezichtfunctie, tevens een helpende en assisterende functie richting de burger.

In de afgelopen jaren is gebleken dat een aantal taken van de Boa continue een hoge prioriteit heeft. Deze taken zijn wederkerend en hebben een grote invloed op de veiligheid en leefbaarheid binnen onze gemeente. Deze taken zijn vooral:

 

1. Toezicht groene wetten (bijv. aanplant van uitheemse planten in bosperceel);

2. Toezicht Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder) (bijv. parkeren in blauwe zone);

3. Hinderlijke overlast openbare ruimte (bijv. hondenpoep).

 

Deze taken hebben een hoge prioriteit en worden elk jaar uitvoerig uitgevoerd. Ook op de sporadische verleende stookontheffing wordt, mede vooraf (naar soort hout), door de Boa een controle uitgevoerd.

 

4.4.1.7    Brandveiligheid

Binnen de gemeente Bladel wordt een groot gedeelte (circa 90 %) van de controle op de vergunningen en meldingen brandveilig gebruik uitgevoerd tijdens de integrale controle. Hiernaast zijn er objecten die betreffende brandveiligheid continue aandacht nodig hebben, zoals cafés. Deze objecten komen niet jaarlijks terug op het controleprogramma van milieu, doch worden wel jaarlijks gecontroleerd op brandveiligheid.

 

De controles in cafés worden uitgevoerd voor of tijdens drukke dagen, zoals oud- en nieuw en carnaval.

 

4.4.2    Sanctiestrategie

Als algemene handhavingstrategie maakt onze gemeente gebruik van ‘Zó Handhaven wij in Brabant’.

Deze strategie is ontwikkeld door alle bij de handhaving betrokken instanties, zoals de gemeenten, waterschappen, provincie, politie en het Openbaar Ministerie. Het doel van de strategie is het waarborgen van een uniforme en snelle aanpak bij constateringen van overtredingen. De aanpak kent vaak een bestuursrechtelijke en strafrechtelijke kant. Dit betekent dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen gemeente en de politie om overtredingen te beëindigen. De betrokken instanties hebben afgesproken uniformer te handhaven, waardoor de rechtsgelijkheid beter wordt gewaarborgd. In de “Integrale handhavingstrategie omgevingsrecht” zijn de afspraken tussen de politie en de Brabantse gemeenten vastgelegd.

 

Binnen de strategie wordt de bestuursrechtelijke handhaving onderverdeeld in drie verschillende categorieën:

  • Categorie 0 overtredingen; Overtreding met acuut gevaar

    Bij Categorie 0 overtredingen gaat het om urgente, ernstige zaken die direct dienen te worden beëindigd. Er is sprake van acuut gevaar voor natuur en milieu en/of de volksgezondheid is in gevaar en/of de veiligheid is in het geding. Er is snelheid vereist om tot beëindiging van de overtreding te komen.

  • Categorie 1 overtreding

    Categorie 1 overtredingen zijn ernstige overtredingen maar er is geen sprake van een acute (gevaar)situatie. Een overtreding kan ook als categorie 1 worden aangemerkt als er verzwarende omstandigheden met betrekking tot de overtreder aan de orde zijn. Hieronder vallen overtredingen die voldoen aan een of meer van de volgende criteria:

    - recidive: bestuursrechtelijk dan wel strafrechtelijk, termijn 5 jaar

    Strafrechtelijk: er heeft een veroordeling plaatsgevonden/er is een transactie aangeboden

    Bestuursrechtelijk: er is een sanctiebeschikking tegen de overtreder genomen

    - er is sprake van economisch voordeel

    - overtredingen die duiden op grote nalatigheid, een calculerende en/of malafide instelling van de overtreder en commune delicten met relevantie

    - overtredingen met dreigende en/of onomkeerbare schade van enige betekenis (dit is inclusief overtredingen ten aanzien van de veiligheid)

    - overtredingen met (dreigende) risico’s voor de volksgezondheid

  • Categorie 2 overtreding

    Categorie 2 zijn de overige overtredingen

Voor elke categorie overtreding is een eigen aanpak vastgesteld.

 

Voor de strafrechtelijke handhaving stelt het Functioneel Parket nadrukkelijk prioriteiten. Het uitgangspunt bij het innemen van milieuzaken is een afweging naar de ernst van het strafbare feit en de aard van de dader. Daarbij worden de volgende afwegingen gemaakt:

 

a. De ernst van het strafbare feit wordt sterk bepaald door de (mogelijke) gevolgen van het strafbare gedrag; met name: (het risico van) doden en gewonden alsmede het bestaan van (dreigende; er bestaat een reële kans op) onomkeerbare ernstige schade aan milieu, volksgezondheid, voedselveiligheid, flora en fauna. Ook de samenloop met andere strafbare feiten is van belang, evenals de omvang van de schade in financiële zin, het aantal (financieel) gedupeerden en de mate waarin het gedrag concurrentievervalsing oplevert.

 

b. Bij de persoon van de dader is van belang of er sprake is van:

  • Recidiverend gedrag;

  • Calculerend, malafide of belemmerend gedrag.

Daarnaast kunnen bestuursorganen en het Functioneel Parket handhavingsarrangementen opstellen, waarbij prioritaire onderwerpen gezamenlijk worden aangepakt.

 

Het kan voorkomen dat de gemeente zaken strafrechtelijk wil handhaven die door het Functioneel Parket niet worden ingenomen en afgedaan (de bagatelzaken). PV’s van dergelijke overtredingen krijgen van het Functioneel Parket geen opvolging. Een instrument om deze overtredingen aan te pakken is mogelijk via de bestuurlijke strafbeschikking op grond van art. 257ba Wetboek van Strafvordering en de Wet OM-afdoening. De feitelijke uitvoering geschiedt dan door boa’s.

 

Een voorbeeld hiervan is handhaving van de Algemene Plaatselijke Verordening, omdat het enerzijds vaak veel efficiënter is om strafrechtelijk op te treden en anderzijds deze overtredingen voor het Functioneel Parket geen prioriteit hebben.

4.4.2.1    Hoogte van de sancties

Voor het bepalen van de hoogte van bestuursrechtelijke sancties wordt gebruik gemaakt van de “Handreiking Bestuurlijke Sanctiemiddelen” uitgegeven door provincie Noord-Brabant en op onderdelen aangepast. Deze strategie wordt toegepast als handvat omdat het een heldere structuur geeft voor de hoogte van verschillende sancties en omdat het bijdraagt aan de uniformiteit van handhaving binnen Brabant. In deze handreiking wordt uiteengezet welke sanctiemiddelen wanneer het beste gebruikt kunnen worden. De keuzes voor verschillende sanctiemiddelen en de hoogte van de boetes zijn in overeenstemming met de strategie ‘Zó Handhaven wij in Brabant.’

 

Bijvoorbeeld: in de strategie is bepaald dat indien een illegaal bouwwerk niet binnen de begunstigingstermijn van zes weken verwijderd is een dwangsom verschuldigd is van € 2000,- per week met een maximum van € 20.000,-.

 

4.4.2.2   Spoedeisende situaties

Wanneer sprake is van een overtreding waarbij gevaar dreigt voor gezondheid en veiligheid, of in gevallen waarbij de vereiste spoed het niet toelaat dat de overtreder de gelegenheid moet worden gegund zelf maatregelen te nemen om de overtreding op te heffen, worden in de Algemene wet bestuursrecht twee oplossingen geboden:

 

 Artikel 5:31, eerste lid Awb biedt de mogelijkheid af te zien van het stellen van een begunstigingstermijn. In dit geval wordt wel een schriftelijk besluit genomen en bekend gemaakt aan de overtreder en andere belanghebbenden, maar wordt het besluit door zijn spoedeisendheid onmiddellijk uitgevoerd.

 Artikel 5:31, tweede lid Awb gaat nog verder. In zeer spoedeisende gevallen waarin zelfs de tijd ontbreekt om een schriftelijke beslissing te nemen en bekend te maken aan overtreder en andere belanghebbenden, kan de (mondelinge) beslissing onmiddellijk worden uitgevoerd nog voordat deze op schrift is gesteld. De uitgevoerde beslissing dient echter wel zo spoedig mogelijk op schrift te worden gesteld en bekend te worden gemaakt aan de overtreder en andere belanghebbenden.

 

Met het gebruik van deze twee mogelijkheden dient terughoudend omgegaan te worden. Alleen bij uiterste noodzaak – wanneer andere mogelijkheden uitgeput zijn – kan van deze twee mogelijkheden gebruik gemaakt worden. Hier is dus altijd sprake van het toepassen van bestuursdwang, nooit van het opleggen van een last onder dwangsom. Hierbij moet benadrukt worden dat het intrekken van een vergunning verschilt van de last onder bestuursdwang en last onder dwangsom. De reden hiervoor is dat het intrekken van een vergunning slechts een procedure op papier is. Wanneer een vergunning wordt ingetrokken door het college begaat de voormalige vergunninghouder een overtreding indien deze de niet-vergunde activiteit voortzet. Op dat moment kan de overtreding worden aangepakt door het toepassen van bestuursdwang dan wel het opleggen van een dwangsom.

 

4.5       Gedoogstrategie

Gedogen is het actief bewust afzien van sancties in geval van overtredingen. Hier moet onderscheid gemaakt worden tussen actief en passief gedogen. Gedogen is alleen toegestaan als het actief gebeurt. Indien er actief gedoogd wordt, wordt door ons college via een gedoogbeschikking besloten niet te handhaven. Passief gedogen houdt in dat ons college zich terughoudend opstelt ten aanzien van het aanpakken van een overtreding, zonder dat hier een uitspraak van het college aan ten grondslag ligt. Voor de inhoudelijke en procedurele voorwaarden voor gedogen bestaat de nota ‘Grenzen aan Gedogen Noord-Brabant 2001’. Aan de hand van deze regels moet ons college een besluit nemen om wel of niet handhavend op te treden tegen een overtreding. Het actief gedogen kan op meerdere manieren vorm gegeven worden. Onderscheid dient hier gemaakt te worden tussen concrete, incidentele gedoogsituaties en gedoogsituaties die middels een beleidskeuze worden aangeduid, het zogenaamde categorisch gedogen. Bij concrete, incidentele gedoogsituaties wordt altijd een expliciet en schriftelijk besluit genomen en naar de overtreder verzonden. De wijze waarop dat gebeurt, middels een wrakingsbrief dan wel een officiële gedoogbeschikking, wordt bepaald door de termijn die van toepassing is op de gedoogperiode. Hieronder worden de verschillende gedoogmogelijkheden toegelicht:

 

Aan de hand van deze regels gedoogt de gemeente Bladel in de volgende situaties:

 Situatie waar er een duidelijk zicht is op legalisatie;

 Indien er een zwaarder wegend belang is dan het belang van handhaving van de norm;

 Als handhaving leidt tot aperte onbillijkheden.

 

In deze gevallen gedoogt de gemeente Bladel alleen onder de volgende voorwaarden:

 Het gedogen moet zoveel mogelijk in omvang en in tijdsduur worden beperkt;

 Gedoogvoorwaarden ter bescherming van de overtreden norm opleggen;

 Een gedoogbesluit moet altijd expliciet en schriftelijk gecontroleerd worden genomen;

 Gedogen dient te worden gecontroleerd.

 

Wrakingsbrieven

Wanneer er sprake is van een situatie die korter zal duren dan een half jaar is het, gezien de voorbereidingstijd die het afgeven van een officiële gedoogbeschikking vergt, niet zinvol een gedoogbeschikking af te geven en wordt een wrakingsbrief verzonden. Een wrakingsbrief is in dit verband de schriftelijke bevestiging van het resultaat van het overleg dat het bestuur met de overtreder heeft gehad over het beëindigen van de overtreding binnen zes maanden.

Ter beperking van de risico’s wordt in de wrakingsbrief in elk geval aangegeven, dat de overtredingen niet toelaatbaar worden geacht en dat rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat daartegen na afloop de termijn wordt opgetreden. Door de wrakingsbrief wordt rechtsverwerking voorkomen en daarmee schadeclaims van de overtreder.

 

Gedoogbesluiten

In situaties waarbij de gedoogtermijn ligt tussen een half jaar en maximaal drie jaren wordt een schriftelijke gedoogbeschikking afgegeven. Een gedoogperiode van maximaal drie jaren is in overeenstemming met het beleid dat gevoerd wordt in situaties waarbij sprake is van bedrijfsverplaatsingen en voldoet aan de voorwaarden

dat gedogen beperkt dient te blijven in tijd. Naast de tijdbeperking kan het gedogen ook worden beperkt tot een bepaalde persoon als overtreder (bijvoorbeeld: indien de persoonlijke belangen van de overtreder doorslaggevend zijn geweest bij het besluit om te gedogen). In een gedoogbesluit dient bij het gedogen het voorbehoud te worden gemaakt dat dit het strafrechtelijk of civielrechtelijk optreden van derden onverlet laat.

Hoofdstuk 5 Risicoanalyse prioriteitstelling & uitvoeringsprogramma

5.1       Inleiding

Volgens de wettelijke eisen van het Bor moet er een risicoanalyse gemaakt worden voor handhaving om beleid en uitvoering op te baseren. Op basis van de eisen van het Bor beschrijft dit hoofdstuk de opzet van de risicoanalyse, de daaruit volgende prioriteitstelling en het uitvoeringsprogramma voor handhaving. Deze drie werkzaamheden volgen elkaar op en zijn een essentieel onderdeel van een professionele handhavingstructuur.

 

Gebaseerd op de prioriteitstelling moet gekeken worden hoe de beschikbare capaciteit het beste ingezet kan worden. Deze capaciteitsplanning vormt op haar beurt de kern van het uitvoeringsprogramma. Dit is het jaarlijks programma dat de prioriteitstelling en programmatische taken van het cluster handhaving weergeeft in een gegeven jaar.

 

Het college van burgemeester en wethouders is daarna verplicht om het uitvoeringsprogramma ter kennisgeving voor te leggen aan de raad. Gedurende een jaar dient het uitvoeringsprogramma gemonitord te worden om de voortgang hierop te bewaken. Aan het einde van het jaar dient het uitvoeringsprogramma geëvalueerd te worden om zodoende mogelijke knelpunten te ontdekken en de kwaliteit ervan te verbeteren.

 

Aan de hand van de bovengenoemde kwaliteitseisen uit het Bor gaat dit hoofdstuk in op hoe een risicoanalyse, prioriteitstelling en uitvoeringsprogramma opgezet dienen te worden. Dit hoofdstuk beschrijft welke stappen doorlopen dienen te worden en met welke voorwaarden rekening gehouden dienen te worden.

 

5.2       Risicoanalyse

Een risicoanalyse is bedoeld om inzicht te krijgen in de grootste risico’s voor handhaving binnen onze gemeente. Door middel van het in kaart brengen van overtredingen van burgers en ondernemers ontstaat een beeld van de huidige situatie omtrent handhaving waarop beleid en uitvoering gebaseerd kunnen worden. Het in kaart brengen wordt gedaan door het ongewenste gedrag en/of algemene handhavingssituaties te analyseren op verschillende manieren. Binnen deze paragraaf worden verscheidene methoden uiteengezet waarvan gebruik gemaakt kan worden om de situatie binnen onze gemeente te analyseren. Voornamelijk wordt gebruik gemaakt van de risicoanalyse waarin geanalyseerd wordt wat de negatieve effecten van bepaalde overtredingen zijn op terreinen zoals veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, natuur en milieu. Hiernaast kunnen de risico’s ook geanalyseerd worden op basis van grondgebied, kennis over de regels, spontane nalevingskans en andere effecten.

 

5.2.1    Risicoanalyse Methode

Een risicoanalysemodel is (en blijft) een model dat een vereenvoudiging van de werkelijkheid is. Er is hierin gewerkt met globale inschattingen. De risicoanalyse methode die gehanteerd wordt, gaat uit van [kans * ernst]. Door deze formule wordt het risico berekend als maximaal mogelijk optredend negatief effect. Dit risico wordt bepaald aan de hand van een combinatie van ernst en kans. De insteek is dat de experts die de risicoanalyse opstellen, deze analyse baseren op de meest negatieve situatie die kan voorkomen indien een overtreding zich voordoet. De kans is een, meestal geschatte, indicatie van de waarschijnlijkheid dat een overtreding/negatief effect zich voordoet. De ernst bepaalt de invloed die de overtreding/negatief effect heeft. De ernst wordt onderverdeeld in de omvang van het negatief effect en wat de impact van een dergelijke overtreding kunnen zijn. Deze twee categorieën worden hieronder nader toegelicht. De formule die gebruikt wordt, luidt:

 

Risico = Kans * Ernst

 

Ernst = Omvang * Impact

 

Kans: De geschatte kans waarin de bron/aanleiding voor een mogelijke calamiteit voorkomt in de tijd. (voorbeeld: de kans die toebedeeld kan worden aan de taak „toezicht op de naleving  Besluit LPG-tankstations is afhankelijk van het gebruik van deze tankstation. Indien het dagelijks gebruik hoog is, dan moet de kans ook hoog zijn vanwege de grotere kans op een negatief effect.) De kans heeft een zeer grote invloed op de daadwerkelijke risicoanalyse. In de rekenformule die aangehouden wordt (risico= ernst * kans) is kans de helft van de formule. Hierdoor kan het zo zijn dat een overtreding op de regels een relatief groot effect kan hebben. Echter indien het weinig tot vrijwel nooit voorkomt, zal het een lager risico hebben dan een overtreding met een gering effect dat heel vaak voorkomt.

Notabene: een risicoscore dient als handvat gezien te worden om prioriteiten te stellen, niet als definitief besluit. Indien een overtreding een rampzalig effect met zich mee zou brengen, maar de kans vrijwel verwaarloosbaar klein is, kan er besloten worden om alsnog toezicht te houden omdat het negatieve effect van de overtreding niet te verwaarlozen is.

 

Ten aanzien van de kans gaat het om de kans op niet spontane naleving van de regel door de burger. De volgende aspecten spelen daarbij een rol:

  • 1.

    Kennis van regels: is de wet- en regelgeving bij de doelgroep voldoende bekend en duidelijk?

  • 2.

    Kosten-baten: wat zijn de voor- en nadelen van overtreden of naleven van de regel, uitgedrukt in tijd, geld en moeite?

  • 3.

    Mate van acceptatie: hoe redelijk vindt de doelgroep het beleid en de regelgeving?

  • 4.

    Normgetrouwheid: in hoeverre is de doelgroep bereid om zich te conformeren aan het gezag van de overheid?

  • 5.

    Informele controle: in hoeverre kan de doelgroep positieve of negatieve reacties op haar gedrag verwachten van niet-overheidsinstanties?

 

Ernst: Maximaal negatief effect, gecorrigeerd voor de mogelijke spreiding (omvang) van dit negatieve effect of het te beschouwen goed. De ernst wordt berekend aan de hand van verschillende categorieën: nadelige gevolgen voor de fysieke veiligheid, invloed op de volksgezondheid, invloed op de leefbaarheid, financieel-economische schade, natuur/milieuschade en schade aan het bestuurlijk imago. Deze categorieën berekenen de ernst van de desbetreffende overtreding. Geadviseerd wordt om de categorieën fysieke veiligheid en invloed op de volksgezondheid een grotere invloed te laten hebben binnen de risicoanalyse. De reden hiervoor is dat de meest negatieve uitwerking binnen deze categorieën de dood van één of meerdere personen betekent.

 

Met de risico-analyse wordt de grootte van een risico bepaald door de som van een aantal weegfactoren, die staan voor een mogelijk gevolg van niet-naleven van regels, te vermenigvuldigen met de kans dat een bepaald gevolg zich daadwerkelijk zal voordoen.

Bij het maken van de risicoanalyse spelen de volgende weegfactoren een rol:

  • 1.

    Fysieke veiligheid: in welke mate draagt het voldoen aan de gedragsvoorschriften die tot dit thema behoren bij aan de fysieke veiligheid en in welke mate zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de fysieke veiligheid te beschermen?

  • 2.

    Sociale leefbaarheid en/of welzijn: in welke mate draagt het voldoen aan de gedragsvoorschriften die tot dit thema behoren bij aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving en in welke mate zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de kwaliteit van de sociale leefomgeving te beschermen?

  • 3.

    Financiële en economische aspecten (maatschappelijke schade): hoe groot is de financieel-economische schade voor de gemeenten als alle subjecten de tot hen gerichte gedragsvoorschriften overtreden

  • 4.

    Natuur / milieu: in welke mate draagt het voldoen aan de gedragsvoorschriften die tot dit thema behoren bij aan het beschermen van de natuur en het milieu en in welke mate zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de natuur en het milieu te beschermen?

  • 5.

    Gezondheid: in welke mate draagt het voldoen aan de gedragsvoorschriften die tot dit thema behoren bij aan de bescherming van de volksgezondheid en in welke mate zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de volksgezondheid te beschermen?

  • 6.

    Imago van de gemeenten: hoe groot is de politiek-bestuurlijke afbreuk als de voorschriften uit het thema onvoldoende worden nageleefd?

5.2.2    Opzet Risicoanalyse

Om te komen tot een volledige risicoanalyse zijn er verscheidene stappen die doorlopen moeten worden.

 

Stap 1. Inventarisatie van alle gemeentelijke handhavingstaken

Alleen zodra alle taken bekend zijn, kan er een accuraat risicomodel gemaakt worden waarin alle risico’s geanalyseerd kunnen worden. In samenspraak met de verschillende medewerkers betrokken bij handhaving kan er een uitputtende lijst gemaakt worden die in het model ingevoegd kan worden. Gezien de aard van de problematiek is handhaving van belastingen, bijstand en leerplicht niet meegenomen in de risicoanalyse. Deze beleidsvelden kunnen worden omschreven als handhaving van sociale problematieken. Dit vraagt van de medewerkers een specifieke kennis en benadering van de doelgroep en is niet op de afdeling Veiligheid en Handhaving ondergebracht. Tevens wordt er alleen maar gekeken naar de bestuurlijke handhaving op basis van bestuursrecht. Strafrecht, burgerlijk recht, etc. wordt niet meegenomen omdat wij hier ook geen bevoegd gezag voor zijn.

 

Notabene: Er moet rekening mee gehouden worden dat niet alle taken meegenomen kunnen worden in de risicoanalyse omdat deze anders te specifiek en daarmee te groot wordt. Sommige categorieën moeten relatief algemeen opgesteld worden. Binnen dergelijke categorieën kunnen uiteenlopende situaties zich voordoen waardoor een risicoscore niet specifiek genoeg kan worden geacht. Dergelijke categorieën bieden nog steeds een mogelijkheid om een algemeen risicobeeld te schetsen waarop prioriteiten gebaseerd kunnen worden.

 

Stap 2. Het bepalen van de beoordelingscriteria

Nadat alle taken geïnventariseerd zijn, moet bepaald worden op welke risico’s deze beoordeeld zullen worden. Deze categorieën kunnen betrekking hebben op gevaar voor de omgeving en de samenleving en het daadwerkelijke naleefgedrag. Bij het vaststellen van de beoordelingscriteria is de op 26 maart 2010 vastgestelde integrale handhavingstrategie omgevingsrecht bepalend geweest. In deze handhavingstrategie wordt aangeven op welke manier binnen de provincie Noord-Brabant opgetreden wordt, zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk, bij een bepaalde overtreding. Honderd procent handhaven is feitelijk onmogelijk en onwenselijk. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden in welke handhavingstaken op een hoog niveau uitgevoerd worden en welke op een minder hoog niveau (prioriteitsstelling). Dit betekent niet dat taken die geen hoge prioriteit hebben, niet gehandhaafd zullen worden. Handhaven is en blijft een normale gemeentelijke taak. Met behulp van het invullen van een risicoanalysemodel kan een prioriteitsstelling worden gemaakt. Afhankelijk van het risico dat aan een handhavingstaak verbonden is en de prioriteit die aan de handhavingstaak gegeven is, wordt de intensiteit van de handhaving bepaald.

 

Stap 3. Het invullen van het model

Aan de hand van het model heeft de handhavingscoördinator het risicomodel ingevuld. Gebaseerd op de situatie, inzichten van werknemers en het bestuur moet een afweging gemaakt worden van de personen die de risicoanalyse uitvoeren. Een risicoanalyse is niet objectief, maar subjectief. Het is het gevolg van een keuze van de invuller, gebaseerd op ervaring en schatting. De risicoanalyse biedt een handvat om inzichtelijk te maken waar prioriteiten liggen. De uitkomst van de risicoanalyse biedt daarom een handvat voor het opstellen van een uitvoeringsprogramma waarin prioriteiten stellen van belang is door de planning van de beschikbare capaciteit.

 

Stap 4. Het analyseren en bespreken van de resultaten

Zodra het model is ingevuld, worden de prioriteiten zoals gesteld door het gebruikte model inzichtelijk. Deze uitkomsten moeten besproken worden. Het kan zijn dat niet alle hoogste risicoscores daadwerkelijk prioriteiten worden. Deze keuzes moeten gemaakt.

 

Stap 5. Het vaststellen van de prioriteiten

Na stap 2 en 3 moet er een definitieve keuze gemaakt worden welke prioriteiten er aangenomen worden voor de verschillende handhavingstaken. De volgende paragraaf gaat hier dieper op in.

 

5.3       Prioritering

Op basis van de probleemanalyse wordt gekeken welke prioriteiten moeten worden vastgesteld. De daadwerkelijke prioriteiten voor handhaving zullen per jaar sterk overeenkomen omdat er veel doorlopende risico’s zijn. De gestelde prioriteiten zullen ook grotendeels vastliggen voor de beleidsperiode. Echter, er zullen elk jaar verschillende doelen gesteld worden voor handhaving gebaseerd op de ervaringen in het voorgaande jaar, met betrekking tot bestuurlijke prioriteiten, nieuwe nationale, regionale of lokale projecten. Hierbij moet rekening gehouden worden met prioriteiten die het Landelijk Overleg Milieu (LOM) heeft opgesteld en met de provinciale speerpunten.

 

5.3.1    Hoog, middelhoog, laag

De risicoanalyse is uitgevoerd voor alle handhavingstaken. Hier kan een hoge, middelhoge of lage prioriteit uit komen. Wat houden deze verschillende prioriteiten in?

 

Hoge prioriteit

Bij een hoge prioriteit zal actief worden gehandhaafd. Dit betekent dat er zo snel mogelijk wordt gecontroleerd en waar nodig direct wordt opgetreden. Bij het toezicht houden op vergunningen met een hoge prioriteit, wordt er meer en diepgaander gecontroleerd dan wanneer de prioriteit lager ligt.

 

Middelhoge prioriteit

Handhaving van de middelhoge prioriteiten vindt zowel qua diepgang als intensiteit beperkt plaats. Bij een gebiedsgerichte controle wordt eenmalig of periodiek, gericht gehandhaafd op handhavingstaken met een middelhoge prioriteit. Bij vergunningsgericht- en objectgericht toezicht wordt er een lagere inspectiediepgang gehanteerd dan bij handhavingstaken met een hoge prioriteit.

 

Lage prioriteit

Is een handhavingstaak laag geprioriteerd dan zal er op deze handhavingstaak niet actief worden gehandhaafd. Er wordt alleen opgetreden op basis van klachten. Formele schriftelijke handhavingsverzoeken en klachten en meldingen moeten immers na een (belangen)afweging worden opgepakt, ook al heeft de betreffende handhavingstaak een lage prioriteit. Afhankelijk van waargenomen afnemend naleefgedrag kunnen er een beperkt aantal projectmatige controles op laag geprioriteerde handhavingstaken plaatsvinden. Sanctionele handhaving als vervolg op deze projectmatige controles vindt alleen plaats op ernstige overtredingen. Overtredingen met een lage prioriteit worden in elk geval altijd geregistreerd. Daarna wordt er bekeken hoe deze overtredingen opgepakt worden.

5.3.2    Handhavingstaken geprioriteerd

Uit de in paragraaf 2.3.2 genoemde bestuursovereenkomst vloeit de handhavingsstrategie voort. De gezamenlijke handhavingspartners in Noord-Brabant hebben op 26 maart 2010 de integrale handhavingstrategie omgevingsrecht vastgesteld. Deze strategie is daarmee ook in de gemeente Bladel van kracht. In deze handhavingstrategie wordt aangeven op welke manier binnen de provincie Noord-Brabant opgetreden wordt, zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk, bij een bepaalde overtreding. Bij de prioritering is rekening gehouden met deze strategie, aangezien je hier als college voor een groot deel aan gebonden bent. In deze handhavingstrategie is er een onderscheid gemaakt in drie categorieën overtredingen, namelijk:

  • Categorie 0;

  • Categorie 1;

  • Categorie 2.

 

Categorie 0

Bij Categorie 0 overtredingen gaat het om urgente, ernstige zaken die direct dienen te worden beëindigd. Er is sprake van acuut gevaar voor natuur en milieu en/of de volksgezondheid is in gevaar en/of de veiligheid is in het geding. Er is snelheid vereist om tot beëindiging van de overtreding te komen.

In het onderstaande schema zijn overtredingen van handhavingstaken opgesomd welke voldoen aan de criteria tot categorie 0 overtreding. Hierbij zijn de handhavingstaken die we op veiligheid en/of gezondheid en/of natuur een 5 hebben toegekend. Deze handhavingstaken zijn regionaal al hoog geprioriteerd. Aan deze handhavingstaken kan daarom ook geen andere prioriteit dan een hoge worden gegeven. 

Handhavingstaak

Veiligheid

Gezondheid

Natuur

Toezicht op verleende vergunning agrarisch

4

5

5

Toezicht op verleende vergunning industrie

5

4

4

Controle op woningen ongeschikt voor bewoning

5

4

0

Controle bouwwerken na brand of andere calamiteit

5

2

0

Controle op of in de bodem brengen van afvalstoffen

3

3

5

Controle op drank- en horecawet

3

5

0

Controle brandveilig gebruik zonder vergunning/melding

5

3

0

Toezicht omgevingsvergunning brandveilig gebruik

5

3

0

Toezicht op sloopmeldingen incl. asbest

1

5

0

Toezicht op omgevingsvergunning onderdeel sloop incl. asbest

1

5

0

Controle op kappen zonder vergunning

0

2

5

Categorie 1

Categorie 1 overtredingen zijn ernstige overtredingen maar er is geen sprake van een acute (gevaar)situatie. Een overtreding kan ook als categorie 1 worden aangemerkt als er verzwarende omstandigheden met betrekking tot de overtreder aan de orde zijn. In het onderstaande schema zijn overtredingen van handhavingstaken opgesomd welke voldoen aan de criteria tot categorie 1 overtreding. Hierbij zijn de handhavingstaken die we op leefomgeving een 5 hebben toegekend en/of op gezondheid een 4. De kans op niet spontane naleving moet dan wel minimaal een 4 zijn. Ook deze handhavingstaken zijn regionaal al hoog geprioriteerd. Ook hiervoor geldt dat er geen beleidsvrijheid is om deze handhavingstaken anders te prioriteren.

Handhavingstaak

Leefomgeving

Gezondheid

Kans

Controle op gebruik in woonkernen door bedrijven

5

4

4

Klachtenafhandeling bij een bouwactiviteit zonder vergunning

5

3

4

Controle bouwen zonder of in afwijking van omgevingsvergunning woning

4

4

4

Controle op overlast in de openbare ruimte

4

4

4

Controle bouwen zonder of in afwijking van omgevingsvergunning bedrijfsgebouw

5

3

4

Klachtenafhandeling bij overtredingen van de openbare orde

5

2

4

Controle op slopen zonder omgevingsvergunning

4

4

4

Toezicht op vergunning voor evenement

5

1

4

Categorie 2

Categorie 2 zijn de overige overtredingen.

De gemeenteraad heeft wat betreft deze overtredingen beleidsvrijheid om tot prioritering over te gaan. De handhavingstaken die voldoen aan de criteria categorie 2 overtredingen, zijn onderverdeeld in een 15-tal thema’s. Deze thema’s zijn ook teneinde een beter overzicht te verkrijgen, geprioriteerd in de risicoanalyse. Deze prioriteit is de gemiddelde prioriteit van de handhavingstaken binnen dat thema. Hierin zijn dus ook de zogenaamde categorie 0 en 1 taken meegenomen. Het onderstaande overzicht geeft de 15 thema’s weer met de voorgestelde prioritering 

 

Thema

Prioriteit

1

Omgevingsvergunning plichtige inrichting in werking

Hoog

2

Brandveilig gebruik gebouwen

Hoog

3

Inrichting in werking zonder omgevingsvergunning of melding

Hoog

4

Bouwactiviteiten zonder vergunning

Hoog

5

Afvalstoffen

Hoog

6

Ontheffingen

Hoog

7

Bestemmingsplan

Middelhoog

8

Bodem

Middelhoog

9

Meldingsplichtige inrichtingen

Middelhoog

10

Nieuw/verbouwactiviteiten met vergunning

Middelhoog

11

Bestaande bouw met vergunning

Middelhoog

12

Horeca

Middelhoog

13

Monumenten

Middelhoog

14

Openbare orde

Middelhoog

15

Bevolking

Laag

In bijlage 2 wordt per thema ingegaan op de prioritering. Ter verduidelijking wordt er aangegeven welke handhavingstaken met de bijbehorende prioriteit binnen dat thema vallen. De handhavingstaken die al onder de categorie 0 en 1 taken zijn opgenomen, worden hier niet nogmaals genoemd, maar zijn wel meegenomen in de gemiddelde waarde van het thema. Het kan dus voorkomen dat de gemiddelde prioriteit afwijkt van de prioriteit van een handhavingstaak behorende bij dit thema. Dit wordt hieronder nader toegelicht aan de hand van thema 9 (Meldingsplichtige inrichtingen) als voorbeeld.

 

Thema 9: Meldingsplichtige inrichtingen

Handhavingstaak

Prioriteit

Klachtenafhandeling

Hoog

Toezicht op naleving Activiteitenbesluit type B

Middelhoog

Toezicht op naleving vuurwerkbesluit

Middelhoog

Toezicht op naleving Activiteitenbesluit type A

Laag

In thema 9 (Meldingsplichtige inrichtingen) zijn taken opgenomen met een hoge prioriteit, met een middelhoge en met een lage prioriteit. Deze verschillen in prioritering binnen 1 thema (Meldingsplichtige inrichtingen) geven het thema in totaal een gemiddelde prioriteit.

5.3.3    Landelijke en Regionale Prioriteiten

Behalve de prioriteiten uit de analyses zal in de beleidsperiode ook uitvoering worden geven aan landelijke prioriteiten die iedere jaar door Landelijke Overleg Milieuhandhaving (LOM) namens het Ministerie van VROM worden vastgesteld. Deze prioriteiten worden middels een brief kenbaar gemaakt en staan tevens op hun website. Met betrekking tot regionale prioriteiten wordt rekening gehouden worden met het meerjarenprogramma voor handhaving van de provincie Noord-Brabant. Doel van dit meerjarenprogramma is om mogelijk gezamenlijke problemen te vermijden door van elkaar te leren en de samenwerkingsverbanden binnen Brabant te versterken.

 

5.4       Projectmatig Handhaven

Onder de zogenaamde programmatische aanpak valt het jaarlijkse uitvoeringsprogramma van handhaving. Deze aanpak bestaat uit een besluit tot het aanpakken van een veelvoorkomend probleem of een besluit tot het strenger handhaven van een saillant probleem. Binnen het uitvoeringsprogramma kunnen tevens kleinere programma’s opgenomen worden die normaliter projecten genoemd worden. Deze projecten hebben dezelfde opzet als het uitvoeringsprogramma zelf, alleen zijn deze een onderdeel van het programma.

Bij de opzet van dergelijke projecten binnen het uitvoeringsprogramma is het van belang voldoende draagvlak te hebben voor het project. Daarom kan het van belang zijn om de burgers en de gemeenteraad bij het besluit tot projectmatig handhaven te betrekken omdat de projectaanpak mogelijke zichtbare effecten heeft op de gemeente. Dit komt doordat een project zich focust op een bepaald onderdeel om te handhaven en daardoor wordt er minder aandacht besteed aan de algemene handhaving die volgens de prioritering wordt opgesteld. Burgers of ondernemers kunnen hierdoor een beroep doen op respectievelijk rechtsgelijkheid en concurrentiegelijkheid.

 

Bijvoorbeeld:

Er wordt besloten om een project op te stellen dat de (illegale) containers in het buitengebied aanpakt. De overtredingen moeten geconstateerd worden. Hierna ontstaat een duidelijk beeld van de tijd die het programma in beslag zal nemen.

 

Het grootste voordeel van projectmatig handhaven is dat het de mogelijkheid biedt om op een gestructureerde wijze problemen in de gemeente aan te pakken. Door een probleem te definiëren en daarna capaciteit te reserveren om dit structureel aan te pakken, kan er voor gezorgd worden dat kleine overtredingen zich niet opstapelen. Indien dit wel gebeurt, dan heeft de gemeente een groot probleem dat ze niet snel meer kan oplossen. Het opzetten van een project voor dergelijke problemen zorgt ervoor dat de gemeente controle blijft houden. Tevens dient de aanpak van bijvoorbeeld één wijk als voorbeeld voor de rest van de gemeente. Hierdoor kan het zijn dat het naleefgedrag in de rest van de gebieden verhoogd wordt. Bij een tekort aan capaciteit om een groot project in één keer op te pakken, kan er gekeken worden naar mogelijkheid om een gefaseerde aanpak te hanteren en de mogelijke uitbesteding van werkzaamheden.

 

5.4.1    Jaarlijks uitvoeringsprogramma

De basis voor het uitvoeringsprogramma biedt de prioriteitenstelling, waarop we in de volgende paragraaf concreet ingaan. Twee belangrijke aspecten van het uitvoeringsprogramma zijn dat de taken van het cluster handhaving gestructureerd en transparant zijn. Het uitvoeringsprogramma moet elk jaar opgesteld worden op basis van het jaarverslag van het jaar ervoor, zodat de evaluatie uit het jaarverslag in het programma voor het jaar erna kan worden verwerkt. Belangrijke punten om rekening mee te houden bij het schrijven van het uitvoeringsprogramma zijn:

 

 Het uitvoeringsprogramma moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse van de handhavingstaken die ondernomen worden binnen de gemeente Bladel;

 Het uitvoeringsprogramma moet door het college van B&W worden vastgesteld;

 Het uitvoeringsprogramma bevat meetbare doelen die gemonitord kunnen worden in het jaarverslag.

 

Om tot deze punten te komen, alsmede de eerder genoemde structuur en transparantie, moet een uitvoeringsprogramma de volgende onderdelen bevatten:

 

 De inhoud en de resultaten van de risicoanalyses;

 Landelijke, regionale en lokale prioriteiten;

 Landelijke, regionale en lokale projecten;

 De capaciteitsplanning voor elk handhavingsgebied;

 Een verantwoording van de gemaakte keuzes;

 Financiële begroting.

 

Zodra een uitvoeringsprogramma van start gaat, dient deze gemonitord te worden. Door de voortgang van het project te bewaken kan adequaat gereageerd worden op mogelijke problemen in het programma en inspringen op incidenten omtrent handhaving die zich voor kunnen doen. Hiernaast moet er jaarlijks een jaarverslag opgesteld worden om te kijken of de doelstelling(en) daadwerkelijk bereikt zijn. De monitoring van het uitvoeringsprogramma dient als startpunt voor het volgende uitvoeringsprogramma. Het jaarverslag geeft aan welke doelen wel of niet gehaald zijn, welke eventuele projecten afgerond zijn en hoeveel uur aan elke taak besteed is. Aan de hand van deze informatie kan er opnieuw een uitvoeringsprogramma gemaakt worden waarin de resultaten van het jaar daarvoor meegenomen worden. Het laatste hoofdstuk gaat dieper in op monitoring en evaluatie en de cyclische vorm van beleid en uitvoering.

5.4.2    Doelstellingen in het uitvoeringsprogramma

Zodra de prioriteiten bekend zijn, moet gekeken worden naar de overeenstemming tussen prioriteit en capaciteit. Het is van belang specifieke doelen te stellen zodra de risicoanalyse voltooid is. Deze wordt SMART geformuleerd teneinde duidelijkheid te creëren over de implicaties en de uitwerking van deze doelen. Een dergelijk doel zal als leidraad voor dat komend jaar dienen zoals beschreven in het uitvoeringsprogramma en kan gebruikt worden bij de evaluatie aan het einde van het jaar.

Een duidelijk doel stellen vereist de nodige afstemming tussen capaciteit, prioriteit en wenselijkheid. Belangrijk is ook dat rekening gehouden wordt met de nalevingsstrategie omdat deze de kaders van de uitvoering bepaald. De doelen worden op verschillende manieren gesteld. Zo zijn er:

 

1. Inputdoelen:

 

Bepalen hoeveel capaciteit er besteed moet worden aan een bepaald doel.

Bijv. 200 uur aan controles voor brandveilig gebruik.

 

2.Prestatiedoelen:

 

Zet een te halen doel neer voor een onderwerp.

Bijv. we gaan horeca-instellingen buiten kantoortijden controleren.

 

3. Naleefdoelen:

 

Stelt een criteria aan het gedrag van burger en ondernemer.

Bijv. niet meer dan 250 verkeersovertredingen per maand.

 

4.Kwaliteitsdoelen:

 

Stelt criteria aan de organisatie zelf.

Bijv. verbeteren van de kwaliteit van handhaving door een betere monitoring m.b.v. SQUIT XO (automatiseringsprogramma), evaluatie en aanbevelingen

Ad 1. Inputdoelstellingen

In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt beschreven hoe de capaciteit per taakveld wordt ingezet in het betreffende jaar.

 

Ad 2. Prestatiedoelstellingen

In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt aangegeven waar in het betreffende jaar speciale aandacht aan wordt besteed bij de handhaving (bijvoorbeeld kinderdagverblijven).

 

Ad 3. Naleefdoelstellingen

De belangrijkste doelstelling die de gemeente met het handhavingsbeleid wil bereiken is het bewerkstelligen van een goed naleefgedrag en het daarmee leveren van een bijdrage aan de achterliggende doelstellingen die met de wetten en regels beoogd worden.

Deze ervaringscijfers zullen laten zien hoe de naleving er voor staat. Dit zal in het volgende uitvoeringsprogramma doorwerken. Het naleefgedrag wordt gemonitord door de resultaten van de uitgevoerde controles bij te houden alsmede het aantal aanschrijvingen en het aantal opgelegde dwangsommen, opgelegde bestuurlijke sancties en andere handhavingsprocedures.

 

Ad. 4. Kwaliteitsdoelstellingen

Kwaliteitsdoelstellingen zeggen iets over de kwaliteit die de gemeente bij de uitvoering van haar taken wil bereiken. De volgende kwaliteitsdoelstellingen worden geformuleerd:

Indicatoren

Om te kunnen meten of bovenstaande doelstellingen zijn bereikt zijn, worden niet-limitatief, de volgende indicatoren geformuleerd, die feitelijk in ieder uitvoeringsprogramma en jaarverslag moeten terugkomen:

 Het aantal te controleren vergunningen;

 Het aantal uitgevoerde controles en hercontroles;

 Het aantal en indien mogelijk ook de aard van de geconstateerde overtredingen;

 Het aantal ingediende handhavingverzoeken/ meldingen;

 Het aantal bestuursrechtelijke trajecten (bestuursdwang/dwangsom/ ingetrokken vergunningen en andere sancties);

 Het aantal invorderingsbeschikkingen;

 Het aantal handhavingsprocedures en het verloop ervan.

 

5.4.3    Capaciteitsplanning in het uitvoeringsprogramma

Het jaarlijks inplannen van de beschikbare capaciteit is zeer van belang voor handhaving. Vanwege het capaciteitstekort dienen er keuzes gemaakt te worden in de taken die daadwerkelijk worden uitgevoerd.

Nadat de risicoanalyse besproken is, de prioriteiten bekend zijn en de doelstelling geformuleerd is, moet er een capaciteitsplanning gemaakt worden. Aan de hand van de gestelde doelen, de (doorlopende) projecten en de algemene taken moet gekeken worden hoe de prioritering zich verhoudt tot de capaciteit. Hierbij kan het helpen kengetallen toe te wijzen aan verschillende taken. Kengetallen zijn ervaringscijfers, gebaseerd op metingen uit het verleden. Voor het maken van een capaciteitsplanning voor handhaving, betekent het: de hoeveelheid uur dat het uitvoeren van een specifieke taak kost. Deze eventuele kengetallen kunnen in overleg met de medewerkers vastgesteld worden. Aan de hand van de vastgestelde kengetallen kan gekeken worden naar de mate dat een bepaalde taak voorkomt en kan deze ingepland worden.

 

Bijvoorbeeld: het toezicht houden op een evenementenvergunning kost in totaal vier uur per controle. Deze vier uur bestaat uit het voorbereidend administratief werk, de daadwerkelijke controle en het administratief werk achteraf. In totaal worden er 5 evenementenvergunningen in 1 jaar gecontroleerd. Dus voor het toezicht en de handhaving op evenementenvergunningen moet in totaal 4 * 5 = 20 uur ingepland worden tussen de toezichthouders.

 

5.4.4    Percentage onvoorzien

Tijdens het inplannen van de capaciteit moet er rekening mee gehouden worden dat een gedeelte van de capaciteit niet wordt vastgelegd. Dit percentage dient als buffer voor onvoorziene gevallen. Deze uren zullen worden besteed aan onvoorziene juridische complicaties, verzoek tot toezicht en handhaving van de provincie en handhavingsverzoeken van de burger. Onze gemeente hanteert een percentage van 12% als onvoorzien. Deze vrijstelling dient als zodanig te worden opgenomen in de capaciteitsplanning van het uitvoeringsprogramma.

 

5.4.5    Handhavingsverzoeken

Met de invoering van de Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is er in beginsel een termijn van 8 weken waarbinnen gemeenten moeten reageren op verzoeken en aanvragen van burgers en ondernemers. Indien zij dit niet doen dan kan de aanvrager de gemeente in gebreke stellen. Indien dit gebeurt, dan dient de gemeente binnen een termijn van twee weken alsnog te reageren. Indien dit niet gebeurt, dan moet de gemeente een financiële compensatie beschikbaar stellen voor de aanvrager. Daarom is het essentieel dat een handhavingsverzoek tijdig wordt afgehandeld. Indien een verzoek tot handhaving binnenkomt, dient de behandelend medewerker binnen de termijn van acht weken dit verzoek af te afwikkelen. Ook deze handhavingsverzoeken moeten jaarlijks worden ingepland.

 

5.4.6    Uitzondering: Piepsysteem Een aantal taken (met een lage prioriteit) is zo weinig relevant in de dagelijkse handhavingpraktijk, dat deze passief gehandhaafd worden. Dit betekent dat alleen op basis van meldingen, verzoeken of klachten actie wordt ondernomen. Dit verschilt in wezen van passief gedogen doordat uiteindelijk wel actie ondernomen wordt indien dit vereist of wenselijk geacht wordt. Hiermee wordt de beginselplicht tot handhaven gewaarborgd. Dit betreft de handhavingstaken met een lage prioriteit, die verderop in dit hoofdstuk aan bod komen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat het piepsysteem niet onaanvaardbaar is7. De Afdeling stelde in de uitspraak vast dat:

“Gezien de beperkte capaciteit en de grote aantallen overtredingen in het buitengebied volgde het college een beleidsstuk, waarin was vastgelegd dat bij klachten direct wordt opgetreden en verder dat eerst wordt opgetreden tegen recente overtredingen en illegaal gebruik. Dit is voor de Afdeling niet onaanvaardbaar.”

5.4.7    Restrisico

Zodra de prioriteiten, het doel en de planning vastgesteld zijn, is het duidelijk welke gebieden/taken/velden meer aandacht krijgen en welke minder. Zodra er besloten wordt om capaciteit frequenter in te zetten (door meer te focussen op gebieden met een groter risico), ontstaat er automatisch een ander risico. Omdat er in bepaalde gebieden (of lager geprioriteerde handhavingstaken) minder gecontroleerd worden, zal er een grotere kans ontstaan dat er negatieve effecten optreden in deze gebieden (of op deze taken). Dit wordt het restrisico genoemd.

Een capaciteitsplanning maken is keuzes maken. Deze keuzes moeten op verantwoorde wijze gemaakt worden. Daarom moet bij het toekennen van capaciteit rekening gehouden worden met het restrisico. Indien wordt besloten om op een bepaald project of in een bepaald gebied meer capaciteit in te zetten, dan moet er gekeken worden welk risico het wegvallen van de capaciteit op andere vlakken/gebieden met zich meebrengt en opweegt tegen de voordelen van het verschuiven van de capaciteit.

 

Bijvoorbeeld: door een lage prioriteit te geven aan de handhaving van permanente bewoning van recreatiewoningen is de kans aanwezig dat er negatieve effecten optreden bij recreatiewoningen. Dit is het restrisico.

 

7 ABRvS, 7 februari 2007, Jb 2007 nr. 66 

Hoofdstuk 6 Structuur en kwaliteitszorg

Dit hoofdstuk heeft als doel een structuur te geven om de continue kwaliteit van handhaving te waarborgen. Aan de hand van de wettelijke eisen vanuit de Bor en de Mor worden verscheidene aspecten van organisatie en kwaliteit besproken.

 

6.1       Werkprotocollen

Voor de medewerkers van handhaving zijn er verscheidene protocollen en werkprocessen. Deze protocollen dienen een uniform beeld te geven van de procedures die de gemeente Bladel hanteert voor verschillende situaties omtrent handhaving. Hiernaast dienen deze werkprotocollen ervoor te zorgen, dat indien een werknemer van handhaving, vertrekt binnen de gemeente Bladel, er minder kennis verloren gaat. Hierdoor kunnen nieuwe werknemers sneller ingewerkt worden.

Voor een groot gedeelte van de procedures omtrent handhaving voorziet de Brabantse handhavingstrategie „Zó Handhaven wij in Brabant‟. Deze strategie wordt gevolgd binnen alle niveaus van toezicht en handhaving die binnen de organisatie te maken hebben met de Wabo. Binnen deze strategie wordt een extensief keuzeproces gehanteerd om te komen tot de juiste vorm van handhaving.

 

6.2       Kritieke massa personeel

Toezicht- en handhavingsbeleid betekent zoeken naar evenwicht tussen kwaliteit en kwantiteit. De toezicht- en handhavingstaken kunnen op verschillende uitvoeringsniveaus worden gerealiseerd. Aan elk uitvoeringsniveau hangt een prijskaartje. Dit prijskaartje wordt vooral bepaald door de inzet van capaciteit. Aan elk uitvoeringsniveau hangt ook een risicoprofiel. Afhankelijk van het uitvoeringsniveau worden bepaalde risico’s wel of niet gedekt. Dit komt tot uitdrukking in het separaat vast te stellen uitvoeringsprogramma.

 

Het zoeken naar evenwicht heeft twee kanten:

1. Welke risico’s tegen welke prijs wil de gemeente structureel afdekken? Hoeveel heeft de gemeente in termen van capaciteit over om bepaalde risico’s structureel af te dekken?

2. Op welke wijze wordt met de bij het voorgaande punt vastgestelde niveau omgegaan bij tijdelijke ontwikkelingen zoals hoger werkaanbod dan gemiddeld of het niet ingevuld zijn van de basisformatie?

 

Kortom er wordt gezocht naar de kritische massa of kritieke massa personeel. Dit is de minimale hoeveelheid personeel die nodig is om de toezicht- en handhavingstaken adequaat te kunnen uitvoeren. Deze kritieke massa voor personeel heeft betrekking op vakmanschap. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente Bladel zorgt voor de aanwezigheid van:

 Voldoende opleiding van de werknemers,

 Voldoende ervaring van de werknemers,

 Kennis voor het uitoefenen van de wettelijk gestelde eisen, en het

 Onderhouden en borgen van bovengenoemde punten.

 

Onze gemeente moet zorgvuldig omgaan met de arbeidscapaciteit om deze op de meest efficiënte manier in te zetten. Niet voor alle gebieden van handhaving heeft de gemeente Bladel capaciteit in huis om de taken uit te kunnen voeren. Hoewel meer preventieve handhaving er voor moet zorgen dat repressieve handhaving minder noodzakelijk wordt, zal er altijd een keuze gemaakt moeten  Om deze reden moet een duidelijk afweging gemaakt worden tussen de prioriteiten, de kennis & capaciteit en de minimale wettelijke verplichte taken. Deze drie concepten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Elk jaar dient gekeken te worden welke taken minimaal verricht moeten worden en of de beschikbare capaciteit (opleiding en fte) en de financiën daarin voorzien. Daarnaast dient er een prioritering van de handhavingstaken gemaakt te worden (conform de wettelijk vereisten van het Bor) dat resulteert in een uitvoeringsprogramma. Deze prioritering heeft invloed op het minimale takenpakket door er prioriteiten in aan te brengen. Tevens heeft de prioritering invloed en wordt beïnvloed door de beschikbare capaciteit.

 

6.3       Kritieke massa Bladel

Zoals waarschijnlijk elke gemeente kampt de gemeente Bladel ook met het feit dat de gewenste inzet hoger is dan de beschikbare middelen. We moeten onze middelen dus op een slimme manier inzetten. Aan taken met de hoogste prioriteit zal steeds de meeste aandacht worden besteed. De noodzakelijke capaciteit en de beschikbare capaciteit moeten daar nagenoeg in evenwicht zijn. Aangezien in de huidige prioriteitenstelling zeer veel taken hoog geprioriteerd zijn, moeten taken met een lage prioriteit en een middelhoge op een minimaal niveau uitgevoerd worden waarbij de beschikbare capaciteit de ondergrens vormt. Dit betekent dat goed gestuurd moet worden. Voor de langere termijn betekent dit dat eventueel bijgesteld moet worden. Op dit moment wordt uitgegaan van de capaciteit die er nu is.  

 

Naast scherpere prioritering van de taken en de middeleninzet kan ook meer rendement worden gehaald uit de bestaande handhavingscapaciteit en kan ruimte ontstaan voor nieuwe handhavingsacties door vorm en inhoud te geven aan andere, slimmere manieren van handhaving. Hier wordt verwezen naar de ambitie van het college om meer preventief te handhaven en beleid te toetsen op handhaafbaarheid. Verder betekent slimmer handhaven creatief zoeken naar dit soort mogelijkheden en daarbij gericht samenwerken tussen beleidsvelden onderling en met andere externe handhavingspartners. Met  de professionalisering van de handhaving willen we dus ook een kwaliteitsslag maken aan de voorkant van het proces. In de beleidsfase zal meer aandacht besteed worden aan “het waarom” van regelgeving. Duidelijk beleid en begrijpelijke regelgeving zullen resulteren in een grotere betrokkenheid en draagvlak voor spontaan naleefgedrag. Ook zal voorlichting en communicatie worden ingezet om dit effect te bereiken. De regelgeving zal op basis van de handhavingsresultaten worden geëvalueerd en indien nodig binnen de gemeentelijke bevoegdheid worden aangepast.

 

6.4       Kwaliteitsborging

Een belangrijk onderdeel van de professionalisering van de handhaving is het in een kwaliteitssysteem vastleggen en omschrijven van strategieën, werkwijzen, protocollen enz. Voor een groot deel wordt in de praktijk al overeenkomstig gewerkt maar niet alles is, mede door de nieuwe wetgeving van de laatste jaren, in documenten vastgelegd.

De professionalisering van de handhaving is reeds ver gevorderd: strategieën en protocollen zijn wel vastgesteld door het college volgens de vastgestelde kwaliteitscriteria.

De komende jaren zal het kwaliteitssysteem verder uitgewerkt worden. Het kwaliteitssysteem heeft tot doel het adequate handhavingsproces te borgen, de efficiency en het kwaliteitsniveau te verhogen en de monitoring en rapportage te vereenvoudigen.

 

Voor kwaliteitsborging is een vereiste, zoals in de Wabo is vastgelegd, om in de begroting een bedrag op te nemen voor integrale handhaving. Het is daarvoor noodzaak om in de begroting geen versnippering van bedragen voor verschillende handhavingstaken te hebben. In Bladel is dit vanwege de afdeling Veiligheid en Handhaving geborgd. Na de organisatieontwikkeling dient hier een aandachtspunt van te worden gemaakt.

Eén product in de begroting levert duidelijkheid, past binnen de functiescheiding vergunningverlening / handhaving en leidt tot efficiëntere handhaving. We zullen onze regels evalueren en onderzoeken of we regels die we overbodig vinden, kunnen intrekken. Maar wat we regelen, moeten we handhaven en daarvoor zal de gemeente er naar streven voldoende financiële middelen ter beschikking te stellen.

 

6.5       Cyclische beleidsstructuur

Vanuit de Bor is het een wettelijke verplichting om het handhavingsbeleid en het jaarlijkse uitvoeringprogramma respectievelijke te evalueren en te monitoren. Aan de hand van deze acties kunnen beide zo nodig bijgestuurd worden. Voor het uitvoeringsprogramma geldt dat gedurende een jaar door middel van monitoring gekeken kan worden of het mogelijk is om de gestelde doelen te halen of dat er bijgestuurd moet worden. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat handhaving transparant wordt. Uiteindelijk dient de monitoring er ook voor om een aanzet te maken voor de evaluatie van het uitvoeringsprogramma.

Deze stappen maken onderdeel uit van de zogenaamde Bor regelkring. De Bor regelkring bevat een aantal stappen die gestructureerd zijn aan de hand van wettelijke vereisten. Deze stappen dienen ervoor om een continue kwaliteitsverbetering van handhaving te bewerkstelligen.

Gebaseerd op de regelkring leidt de evaluatie van het uitvoeringsprogramma tot een evaluatie, en uiteindelijk aanpassing, van het handhavingbeleid. Door de opgedane ervaring in een jaar, aangaande goede en minder goede aspecten van handhaving, kan gekeken worden hoe het beleid voor de gemeente Bladel nog effectiever en efficiënter gemaakt kan worden. Dit betekent niet dat elk jaar het handhavingbeleid herschreven dient te worden. Per jaar kunnen verscheidene punten uit de evaluatie van het uitvoeringsprogramma meegenomen worden om in de toekomst toegepast te worden voor de evaluatie van het handhavingsbeleid.

 

6.6       Monitoring

Om na te kunnen gaan of de gestelde strategische en operationele doelstellingen worden gehaald, is het belangrijk dat monitoring plaatsvindt van de resultaten van de uitvoering. Monitoring houdt het continu verzamelen en vastleggen van data betrekking hebbende op handhaving in. Het doel hiervan is een objectief beeld te krijgen van de situatie omtrent handhaving. Dit beeld kan gebruikt worden om te meten of de gestelde doelen in een jaar gehaald zijn. Tevens kunnen deze cijfers geanalyseerd worden om te kijken wat mogelijkheden voor verbetering zijn. Om deze reden wordt dit jaarverslag vastgesteld voordat het handhavingsuitvoeringsprogramma wordt opgesteld.

Voor monitoring zijn er verschillende indicatoren die bijgehouden kunnen worden. Deze hebben allemaal een andere functie. Het is belangrijk voor de helderheid van beleid en uitvoering om hier een onderscheid in te maken:

 

Soorten monitoringsindicatoren:

 Doelstellingsindicatoren: direct herleidbaar tot de gestelde handhavingdoelstellingen in het handhavingbeleid.

 Voortgangsindicatoren: voortgangsindicatoren hebben betrekking op het uitvoeringsprogramma.

 Kwaliteit-/procesindicatoren: indicatoren die te koppelen zijn aan gestelde kwaliteitseisen en interne organisatieprocessen.

 

Daarbij is het van belang dat de gestelde doelen van het handhavingbeleidsplan en het uitvoeringsprogramma meetbaar zijn opgesteld. Indien een monitoringsysteem operationeel is, kunnen er gegevens verzameld worden om te meten of deze doelen gehaald zijn. De bovengenoemde indicatoren kunnen tot uitdrukking komen in een verscheidend aantal cijfers. Uiteindelijk zal het neerkomen op het kwantificeren van verschillende gebeurtenissen om een beeld te krijgen van de trends omtrent handhaving. Het kader hieronder geeft weer welke gegevens volgens de Mor ten minste vastgelegd moeten worden.

 

Monitoring volgens de Mor:

 Uitgevoerde (her)controles

 Geconstateerde overtredingen

 Opgelegde bestuurlijke sancties

 Processen-verbaal

 Over mogelijke overtredingen ontvangen klachten

 

Voor een helder overzicht binnen een jaar kunnen deze gegevens per kwartaal gemonitord worden. Door de gegevens per kwartaal te monitoren kan er rekening gehouden worden met seizoensinvloeden. Na evaluatie kan er hierdoor mogelijk efficiënter toezicht georganiseerd worden. Hiernaast dienen deze gegevens per handhavinggebied gemonitord te worden.

 

6.7       Evaluatie

Vanuit de visie van een vernieuwend toezicht- en handhavingsbeleid is het aan te bevelen om de burger en ondernemer sterker te betrekken bij de evaluatie. Om deze reden kan worden bekeken of dit handhavingbeleidsplan mede interactief geëvalueerd wordt. Met de evaluatie wordt bijgedragen aan twee uitgangspunten van handhaving: het verbeteren van naleefgedrag van burgers en ondernemers en het uitgangspunt dat de primaire verantwoordelijkheid voor overtredingen bij de burger en ondernemers ligt.

Jaarlijks wordt een uitvoeringsprogramma en jaarverslag opgesteld. In het jaarverslag wordt zowel het gehele handhavingsbeleid kwalitatief getoetst alsmede of de gestelde doelen voor de handhaving daadwerkelijk zijn bereikt en welk effect de handhaving heeft gehad. Het jaarverslag wordt besproken met de direct betrokken medewerkers. Daarna wordt het jaarverslag door het college vastgesteld. Wij rapporteren dit verslag zoals wettelijk bepaald eenmaal per jaar aan de gemeenteraad en aan Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant. In de rapportage wordt ook aandacht besteed aan de resultaten van het gevoerde beleid. In het nog op te stellen monitoringsprogrammma worden alle beleidsvelden zoals aangegeven in dit beleidsplan opgenomen. De beschikbaarheid van een geautomatiseerd systeem hierbij is onontbeerlijk en vereist. Met de beschikbaarheid van een monitoringssysteem wordt voldaan aan de wettelijke verantwoordingsverplichtingen.

Met het jaarverslag stellen wij ondermeer vast of het naleefgedrag van de betrokken doelgroepen verbetert en of het programma wordt gerealiseerd.

Wij zorgen er voor dat ons beleid en het handhavingsbeleid van de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving onderling wordt afgestemd.

Naar aanleiding van de evaluatie dient te worden bezien of ons beleid moet worden aangepast.

Bijlage 1 Overig begrippenkader

Kernbepalingen: onderdelen van wet- en regelgeving die een zodanig afbreukrisico hebben dat zij kunnen leiden tot maatschappelijk onacceptabele risico’s en hierdoor het speerpunt van de gemeente zijn bij het uitvoeren van de toetsen.

Aangehaakte onderdeel: toestemming die niet opgaat in de omgevingsvergunning, maar indien deze tegelijk met een Wabo-onderdeel wordt aangevraagd, wordt het onderdeel wel in de omgevingsvergunning opgenomen. Dit noemt met “aanhaken”.

Niet Wabo-onderdelen: onderdelen die niet opgaan in de omgevingsvergunning

PVC methode: product- vraag-combinatie: systeem waarbij wordt gewerkt met een integrale klantvraagbenadering en niet wordt geredeneerd vanuit gemeentelijke producten. 

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Bor: Besluit Omgevingsrecht

Mor: Ministeriële Regeling Omgevingsrecht

SQUIT XO: automatiseringsprogramma voor vergunningverlening, toezicht en handhaving

Bijlage 2 Prioritering per thema

De handhavingstaken die voldoen aan de criteria categorie 2 overtredingen, zijn onderverdeeld in een 15-tal thema’s. Deze thema’s zijn ook teneinde een beter overzicht te verkrijgen, geprioriteerd in de risicoanalyse. Deze prioriteit is de gemiddelde prioriteit van de handhavingstaken binnen dat thema. Hierin zijn dus ook de zogenaamde categorie 0 en 1 taken meegenomen. Het onderstaande overzicht geeft de 15 thema’s weer met de voorgestelde prioritering.

 

Thema

Prioriteit

1

Omgevingsvergunning plichtige inrichting in werking

Hoog

2

Brandveilig gebruik gebouwen

Hoog

3

Inrichting in werking zonder omgevingsvergunning of melding

Hoog

4

Bouwactiviteiten zonder vergunning

Hoog

5

Afvalstoffen

Hoog

6

Ontheffingen

Hoog

7

Bestemmingsplan

Middelhoog

8

Bodem

Middelhoog

9

Meldingsplichtige inrichtingen

Middelhoog

10

Nieuw/verbouwactiviteiten met vergunning

Middelhoog

11

Bestaande bouw met vergunning

Middelhoog

12

Horeca

Middelhoog

13

Monumenten

Middelhoog

14

Openbare orde

Middelhoog

15

Bevolking

Laag

Hieronder wordt per thema ingegaan op de prioritering. Ter verduidelijking wordt er aangegeven welke handhavingstaken met de bijbehorende prioriteit binnen dat thema vallen. De handhavingstaken die al onder de categorie 0 en 1 taken zijn opgenomen, worden hier niet nogmaals genoemd, maar zijn wel meegenomen in de gemiddelde waarde van het thema. Het kan dus voorkomen dat de gemiddelde prioriteit afwijkt van de prioriteit van een handhavingstaak behorende bij dit thema.

 

Thema 1: Omgevingsvergunningplichtige inrichting in werking

 

Voorgesteld wordt dit thema hoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Omgevingsvergunningplichtige inrichting in werking

Klachtenafhandeling

Hoog

Onderbouwing:

De agrarische bedrijven en de grotere industriële bedrijven hebben een omgevingsvergunning nodig voor het onderdeel milieu. Tijdens de toezichtcontroles wordt er o.a. aandacht besteed aan de opslag van gevaarlijke stoffen, luchtemissies (bijv. luchtwassers), afvalwaterlozingen, onderhoud aan koel en verwarmingsinstallaties en boven- en ondergrondse tanks. De grotere industriële bedrijven hebben vaak iemand in dienst die zich bezig houdt met de milieuvoorschriften die gelden op het bedrijf. Bij deze bedrijven worden meestal geen ernstige overtredingen geconstateerd. Bij de agrarische bedrijven is dit niet het geval. De voorschriften die tegenwoordig voor een agrarisch bedrijf gelden zijn enorm aangescherpt. Vooral op het gebied van geur en ammoniak. Om de leefbaarheid in het buitengebied te waarborgen zal er toegezien moeten worden op deze strengere eisen.

Thema 2: Brandveilig gebruik gebouwen 

Voorgesteld wordt dit thema hoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Brandveilig gebruik gebouwen

Toezicht op nodeloze alarmeringen

Hoog

Brandveilig gebruik gebouwen

Toezicht op naleving gebruiksbesluit

Hoog

Onderbouwing:

De handhavingstaken binnen dit thema zijn vooral hoog beoordeeld op de aspecten veiligheid, leefomgeving en imago. Vooral bij bedrijven waar veel mensen aanwezig zijn en overnachten zoals scholen, verzorgingshuizen, hotels, etc. zijn deze controles belangrijk. Na de bekende rampen in Enschede en Volendam heeft dit landelijk veel aandacht gekregen.

Ook het toezicht en de handhaving op de nodeloze alarmeringen zijn belangrijk. Steeds als de brandweer uit moet rukken zijn hier kosten aan verbonden, maar de geloofwaardigheid bij nodeloze alarmeringen wordt ook steeds minder waardoor de risico’s vergroten.

 

Thema 3: Inrichting in werking zonder omgevingsvergunning of melding

Voorgesteld wordt dit thema hoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Inrichting in werking zonder omgevingsvergunning/melding

Controle milieuactiviteiten bedrijven in woonkernen

Hoog

Inrichting in werking zonder omgevingsvergunning/melding

Klachtenafhandeling

Hoog

Inrichting in werking zonder omgevingsvergunning/melding

Controle milieuactiviteiten in buitengebied

Hoog

Inrichting in werking zonder omgevingsvergunning/melding

Controle milieuactiviteiten industrieterreinen

Hoog

Onderbouwing:

De meeste bedrijven moeten een vergunning aanvragen of een melding doen voor de milieuactiviteiten die ze uitvoeren. Op deze manier is de gemeente op de hoogte van de milieubelastende activiteiten en kunnen er voorschriften opgelegd worden ter bescherming van het milieu. Tevens komen de bedrijven dan in de periodieke controlesystematiek terecht waardoor ook gecontroleerd wordt of deze voorschriften nageleefd worden.

 

Thema 4: Bouwactiviteiten zonder vergunning

 

Voorgesteld wordt dit thema hoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Bouwactiviteit zonder vergunning

Controle vergunningsvrij bouwen

Middelhoog

Bouwactiviteit zonder vergunning

Controle bouwen zonder of in afwijking van omgevingsvergunning kantoor/ openbaar gebouw/ appartementencomplex

Middelhoog

Bouwactiviteiten zonder vergunning

Controle bouwen zonder of in afwijking van omgevingsvergunning overig

Middelhoog

Onderbouwing:

Veel bouwactiviteiten zijn vergunningsplichtig. Er zijn nog altijd burgers en aannemers die beginnen met bouwen zonder dat ze hiervoor een vergunning hebben gekregen of hebben aangevraagd. Denk hierbij ook aan de vele zeecontainers en schuilhutjes in het buitengebied die gebruikt worden voor o.a. opslag. Ook de controle op het vergunningsvrij bouwen is belangrijk. Deze bouwwerken moeten ook voldoen aan wet- en regelgeving, maar omdat er geen vergunning voor aangevraagd hoeft te worden is de gemeente vaak niet op de hoogte hiervan. Ook ingevolge de BAG (Wet basisregistratie Adressen en Gebouwen) moeten deze bouwwerken bekent zijn en ingevoerd worden.

 

Thema 5: Afvalstoffen

 

Voorgesteld wordt dit thema hoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Afvalstoffen

Controle op ontdoen van afval(water) in voorziening van afvalwater zonder vergunning

Middelhoog

Afvalstoffen

Controle op gevaarlijke (bedrijfs)afvalstoffen afgeven aan een ander dan bevoegd

Middelhoog

Onderbouwing:

Schade die ontstaat naar aanleiding van overtredingen met afvalstoffen en/of afvalwater is vaak niet ongedaan te maken. Het enige wat nog gedaan kan worden is de schade proberen te beperken. De ‘pakkans’ op deze overtredingen is meestal ook maar klein, omdat de overtreding maar van korte duur is. Deze controles kunnen ‘meegenomen’ worden tijdens bijv. milieu- of leefomgevingscontroles zodat ze minder capaciteit kosten.

 

Thema 6: Ontheffingen

 

Voorgesteld wordt dit thema hoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Ontheffingen

Toezicht op afloop termijn tijdelijke ontheffingen

Hoog

Onderbouwing:

We hebben de mogelijkheid om voor een gebruik een tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan af te geven of om een tijdelijke bouwvergunning te verlenen. Dit is maximaal voor 5 jaar. Het komt voor dat het aanvragen van een tijdelijke ontheffing gebeurt voor iets wat helemaal niet tijdelijk is. Als er na de aflooptermijn geen controle wordt uitgevoerd kan de op dat moment illegale situatie voortbestaan.

 

Thema 7: Bestemmingsplan

 

Voorgesteld wordt dit thema middelhoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

 

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Bestemmingsplan

Controle op gebruik in buitengebied door bedrijven

Hoog

Bestemmingsplan

Klachtenafhandeling

Hoog

Bestemmingsplan

Controle op bewoning in strijd met het bestemmingsplan in woonkernen

Hoog

Bestemmingsplan

Controle op bewoning in strijd met bestemmingsplan op industrieterreinen

Hoog

Bestemmingsplan

Controle op bewoning in strijd met bestemmingsplan buitengebied

Hoog

Bestemmingsplan

Controle op strijdig gebruik particulieren

Middelhoog

Bestemmingsplan

Controle op aanlegactiviteiten zonder vergunning

Laag

Bestemmingsplan

Toezicht op aanlegvergunning

Laa

Onderbouwing:

Onder dit thema valt bijvoorbeeld de illegale bewoning in garages, bijgebouwen en bedrijfspanden, het voeren van detailhandel in het buitengebied en op het industrieterrein en het ophogen en afgraven van gronden. Deze illegale activiteiten worden regelmatig geconstateerd en kunnen voor behoorlijk wat imagoschade zorgen. Maar ook de veiligheid kan in het geding komen bij bijvoorbeeld bewoning in bedrijfspanden. Mocht er bijvoorbeeld ’s avonds brand uitbreken, dan is de brandweer niet op de hoogte van het feit dat er mensen aanwezig kunnen zijn. Hierdoor is het van belang dat op een hoog niveau controles uitgevoerd worden.

 

Thema 8: Bodem

 

Voorgesteld wordt dit thema middelhoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Bodem

Toezicht bij tanksanering

Hoog

Bodem

Grondverzet

Middelhoog

Onderbouwing:

Bij ondergrondse tanks is het bijna niet mogelijk om te controleren of de bodem verontreinigd is als de tank in gebruik is. Uiteraard moet de tank wel onderhouden worden als hij in gebruik is en moet er een rapportage opgesteld worden bij verwijdering. Ook nadat de tank verwijderd is, blijft een bodeminspectie lastig. Feit blijft dat tijdens de verwijdering de meest makkelijke controle uit te voeren is. Tevens komt een tanksanering nog maar sporadisch voor omdat de meeste tanks al verwijderd zijn.

 

Thema 9: Meldingsplichtige inrichtingen

 

Voorgesteld wordt dit thema middelhoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Meldingsplichtige inrichtingen

Klachtenafhandeling

Hoog

Meldingsplichtige inrichtingen

Toezicht op naleving Activiteitenbesluit type B

Middelhoog

Meldingsplichtige inrichtingen

Toezicht op naleving vuurwerkbesluit

Middelhoog

Meldingsplichtige inrichtingen

Toezicht op naleving Activiteitenbesluit type A

Laag

Onderbouwing:

Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Ongeveer 80% van de bedrijven vallen van rechtswege onder dit besluit en moeten dus allemaal aan dezelfde voorschriften ter bescherming van het milieu voldoen. Het Activiteitenbesluit kent 3 type bedrijven, namelijk type A, type B en type C. Type C betekent dat een bedrijf vergunningsplichtig is (deze activiteiten zijn ondergebracht onder thema 1). Type B is een meldingsplichtig bedrijf. Deze bedrijven moeten een melding indienen bij de gemeente alvorens het bedrijf gevestigd wordt en wanneer er wijzigingen zijn. De type A bedrijven hoeven niks te doen. Ze hoeven geen vergunning aan te vragen of melding in te dienen. Ze moeten wel voldoen aan de voorschriften die opgenomen zijn in het Activiteitenbesluit. Tijdens de toezichtcontroles wordt er o.a. aandacht besteed aan de opslag van gevaarlijke stoffen, energiebesparingsmogelijkheden, afvalwaterlozingen, onderhoud aan koel- en verwarmingsinstallaties en boven- en ondergrondse tanks.

 

Thema 10: Nieuw/ verbouwactiviteiten met vergunning

 

Voorgesteld wordt dit thema middelhoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Nieuw/verbouwactiviteiten met vergunning

Toezicht verleende vergunning kantoor/openbaar gebouw/appartementencomplex

Hoog

Nieuw/verbouwactiviteiten met vergunning

Toezicht verleende vergunning woning

Middelhoog

Nieuwe/verbouwactiviteiten met vergunning

Toezicht verleende vergunning bedrijfsgebouw (geen kantoor)

Middelhoog

Nieuw/verbouwactiviteiten met vergunning

Toezicht verleende vergunning overig

Laag

Nieuw/verbouwactiviteiten met vergunning

Controle op ernstige mate strijd met welstand

Laag

Onderbouwing:

Veel bouwactiviteiten zijn vergunningsplichtig. Tijdens de bouw zullen er controles uitgevoerd moeten worden om zaken te controleren die moeilijk gecontroleerd kunnen worden als de bouw gereed is. Denk hierbij aan funderingen, brandveiligheidseisen, EPC (energie prestatie coëfficiënt) voorwaarden, toegankelijkheidssector (voor minder valide), etc. Tevens is het voor een vergunninghouder en voor de gemeente makkelijker om iets aan te (laten) passen tijdens de bouw als na de bouw. Denk hierbij aan afmetingen en indelingen.

Thema 11: Bestaande bouw met vergunning

 

Voorgesteld wordt dit thema middelhoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Bestaande bouw met vergunning

Klachtenafhandeling

Hoog

Bestaande bouw met vergunning

Controle bestaande woningen op voorzieningen Bouwbesluit

Middelhoog

Bestaande bouw met vergunning

Controle bestaande gebouwen op voorzieningen Bouwbesluit

Middelhoog

Onderbouwing:

In het Bouwbesluit staan de minimum technische bouwvoorschriften waar een bouwwerk aan moet voldoen. Deze voorschriften hebben betrekking op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Voor bestaande bouw zijn deze eisen minder streng als voor nieuwbouw. Wel is het belangrijk dat deze voorschriften gecontroleerd worden, ook bij bestaande bouw.

 

Thema 12: Horeca

 

Voorgesteld wordt dit thema middelhoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Horeca

Controle op inrichtingseisen drank en horecawet

Laag

Onderbouwing:

Hieronder valt de controle op de sociaal-hygiënische eisen waaraan een inrichting moet voldoen. Denk hierbij aan voorschriften voor toiletgelegenheden. De controle op de voorschriften met betrekking tot het schenken van alcohol, etc. valt onder de handhavingstaak ‘controle op drank en horecawet’. Deze handhavingstaak is opgenomen in de lijst van categorie 0 taken.

De nieuwe Voedsel en Warenautoriteit houdt o.a. toezicht op de drank en horecawet. Naar verwachting is de gemeente vanaf medio 2012 het bevoegde gezag op deze wet. Bij het inwerkingtreden van deze nieuwe wet wordt bezien of de prioritering aangepast moet worden.

 

Als er gekozen wordt om dit thema een lagere prioriteit toe te kennen, worden de controles alleen uitgevoerd als er klachten zijn. Wanneer gekozen wordt voor een hogere prioritering wordt actief gecontroleerd.

 

Thema 13: Monumenten

 

Voorgesteld wordt dit thema middelhoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Monumenten

Toezicht op verleende vergunning (rijks)monument, wel gebouw

Middelhoog

Monumenten

Toezicht op verleende vergunning (rijks)monument, geen gebouw

Middelhoog

Monumenten

Controle op veranderen (rijks)monument zonder vergunning

Middelhoog

Onderbouwing:

Voor de rijksmonumenten geldt dat het rijk de eindverantwoordelijke is. De gemeente heeft wel een coördinerende rol hierin. De gemeente is het bevoegde gezag om, na het advies van de monumentencommissie, de vergunning te beoordelen en om het toezicht en de handhaving uit te voeren. Tevens zijn er bouwwerken die op de gemeentelijke monumentenlijst staan. Verbouwingen aan (rijks)monumenten vinden op kleine schaal plaats. De controles kunnen meegenomen worden tijdens de reguliere bouwcontroles.

 

Thema 14: Openbare orde

 

Voorgesteld wordt dit thema middelhoog te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Openbare orde

Controle op verkoop vuurwerk zonder vergunning

Hoog

Openbare orde

Controle op strijdig storten en aanbieden van afval en vuilnis

Hoog

Openbare orde

Controle op (overlast) hondenpoep

Hoog

Openbare orde

Controle op seksinrichtingen en straatprostitutie zonder vergunning

Middelhoog

Openbare orde

Controle op crossen buitengebied

Middelhoog

Openbare orde

Toezicht op verkoopvergunning vuurwerk

Middelhoog

Openbare orde

Controle op reclamevoertuigen

Middelhoog

Openbare orde

Controle op parkeren blauwe zone

Middelhoog

Openbare orde

Controle op voorwerpen (terras, uitstalbord) openbare weg zonder vergunning

Middelhoog

Openbare orde

Controle op opslag meststoffen zonder vergunning

Middelhoog

Openbare orde

Controle op rijden en parkeren door en in openbare groenvoorzieningen

Middelhoog

Openbare orde

Controle op aanwezige speelautomaten

Middelhoog

Openbare orde

Controle op defecte voertuigen, wrakken en caravans

Middelhoog

Openbare orde

Toezicht op vergunning aanleggen of veranderen van een (uit)weg

Middelhoog

Openbare orde

Controle op stoken zonder vergunning en afwijking stookontheffing

Middelhoog

Openbare orde

Controle op plakken en kladden zonder vergunning

Middelhoog

Openbare orde

Toezicht op vergunning voor seksinrichtingen

Middelhoog

Openbare orde

Controle op evenementen zonder vergunning

Middelhoog

Openbare orde

Controle op strijdig uitrijden van mest op zon- en feestdagen

Laag

Openbare orde

Controle op hinderlijke dieren

Laag

Openbare orde

Controle op het beperken van het uitzicht aan het wegverkeer

Laag

Openbare orde

Controle op loslopende dieren waaronder honden

Laag

Openbare orde

Toezicht op vergunning inzameling huishoudelijke afvalstoffen

Laag

Openbare orde

Controle op venten zonder vergunning

Laag

Openbare orde

Controle op sluitingstijden winkels

Laag

Openbare orde

Toezicht op kapvergunning

Laag

Openbare orde

Controle op standplaatsen zonder vergunning

Laag

Openbare orde

Controle op collecteren zonder vergunning

Laag

Onderbouwing:

De handhavingstaken binnen het thema openbare orde zijn taken die door de burgers vaak als belangrijk worden gevonden. Deze taken worden ook wel de kleine ergernissen genoemd. Veel burgers geven kleine ergernissen een gevoel van onveiligheid. Dit blijkt ook uit het leefomgevingsplan van de gemeente Bladel. Uit de enquête voor het leefomgevingsplan is o.a. naar voren gekomen dat de burgers vinden dat de hondenpoep en zwerfvuil voor zeer veel overlast zorgen. De controles ‘op straat’ zijn van groot belang om de leefbaarheid en de veiligheid binnen een gemeente goed te houden. Voor overtredingen van veel van deze handhavingstaken kan de bestuurlijke boete ingezet worden.

 

Thema 15: Bevolking

 

Voorgesteld wordt dit thema laag te prioriteren.

 

De volgende handhavingstaken vallen onder dit thema:

 

Thema

Handhavingstaak

Prioriteit

Bevolking

Controle permanente bewoning recreatiewoningen

Laag

Bevolking

Controle bewoning woningen

Laag

Bevolking

Controle bewoning bedrijfswoningen

Laag

Onderbouwing:

Omdat voor de handhavingstaak ‘controle permanente bewoning recreatiewoningen’ een nadere- en uitgebreide uitleg moet worden gegeven wordt verwezen naar bijlage 5.

De andere twee handhavingstaken hebben geen hoge prioriteit nodig. Deze taken gaan over bijvoorbeeld bewoning in bedrijfswoningen door iemand anders als de bedrijfseigenaar. Hier spelen de beoordelingsaspecten geen belangrijke rol.

Bijlage 3 Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet in de gemeente Bladel

Inhoudsopgave:

1. Inleiding

2. Juridisch kader

3. Handhavingsbeleid artikel 13 b Opiumwet

  • a.

    Gedoogde verkooppunten van softdrugs

  • b.

    Woningen en daarbij behorende erven

  • c.

    Niet gedoogde verkooppunten van drugs:

4. Cumulatie

5. Afwijkingsbevoegdheid

6. Citeertitel

7. Inwerkingtreding

1. Inleiding

Sinds 1 januari 2013 vormen de gemeenten Bergeijk, Best, Bladel, Eersel, Oirschot, Reusel-De Mierden, Veldhoven en Waalre het basisteam Kempen. Deze gemeenten hebben gezamenlijk een aantal speerpunten opgesteld die in Kempenverband zullen worden opgepakt. De aanpak van hennepteelt en hennephandel is een van deze speerpunten. Uit een inventarisatie is gebleken dat de Kempengemeenten geen of een sterk verouderd handhavingsbeleid hiervoor hebben. Gelet op het gegeven dat criminelen zich niets aan gemeentegrenzen gelegen laten liggen, is het van belang om in Kempenverband de toe te passen bestuursrechtelijke maatregelen op elkaar af te stemmen.

De burgemeesters van de Kempengemeenten hebben in hun vergadering van 7 juni 2013 besloten om gezamenlijk eenzelfde handhavingsbeleid voor artikel 13b Opiumwet vast te stellen. Het voorliggend handhavingsbeleid is overgenomen van de B5-gemeenten, Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Tilburg, die bij de ontwikkeling hiervan zijn ondersteund en geadviseerd door het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Zuid-West Nederland en het programmabureau Taskforce B5.

2. Juridisch kader

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) Opiumwet, is in die wet het artikel 13b opgenomen1.

Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:

1. De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen

Eveneens is de aanwijzing Opiumwet van het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie d.d. 13-12-2012 van kracht (inwerking getreden per 1 januari 2013; Staatscourant 2012, 26938), waarop het beleid is afgestemd.

Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang of wordt alvorens tot besluitvorming over te gaan de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. In de artikelen 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden indien tot toepassing van bestuursdwang wordt overgegaan.

Onderverdeling beleid

Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende rubrieken:

  • a.

    Gedoogde verkooppunten van softdrugs (de zgn. coffeeshops);

  • b.

    Woningen: de drugshandel in woningen dan wel bij woningen behorende erven;

  • c.

    Niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven.

Voor de uitvoering van het beleid is een handhavingarrangement vastgesteld waarin de diverse verschijningsvormen van drugshandel met daarop de bestuursrechtelijke reactie worden weergegeven. Het in de bijlage opgenomen handhavingarrangement maakt deel uit van het uniform handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet in de B5-gemeenten.

1 Artikel 13b Opiumwet wordt in beginsel niet toegepast in het geval er alleen een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen bestemd voor eigen gebruik (softdrugs ≤ 5 gram, harddrugs ≤ 0,5 gram).

3a. Gedoogde verkooppunten van softdrugs (de zgn. coffeeshops)

Definitie coffeeshop

Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid waarin met inachtneming van gedoogcriteria de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van softdrugs wordt gedoogd.

 

De toepassing van artikel 13b Opiumwet heeft een directe relatie met het coffeeshopbeleid van de gemeenten. Bij coffeeshops gaat het immers ook om panden waar gehandeld wordt in softdrugs, maar waar bewust de handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet onder de werking van de AHOJGI criteria niet plaatsvindt.

De AHOJGI-criteria zijn:

A: geen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisge­bruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijds­grens van achttien jaar;

G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder "trans­actie" wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;

I: geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland

Eveneens gelden de volgende gedoogvoorwaarden (plus-criteria):

  • -

    geen alcohol: coffeeshops mogen geen alcoholische dranken verkopen of ter verkoop aanwezig hebben

  • -

    de handelsvoorraad van de coffeeshop mag niet meer dan 500 gram bedragen.

 

Vast te stellen handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet in de gemeente:

  • 1.

    er wordt bestuursrechtelijk handhavend opgetreden indien een coffeeshop zich niet houdt aan de AHOJGI-plus criteria zoals hierboven aangegeven.

  • 2.

    de exploitant draagt er zorg voor dat in en nabij de inrichting geen overlast (waaronder parkeeroverlast), geluidhinder, vervuiling en/of sociale onveiligheid, wordt veroorzaakt.

  • 3.

    in beginsel wordt als beleidsuitgangspunt gekozen voor het toepassen van bestuursdwang in de vorm van sluiting van de inrichting.

 

Sluitingstermijnen

De coffeeshops worden gesloten in de volgende gevallen:

- Harddrugs in coffeeshops

Bij constatering van drugshandel ten aanzien van harddrugs in de coffeeshop of daarbij behorende erven wordt de coffeeshop bij een 1ste overtreding voor 12 maanden gesloten. Bij een tweede constatering binnen 2 jaar na de eerste overtreding wordt de coffeeshop voor onbepaalde tijd gesloten en buiten het gedoogbeleid geplaatst. Om de bekendheid weg te nemen dat ter plaatse harddrugs verkrijgbaar was, is een periode van minimaal één jaar sluiting noodzakelijk.

 

 Overtreding:

 

Sluiting:

In (gedoogde) coffeeshop: drugshandel ten aanzien van harddrugs (H-criterium).

 

1ste constatering: 12 maanden sluiting

2de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd en buiten het gedoogbeleid plaatsen van de coffeeshop.

- Softdrugs in coffeeshops

Bij constatering van overtreding van de gedoogvoorwaarden wordt een coffeeshop gesloten in de navolgende gevallen:

  • 1.

    A en O-criteria: sluiting voor de duur van 1 maand. Bij een 2de constatering binnen twee jaar na de eerste constatering, voor de duur van 3 maanden. Bij een 3de constatering binnen twee jaar na de tweede constatering voor de duur van 6 maanden om vervolgens bij een 4de overtreding binnen twee jaar na de derde constatering tot sluiting voor onbepaalde tijd over te gaan;

  • 2.

    G en I-criteria: een bestuurlijke waarschuwing. Bij een 2de constatering binnen twee jaar na de eerste constatering, sluiting van 3 maanden. Bij een 3de constatering binnen twee jaar na de tweede constatering een sluiting van 12 maanden. Bij een 4de constatering binnen twee jaar na de derde constatering sluiting voor onbepaalde tijd;

  • 3.

    J-criterium: sluiting van de inrichting voor de duur van 6 maanden. Bij een 2de constatering, binnen twee jaar na de eerste constatering, voor de duur van 12 maanden. Bij een 3de constatering volgt sluiting voor onbepaalde tijd en buiten het gedoogbeleid plaatsen van de coffeeshop.

 

Overtreding:

 

Sluiting:

strijd met de A en O-criteria

1ste constatering: 1 maand sluiting

2de constatering: 3 maanden sluiting

3de constatering: 6 maanden sluiting

4de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

strijd met de G en I-criteria

 

1ste constatering: waarschuwing

2de constatering: 3 maanden sluiting

3de constatering: 12 maanden sluiting

4de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

het toelaten van een persoon onder de 18 jaar (J-criterium).

1ste constatering: 6 maanden sluiting

2de constatering: 12 maanden sluiting

3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd en buiten het gedoogbeleid plaatsen van de coffeeshop.

- Aanwezig zijn/verstrekken van en gebruik van alcohol in een coffeeshop (plus-criterium)

Bij een 1ste constatering van het aanwezig zijn/verstrekken van en gebruik van alcohol in een coffeeshop sluiting van 3 maanden. Bij een 2de constatering binnen twee jaar na de eerste constatering, sluiting van 6 maanden en bij een 3de constatering binnen twee jaar na de tweede constatering, sluiting van de coffeeshop voor een periode van 12 maanden2

Overtreding:

Sluiting:

Aanwezig zijn/verstrekken van en gebruik van alcohol in een (gedoogde) coffeeshop.

1ste constatering: 3 maanden sluiting

2de constatering: 6 maanden sluiting

3de constatering: 12 maanden sluiting

  • -

    Een grotere handelsvoorraad dan 500 gram (plus-criterium)

Niet alleen softdrugs in de openbare verkoopruimte vormen handelsvoorraad. Handelsvoorraad zijn ook softdrugs die elders worden aangetroffen indien er een directe relatie bestaat met de coffeeshop. Het moet gaan om elders aanwezige drugs die kennelijk voor verkoop in deze coffeeshop bestemd zijn. Indien aan dit criterium is voldaan, gelden ook softdrugs die bijvoorbeeld elders in het pand, in een ander pand of in een auto liggen, als handelsvoorraad.

 

Overtreding:

Sluiting:

Meer dan 500 gram handelsvoorraad

1ste constatering: sluiting van 6 maanden

2de constatering: sluiting van maximaal 1 jaar

3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd en buiten het gedoogbeleid plaatsen van de coffeeshop.

  • -

    Herhaalde overtreding

 

In een coffeeshop wordt nadat is gewaarschuwd of een besluit tot sluiting is genomen, opnieuw gehandeld in strijd met één of meerdere AHOJGI-plus criteria.

Een vervolgstap wordt alleen genomen indien de overtreding plaatsvindt binnen 2 jaar na de laatst opgelegde bestuurlijke maatregel in hetzelfde criterium.

 

 3b. Woningen en daarbij behorende erven: drugshandel

Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie.

Sluitingstermijnen

De woningen worden gesloten in de volgende gevallen:

  • -

    harddrugs in woningen

Indien in woningen of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelsvoorraad van > 0,5 gram, dan volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 3 maanden. 

Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in een woning of bij woningen behorende erven binnen twee jaar na de eerste constatering, dan vindt er een sluiting plaats van 6 maanden. Bij een 3de constatering van de Opiumwet binnen twee jaar na de tweede constatering, dan vindt er een sluiting voor onbepaalde tijd plaats.

 

Overtreding

Sluiting

In een woning (+ bijbehorende erven) wordt harddrugs geconstateerd met een handelsvoorraad van > 0,5 gram.

 

1ste constatering: 3 maanden sluiting

2de constatering: 6 maanden sluiting

3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

  • -

    softdrugs in woningen

Indien in woningen of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelsvoorraad van > 30 gram, ontvangen zij een op schrift gestelde bestuurlijke waarschuwing.

Deze waarschuwing geldt voor een termijn van 2 jaar.

Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in een woning of bij woningen behorende erven vindt er een sluiting plaats van 3 maanden. Bij een 3de overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de tweede constatering vindt er een sluiting plaats van 6 maanden en bij een 4de overtreding binnen twee jaar na de derde constatering, een sluiting van 12 maanden. Bij een 5de overtreding kan ex art. 77, lid 7 Onteigeningswet tot onteigening van het pand worden overgegaan.

 

Overtreding:

 

Sluiting:

In een woning (+ bijbehorende erven) wordt drugshandel t.a.v. softdrugs geconstateerd met een handelsvoorraad van > 30 gram.

 

1ste constatering: Bestuurlijke waarschuwing

2de constatering: 3 maanden sluiting

3de constatering: 6 maanden sluiting

4de constatering: 12 maanden sluitin

3c. Niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven

 

Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten).

Drugshandel in of bij lokalen vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten (de drugshandel zoals dat hierboven is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.

Sluitingstermijnen  De niet gedoogde verkooppunten van drugs worden gesloten in de volgende gevallen:

 

  • -

    harddrugs in niet gedoogde verkooppunten van drugs

Bij een 1ste constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen -niet zijnde feitelijk bewoonde woningen - en daarbij behorende erven drugshandel t.a.v. harddrugs wordt geconstateerd, dan wordt het pand gesloten voor de duur van 12 maanden. Bij een 2de constatering, binnen twee jaar na de eerste constatering wordt het pand gesloten voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden).

 

Overtreding:

Sluiting:

In een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal, niet zijnde bewoonde woning (+ bijbehorende erven) wordt drugshandel ten aanzien van harddrugs geconstateerd.

1ste constatering: 12 maanden sluiting 2de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

  • -

    softdrugs in niet gedoogde verkooppunten van drugs

Bij een 1ste constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen -niet zijnde feitelijk bewoonde woningen - en daarbij behorende erven drugshandel ten aanzien van softdrugs wordt geconstateerd, wordt het pand gesloten voor de duur van 6 maanden. Bij een 2de constatering binnen twee jaar na de eerste constatering wordt een sluiting van 12 maanden bevolen. Bij de 3de constatering binnen twee jaar na de tweede constatering, vindt een sluiting plaats voor onbepaalde tijd.

 

Overtreding:

Sluiting:

In een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal, niet zijnde coffeeshop (+ bijbehorende erven) wordt drugshandel t.a.v. softdrugs geconstateerd.

1ste constatering: 6 maanden sluiting

2de constatering: 12 maanden sluiting

3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

4. Cumulatie

Bij cumulatie van op te leggen maatregelen, bijvoorbeeld als gevolg van overtredingen van verschillende AHOJGI-plus criteria, is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid (hoofdstuk 5).

 

5. Afwijkingsbevoegdheid

In beginsel wordt er overeenkomstig de bovenstaande beleidsregels besloten. 

De getrapte sanctionering wordt in de matrixen weergegeven. Er kunnen zich echter situaties voordoen die dermate ernstig zijn dat van de matrix afgeweken moet kunnen worden. Bijvoorbeeld als er een enorme overschrijding is geconstateerd van de maximale handelsvoorraad in een coffeeshop.

Ook indien niet dezelfde overtreding voor de 2e of 3e keer is begaan, maar een overtreding uit een andere (matrix)categorie, kan er aanleiding zijn van de matrix af te wijken.

Van het in de matrix opgenomen maatregelen kan door de burgemeester dan ook gemotiveerd worden afgeweken. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen een stap wordt overgeslagen of voor een langere periode wordt gesloten.

 

6. Citeertitel

Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet in de gemeente Bladel

 

7. Inwerkingtreding

Dit handhavingsbeleid treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld op 31 juli 2013

 

De burgemeester van Bladel

 

 

mr. A.H.J.M. Swachten.