Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2017

De raad van de gemeente Bladel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 november 2016, R2016.122;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

overwegende dat de doelstelling van de rioolheffing is om de tarieven 100% kostendekkend te houden;

dat de kosten om tot uitvoering van het vGRP 2015-2020 zijn gedaald vanwege een gewijzigde rentetoerekening;

dat op 12 mei 2016 door uw raad voor een nieuwe heffingsmethodiek is gekozen;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2017

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van Brabant Water betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, oppervlaktewater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2. Als gebruiker wordt aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 2 lid a en b wordt geheven naar:

  • a.

    een vast bedrag per perceel voor in hoofdzaak woningen;

  • b.

    een vast bedrag per perceel indien sprake is van een agrarische bedrijf;

  • c.

    een bedrag op basis van het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat vanuit het perceel direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd voor in hoofdzaak niet-woningen.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters afgevoerd water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het aan het belastingjaar voorafgaande kalenderjaar naar het perceel is toegevoerd en/of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

  • De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

  • 5.

    Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare huishoudens.

Artikel 6 Tarieven

  • 1.

    De belasting bedraagt per jaar, per perceel als bedoeld artikel 2 lid a en b, zijnde in hoofdzaak een woning, indien deze:

  • a.

    wordt gebruikt door één persoon: € 96,00

  • b.

    wordt gebruikt door twee of meer personen: € 240,00

  • c.

    de toestand in de basisregistratie Personen (BRP) bij aanvang van de drie belastingtijdvakken is bepalend of er sprake is van een één of meerpersoonshuishouden.

  • 2.

    De belasting bedraagt per jaar, per perceel als bedoeld artikel 2 lid a en b, zijnde niet in hoofdzaak een woning; bij een hoeveelheid afvalwater van:

a.

0-50 m3

€ 96,00

b.

51 - 300 m3

€ 345,00

c.

301 - 750 m3

€ 900,00

d.

751 - 1500 m3

€ 1.750,00

e.

1501 - 5000 m3

€ 4.500,00

f.

5001 - 15.000 m3

€ 9.500,00

g.

15.001 - 30.000 m3

€ 27.500,00

h.

30.001 m3 en/of meer

€ 60.000,00

  • 3.

    In afwijking van de artikelen 6.1 en 6.2 bedraagt de belasting per jaar als bedoeld in artikel 2 lid a en b, indien sprake is van een agrarisch bedrijf: € 576,00.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is een aaneengesloten periode van vier kalendermaanden. Een belastingjaar bestaat uit drie belastingtijdvakken.

  • 2. Het eerste belastingtijdvak gaat in op 1 januari 2017.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtigen kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in 3 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 50,- de verschuldigde belasting door middel van automatisch incasso in één termijn van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste, tweede en derde lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening rioolheffing 2016”, vastgesteld door de raad van de gemeente Bladel bij besluit van 5 november 2015, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing 2017”.

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 15 december 2016.

De raad voornoemd,

de griffier, L.A.J. Dirks

de voorzitter, A.J.A. van Dun

TOELICHTING VERORDENING RIOOLHEFFING 2017

Tarieven (artikel 6, van de verordening Rioolheffing 2017)

De nadrukkelijke bedoeling van dit artikel is dat recreatiepark Landal Het Vennenbos als een niet-woning wordt beoordeeld bij het bepalen van het te hanteren tarief. Hiervoor zijn twee redenen. Aan de ene kant kan voor de individuele woningen geen gezinssamenstelling worden bepaald, waardoor deze grondslag niet gebruikt kan worden bij het bepalen van de hoogte van de aanslag rioolheffing. Daarnaast is het het recreatiepark zelf dat water afneemt van Brabant Water. Het water wordt niet door de individuele woningen afgenomen.