Regeling vervallen per 01-02-2018

Lokaal Gezondheidsbeleid gemeente Bladel 2013-2016

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-01-2018

Intitulé

Lokaal Gezondheidsbeleid gemeente Bladel 2013-2016

Inhoudsopgave

Voorwoord

Hoofdstuk 1    Landelijk gezondheidsbeleid en wettelijke kaders

1.1       Landelijke voorschriften

1.2       Wet publieke gezondheid

  • 1.2.1    Inleiding

    1.2.2    Artikel 2

    1.2.3    Artikel 5

    1.2.4    Artikel 6

    1.2.5    Artikel 16

1.3       Landelijke nota gezondheidsbeleid

  • 1.3.1    Vertrouwen in gezondheidsbescherming

    1.3.2    Zorg en sport dichtbij in de buurt

    1.3.3    Zelf beslissen over leefstijl

    1.3.4    Afstemming gemeenten en Rijk

Hoofdstuk 2    Bladel en gezondheid

2.1       Gezondheid algemeen

2.2       Psychische gezondheid

2.3       Bewegen, voeding en overgewicht

2.4       Alcoholgebruik

2.5       Drugs

2.6       Roken

2.7       Seksueel gedrag

2.8       Weerbaarheid

2.9       Eenzaamheid

2.10     Kwetsbare ouderen

2.11     Mantelzorg

2.12     Gezondheid en fysieke omgeving

2.13     Gezondheidsverschillen

Hoofdstuk 3    Prioriteiten lokaal gezondheidsbeleid

3.1       Psychische problemen bij (schoolgaande) jongeren

3.2       Overgewicht/gezonde voeding bij jongeren

3.3       Alcohol- en drugsgebruik jongeren

3.4       Gezondheidseffecten intensieve veehouderij

Hoofdstuk 4    Financiën

Bijlagen

1.         Rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel / Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011’

2.         Factsheet

3.         Tabellenboek jeugdmonitor 12 t/m 18 jarigen

Voorwoord

In deze nota is het lokaal gezondheidsbeleid (LGB) van de gemeente Bladel vastgelegd. Het opstellen van lokaal gezondheidsbeleid is een verplichting die vanuit het Rijk wordt opgelegd. Maar bovenal wordt het door de gemeente zelf belangrijk gevonden een goede gezondheid van de Bladelse inwoners te stimuleren. De gemeenteraad heeft met het vaststellen van het Beleidskader Welzijn, Maatschappelijke Ondersteuning en Zorg (WMOZ) duidelijk prioriteiten bepaald. Ook is het belangrijk om vast te stellen dat de gemeente slechts beperkt invloed heeft op de gezondheid van haar inwoners. De grootste verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de persoon zelf. Op welke wijze de gemeente haar invloed wil aanwenden om de gezondheid te bevorderen zal duidelijk worden in deze nota.

Leeswijzer

In het eerste hoofdstuk wordt beschreven wat op landelijk niveau van belang is. Als eerste wordt beschreven aan welke randvoorwaarden het lokaal gezondheidsbeleid moet voldoen op basis van landelijke voorschriften. Vervolgens wordt beschreven welke verplichtingen de gemeente heeft op basis van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Ook worden de belangrijkste punten uit het landelijk gezondheidsbeleid beschreven.

In het tweede hoofdstuk wordt stilgestaan bij de Bladelse gezondheidssituatie. De GGD heeft het rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel / Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011’ opgesteld. In dit rapport beschrijft de GGD kernboodschappen voor het lokale gezondheidsbeleid die zij met name heeft opgesteld op basis van een aantal monitors. Deze kernboodschappen zullen beschreven worden, waarbij aangegeven wordt wat de gemeente Bladel met deze kernboodschappen zal doen.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 beschreven welke prioriteiten de gemeenteraad voor het LGB heeft vastgesteld en het beleid dat hiervoor wordt uitgevoerd.

In hoofdstuk 4 wordt kort beschreven hoe met de beschikbare financiële middelen wordt omgegaan.

Hoofdstuk 1 Landelijk gezondheidsbeleid en wettelijke kaders

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat op landelijk niveau van belang is. Als eerste wordt beschreven aan welke randvoorwaarden het lokaal gezondheidsbeleid moet voldoen op basis van landelijke voorschriften. Vervolgens wordt beschreven welke verplichtingen de gemeente heeft op basis van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Ook worden de belangrijkste punten uit het landelijk gezondheidsbeleid beschreven.

1.1 Landelijke voorschriften

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) geeft in haar nota ‘Gezondheid dichtbij’ landelijke prioriteiten aan. Gemeenten zijn verplicht deze landelijke prioriteiten in acht te nemen. Het ministerie van VWS bedoelt daarmee dat de landelijke prioriteiten aangrijpingspunten bieden om effectiever beleid te kunnen voeren. Gemeenten hebben echter (beleids)vrijheid om af te wijken van de landelijke prioriteiten. Dit kan op basis van de lokale gezondheidssituatie namelijk een logische keuze zijn. De motivatie dient wel in de nota LGB opgenomen te worden.

Naast de verplichting om de landelijke prioriteiten in acht te nemen, stelt het ministerie van VWS ook nadere vormvoorschriften aan de nota LGB. Dit houdt in dat de gemeente in de nota in ieder geval moet vermelden wat de gemeentelijke doelstellingen zijn op het terrein van de publieke gezondheidszorg, welke acties worden ondernomen om deze doelen te halen en welke resultaten de gemeente in die periode wenst te realiseren.

1.2 Wet publieke gezondheid

1.2.1    Inleiding

De Wet publieke gezondheid (Wpg) is in 2008 vastgesteld en regelt de organisatie van de publieke gezondheid, de bestrijding van infectieziektecrises en de isolatie van personen/vervoermiddelen die internationaal gevaren kunnen opleveren.

Per 1 januari 2012 is door middel van een wetswijziging de ‘tweede tranche’ van de Wpg van kracht geworden. Deze zorgt voor een ongedeelde verantwoordelijkheid voor milieugezondheid, nazorg en het bestrijden van infectieziektecrises. Door deze wijziging sluit de Wpg aan op de Wet Veiligheidsregio’s. Een ander onderdeel van de ‘tweede tranche’ is dat in de nota lokaal gezondheidsbeleid vermeld moet worden wat de gemeentelijke doelstellingen zijn op het terrein van publieke gezondheid, welke acties moeten worden ondernomen om deze doelen te halen en welke resultaten de gemeente wenst te behalen.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) inspecteert per 2013 of gemeenten voldoen aan de wettelijke eisen die aan een nota lokaal gezondheidsbeleid worden gesteld.

In de artikelen 2, 5, 6 en 16 van de Wpg wordt aangegeven welke zaken minimaal in de gemeentelijke nota gezondheidsbeleid weergegeven moeten worden. In dit hoofdstuk worden deze artikelen nader uitgewerkt zodat aan de wettelijke verplichting wordt voldaan.

1.2.2        Artikel 2

In artikel 2, lid 1 van de Wpg is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke gezondheidszorg bevordert en alsmede verantwoordelijk is voor afstemming ervan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.

Lid 2 van het artikel bevat een uitwerking van deze wettelijke verplichting, namelijk dat het college verantwoordelijk is voor het:

  • -

    inzicht verwerven in en analyseren van de gezondheidstoestand van de bevolking;

  • -

    het elke vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid op landelijke gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens over deze gezondheidssituatie;

  • -

    het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s voor de gezondheidsbevordering;

  • -

    bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen;

  • -

    bevorderen van medisch milieukundige zorg;

  • -

    bevorderen van technische hygiënezorg;

  • -

    verzorgen van psychosociale hulp bij rampen.

 

In de onderstaande paragrafen worden deze verplichtingen nader uitgewerkt.

Inzicht verwerven in en analyseren van de gezondheidstoestand van de bevolking

a. Beschrijving huidige situatie

Deze verplichting wordt uitgevoerd door middel van het elke vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de lokale nota gezondheidsbeleid, op landelijke gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens over de bevolkingssituatie van onze inwoners. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door de GGD.

De GGD Brabant Zuidoost verzamelt met behulp van de gezondheidsmonitor gegevens over de gezondheid en leefstijl van alle inwoners in onze gemeente. Hiervoor worden vragenlijsten gebruikt die via een aselecte steekproef naar vier verschillende leeftijdsgroepen worden gestuurd: ouders van kinderen tot 12 jaar, 12 t/m 18 jarigen, volwassenen en de ouderen van 65 jaar en ouder.

De lokale, regionale en landelijke gegevens over volksgezondheid en zorg worden geanalyseerd en op nationaal vergelijkbare wijze geïntegreerd in een regionale VTV (Volksgezondheid Toekomst Verkenning). Deze rVTV bestaat uit 3 producten en wordt eenmaal per 4 jaar uitgebracht voorafgaand aan de cyclus van de gemeentelijke nota’s lokaal gezondheidsbeleid.

  • -

    Het digitale Kompas Regionale Volksgezondheid: een beleidsmatige interpretatie van cijfermatige informatie van de diverse monitors en aanbevelingen om het regionale aanbod aan interventies te optimaliseren.

  • -

    Het Regionaal Rapport met beleidsaanbevelingen voor de gehele regio op basis van inzicht in de belangrijkste regionale gezondheidsproblemen, de oorzaken daarvan en de verwachte toekomstige ontwikkelingen.

  • -

    Het gemeentelijke rapport met de regionale aanbevelingen per gemeente vertaald ten behoeve van het lokale gezondheidsbeleid.

De uitvoering van de monitors en de bijbehorende analyses door de GGD Brabant Zuidoost is opgenomen in het basispakket van de GGD. Voor de instandhouding van het basispakket betaalt de gemeente Bladel jaarlijks een inwonerbijdrage.

b. Lange termijn doelstelling

Vanuit het Rijk bestaat behoefte aan afstemming van de GGD-monitors met de onderzoeken van het Centraal Bureau voor Statistiek. Dit betekent dat de planning van de GGD’s in den lande de komende tijd gaan wijzigen (eenmalige afstemmingsslag).

Met alle GGD'en, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en RIVM is afgesproken dat in het najaar van 2012 gegevens onder volwassenen en ouderen worden verzameld. De eerste cijfers zullen in maart 2013 beschikbaar komen.

c. Actie(s)

  • 1.

    De GGD stemt de uitvoering van haar gezondheidsmonitors af op de onderzoeken die worden uitgevoerd door het CBS;

  • 2.

    Elke gezondheidsmonitor wordt minstens één keer in de vier jaar uitgevoerd.

d. Gewenst resultaat op 31 december 2016

De GGD Brabant Zuidoost heeft begin 2016 de gezondheidsmonitor voor alle leeftijdsgroepen opnieuw in kaart gebracht en de resultaten samengebracht in een gemeentelijk rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel’. Daarin wordt duidelijk in welke mate de gezondheid is verbeterd en op welke punten de gemeente verschilt zowel landelijk als regionaal. Dit rapport wordt medio 2016 gebruikt als instrument om het gezondheidsbeleid 2013-2016 te evalueren.

Bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen

a. Beschrijving huidige situatie

Het bewaken van gezondheidsaspecten van bestuurlijk beslissingen is een wettelijke taak voor gemeenten waarbij de GGD om advies wordt gevraagd. Op dit moment betrekt de gemeente de GGD al bij de totstandkoming van het beleidskader WMOZ, het lokaal gezondheidsbeleid en de plattelandsnota.

b. Lange termijn doelstelling

De gemeente streeft naar een integraal beleid teneinde gezondheidswinst te behalen. De aanbevelingen in het gemeentelijk rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel’ (zie hoofdstuk 2) worden door beleidsadviseurs en de vakspecialisten gebruikt als input voor beleidsnota’s en -adviezen. Daarnaast wordt pro-actief advies gevraagd aan de GGD wanneer beleidsnota´s worden ontwikkeld over onderwerpen die een duidelijke relatie hebben met gezondheid.

c. Actie(s)

Het gemeentelijk rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel’ als input gebruiken bij het opstellen van beleidsnota’s en –adviezen.

d. Gewenst resultaat op 31 december 2016

Binnen de beleidsnota´s wordt aandacht besteed aan gezondheidsaspecten en de aanbevelingen van het gemeentelijk rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel’ worden in meerdere nota’s opgenomen.

Bevorderen van medische milieukundige zorg

a. Beschrijving huidige situatie

De leefomgeving van mensen kan een positieve (of negatieve) invloed uitoefenen op hun gezondheid.

Doel van medische milieukundige zorg is het bevorderen van een gezonde leefomgeving en het beperken van (de gevolgen van) gezondheidsbedreigende situaties.

De GGD´en in Brabant en Zeeland beschikken over een gezamenlijk bureau Gezondheid, Milieu en Veiligheid (GMV). Het GMV adviseert gevraagd en ongevraagd aan gemeenten en andere klanten. De adviezen kunnen zowel lokale als regionale ontwikkelingen betreffen.

Voorbeelden van activiteiten zijn het informeren en adviseren over intensieve veehouderij en gezondheid, adviseren hoe inwoners gezond kunnen blijven tijdens extreme hitte en het uitvoeren van onderzoek naar geluidsoverlast door Eindhoven Airport.

Doel van medische milieukundige zorg is het bevorderen van een gezonde leefomgeving.

De opdracht is gezondheidsrisico ’s van milieuaspecten en de mogelijke onrust hierover te verminderen, bewaken en waar mogelijk te voorkomen, door:

  • 1.

    het signaleren van ongewenste situaties

  • 2.

    het gevraagd en ongevraagd adviseren over zowel bestaande als nieuwe milieugezondheidsrisico’s, in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen

  • 3.

    het beantwoorden van vragen uit de bevolking

  • 4.

    het geven van voorlichting

  • 5.

    het doen van onderzoek.

b. Lange termijn doelstelling

Het voorkomen van (verdere verspreiding van) ziekten en gezondheidsklachten ten gevolg van risicovolle (interne en externe) milieuomstandigheden.

c. Actie(s)

Indien noodzakelijk wordt het bureau GMV ingeschakeld voor advisering.

d. Gewenst resultaat op 31 december 2016

Dat het GMV om advies is gevraagd indien de situatie daartoe noopte.

Bevorderen van technische hygiënezorg

a. Beschrijving huidige situatie

Jaarlijks worden ongeveer drie risicovolle instellingen door de GGD geïnspecteerd met als doel hygiënisch handelen te bevorderen ter voorkoming van ziekten. In 2012 zijn voor de gemeente Bladel de zorgboerderijen geïnspecteerd. Daarnaast voert de GGD in het kader van de Wet kinderopvang inspecties uit bij kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, gastouders en peuterspeelzalen.

De inspecties kinderopvang worden bij de GGD ingekocht als contracttaak, hiervoor is in de begroting jaarlijks een bedrag gereserveerd van € 35.000,-. De kosten voor de inspecties ‘risicovolle instellingen’ (technische hygiënezorg algemeen) zijn opgenomen in het basispakket van de GGD (15 uur per jaar), waarvoor de gemeente jaarlijks een inwonerbijdrage betaalt.

b. Lange termijn doelstelling

  • 1.

    Blijven voldoen aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan de inspecties kinderopvang.

  • 2.

    Uitvoeren hygiënebezoeken aan risicovolle objecten/bedrijven.

c. Actie(s)

  • 1.

     Uitvoeren van de inspecties kinderopvang

  • 2.

     De GGD jaarlijks opdracht geven tot het bezoeken van objecten waar een verhoogd risico bestaat op de verspreiding van infectieziekten en/of ongevallen en te adviseren over hygiëne- en veiligheidsmaatregelen die genomen kunnen worden om deze verspreiding tegen te gaan en ongevallen te voorkomen.

d. Gewenst resultaat op 31 december 2016

De gemeente Bladel heeft in de periode 2013 tot en met 2016 jaarlijks voldaan aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan de inspecties t.b.v. de Wet kinderopvang.

Uit de uitgevoerde inspecties bij risicovolle objecten/bedrijven blijkt dat zowel bedrijfsleiding/management als personeel hygiënisch handelen waardoor ziekten worden voorkomen.

Bevorderen van psychosociale hulp bij rampen

a. Beschrijving huidige situatie

De Wpg schrijft voor dat de GGD psychosociale hulpverlening bij rampen en incidenten moet verzorgen. Momenteel ligt de uitvoering bij de GGZ, het Algemeen Maatschappelijk Werk en Bureau Slachtofferhulp. Inmiddels zijn de volgende scenario’s uitgewerkt:

  • -

    De Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) heeft een regisserende en toezichthoudende rol;

  • -

    De GGD heeft een coördinerende rol in de uitvoering in zowel de voorbereidende als de acute fase van een ramp of incident;

  • -

    Het Algemeen Maatschappelijk Werk en Bureau Slachtofferhulp leveren medewerkers en vrijwilligers voor de daadwerkelijke opvang in de opvanglocatie.

Deze structuur en taakverdeling heeft betrekking op grootschalige incidenten en rampen en betreft het GGD Rampenopvang Plan (GROP). Daarnaast komen regelmatig kleinschalige ingrijpende gebeurtenissen voor waarbij psychosociale hulp gewenst is. Denk aan zedendelicten, zelfdoding, gezinsmoord, vermissingen, ontvoeringen, bedreigingen of terugkeer van een zedendelinquent in een woonwijk. Hiervoor worden lokale scenarioteams / coördinatieteams samengesteld. De coördinatie is in handen van de GGD BZO.

b. Lange termijn doelstelling

De maatschappelijke onrust als gevolg van een ingrijpende gebeurtenis wordt voorkomen of teruggebracht door inzet van adequate psychosociale hulpverlening. Daarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van slachtoffers en hun directe sociale omgeving en is gericht op het herstel van het psychisch evenwicht en het continueren van het normale leven.

c. Actie(s)

  • 1.

    Convenant tussen GGD en GHOR opstellen en ondertekenen;

  • 2.

    Afsluiten van overeenkomsten met betrokken professionele- en vrijwilligersorganisaties;

  • 3.

    Opstellen en uitvoeren jaarlijkse oefenplannen;

  • 4.

    Indien van toepassing, het verlenen van psychosociale hulp bij rampen.

d. Gewenst resultaat op 31 december 2016

De GGD beschikt over een opgeleid en beoefend crisisteam en bijbehorend plan met voorzieningen dat ten tijde van een crisis of ramp de continuïteit van de volgende processen kan garanderen:

  • -

    Optreden bij een grootschalige uitbraak van infectieziekten;

  • -

    Medisch-milieukundige advisering en zorg bij milieugerelateerde rampen;

  • -

    Psychosociale hulpverlening (inhoudelijke coördinatie, leveren leider Kernteam PSHOR);

  • -

    Gezondheidsonderzoek na een ramp.

Indien in de periode 2013 tot en met 2016 zich een ramp heeft voorgedaan, dan heeft de GGD ervoor gezorgd dat op een efficiënte en adequate manier de psychosociale hulpverlening is verleend.

1.2.3    Artikel 5

In artikel 5 van de Wpg is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk is voor de uitvoering van:

  • -

    jeugdgezondheidszorg, inclusief prenatale voorlichting aan alleenstaande ouders;

  • -

    preventieve ouderengezondheidszorg.

In onderstaande paragrafen worden deze verantwoordelijkheden nader uitgewerkt.

Uitvoering van de jeugdgezondheidszorg

Ter uitvoering van haar taak op het gebied van jeugdgezondheidszorg draagt het college in ieder geval zorg voor:

  • -

    het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren;

  • -

    het ramen van de behoeften aan zorg;

  • -

    de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van het perinatale onderzoek op phenylketonurie (PKU), congenitale hypothyroïdie (CHT) en adrenogenitaal syndroom (AGS) en het aanbieden van vaccinaties voortkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma;

  • -

    het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding;

  • -

    het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.

a. Beschrijving huidige situatie

Signaleren van problemen en advies op maat

De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) richt zich op het beschermen en bevorderen van de gezondheid en lichamelijke geestelijke en sociale ontwikkeling van jongeren. Deze taak wordt in Bladel uitgevoerd door Zuidzorg (de prenatale voorlichting en de zorg voor de 0-4 jarigen) en GGD (4-19 jarigen). Deze organisaties maken deel uit van het Centrum voor Jeugd en Gezin.

De jeugdgezondheidszorg ziet alle kinderen op een aantal vaste momenten in zijn/haar leven. Hierbij wordt de landelijke richtlijn contactmomenten gevolgd. Risico’s of problemen in de ontwikkeling kunnen tijdens deze contactmomenten worden onderkend. Speerpunten daarbij zijn overgewicht en obesitas, psycho-sociale problematiek, weerbaarheid, ziekteverzuim en kindermishandeling.

De ontwikkeling van een kind is een continu proces. Ouders, kinderopvang en scholen zullen vaak als eerste problemen in de ontwikkeling opmerken. De aansluiting van JGZ op de zorgstructuur van deze vindplaatsen, bijvoorbeeld middels een zorgadviesteam, is een belangrijke voorwaarde om de juiste zorg ten behoeve van het kind te leveren. Een goede signalering op kinderopvang en school is van groot belang. De JGZ ondersteunt de signaleringsdeskundigheid van medewerkers en adviseert bij interventies.

Op verzoek van kinderopvang, scholen, maar ook bijvoorbeeld maatschappelijk werk en Bureau Jeugdzorg kan JGZ een kind uitnodigen voor een extra contact. JGZ zal tijdens deze contacten een inschatting maken van de behoefte aan advies, begeleiding of hulpverlening. Wanneer verdere begeleiding of hulpverlening nodig is zal JGZ de jeugdige en/of ouders inzicht geven in de problematiek en hen motiveren voor en verwijzen naar passende hulpverlening. De JGZ blijft het kind volgen tot het is overgedragen aan de huisarts, een medisch specialist, maatschappelijk werk of bijvoorbeeld GGZ.

De JGZ houdt vanaf de geboorte van elk kind een Elektronisch Kinddossier bij, waarin bevindingen en acties worden vastgelegd.

Rijksvaccinatieprogramma

In Nederland worden kinderen in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma beschermd tegen (kinder)ziekten. Op landelijk niveau wordt jaarlijks vastgesteld welke vaccinaties in dit programma moeten. De uitvoering vindt plaats door Zuidzorg (0-4 jaar) en GGD (9 en 12 jaar).

Beleidsadvisering

De GGD en Zuidzorg zijn verantwoordelijk voor beleidsinformatie aan gemeenten op basis van de verzamelde informatie over kind/gezinssituatie tijdens de contactmomenten van JGZ 0-19 jaar en via epidemiologisch onderzoek (jeugdmonitors) die zij uitvoert. Hierbij adviseert zij ook inzake andere facetten van beleid dan de (para)medische, om zo de gemeente te ondersteunen in het ontwikkelen van een samenhangend beleid op alle relevante facetten.

b. Lange termijn doelstelling

Een gezonde en veilige ontwikkeling van alle kinderen in onze gemeente.

c. Actie(s)

  • 1.

    Tijdig signaleren van (gezondheids)risico’s en problemen bij het opgroeien door Zuidzorg en de GGD de landelijke richtlijn ‘contactmomenten’ uit te laten voeren;

  • 2.

    Zuidzorg en de GGD opdracht geven om, indien uit een contactmoment blijkt dat sprake is van een (gezondheids)risico, ervoor te zorgen dat hulp wordt aangeboden en passende zorg wordt geregeld. Daarnaast vindt individuele monitoring plaats;

  • 3.

    Afspraken met Zuidzorg en de GGD over hun inzet ten behoeve van het CJG;

  • 4.

    Het vaccineren van alle kinderen volgens de richtlijnen van het Rijksvaccinatieprogramma.

d. Gewenst resultaat op 31 december 2016

95% van de 0 tot en met 18 jarigen (of hun ouders/verzorgers) geeft gehoor aan zijn/haar uitnodiging voor een contactmoment bij Zuidzorg of de GGD.

Preventieve ouderengezondheidszorg

Het college van burgemeester en wethouders draagt op basis van artikel 5a van de Wpg zorg voor de uitvoering van de ouderengezondheidszorg. Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:

  • -

    het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van ouderen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren;

  • -

    het ramen van de behoeften aan zorg;

  • -

    de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen;

  • -

    het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding;

  • -

    het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.

a. Beschrijving huidige situatie

Uit de gezondheidsmonitor blijkt dat 22% van de Bladelse ouderen kwetsbaar is, in de regio Zuidoost Brabant is dat 23%.

Het bestaande aanbod op het brede terrein van preventieve ouderen(gezondheids)zorg in de Kempen is erg groot en vrijwel compleet. Vooral de ouderenbonden organiseren op vrijwel alle denkbare thema’s activiteiten. De kosten zijn gering omdat de organisatie in handen is van vrijwilligers.

Verschillende professionele organisaties, waaronder het GOW Welzijnswerk, RSZK en Zuidzorg hebben activiteiten die gericht zijn op vroegopsporing van kwetsbare ouderen. Daarnaast biedt de gemeente signaleringscursussen voor vrijwilligers aan waarmee kwetsbare inwoners (waaronder ouderen) worden gesignaleerd. De ontvangen signalen van vrijwilligers krijgen professionele opvolging.

b. Lange termijn doelstelling

Ouderen in Bladel krijgen, wanneer dat nodig is, tijdig ondersteuning. Hierdoor wordt geprobeerd het aantal kwetsbare ouderen in ieder geval niet toe te laten nemen.

c. Actie(s)

  • 1.

    Instandhouding van een gevarieerd vrijetijdsaanbod (voor ouderen) zodat ouderen een netwerk kunnen opbouwen en eenzaamheid wordt voorkomen;

  • 2.

    Blijven uitvoeren van de signaleringscursus voor vrijwilligers;

  • 3.

    Blijven uitvoeren van adviserend huisbezoek voor vrijwilligers;

  • 4.

    Afstemmen activiteiten op het gebied van vroegsignalering door professionele aanbieders.

d. Gewenst resultaat op 31 december 2016

Het percentage kwetsbare ouderen in Bladel mag niet toenemen. Niet hoger dan 22%.

1.2.4    Artikel 6

In artikel 6, lid 1 van de Wpg is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders zorgdraagt voor de uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval behoort:

  • -

    het nemen van algemene preventieve maatregelen op dit gebied;

  • -

    het bestrijden van tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen, inclusief bron- en contactopsporing;

  • -

    bron- en contactopsporing bij meldingen waarbij een gegrond vermoeden bestaat van besmettelijkheid en ernstig gevaar voor de volksgezondheid.

De infectieziektebestrijding wordt door de GGD uitgevoerd.

Algemene infectieziektebestrijding.

a. Beschrijving huidige situatie

Infectiezieken zijn ziekten die worden overgedragen van mens op mens. Dat kan direct of indirect. Griep en verkoudheid worden direct overgedragen, bijvoorbeeld via hoesten of niezen. Indirecte besmetting vindt bijvoorbeeld plaats door het drinken van water of het eten van voedsel dat de ziekteverwekker bevat die een infectieziekte veroorzaken.

Voor circa 30 infectieziekten geldt een wettelijke meldingsplicht. Dit betekent dat artsen het bij de GGD moeten melden wanneer één of meer patiënten aan deze infectieziekte leidt.

Voorbeelden van infectieziekten waarop de meldingsplicht van toepassing zijn: kinkhoest, buiktyfus, hepatitus B, legionella, Q-koorts en tuberculose.

In 2010 leden 16 Bladelse inwoners aan een meldingsplichtige infectieziekte en in 2011 waren dit er 21.

b. Lange termijn doelstelling

Voorkómen of bestrijden van infectieziekten en de overdracht van infectieziekten van mens op mens of van dier op mens.

c. Actie(s)

Behoud van huidige werkwijze op het gebied van infectieziektebestrijding.

d. Gewenst resultaat op 31 december 2016

De huisartsen die in de gemeente Bladel zijn gevestigd voldoen aan hun wettelijke meldingsplicht.

Preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA)

a. Beschrijving huidige situatie

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bestrijden van soa’s en hebben een wettelijke

gezondheidsbevorderende taak op het gebied van seksualiteit. Deze taak wordt voor een groot deel uitgevoerd door de GGD. Zo zorgt de GGD bijvoorbeeld voor voorlichting zoals over veilig vrijen of soa’s en de GGD ondersteunt scholen, CJG’s en jongerenwerk bij seksuele voorlichting. Ook de afdeling jeugdgezondheidszorg geeft voorlichting aan ouders of pubers, bijvoorbeeld tijdens de diverse contactmomenten.

b. Lange termijn doelstelling

Voorkómen, bestrijden of terugdringen van SOA’s.

c. Actie(s)

Behoud van huidige werkwijze op het gebied van SOA-preventie.

d. Gewenst resultaat op 31 december 2016

  • 1.

    Inzicht in het aantal nieuwe gevallen van SOA/HIV in de regio;

  • 2.

    De risicogroepen zoals jongeren, prostituees en mannen die seks hebben met mannen worden door de GGD bereikt en voorzien van de benodigde voorlichting en behandeling.

1.2.5    Artikel 16

In artikel 16 van de Wpg is opgenomen dat het college de gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen moet bewaken. Voor een uitgebreidere beschrijving van deze verplichting en de wijze waarop de gemeente Bladel dit vormgeeft, wordt u verwezen naar art. 2 (Bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen).

1.3 Landelijke nota gezondheidsbeleid

Iedere vier jaar brengt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een landelijke nota gezondheidsbeleid uit. Dit is vastgelegd in de Wpg. In de nota benoemt de minister de landelijke prioriteiten die aanknopingspunten bieden voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid.

In mei 2011 heeft de minister de nota “Gezondheid dichtbij” uitgebracht. Hieruit blijkt dat het rijk vasthoudt aan de landelijke speerpunten uit de vorige nota: overgewicht, diabetes, depressie, roken en schadelijk alcoholgebruik. Het Rijk legt hierbij het accent op bewegen.

Daarnaast is de landelijke beleidsnota uitgewerkt in drie thema’s:

  • 1.

    Vertrouwen in gezondheidsbescherming;

  • 2.

    Zorg en sport dichtbij in de buurt;

  • 3.

    Zelf beslissen over leefstijl.

1.3.1    Vertrouwen in gezondheidsbescherming

Mensen kunnen sommige risicofactoren voor de gezondheid niet of moeilijk zelf beïnvloeden. Op dit terrein kan de Nederlander op de overheid rekenen. Heldere wet- en regelgeving en toezicht op de naleving hiervan blijven noodzakelijk.

Relevante deelthema’s zijn onder anderen:

  • -

    crisisbeheersing;

  • -

    infectieziektebestrijding;

  • -

    vaccinatiebeleid;

  • -

    afstemming gemeenten en rijk.

1.3.2    Zorg en sport dichtbij in de buurt

De gezondheidszorg kan zich nog meer richten op het bevorderen van gezondheid, naast het bestrijden van ongezondheid. Herkenbare en toegankelijke zorgvoorzieningen, in de buurt of digitaal bereikbaar (eHealth) kunnen hieraan bijdragen, net als tijdige signalering van gezondheidsrisico’s en toepassing van effectieve interventies en innovatieve behandelwijzen. Zorg en preventie moeten meer worden afgestemd. Uitgangspunten zijn behoeften en wensen van de mensen en niet de stelsels of sectoren die zorg leveren. Betrokken partijen moeten dan ook werken aan een sterkere fysieke, organisatorische en inhoudelijke verbinding tussen de Wpg en basiszorg vanuit de Zorgverzekeringswet, AWBZ en Wmo.

Het kabinet wil dat iedereen veilig kan sporten, bewegen en spelen in de buurt. Hiervoor zijn voldoende en laagdrempelige voorzieningen nodig. Het kabinet geeft hier samen met gemeenten, de sportsector en private partijen een positieve impuls aan.

1.3.3    Zelf beslissen over leefstijl

Als het om leefstijl gaat, schrijft de overheid mensen zo min mogelijk voor wat ze wel of niet mogen. Mensen maken zelf keuzes. Die keuzes worden gemaakt in een omgeving waarin de gezonde keuze makkelijk is. Aan die omgeving dragen diverse maatschappelijke sectoren bij. Daarom heeft de minister in haar nota nadrukkelijk de verbinding gelegd met andere ministeries. Deze verbondenheid van gezondheidsbeleid met andere beleidsterreinen geldt ook op lokaal niveau.

De minister ziet Publiek private samenwerking als een kansrijke methode om gezonde keuzes aantrekkelijk en toegankelijk te maken. Daarnaast is beschikbaarheid van betrouwbare, toegankelijke en doelgerichte informatie essentieel. Generieke massamediale campagnes passen hier volgens het rijk niet meer in.

De jeugd heeft de toekomst. Hier besteden we extra aandacht aan. Naast bevordering van (het aanleren van) een gezonde leefstijl, vroege signalering van risico’s en inzet op weerbaarheid om dagelijkse verleidingen te weerstaan, vindt het kabinet dat het stellen van grenzen en het stimuleren van een gezonde basis bij de jeugd gerechtvaardigd is.

1.3.4    Afstemming gemeenten en Rijk

De gemeente is de bestuurslaag die het dichtste bij de burgers staat. Daarom zijn gemeenten beter in staat om maatwerk te leveren, in te spelen op de leefwereld van burgers en rekening te houden met de specifieke lokale omstandigheden. Gemeenten hebben dan ook een grote mate van beleidsvrijheid.

In de door de Eerste Kamer vastgestelde wijziging van de Wpg van 17 mei 2011 is de relatie tussen de landelijke en gemeentelijke nota’s versterkt. Met deze wijzigingen moeten gemeenten in hun eigen nota’s de landelijke prioriteiten in acht nemen. De uitgangspunten van het kabinet kunnen, volgens het Rijk, goed worden gebruikt door gemeenten.

Wanneer het rijksbeleid volledig wordt overgenomen, betekent dit:

  • -

    inzetten op spelen, bewegen en sporten;

  • -

    jeugd benoemen als belangrijke doelgroep voor het lokaal gezondheidsbeleid;

  • -

    stimuleren van publiek private samenwerking op lokaal niveau;

  • -

    verbindingen leggen tussen verschillende beleidsterreinen en gezondheid: verknopen gezondheid met andere belangrijke beleidsdoelstellingen, bijvoorbeeld op het terrein van jeugdbeleid, ruimtelijke ordening en veiligheid;

  • -

    Een bijdrage leveren aan het realiseren van ‘gezondheid in de buurt’ door inzicht te verkrijgen in de lokale gezondheidsproblematiek, in de woonvisies rekening te houden met voorzieningen op gebied van zorg en bewegen in de buurt, afspraken te maken met zorgverzekeraars en zorgverleners zowel over het vormgeven van voorzieningen en netwerken dicht in de buurt als over afstemming van taken op het gebied van preventie.

Gemeenten zijn echter niet verplicht om de rijksprioriteiten over te nemen. Hiermee hebben gemeenten een ruime mate van beleidsvrijheid.

Hoofdstuk 2 Bladel en gezondheid

In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de Bladelse gezondheidssituatie. De GGD heeft het rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel / Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011’ opgesteld. In dit rapport beschrijft de GGD kernboodschappen voor het lokale gezondheidsbeleid die zij met name heeft opgesteld op basis van een aantal monitors. Deze kernboodschappen zullen beschreven worden.

Per paragraaf wordt telkens eerst het advies van de GGD gegeven, daarna volgt het standpunt van de gemeente over het advies.

2.1 Gezondheid algemeen

Kernboodschap GGD

Door de vergrijzing en de gestegen levensverwachting neemt het aantal mensen met chronische aandoeningen en beperkingen de komende jaren verder toe. Verlaag drempels zodat sociale participatie ook voor hen mogelijk blijft.

Standpunt gemeente Bladel t.a.v. kernboodschap

In haar in november 2011 vastgestelde beleidskader WMOZ heeft de gemeente Bladel mensen met een chronische aandoening en beperkingen als kwetsbare doelgroep opgenomen. Hierdoor worden deze doelgroepen met de activiteiten vanuit dit beleidskader ondersteund. De beperkingen worden zoveel mogelijk verminderd waardoor participatie mogelijk is.

Kortom, de gemeente Bladel onderschrijft de kernboodschap van de GGD dat sociale participatie mogelijk moet zijn/blijven voor mensen met chronische aandoeningen en voor mensen met een beperking.

Lange termijn doelstelling

Het percentage inwoners met een beperking/chronische aandoening dat participeert aan de Bladelse samenleving stijgt.

Actie(s)

Uitvoeren van beleidskader WMOZ.

Gewenst resultaat op 31 december 2016

Uit de 2016-versie van ‘Op weg naar een gezonder Bladel’ blijkt dat een hoger percentage mensen met een beperking/chronische aandoening participeert in de (Bladelse) samenleving, dan is opgenomen in de 2012-versie van het rapport ´Op weg naar een gezonder Bladel´(16% tussen 19-64 jaar licht belemmerd, 36% 65+ licht belemmerd).

 

2.2 Psychische gezondheid

Kernboodschap GGD

Psychische problemen en depressie komen voor bij jong en oud. Zorg voor preventie met voorlichting, vroegsignalering en bewegingsstimulering.

Standpunt gemeente Bladel t.a.v. kernboodschap

Ten aanzien van dit onderwerp beperkt de rol van de gemeente zich tot:

  • -

    het stimuleren van sport en bewegen omdat sport en bewegen een preventieve en curatieve werking hebben ten aanzien van depressies;

  • -

    voorlichting;

  • -

    het signaleren van eenzaamheid en depressie.

Lange termijn doelstelling

  • 1.

    Psychische problemen worden (sneller) gesignaleerd en doorverwezen;

  • 2.

    De drempel naar hulpverlening is lager.

Actie(s)

  • 1.

    Behoud cursus signalering voor vrijwilligers;

  • 2.

    Samenwerking/bekendheid van professionals en vrijwilligers vergroten zodat men elkaar eerder op een informele manier weet te vinden voor consultatie en advies.

Gewenst resultaat op 31 december 2016

12% van 12-18 jaar voelt zich psychisch ongezond. 17% van 19-64 jaar voelt zich psychisch ongezond. 19% van 65+ voelt zich psychisch ongezond. Het percentage inwoners dat psychisch ongezond is daalt met 2%.

 

Psychische problemen bij (schoolgaande) jongeren is één van de prioriteiten in het LGB. Lees hier meer over op blz. 21.

2.3 Bewegen, voeding en overgewicht

Kernboodschap GGD

Ruim tweederde van de kinderen beweegt onvoldoende en vergroot hiermee de kans op overgewicht. Verbind de initiatieven die een gezonde leefstijl bevorderen, met als accent veilig sporten en bewegen in de buurt.

Overgewicht/gezonde voeding bij jongeren is één van de prioriteiten in het LGB. Lees hier meer over op blz. 23.

2.4 Alcoholgebruik

Het drinkgedrag van de jongeren blijft verontrustend. Zorg voor een lokale aanpak via educatie, draagvlak, regelgeving, handhaving en vroegsignalering.

Deze kernboodschap is gebaseerd op een monitor uit 2007. Inmiddels is een monitor uit 2011 beschikbaar.

Alcoholgebruik onder jongeren is één van de prioriteiten in het LGB. Lees hier meer over op blz. 26.

2.5 Drugs

Kernboodschap GGD

Drie procent van de jongeren in Bladel gebruikt naar eigen zeggen softdrugs. Gezien de zorgwekkende signalen is een integrale aanpak vanuit onderwijs, jongerenwerk en politie noodzaak.

Deze kernboodschap is gebaseerd op een monitor uit 2007. Inmiddels is een monitor uit 2011 beschikbaar.

Drugsgebruik onder jongeren is één van de prioriteiten in het LGB. Lees hierover meer op blz. 28.

2.6 Roken

Kernboodschap GGD

Het aantal rokers daalt maar vooral veel lager opgeleiden roken en hebben moeite om te stoppen. Voorkom op jonge leeftijd dat mensen gaan roken en stimuleer het stoppen.

Standpunt gemeente Bladel t.a.v. kernboodschap

De gemeente Bladel onderschrijft de kernboodschap. Vanuit alle CJG kernpartners wordt de visie uitgedragen dat roken schadelijk is voor de gezondheid. Voor de werkhouding betekent dit dat er niet wordt gerookt in het bijzijn van cliënten en daar waar jongeren roken, het onderwerp roken en de schadelijke effecten daarvan bespreekbaar gemaakt wordt.

Lange termijn doelstelling

  • 1.

    Ouders zijn zich bewust van hun invloed en rol als ouders;

  • 2.

    Jongeren zijn bekend met de schadelijke gevolgen van roken.

Actie(s)

Alcohol, Tabak & Drugs lessen vanuit het jongerenwerk in alle groepen 7 en 8 van het basisonderwijs blijven gecontinueerd.

Gewenst resultaat op 31 december 2016

Totaal percentage rokers in de leeftijd van 12-18 jaar is verlaagd van 10% naar 5%.

2.7 Seksueel gedrag

Kernboodschap GGD

Meer dan de helft van de seksueel actieve jongeren in Bladel vrijt wel eens onveilig. Meer voorlichting over gezond seksueel gedrag is nodig.

Standpunt gemeente Bladel t.a.v. kernboodschap

De gemeente Bladel onderschrijft de kernboodschap om jongeren vaardiger te maken in het aangaan van gezonde seksuele relaties. Naast voorlichting omtrent de gevaren van onveilig seksueel contact is het van belang om jongeren weerbaarder te maken in het aangeven van grenzen en de juiste verwachtingen te hebben ten aanzien van seksuele contacten.

De gemeente is wel van mening dat de invloed beperkt is. Het is goed om de voorlichtingslessen van de jongerenopbouwwerkers in stand te houden. Effecten van overige voorlichting zullen beter door landelijke campagnes bereikt worden.

Lange termijn doelstelling

  • 1.

    Het aantal jongeren dat onveilig vrijt daalt.

  • 2.

    Jongeren zijn weerbaar en kunnen grenzen aangeven.

Actie(s)

Voorlichtingslessen die worden gegeven door de jongerenopbouwwerkers voortzetten.

Gewenst resultaat op 31 december 2016

  • 1.

    Het aantal jongeren dat onveilig vrijt daalt van 10% naar 9%.

  • 2.

    Jongeren zijn weerbaar en kunnen grenzen aangeven.

2.8 Weerbaarheid

Kernboodschap GGD

Jongeren worden al op jonge leeftijd geconfronteerd met genotmiddelen en riskant gedrag. Vergroot hun weerbaarheid om de (ongezonde) verleidingen uit het dagelijkse leven te weerstaan. De GGD heeft in 2011 een monitor gehouden onder jeugd van 12 t/m 18 jaar. Deze recente monitor geeft aan dat 5% van de jeugd een lage weerbaarheid heeft.

Standpunt gemeente Bladel t.a.v. kernboodschap

De verantwoordelijkheid van het vergroten van de weerbaarheid van jongeren ligt bij de ouders en/of verzorgers. Het CJG kan ouders ondersteunen indien zij daar behoefte aan hebben. Ook wordt hier in de Alcohol, Tabak & Drugs lessen vanuit het jongerenwerk aandacht aan besteed.

Lange termijn doelstelling

Weerbare jongeren

Actie(s)

Geen

Gewenst resultaat op 31 december 2016

N.v.t.

2.9 Eenzaamheid

Kernboodschap GGD

Eenzaamheid komt veel voor bij alleenstaanden en mensen met een laag inkomen. Investeer in scholing van hulpverleners, vrijwilligers en buurtgenoten en verbeter de onderlinge afstemming.

Standpunt gemeente Bladel t.a.v. kernboodschap

In het beleidskader WMOZ is eenzaamheid onder ouderen als prioriteit genoemd. De gemeente Bladel kan zich dus vinden in het belang van het tegengaan van eenzaamheid.

Lange termijn doelstelling

Terugdringen eenzaamheid ouderen.

Actie(s)

In de maatschappelijke agenda van het beleidskader WMOZ is opgenomen dat eenzaamheid in 2015 met een project wordt aangepakt. Daarnaast wordt de huidige werkwijze voortgezet. Dat wil zeggen dat bijv. de KBO’s en het GOW zich inzetten voor het tegengaan van eenzaamheid en dat zij een signaleringsfunctie vervullen.

Gewenst resultaat op 31 december 2016

Het percentage volwassenen dat (zeer) ernstig eenzaam is daalt van 4% naar 3%.

Het percentage ouderen dat (zeer) ernstig eenzaam is daalt van 7% naar 5%.

2.10 Kwetsbare ouderen

Kernboodschap GGD

Bijna een kwart van de ouderen is kwetsbaar. Blijf investeren in vroegsignalering en biedt ondersteuning waardoor ze langer op eigen benen kunnen blijven staan.

Standpunt gemeente Bladel t.a.v. kernboodschap

De gemeente Bladel erkent dat kwetsbaarheid een probleem is onder ouderen. De inzet van de gemeente Bladel richt zich met name op problemen die een oudere kwetsbaar maken. Verder zijn er vele voorzieningen in de kernen waar ouderen terecht kunnen voor ondersteuning.

Lange termijn doelstelling

Ouderen in Bladel krijgen, wanneer dat nodig is, tijdig ondersteuning. Hierdoor neemt het aantal kwetsbare ouderen af.

Actie(s)

Doorontwikkeling SPAR-overleg (Sociale participatie) tot professioneel casuïstiekoverleg voor kwetsbare burgers.

Zorgen voor passend aanbod.

Gewenst resultaat op 31 december 2016

Het percentage kwetsbare ouderen in Bladel mag niet toenemen. Niet hoger dan 22%.

2.11 Mantelzorg

Kernboodschap GGD

Het aantal oudere mantelzorgers dat zich zwaar belast voelt neemt toe. Hun ondersteuningsbehoeften zijn divers en vragen om maatwerk en flexibele hulpverleners.

Standpunt gemeente Bladel t.a.v. kernboodschap

De gemeente Bladel ondersteunt nu al - via GOW Welzijnswerk - mantelzorgers maar de ondersteuning moet gelet op de toekomstige ondersteuningsvraag en het beslag op de mantelzorgers nog persoonlijker en makkelijker beschikbaar zijn. De mantelzorgondersteuner van het Zorg- en Meedoen-loket kan daarvoor zorgen.

De inzet van de mantelzorgondersteuner in het Zorg- en Meedoen-loket is gericht op:

  • -

    Hulp bij het invullen van aanvragen voor aanbieders van zorg- en welzijnssectoren.

  • -

    Ondersteunen bij het zoeken naar informatie over (onder andere) wet- en regelgeving.

  • -

    Helpen bij het invullen van formulieren en het opstellen van bezwaar- en beroepsschriften.

De inzet van de mantelzorgondersteuner is in eerste instantie dus heel praktisch en pas in tweede instantie psycho-sociaal.

Lange termijn doelstelling

Versterking van de ondersteuning van mantelzorgers door professionele 1 op 1 ondersteuning.

Actie(s)

  • 1.

    Ontwikkelen/uitbreiden (nieuwe) activiteiten voor ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg met bijzondere aandacht voor de Jonge mantelzorger.

  • 2.

    Verpersoonlijking van de mantelzorgondersteuning via het Zorg-Meedoen-loket.

  • 3.

    Implementatie Methode Familiezorg.

 

Gewenst resultaat op 31 december 2016

  • 1.

    Belasting op mantelzorgers is afgenomen.

  • 2.

    Toename aantal mantelzorgers van 13% tot 15%.

2.12 Gezondheid en fysieke omgeving

Kernboodschap GGD

Ernstige geurhinder en verhoogd risico op gezondheidsklachten door intensieve veehouderij. Zet in op een sterk integraal beleid ter verbetering van de leefomgeving en een open communicatie met de burger.

Gezondheidseffecten intensieve veehouderij is één van de prioriteiten in het LGB. Lees hierover meer op blz. 30.

2.13 Gezondheidsverschillen

Kernboodschap GGD

Ook in Bladel bestaan sociaaleconomische gezondheidsverschillen. De gemeente kan met armoedebeleid de gezondheidsverschillen verkleinen. Een integrale aanpak samen met de sociale dienst, re-integratiebedrijven en schuldhulpverlening is hierbij nodig.

Standpunt gemeente Bladel t.a.v. kernboodschap

In het beleidskader WMOZ is vastgelegd dat de schuldenproblematiek steeds manifester wordt. Inzet richt zich met name op jongeren.

Lange termijn doelstelling

Nadrukkelijker aandacht voor (steeds groter wordende groep van) mensen met schulden, o.a. door preventieve activiteiten op scholen (budgettering).

Actie(s)

In 2013 zullen preventieprogramma’s voor jongeren opgezet worden.

Gewenst resultaat op 31 december 2016

Terugdringen schulden (onder jongeren).

Hoofdstuk 3 Prioriteiten lokaal gezondheidsbeleid

In het beleidskader WMOZ zijn vier prioriteiten voor het Lokaal Gezondheidsbeleid benoemd. Hiermee is duidelijk een keuze gemaakt waar de gemeente Bladel zich op zal richten. In dit hoofdstuk worden de prioriteiten uitgewerkt. Uit deze uitwerking zal blijken dat sprake is van integraal beleid. De prioriteiten richten zich met name op jongeren, waardoor bijvoorbeeld voorzieningen die de gemeente Bladel heeft in het kader van jeugdbeleid van belang zijn, zoals het CJG en het jongerenopbouwwerk. Ook het sportbeleid van de gemeente vervult een belangrijke rol in de aanpak van de gestelde prioriteiten. In het kader van de vierde prioriteit is met name de plattelandsnota van belang.

De gemeente Bladel is in het voorjaar 2012 benoemd tot koploper dementievriendelijke gemeente. Het onderwerp 'dementie' is echter niet in deze LGB-nota verwerkt. Wij kiezen ervoor om samen met de partners in het Netwerk Dementie Bladel een gezamenlijk plan van aanpak op te (gaan) stellen. Onderdelen van het Bladelse plan van aanpak Dementie hebben vanzelfsprekend wel raakvlakken met gemeentelijke beleidsterreinen en zullen daar ook mee worden afgestemd.  

3.1 Psychische problemen bij (schoolgaande) jongeren

Het rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel / Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011’ heeft als input gediend voor het beleidskader WMOZ. Het hoofdstuk ‘psychische gezondheid’ in dat rapport was gebaseerd op een enquête die in 2007 is gehouden. Daarin was te lezen dat 12% van de 12- tot 18-jarigen zich psychisch ongezond voelt. Inmiddels zijn de resultaten van de enquête van 2011 bekend en daarin is een afname te zien van de jongeren die zich psychisch ongezond voelt. Nu geeft 8% van de jongeren aan zich psychisch ongezond te voelen. Onderstaande tekst is gebaseerd op de monitor van 2011.

Minder jongeren voelen zich somber

Nog slechts 0,8% van de jongeren in Bladel voelt zich somber. In 2007 was dit nog 4%. Ook in vergelijking met de regio Zuidoost-Brabant is het aantal jongeren met sombere gevoelens lager (3%).

Psychische gezondheid is beter

In totaal acht procent van de jongeren in Bladel ervaart de geestelijke gezondheid als slecht. De ervaren geestelijke gezondheid in Bladel is dan ook beter dan in de regio Zuidoost-Brabant, waar 13% van de jongeren zich psychisch ongezond voelt.

Het zijn vooral meisjes en 16-plussers die de geestelijke gezondheid als slecht ervaren.

Eén op de acht piekert dag en nacht

Net als in 2007 heeft twaalf procent van de jongeren in Bladel één of meer problemen die dag en nacht spelen. Ook dit percentage is lager dan in de regio (18%) waar deze groep juist groter is geworden dan in 2007. Jongeren in Bladel piekeren vooral over schoolprestaties of cijfers (44%). Deze groep is wel groter geworden sinds 2007 (32%). Andere problemen zijn keuzes maken (42%) en uiterlijk (33%).

Kleine groep heeft indicatie voor psychosociale problematiek

De twee belangrijkste typen van psychische problemen van jeugd zijn emotionele problemen en gedragsproblemen.

In Bladel heeft 2% van de jongeren een indicatie voor psychosociale problematiek. De psychische problemen die zich voordoen lijken met name betrekking te hebben op ‘hyperactiviteit’.

Meer hulp gezocht bij professionals

Bijna 40% van de jongeren heeft in het afgelopen jaar hulp gezocht bij één of meer hulpverleners. De leerlingbegeleider of mentor is de hulpverlener die het meest is benaderd (25%), gevolgd door de huisarts (18%) en de vertrouwenspersoon op school (7%). De huisarts is nu vaker benaderd dan vier jaar geleden (12%). Opvallend is dat jongeren in de regio nu vaker hulp of informatie zoeken bij professionals dan bij de directe omgeving. Vier jaar geleden was dit nog andersom.

Grote bekendheid met vertrouwenspersoon op school

In vergelijking met de regio zijn meer jongeren in Bladel bekend met een vertrouwenspersoon op school (96% versus 92%) en de groep jongeren die nooit informatie of hulp zoekt is in Bladel kleiner dan in de regio (0,9% versus 2%).

De behoefte aan (meer) professionele hulp is afgenomen van 2% in 2007 naar 0% in 2011.Op het moment van onderzoek hebben duidelijk minder jongeren behoefte aan hulp dan in 2007. In de regio is dit nog 2%.

Trend psychische gezondheid in Bladel en de regio Zuidoost-Brabant

Conclusie

De psychosociale gezondheid van de Bladelse jongeren is de laatste jaren verbeterd en ook minder jongeren dan in de regio ervaren problemen waar ze dag en nacht van wakker liggen. Ook de weg naar de hulpverlening en begeleiding op school, lijken jongeren steeds beter te vinden. De gemeente heeft de laatste jaren samen met andere organisaties zoals jongerenwerk, huisartsen, scholen, GGZ en GGD al de nodige aandacht besteed aan dit onderwerp. Voor deze doelgroep zijn de volgende activiteiten uitgevoerd:

  • -

    Algemene informatiebijeenkomsten voor mensen met depressie(ve) gevoelens, hun mantelzorgers en geïnteresseerde professionals.

  • -

    Brochure ‘Klaart het nog op’; een sociale kaart depressie(preventie) voor (door)verwijzers.

  • -

    Informatieve bijeenkomsten en deskundigheidsbevordering voor professionals die met jongeren werken, zoals jongerenwerkers van Jeugd-Punt en leerkrachten van het Pius X-college, over (vroegtijdige) signalering, het bespreekbaar maken en doorverwijsmogelijkheden.

Gezien de ernst van deze problematiek is het goed is om als gemeente ook de komende jaren in te zetten op het voorkómen van psychische problemen.

2013-2016

Voor de periode 2013-2016 wordt op de volgende wijze aandacht gegeven aan deze eerste prioriteit van het Lokaal Gezondheidsbeleid.

Centrale rol CJG

Bij het voorkomen en behandelen van psychische klachten bij jongeren speelt het CJG de belangrijkste rol. Hier kunnen jongeren en ouders terecht met vragen op psychosociaal gebied. Bij ingewikkelde vragen of problemen begeleidt het CJG naar de beste hulp of oplossing. Ook het jongerenwerk kan een belangrijke rol vervullen in het signaleren en doorverwijzen.

De rol van het CJG zal met de transitie jeugdzorg toenemen. Want vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij psychische, psychosociale of gedragsproblemen van de jeugdige. Ter voorbereiding op deze transitie krijgt de gemeente al beter zicht op de psychische problemen van jongeren.

Signalering

Een belangrijke plek om te signaleren of jongeren last hebben van psychische problemen is het Pius X-college. Op deze school is schoolmaatschappelijk werk aanwezig. Daarnaast is een Zorg en Advies Team opgezet waar signalen en zorgen over leerlingen besproken en uitgezet kunnen worden. Zo is een korte en sluitende lijn van school, via het schoolmaatschappelijk werk naar hulpverlenende instanties georganiseerd.

Voorlichting

Daarnaast is het ook belangrijk om jongeren en ouders voorlichting te geven over psychische klachten. Op deze manier kan geprobeerd worden het taboe rondom psychische klachten te doorbreken en het onderwerp bespreekbaar te maken. Jongeren kunnen zo eerder hulp zoeken als zij last hebben van psychische klachten en ouders kunnen de klachten beter herkennen. Het CJG heeft een belangrijke rol in deze voorlichtende taak. Daarnaast kunnen ook informatiebijeenkomsten voor jongeren en ouders georganiseerd worden.

Sporten en bewegen

Het is duidelijk dat sporten en bewegen een gunstig effect kan hebben op de sociale participatie van jong en oud en depressie en isolement tegen kan gaan. Mensen die regelmatig sporten of intensief bewegen hebben vijftig procent minder kans om een psychische stoornis te ontwikkelen dan mensen die niet sporten. Ze hebben minder vaak last van depressies, fobieën, andere angststoornissen en alcoholverslaving (GGD). Daarnaast draagt sporten bij aan een sneller herstel. Mensen met een recente psychische stoornis zijn na drie jaar anderhalf keer vaker hersteld van hun ziekte dan mensen met een psychische stoornis die niet sporten.  

De gemeente is al enige jaren actief op het gebied van sportstimulering. Dit blijkt onder andere uit de subsidie per jeugdlid en de combinatiefuncties. Deze werkwijze zal worden voortgezet.

Met bovenstaand beleid moet de gemeente Bladel in staat zijn het aantal jongeren dat zich psychisch ongezond voelt terug te brengen van 8% naar 5% eind 2016.

3.2 Overgewicht/gezonde voeding bij jongeren

Het rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel / Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011’ heeft als input gediend voor het beleidskader WMOZ. Het hoofdstuk ‘Bewegen, voeding en overgewicht’ in dat rapport was o.a. gebaseerd op een enquête die in 2007 is gehouden. Daarin was te lezen dat 10% van de 12- tot 18-jarigen te dik is. Inmiddels zijn de resultaten van de enquête van 2011 bekend en daarin is een grote afname te zien van de jongeren met overgewicht. Nu heeft 5% van de jongeren last van overgewicht. Van de 2- tot en met 11 jarigen was in 2008 ook nog 10% te dik. Bij 2% was sprake van ernstig overgewicht. Onderstaande tekst is gebaseerd op de monitor 12 t/m 18 jarigen van 2011 en het rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel / Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011’.

Overgewicht fors gedaald

Het percentage jongeren in Bladel met overgewicht is fors gedaald. Nu is 5% van de jongeren in de gemeente Bladel te dik, terwijl dat in 2007 nog 10% was. Bij 0,5% is sprake van obesitas. Ook is het cijfer lager dan in de regio (9%). In de regio is het percentage jongeren met overgewicht en/of obesitas gelijk gebleven.

Veel meer jongeren eten niet dagelijks groente

Een gezond voedingspatroon is een belangrijke factor in het voorkomen of verminderen van overgewicht. In de gemeente Bladel eet 81% van de jongeren niet dagelijks groente. Dit percentage is sterk toegenomen; in 2007 was dit 58%. Ook in de regio is de toename groot; van 60% in 2007 naar 79% in de huidige peiling. Jongens eten vaker niet dagelijks groente dan meisjes (80% vs. 78%).

Fruitconsumptie nog steeds onvoldoende

In de fruitconsumptie is de afgelopen jaren niets veranderd. Maar nog steeds eten veel jongeren onvoldoende fruit. In totaal 72% van de jongeren in Bladel eet niet dagelijks fruit en 84% van de jongeren voldoet niet aan de norm voor fruitconsumptie: 2 stuks fruit per dag. In de regio Zuidoost-Brabant is het vergelijkbaar, maar eten meer jongeren niet dagelijks fruit dan in 2007.

Ontbijtgedrag is verbeterd

De dag starten met een ontbijt is belangrijk en kan helpen bij het voorkomen van overgewicht. Tien procent van de jongeren ontbijt minder dan 5 keer per week. Ten opzichte van 2007 is dit verbeterd, dit was toen nog 16%. In de regio is dit vergelijkbaar en ook afgenomen sinds 2007. Het zijn vooral meisjes en 16 t/m 18 jarigen die minder dan 5 keer per week ontbijten.

Nog te veel jongeren bewegen te weinig

De Nederlandse Norm Gezond Bewegen houdt voor jongeren tot 18 jaar in: dagelijks één uur ten minste matig intensieve lichamelijke activiteit, waarbij de activiteiten minimaal twee keer per week een positief effect hebben op de lichamelijke fitheid.

Aan de jongeren is gevraagd op hoeveel dagen van de week ze minimaal één uur besteden aan lopen of fietsen naar school, gymmen op school, sporten bij een sportvereniging en sporten buiten een sportvereniging om. 82% van de jongeren in Bladel geeft aan dit minder dan 7 dagen per week te doen, dus slechts 18% beweegt voldoende. Ten opzichte van de vorige meting, zien we geen verschil. Ook in de regio beweegt een kwart van de jongeren te weinig. In 2011 is 74% van de jongeren lid van een sportvereniging (regio 70%). Negen procent van de jongeren in de regio sport nooit. In Bladel is dat lager: 4%.

Van de kinderen van 4 tot en met 11 jaar deed in 2008 tweederde van alle kinderen minder dan twee keer één uur buiten school aan sport. Dit komt overeen met de regio maar de groep kinderen die helemaal niet sport was in 2008 groter dan in de regio (28% versus 23%).

Veel jongeren denken zelf wel genoeg te bewegen

Opvallend is dat ruim driekwart van de 12 t/m 18 jarigen in Bladel en in de regio Zuidoost-Brabant zelf denkt voldoende te bewegen. Dit zijn vooral jongens (81%) en jongeren van 12 t/m 15 jaar (81%). Jongeren weten blijkbaar niet goed wat ‘voldoende bewegen’ inhoudt. Meer aandacht voor kennis over voldoende beweging en hoe je dat kunt bereiken draagt bij aan een gezonder beweeggedrag van jongeren. Toch is 21% van de jongeren in Bladel van plan om binnenkort meer te gaan bewegen. Echter, dit zijn juist vooral meisjes en 16 t/m 18 jarigen.

Trend overgewicht en obesitas in Bladel en de regio Zuidoost-Brabant

Conclusie

Hoewel het overgewicht onder de 12 t/m 18 jarigen gedaald is, beweegt de meerderheid van alle kinderen nog onvoldoende. Ook het voedingspatroon van de jeugd laat op een aantal punten nog te wensen over. Het ontbijtgedrag is verbeterd maar steeds meer jongeren eten onvoldoende groenten en ook de norm voor fruitconsumptie wordt door de meeste jongeren niet gehaald. Dit kan ook op langere termijn tot overgewicht leiden met risico’s voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid zoals diabetes mellitus, hart- en vaatziekten en een aantal vormen van kanker. Het is moeilijk om eenmaal bestaand overgewicht aan te pakken. Daarom is het belangrijk op jonge leeftijd te starten met het bevorderen van een gezonde leefstijl.

 

De gemeente heeft de laatste jaren al de nodige aandacht aan dit onderwerp besteed. De volgende activiteiten zijn voor deze doelgroep jongeren uitgevoerd:

  • -

    Er is een adviesnota over eten en bewegen voor kindercentra opgesteld. Deze is gebruikt door kinderopvang Nummereen bij het opstellen van beleid op het gebied van trakteren en dagelijks bewegen.

  • -

    Het project ‘Schoolgruiten’ is onder de aandacht gebracht van alle basisscholen. Een van de basisscholen heeft haar gezondheidsbeleid ten aanzien van tussendoortjes en traktaties inmiddels aangepast. Hierbij zijn ook de ouders betrokken.

  • -

    Daarbij probeert de gemeente Bladel sporten en bewegen bij jongeren te bevorderen. Zo subsidieert de gemeente de sportverenigingen per jeugdlid en heeft de gemeente combinatiefuncties sport. Ook heeft de gemeente veel speelterreintjes waar jongeren kunnen spelen.

Gezien de omvang en ernst van deze problematiek is het goed om als gemeente ook de komende jaren in te zetten op het stimuleren van sporten en bewegen, het bevorderen van een gezond eetpatroon en het voorkómen van overgewicht.

2013-2016

Voor de periode 2013-2016 wordt op de volgende wijze aandacht gegeven aan deze tweede prioriteit van het Lokaal Gezondheidsbeleid.

Sporten en bewegen

Het is moeilijk om eenmaal bestaan overgewicht aan te pakken. Daarom is het belangrijk op jonge leeftijd te starten met het bevorderen van een gezonde leefstijl. Sporten en bewegen zijn hiervoor heel belangrijk. De gemeente is al actief op het gebied van sportstimulering. Dit blijkt onder andere uit de subsidie per jeugdlid en de combinatiefuncties. Deze werkwijze zal worden voortgezet.

Ook zijn er veel speelterreintjes en speelvelden in de gemeente Bladel waar de jongeren kunnen spelen.

Voorlichting en educatie

Jongeren en ouders moeten op de hoogte zijn van de gevaren van overgewicht. Het CJG kan hier een belangrijke rol in vervullen. Daar kunnen ouders op het belang van gezond eten en bewegen worden gewezen. De adviesnota die voor kindercentra is opgesteld in de afgelopen periode kan opnieuw gebruikt worden. Met enige aanpassing is deze breder in te zetten, zodat de nota ook gebruikt kan worden door het Pius X-college en de basisscholen.

Ook de combinatiefunctionarissen hebben de taak jongeren en hun omgeving te wijzen op het belang van bewegen en gezond eten. Zij doen dat bijvoorbeeld bij de basisscholen die zo over kunnen stappen op meer verantwoorde tussendoortjes.

Signalering

Indien er sprake is van overgewicht of zelfs obesitas bij een jongere kan dit gesignaleerd worden door bijvoorbeeld een mentor. Middels een doorverwijzing naar eerste- en tweedelijnszorg kan die jongere de zorg krijgen die nodig is.

Onwijs fit

Inmiddels zijn de voorbereidingen gestart om het samenwerkingsproject ‘Onwijs fit’ te implementeren binnen het werk van de combinatiefunctionarissen en van de jeugdgezondheidszorg van de GGD Brabant Zuidoost. Doel van dit project is om risicokinderen met overgewicht of motorische problemen binnen de gymles op te sporen, door te geleiden naar de jeugdgezondheidszorg en hen vervolgens te motiveren om gebruik te maken van een geschikte interventie op het gebied van sport en bewegen.

Met bovenstaand beleid moet de gemeente Bladel in staat zijn het aantal jongeren dat overgewicht heeft terug te brengen van 5% naar 3% eind 2016.

 

3.3 Alcohol- en drugsgebruik jongeren

Het rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel / Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011’ heeft als input gediend voor het beleidskader WMOZ. De hoofdstukken ‘Alcoholgebruik’ en ‘Drugs’ in dat rapport waren o.a. gebaseerd op een enquête die in 2007 is gehouden. Inmiddels zijn de resultaten van de enquête van 2011 bekend en daarin is een afname te zien van alcohol- en drugsgebruik bij jongeren. Onderstaande tekst is gebaseerd op de monitor van 2011.

Alcohol

Alcoholgebruik onder jongeren daalt, maar is nog steeds hoog

Het alcoholgebruik onder jongeren is al jaren een belangrijk punt van aandacht. De dalende trend in het alcoholgebruik zet door. In 2007 had 64% van de 12 t/m 18 jarigen in Bladel wel eens alcohol gedronken. Nu is dat 53%. Ook in de regio is een forse daling te zien; van 61% in 2007 naar 49% in 2011.

Ook daling recent alcoholgebruik, vooral beneden 16 jaar

Het percentage jongeren in Zuidoost-Brabant dat recent (in de afgelopen maand) alcohol heeft gedronken is tussen 2007 en 2011 afgenomen van 49% naar 41%. In Bladel is dit percentage ook afgenomen, van 51% in 2007 naar 45%. Uit de regiocijfers blijkt dat het recent alcoholgebruik in de leeftijdsgroep 12 t/m 15 jaar vooral fors is gedaald (2007: 23% vs. 2011: 14%). Bij de 16 t/m 18 jarigen is dit gedaald van 81% naar 78%.

Jongeren starten op latere leeftijd met drinken

Steeds meer jongeren houden zich aan de norm ‘geen alcohol onder de 16’. De huidige cijfers laten zien dat 23% van de drinkende jongeren in Bladel hun eerste glas dronk op de leeftijd van 12 of 13 jaar. In 2007 was dat nog 35%. Startleeftijd 16 jaar of ouder is gestegen van 8% in 2007 naar 17% nu. Ook regionaal zien we deze verschuiving.

In 2008 geeft 4% van de ouders met een kind van 8 tot en met 11 jaar aan dat hun kind al eens alcohol heeft gedronken. In 2005 was dit nog 12%. Bladel scoort hierin gunstiger dan de regio.

Mate van alcoholgebruik onder drinkers blijft verontrustend

Regiocijfers tonen dat bij de 16 t/m 18 jarigen het alcoholgebruik fors blijft. Bijna 80% van de jongeren in deze leeftijd drinkt en 41% is recent dronken of aangeschoten geweest. Twaalf procent van de 16-plussers drinkt wekelijks 20 glazen alcohol of meer. In de afgelopen maand heeft 61% bij één gelegenheid 5 glazen of meer gedronken (binge drinken).

Ten opzichte van 2007 is de mate van alcoholgebruik onder de (recente) drinkers in de regio niet verder toegenomen. Toch blijft het alcoholgebruik verontrustend. In Bladel drinken de jongeren die alcohol drinken, meer dan in 2007. Het percentage ‘binge drinkers’ onder recente alcohol gebruikers is fors toegenomen (2007: 71% vs. 2011: 82%).

Drinkers willen blijven drinken

Slechts een kleine groep van de drinkers in Zuidoost-Brabant is van plan om binnenkort dit gedrag te veranderen. Zeven procent geeft aan binnenkort minder te willen gaan drinken en 21% wil binnenkort niet meer dronken worden. Dit zijn vooral de 12 t/m 15 jarigen. In Bladel zijn deze percentages vergelijkbaar.

Trend alcoholgebruik in Bladel en regio Zuidoost-Brabant

Conclusie

Het alcoholgebruik onder de 16- ers is de afgelopen jaren flink gedaald. De huidige landelijke, regionale en lokale aanpak heeft hieraan zeker een bijdrage geleverd. Uit onderzoek blijkt ook dat ouders in 2009 de norm ‘geen alcohol onder de 16 jaar’ duidelijk meer steunen in vergelijking met 2006. Gunstige trends dus, maar jongeren die drinken, drinken nog steeds heel erg veel. Voldoende reden om de aanpak de komende jaren voort te zetten

Drugs

Drugsgebruik in Bladel stabiel

In de regio Zuidoost-Brabant is het drugsgebruik in de afgelopen vier jaar afgenomen. Deze daling zien we zowel bij softdrugs zoals wiet of hasj en paddo’s, als bij de harddrugs amfetamine en cocaïne. 2% van de jongeren in Bladel geeft in de enquête aan de afgelopen maand softdrugs gebruikt te hebben. In 2007 was dat 3%. Het harddrugsgebruik in Bladel is hetzelfde gebleven; 0,5% gebruikte paddo’s, 0,9% gebruikte XTC/MDMA in de afgelopen maand. Andere drugs werden niet gebruikt. Jongens gebruiken vaker wiet of hasj, XTC/MDMA, en paddo’s dan meisjes. 16-18 jarigen gebruiken vaker wiet of hasj, XTC/MDMA en harddrugs inclusief LSD dan de 12-15 jarigen.

GHB

0,2 % van de jongeren in de regio geeft in de enquête aan de afgelopen maand GHB gebruikt te hebben. In Bladel is dit percentage 0% (volgens GGD- enquête).

Drugsgebruik in beeld bij jongerenopbouwwerk

Bij de gegevens uit de Gezondheidsmonitors kan sprake zijn van een onderschatting. Dit onderzoek betreft een zelfrapportage, waarbij jongeren mogelijk niet altijd eerlijk aangeven in hoeverre zij gebruik maken van genotmiddelen. Het is daarom lastig een eenduidig beeld te krijgen van het aantal jongeren dat soft- en/of harddrugs gebruikt.

In 2010 heeft Jeugd-Punt ongeveer 50 jongeren in beeld die drugs gebruiken. Het gaat hierbij om jongeren en jongvolwassenen in de leeftijd van 12 tot en met 21 jaar. Jeugd-Punt heeft geen signalen dat sprake is van een toename. Wat wel opvalt is dat de jeugd steeds makkelijker denkt over drugsgebruik en er ook vrijer mee omgaat.

Trend drugsgebruik in Bladel

Conclusie

Hoewel het aantal drugsgebruikers in Bladel beperkt lijkt te zijn blijft aandacht voor deze problematiek van groot belang. Drugs zijn middelen die de hersenen prikkelen waardoor er geestelijke en lichamelijke effecten optreden. De effecten kunnen stimulerend zijn, verdovend of bewustzijnsveranderend. Cannabis heeft op de korte termijn onder andere een negatieve invloed op de concentratie. Dit kan prestaties op school of werk verslechteren en deelname aan het verkeer is riskant. Op de lange termijn werkt cannabis verslavend en kunnen psychische klachten verergeren.

Regelmatig gebruik van cocaïne kan leiden tot geestelijke afhankelijkheid. Heroïne is een van de weinige drugs waar gebruikers (snel) lichamelijk afhankelijk van kunnen worden.

Het combineren van alcohol en drugs geeft vaak extra en onverwachte risico’s, deze verschillen per combinatie van middelen en per persoon.

Bovenstaande maakt duidelijk dat, alhoewel het alcohol- en drugsgebruik onder jongeren gedaald is, het goed is om als gemeente in te blijven zetten op het terugdringen van alcohol- en drugsgebruik bij jongeren. De gemeente heeft dat ook de afgelopen jaren gedaan. Onder andere de volgende activiteiten zijn voor deze doelgroep jongeren uitgevoerd:

  • -

    De gemeente Bladel participeert in het regionale alcoholmatigingsproject ‘Laat je niet flessen’. Dit project richt zich met name op de omgeving van de jongeren, zoals ouders, docenten en verenigingen. Door hen voor te lichten over de gevaren van alcoholgebruik bij jongeren, is de verwachting dat het alcoholgebruik af zal nemen.

  • -

    Het jongerenopbouwwerk heeft de drinkketen in Bladel bezocht. Met de jongeren is gesproken over de gevolgen van (overmatig) alcoholgebruik.

  • -

    Novadic-Kentron heeft een informatiestand bemand tijdens rapportbesprekingen om zo de ouders te bereiken. Verder is er wekelijks een Drugs Informatie en Advies-spreekuur op school voor leerlingen, ouders en docenten.

  • -

    Jeugd-Punt verzorgt elk jaar ATD-gastlessen op de basisscholen over de thema’s Alcohol, Tabak en Drugs en verzorgt samen met de kinderen een avond voor de ouders.

2013-2016

Voor de periode 2013-2016 wordt op de volgende wijze aandacht gegeven aan deze derde prioriteit van het Lokaal Gezondheidsbeleid.

Laat je niet flessen

De gemeente Bladel blijft de komende periode deelnemen aan het project ‘Laat je niet flessen’. Op deze manier blijft de voorlichting aan ouders en andere volwassenen rondom de jeugd tot stand. De bedoeling is dat zij door de kennis die ze opdoen, invloed op de jongeren uitoefenen om zo het alcoholgebruik tegen te gaan.

Voorlichting

Het wekelijkse Drugs Informatie en Advies-spreekuur op het Pius X-college voor leerlingen, ouders en docenten wordt in stand gehouden. Ook het CJG kan voorlichting op maat geven. Dit kan via de contacten die het CJG met jongeren en ouders onderhoudt, maar bijvoorbeeld ook voorlichting aan groepen ouders is mogelijk. Indien mogelijk zal de gemeente Bladel ook weer deelnemen aan het project ‘Uit met ouders’. Via deze actie worden ouders van jongeren in de leeftijd van 13 t/m 17 jaar geïnformeerd over het uitgaan in Bergeijk en Reusel – De Mierden. De ouders kunnen zien waar hun zoon of dochter uitgaat en worden op de hoogte gebracht van de gevaren van alcohol. Om de jongere jeugd te bereiken verzorgt Jeugd-Punt elk jaar ATD-gastlessen op de basisscholen over de thema’s Alcohol, Tabak en Drugs en organiseert samen met de kinderen een avond voor de ouders.

Signalering

Omdat de jongerenwerker veel contact heeft met de Bladelse jeugd kan hij de jongeren bijpraten over de gevolgen van het gebruik van alcohol en drugs. Daarbij kan hij een belangrijke signaleringsfunctie vervullen, met name waar het drugsgebruik betreft. De jongerenwerker kan doorverwijzen naar een hulpverlenende instantie of de ouders aanspreken op het gedrag van hun kind.

Regelgeving- en handhaving

Drank- en horecawet

Wat betreft de aanpak van (overmatig) alcoholgebruik bij jongeren kan niet worden volstaan met bewustwording, voorlichting en educatie. Er moet ook aandacht zijn voor regelgeving en handhaving. De nieuwe Drank- en horecawet biedt hiervoor meer mogelijkheden. Deze wet wordt 1 januari 2013 van kracht.

Met bovenstaand beleid moet de gemeente Bladel in staat zijn het aantal jongeren dat alcohol en/of drugs gebruikt te laten dalen.

Streefcijfers:

Aantal 12 t/m 18 jarigen dat wel eens alcohol heeft gedronken daalt van 53% naar 45%.

Het percentage jongeren dat recent alcohol heeft gedronken daalt van 45% naar 40%.

Het percentage jongeren dat hun eerste glas dronk op de leeftijd van 12 of 13 jaar is verder gedaald van 23% naar 10% en het percentage jongeren dat hun eerste glas alcohol drinkt bij een leeftijd van 16 jaar of ouder stijgt van 17% naar 25%.

Het percentage binge drinkers daalt van 82% naar 70%.

Het percentage jongeren dat in de afgelopen maand softdrugs gebruikt heeft daalt van 2% naar 1%.

3.4 Gezondheidseffecten intensieve veehouderij

Het rapport ‘Op weg naar een gezonder Bladel / Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011’ heeft als input gediend voor het beleidskader WMOZ. Het hoofdstuk ‘gezondheid en fysieke omgeving’ in dat rapport is gebaseerd op een enquête die in 2009 is gehouden. Mede op basis van deze enquête heeft de gemeenteraad besloten ‘gezondheidseffecten intensieve veehouderij’ aan de prioriteiten van het lokaal gezondheidsbeleid toe te voegen.

Onderstaande tekst is gebaseerd op de monitor van 2009.

Hoge mens-dier dichtheid in de regio verhoogt risico op gezondheidsklachten

In de intensieve veehouderij spelen zowel infectieziekten als ook de blootstelling aan milieufactoren een belangrijke rol bij het risico op ontstaan van gezondheidsklachten in de omgeving. Het vrijkomen van stoffen zoals ammoniak en fijn stof, met daaraan gebonden allerlei biologische agentia kan leiden tot extra blootstelling. Geur en geluid spelen een belangrijke rol in de hinderbeleving van omwonenden.

Sinds juni 2011 is er een eerste onderzoeksrapportage beschikbaar die meer inzicht geeft in de mogelijke effecten van de intensieve veehouderij op de gezondheid voor omwonenden. De onderzoekers constateren in dit onderzoek dat wonen nabij intensieve veehouderij tot effecten op de luchtwegen kan leiden. De omwonenden zijn potentieel blootgesteld aan endotoxinen (deeltjes van bacteriën of schimmels die zitten in agrarisch stof) en micro-organismen (bacteriën, virussen, schimmels e.d.). De niveaus zijn in de regel laag, maar er kunnen lokale situaties zijn dat het niveau voldoende hoog is om bij een deel van de omwonenden tot effecten op de luchtwegen te leiden. Bij omwonenden wordt minder astma geconstateerd, maar astmapatiënten hebben wel meer last van luchtweginfecties als ze in de buurt van veehouderijbedrijven wonen. Astma komt wel vaker voor in de buurt van nertsenfokkerijen. Ook constateren de onderzoekers dat o.a. de pluimveebedrijven geassocieerd worden met meer longontsteking. Uit eerdere (internationale) onderzoeken bleek dat zelfgerapporteerde gezondheidsklachten zoals luchtwegklachten, irritatie van de ogen en hartkloppingen vaker voorkomen bij omwonenden van intensieve veehouderijen dan bij de algemene bevolking. Ook rapporteren omwonenden vaak een vermindering van de kwaliteit van leven en/of welzijn in vergelijking met andere groepen.

Door grote mens- en dierdichtheid kunnen nieuwe infectieziekten ontstaan

Een ander blijvend zorgpunt is dat door de grote mens- en dierdichtheid nieuwe infectieziekten kunnen ontstaan die van dier op mens overgaan (zoönosen). Dat kan via direct diercontact, de lucht, mest en via voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong.

Ook het terugdringen van antibioticagebruik om antibioticaresistentie tegen te gaan is een punt van

aandacht. De dreiging van zoönosen heeft in Noord-Brabant vooral aandacht gekregen door de uitbraak van de Q-koorts.

Conclusie

De mogelijke gezondheidseffecten van intensieve veehouderij is een thema dat burgers steeds meer bezighoudt. Alhoewel de gezondheidseffecten soms moeilijk vast te stellen zijn – wat blijkt uit bovenstaande tekst – is het belangrijk om in het gemeentelijk beleid voor zekerheid te gaan en risico’s voor de gezondheid zoveel mogelijk uit te sluiten.

2013-2016

Voor de periode 2013-2016 wordt op de volgende wijze aandacht gegeven aan deze vierde prioriteit van het Lokaal Gezondheidsbeleid.

Plattelandsnota

De gemeenteraad heeft op 28 juni 2012 de keuzenotitie van de plattelandsnota vastgesteld. In de plattelandsnota wordt beleid opgesteld voor alle ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Intensieve veehouderij is hier een belangrijk onderdeel van. Bij de afwegingen die de gemeenteraad moet maken ten behoeve van de plattelandsnota worden de effecten op de volksgezondheid meegenomen. Om deze effecten vast te stellen is de GGD bij het opstellen van de plattelandsnota betrokken.

Met het vaststellen van de keuzenotitie heeft de gemeenteraad een aantal besluiten genomen die een positieve invloed hebben op gezondheidseffecten van de intensieve veehouderij.

De gemeente Bladel stopt met de ontwikkeling van een LOG.

Effecten volksgezondheid

  • -

    Minder infectieziektendruk omdat er minder clustering van intensieve veehouderij bedrijven is.

Er wordt een nieuwe zonering ingevoerd van het buitengebied die specifiek is gericht op de intensieve veehouderij, waarbij het uitgangspunt wordt gehanteerd dat veehouderijbedrijven niet groter zijn dan 300 NGE.

Effecten volksgezondheid

  • -

    Door veehouderijbedrijven op slot te zetten vindt geen doorontwikkeling plaats, waardoor minder cumulatie van geurhinder optreedt.

  • -

    Er komen minder grotere iv bedrijven; dit heeft een positief effect op de infectieziektendruk.

  • -

    Geen extra toename van fijn stof omdat iv bedrijven niet kunnen groeien.

De gemeente scherpt de normen in de Geurverordening aan, zodat de toename van geurhinder stopt. Effecten volksgezondheid

  • -

    Hoewel de relatie niet altijd zichtbaar is, mag aangenomen worden dat de aanwezigheid van minder IV-bedrijven een positief effect heeft op de gezondheid en de leefomgeving.

  • -

    Er vindt geen verdere toename meer plaats van geurbelasting.

  • -

    Indien bedrijven hun activiteiten moeten stoppen omdat ze niet meer aan de eisen kunnen voldoen, heeft dit direct positieve effecten omdat overlast wordt beëindigd met de staking van de activiteiten.

  • -

    Indien de overlast van geur minder waarneembaar is, wordt tevens minder overlast ervaren van andere bedrijfsaspecten (subjectieve waarneming wordt beïnvloed).

De controlefrequentie bij agrarische bedrijven wordt opgevoerd.

Effecten volksgezondheid

  • -

    Meer inzicht in effecten op de volksgezondheid doordat de bedrijfsvoering en bedrijfshygiëne beter in kaart is gebracht.

Lichthinder door bedrijven en bij burgerwoningen verbieden tussen 23.00 uur en 06.00 uur.

Effecten volksgezondheid

  • -

    Afname van lichthinder kan mogelijk een licht positief effect hebben.

  • -

    Verstoring van nachtrust voor omwonenden neemt af.

Lichthinder op sportparken wordt verboden tussen 23.00 en 7.00 uur.

Effecten volksgezondheid

  • -

    Afname van lichthinder kan mogelijk een licht positief effect hebben.

  • -

    Verstoring van nachtrust voor omwonenden neemt af.

Er wordt zo spoedig mogelijk overgegaan tot het systeem van het elektronisch monitoren van het gebruik van luchtwassystemen. Effecten volksgezondheid

  • -

    Positief effect door betere beheersing van emissie en terugdringen van waarneembare geurhinder.

  • -

    Biologische luchtwassers zijn meer gericht op het terugdringen van geur.

Anderzijds is nog onbekend, welke biologische bacteriën er extra uit een biologische luchtwasser komen. De effecten van het gebruik van deze luchtwassers op lange termijn zijn eveneens onbekend.

De normen in de Geurverordening worden zodanig strenger dat het cumulatieve effect van geurhinder afneemt.

Effecten volksgezondheid

  • -

    Hoewel de relatie niet altijd zichtbaar is, mag aangenomen worden dat de aanwezigheid van minder IV-bedrijven een positief effect heeft op de gezondheid en de leefomgeving.

  • -

    Er vindt geen verdere toename meer plaats van geurbelasting.

  • -

    Indien bedrijven hun activiteiten moeten stoppen omdat ze niet meer aan de eisen kunnen voldoen, heeft dit direct positieve effecten op de afname van geurhinder.

  • -

    Indien de overlast van geur minder waarneembaar is, wordt minder overlast ervaren van andere bedrijfsaspecten (positief effect op subjectieve waarneming).

Het effect van de afwaartse beweging stimuleren door financiële bijdragen beschikbaar te stellen.

Effecten volksgezondheid

  • -

    Het aantal geurgehinderden neemt af wanneer bedrijven stoppen.

  • -

    Aantal blootgestelden aan fijn stof en micro componenten neemt af.

  • -

    Hoewel de relatie niet altijd zichtbaar is, mag aangenomen worden dat de aanwezigheid van minder IV-bedrijven ook een positief effect heeft op de gezondheid en de leefomgeving.

Uit bovenstaande keuzes blijkt duidelijk dat eventuele negatieve gezondheidseffecten door intensieve veehouderij in bepaalde mate worden terug gedrongen. Gezondheidseffecten worden dus meegenomen in de plattelandsnota. De plattelandsnota is daarvoor ook het beste instrument.

De vervolgstap is dat bovenstaande keuzes worden uitgewerkt in een beleidsplan.

Hoofdstuk 4 Financiën

Voor de uitvoering van de nota Lokaal Gezondheidsbeleid is jaarlijks € 3.500,- beschikbaar. Uit deze nota blijkt dat er vaak sprake is van een integrale aanpak waardoor gebruik gemaakt wordt van andere budgetten.

Het voorstel is daarom om de bestemming van de € 3.500,- niet vast te leggen, maar beschikbaar te houden om eventuele initiatieven te ondersteunen. Dit kunnen bijvoorbeeld initiatieven zijn vanuit verenigingen, dorpsraden of andere vormen van burgerinitiatief. Daarnaast geeft deze financiële ruimte ook de mogelijkheid om aan te sluiten bij ontwikkelingen op Kempen-niveau, bijvoorbeeld voor het regionaal organiseren van een informatie-avond.

Bijlage 1 Rapport 'Op weg naar een gezonder Bladel / Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011'

Op weg naar een gezonder Bladel

Bijlage 2 Factsheet

Factsheet

Bijlage 3 Tabellenboek jeugdmonitor 12 t/m 18 jarigen

 

Tabellenboek jeugdmonitor