Regeling vervallen per 31-12-2021

Integratienota gemeente Boxmeer

Geldend van 20-11-2012 t/m 30-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 18-12-2008

Intitulé

Integratienota gemeente Boxmeer

Cijfers en achtergrond

Inleiding

Over de integratie van allochtonen is de laatste jaren veel gesproken. De toon van het debat is de laatste jaren steeds feller geworden, mede naar aanleiding van enkele gebeurtenissen die een grote maatschappelijke invloed hebben gehad. Er zijn veel discussies in de politiek en in de media, waar zowel critici als voorstanders van de multiculturele samenleving zijn te horen. Integratie is hiermee een actueel onderwerp geworden, ook in de gemeente Boxmeer.

In 2007 is het project Een Kleurrijk Krachtenspel afgerond. Tijdens dit vierjarige project zijn er activiteiten en deelprojecten opgestart om de integratie en participatie van mensen met een andere culturele achtergrond in de gemeente Boxmeer te bevorderen door middel van een tweezijdige benadering. Integratie is immers een proces dat van twee kanten moet komen, zowel de allochtone1 als autochtone inwoners van de gemeente Boxmeer zullen zich in moeten zetten om de integratie tot een succes te kunnen maken.

In de gemeente Boxmeer is tot nog toe geen apart integratiebeleid geweest. Dit wil echter niet zeggen dat er geen aandacht is voor zaken die de integratie kunnen bevorderen. Al het beleid dat binnen de gemeente wordt ontwikkeld is automatisch van toepassing op alle inwoners van de gemeente, allochtoon én autochtoon. Hierdoor wordt er integraal gewerkt en zijn er al de nodige activiteiten die de integratie in de gemeente Boxmeer bevorderen.

In deze nota wordt allereerst de stand van zaken in Boxmeer weergegeven en, waar mogelijk, vergeleken met de landelijke gegevens. Vervolgens zullen er een aantal onderwerpen die in de gemeente Boxmeer kansen bieden voor een betere integratie worden uitgelicht.

Definitie en visie

Er wordt veel gesproken en geschreven over integratie, maar wat betekent ‘integratie’ nu eigenlijk? De officiële definitie zoals ze in de van Dale staat is als volgt: ‘het maken tot een harmonisch geheel of opnemen in een geheel’.

Integratie is in de eerste plaats een kwestie van een goed functionerende samenleving waarin iedereen een plekje vindt en zich gelukkig voelt. Alle inwoners van de gemeente Boxmeer, ongeacht hun afkomst, sociale status of geloof moeten dezelfde kansen hebben om actief deel te nemen aan de samenleving. Welzijn, samenwerken en zelfredzaamheid zijn hierin belangrijke pijlers. Om welzijn en zelfredzaamheid te bewerken is actief burgerschap een belangrijke waarde. Iedere burger heeft dezelfde rechten, maar óók dezelfde plichten. De tweezijdige benadering zoals deze in Een Kleurrijk Krachtenspel naar voren is gekomen is hierbij een handvat. Van de ene kant wordt van nieuwkomers verwacht dat zij integreren, van de andere kant moet de Boxmeerse samenleving dit ook mogelijk maken. Integratie wordt het beste bereikt door kleinschalige projecten, waarbij particulieren en organisaties samenwerken. De Boxmeerse visie op integratie is: het willen en kunnen deelnemen aan de Boxmeerse samenleving, waarbij de tweezijdige benadering van essentieel belang is.

De definitie van het begrip allochtoon zoals ze in deze nota wordt gebruikt, is die van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Volgens deze definitie is een allochtoon een persoon die zelf, of waarvan (één van) beide ouders in het buitenland is geboren.

De cijfers

Er zijn grote verschillen in de spreiding van allochtonen binnen Nederland. In 2008 was één op de vijf inwoners van Nederland van allochtone afkomst. Dit wil zeggen dat er 3,1 miljoen Nederlanders zijn die zelf, of waarvan (één van) beide ouders in het buitenland is geboren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen westerse en niet-westerse allochtonen. 2

De integratienota gemeente Boxmeer richt zich in het bijzonder op de integratie van niet-westerse allochtonen, omdat in de praktijk blijkt dat dit vaak de groep is waar de meeste achterstanden zijn. In onderstaande figuren wordt de bevolkingsopbouw van Boxmeer en die van Nederland getoond.

Figuur 1: Bevolkingsopbouw in Nederland januari 2008

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2: Bevolkingsopbouw gemeente Boxmeer januari 2008

afbeelding binnen de regeling

Bij een vergelijking van beide figuren is duidelijk te zien dat in de gemeente Boxmeer weinig allochtonen wonen in vergelijking met het Nederlandse gemiddelde. Zoals hiervoor al vermeld is, focust deze integratienota zich op de niet-westerse allochtonen. In de gemeente Boxmeer gaat het dan concreet om 788 personen. De meeste mensen met een allochtone achtergrond die wonen in de gemeente Boxmeer zijn afkomstig van Turkije, Marokko, voormalig Joegoslavië, Suriname en de Nederlandse Antillen. Wanneer er in deze nota over niet-westerse allochtonen wordt gesproken, dan zullen daar voortaan ook de mensen uit voormalig Joegoslavië mee bedoeld worden. Op deze manier worden de grootste groepen allochtonen expliciet vertegenwoordigd in deze nota.

De allochtonen die in de gemeente Boxmeer wonen zijn niet gelijk verdeeld over de gemeente. De meeste allochtonen zijn woonachtig in de kern Boxmeer. In onderstaande tabel is de spreiding over de gemeente te zien.

Tabel 1: Percentage allochtone en autochtone inwoners in de gemeente Boxmeer, naar kern en wijk. (januari 2008)

afbeelding binnen de regeling

Bron: Gemeentelijke Basis Administratie. Mensen met een dubbele nationaliteit zijn opgenomen als allochtoon, dit is de meest gebruikelijke definitie van het CBS.

In de tabel is te zien dat in de kernen buiten de kern Boxmeer het percentage allochtonen dat er woont zeer laag is. Wanneer het onderscheid gemaakt wordt tussen westerse en niet-westerse allochtonen, dan komt in veel kernen het percentage niet-westerse allochtonen uit rond de 1%.

Werkwijze

Voor de totstandkoming van het integratiebeleid is er veel contact gezocht met het veld. Er zijn interviews gehouden met verschillende sleutelfiguren om te achterhalen wat er leeft, welke knelpunten er zijn en wat er al allemaal gebeurt. De sleutelfiguren zijn de voorzitters van de zelforganisaties en Dunya, de directeuren van basisscholen, mensen uit het voortgezet onderwijs, de jeugdagent, jongerenwerker, de intermediair in het onderwijs, medewerkers van vluchtelingenwerk, medewerkers van Radius en medewerkers van de ambtelijke organisaties die in hun werk te maken hebben met integratie. Door deze interviews is duidelijk geworden wat de belangrijkste aandachtsgebieden van het integratiebeleid moeten zijn. Dit zijn: inburgering, taalbeheersing, onderwijs, jeugd, werk en inkomen en ouderen. In het volgende hoofdstuk worden deze aandachtsgebieden verder uitgewerkt.

Aandachtsgebieden

Inleiding

In dit hoofdstuk worden de aandachtsgebieden voor de Boxmeerse integratienota behandeld. Uit de interviews met sleutelfiguren in het veld, zoals het onderwijs, welzijnsinstellingen en zelforganisaties, zijn verschillende punten naar voren gekomen die hier aan bod komen. De aandachtsgebieden zijn inburgering, taalbeheersing, werk & inkomen, onderwijs & jeugd en ouderen. Er wordt kort op de landelijke trend ingegaan en vervolgens wordt de Boxmeerse situatie beschreven. De actiepunten en aanbevelingen komen in hoofdstuk 4 aan bod.

Inburgering

Inburgering is de eerste stap naar integratie. Wanneer mensen naar Nederland komen, zullen ze in eerste instantie bezig zijn met het verzekeren van de eerste basisbehoeften, zoals een woning en een inkomen. Dit zijn al de eerste stappen in de richting van integratie. Integratie gaat echter verder en betekent ook dat mensen participeren in de samenleving. Voor participatie is inburgering een vereiste. Mensen moeten weten hoe de nieuwe samenleving werkt, hoe de nieuwe cultuur globaal in elkaar steekt en ze moeten een basiskennis opdoen van de Nederlandse taal.

De gemeente Boxmeer heeft op het beleidsterrein inburgering altijd de landelijke beleidslijn gevolgd. Met de introductie van de Wet Inburgering (WI) per 1 januari 2007 is met betrekking tot het beleidsterrein inburgering een accentverschuiving opgetreden. De eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar is centraal komen staan. Uitgangspunt bij deze nieuwe wet is dat iedereen die zich nieuw in Nederland, of Boxmeer, vestigt zal handelen vanuit de eigen behoefte zich de nieuwe taal en gewoonten eigen te maken. Ook inwoners die al jarenlang in de gemeente wonen maar geen Nederlander zijn hebben in het kader van de nieuwe wet de verplichting tot inburgering en het doen van een inburgeringsexamen gekregen. Vanuit deze eigen verantwoordelijkheid zal de inburgeraar zich actief inzetten om dat doel te bereiken. De gemeente heeft daarin alleen een faciliterende rol. Het informeren en aanbieden van (scholings)mogelijkheden aan deze inwoners en uiteindelijk het handhaven van de plicht tot inburgeren. Niet het vrijblijvend volgen van scholing maar de verplichting tot het doen en halen van het afsluitende examen is opgenomen in de Wet Inburgering.

Na het invoeren van de WI met ingang van 1 januari 2007 zijn in de loop van de tijd versoepelingen en uitbreidingen aangebracht. De eerste ervaringen met de nieuwe wet maakten duidelijk dat deze groep nieuwe en oude inwoners extra begeleiding en stimulering nodig heeft. Aansluitend hierop heeft de gemeente Boxmeer besloten alle inburgeringsplichtigen– zowel nieuwkomers als oudkomers – te ondersteunen bij de verplichting in te burgeren en een inburgeringsexamen met goed gevolg af te sluiten. Dat betekent dat iedere inburgeringsplichtige van de gemeente een scholingsaanbod tot en met het examen èn maatschappelijke begeleiding krijgt aangeboden. De afdeling die belast is met de uitvoering van de wet inburgering dient handhavend op te treden wanneer een inburgeraar weigert om mee te werken aan een inburgeringstraject.

Bijlage 1 geeft nader inzicht in aantallen inburgeringsplichtigen en de wijze waarop de gemeente Boxmeer met de implementatie van deze nieuwe Wet Inburgering is omgegaan.

Ook het vluchtelingenwerk in de gemeente Boxmeer heeft een rol bij de inburgering van allochtonen in de gemeente. Het vluchtelingenwerk heeft in het laatste kwartaal van 2007 alle intakegesprekken verzorgd met de mensen die als potentieel inburgeringsplichtig zijn aangemerkt in de nieuwe Wet Inburgering. Er hebben 194 gesprekken plaatsgevonden.

Naast de extra activiteiten die de nieuwe Wet Inburgering en het generaal pardon met zich mee hebben gebracht verzorgt het vluchtelingenwerk ook de eerste opvang van reguliere, nieuwe, vluchtelingen. Vluchtelingen krijgen gedurende een periode van zes weken intensieve begeleiding, dit varieert van juridisch advies en het regelen van eerste huisvesting tot maatschappelijke begeleiding. Afhankelijk van de zelfredzaamheid van de vluchteling neemt de begeleiding na zes maanden af. Wanneer er dan nog punten zijn waar de cliënt hulp bij nodig heeft, wordt er zoveel mogelijk doorverwezen naar de reguliere hulpverlening. In 2007 had vluchtelingenwerk 97 cliënten.

Een belangrijke functie van het vluchtelingenwerk is belangenbehartiging van vluchtelingen. Hiervoor zijn er wekelijkse spreekuren. Cliënten worden geholpen met het invullen van formulieren, krijgen antwoorden op vragen van juridische aard, met betrekking tot onderwijs of gezondheidszorg. Naast de spreekuren vinden er ook individuele gesprekken plaats met cliënten waarvan de problemen meervoudig en complex zijn. In 2007 zijn er in het totaal 615 contactmomenten met cliënten geweest. Dit is een sterke toename ten opzichte van 2006, toen was het aantal contactmomenten met cliënten 212.

Om de zelfredzaamheid van de cliënten te bevorderen worden er regelmatig sociaal-culturele activiteiten georganiseerd, om zo participatie in de samenleving te stimuleren. Deze activiteiten worden georganiseerd en begeleid door een 16-tal vrijwilligers. Er worden een aantal feesten gezamenlijk gevierd, zoals Sinterklaas en het Suikerfeest. Verder worden er informatiebijeenkomsten georganiseerd, bijvoorbeeld over de nieuwe Wet Inburgering. Vluchtelingenwerk ondersteunt vluchtelingen, nieuwkomers en oudkomers bij de eerste stappen van inburgering en integratie.

Taalbeheersing

Zonder een goede beheersing van de Nederlandse taal is het moeilijk om mee te draaien in de Nederlandse samenleving. Door de Wet Inburgering worden oudkomers en nieuwkomers verplicht taallessen te volgen. Op deze manier krijgt iedereen in de gemeente Boxmeer de kans om Nederlands te leren.

Er is veel aandacht voor het taalniveau van kinderen op verschillende momenten in de schoolloopbaan. Uit interviews met directeuren van basisscholen komt naar voren dat er binnen het huidige onderwijsbeleid voldoende maatregelen mogelijk zijn om een eventuele taalachterstand bij kinderen te verhelpen. Hierdoor is er geen sprake van grote taalachterstanden bij allochtone kinderen. De Vroeg en Voorschoolse Educatie heeft hierin een belangrijke rol. Binnen de Lokale Educatieve Agenda is taalontwikkeling en het onderkennen en aanpakken van (potentiële) taalachterstanden een van de prioriteiten. Vanuit de overtuiging dat mogelijke taalachterstanden zo vroeg mogelijk moeten worden aangepakt neemt de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) een belangrijke plaats in.

Op alle peuterspeelzalen in de gemeente Boxmeer wordt het VVE-programma “Puk en Ko” aangeboden. Dit programma is gericht op het stimuleren van taalontwikkeling en taalgebruik. Kinderen die een potentiële taalachterstand hebben, krijgen een extra dagdeel VVE (op kosten van de gemeente) aangeboden. In principe is dit aanbod gericht op alle peuters. In de praktijk maken voor een groot deel peuters die tweetalig worden opgevoed en waarvan de Nederlandse taal niet de moederstaal van de ouders is, gebruik van dit extra dagdeel. Bewust is gekozen voor gemengde VVE-groepen. Enerzijds vanwege de stimulerende werking met betrekking tot taal en anderzijds om hierdoor stigmatisering te voorkomen en integratie te bevorderen. Het VVE-programma wordt ook aangeboden in de eerste twee groepen van de basisscholen. De samenwerking tussen voorschoolse voorziening, afstemming en een vloeiende overgang van voorschoolse voorzieningen naar basisonderwijs vormen een van de belangrijkste peilers van het VVE-programma. Om alle peuters zo veel mogelijk te bereiken wordt sinds kort ook het VVE-programma in de kinderopvang aangeboden en is een vergaande samenwerking tussen peuterspeelzalen en kinderopvang, gericht op de oudste peuters, gerealiseerd.

Een groep die wel te kampen heeft met taalachterstanden is de groep allochtone ouderen. Tijdens het “Huisbezoek allochtone ouderen” is een aantal interviews afgenomen met allochtone ouderen in de gemeente Boxmeer. De groep allochtone ouderen die geïnterviewd is blijkt veel taalproblemen te hebben. Wat opvallend is, is dat slechts 1 op de 5 geïnterviewde ouderen kan lezen en schrijven in de eigen moedertaal. Er is sprake van analfabetisme. Ook geeft bijna de helft aan dat zij geen of slecht Nederlands spreken. Deze cijfers maken duidelijk dat er bij allochtone ouderen sprake is van een taalachterstand. De Wet Inburgering geldt voor mensen tot de 65 jaar. Voor mensen die ouder zijn dan 65 zijn er geen verplichte maatregelen om de Nederlandse taal te leren. Toch is het ook voor deze groep belangrijk om Nederlands te leren, zodat zij niet vereenzamen en gebruik kunnen maken van verschillende regelingen voor ouderen. Deze groep blijkt echter lastig bereikbaar te zijn en is bovendien moeilijk te motiveren. Het is zinvoller om specifieke informatie, die voor allochtone ouderen van belang is, eenvoudig aan te bieden. Bij het informeren van deze doelgroep is een belangrijke rol weggelegd voor de zelforganisaties en Dunya, die kunnen hun achterban inschakelen om ook de allochtone ouderen van belangrijke informatie te voorzien.

Werk en inkomen

Werk is een belangrijk onderdeel van het integratieproces. Door werk komen mensen in contact met elkaar en is men in staat voor een eigen inkomen te zorgen. In de gemeente Boxmeer is slechts 6% van de bevolking van allochtone afkomst. Uit de gegevens van Sociale Zaken blijkt dat 43% van de uitkeringsgerechtigden van allochtone afkomst is. In tabel 3 staat de duur van de uitkering voor allochtonen en autochtonen apart weergegeven.

Tabel 2: Allochtonen en autochtonen met een bijstandsuitkering, naar duur van de uitkering.

afbeelding binnen de regeling

Bron: SBZ oktober 2008

Vanuit de afdeling Sociale Zaken is bekend dat het merendeel van de mensen dat een uitkering ontvangt geen beroepsopleiding heeft gevolgd. Dit bemoeilijkt het vinden van een plek op de arbeidsmarkt. Verder komen uit de intakegesprekken van Sociale Zaken ook onvoldoende kennis van de Nederlandse taal, ongunstige gezinssituaties, lage opleiding, hoge leeftijd en gezondheidsproblemen als oorzaak voor werkloosheid naar voren. Deze laatste factoren spelen bij allochtonen vaak sterker dan bij autochtonen. Dit zijn allemaal zaken die een ongunstig effect hebben op het vinden van een baan.

Het beleid van de afdeling Sociale Zaken is om maatwerk te leveren aan iedereen die een uitkering heeft. Voor de een kan dit een aanvullende praktijkcursus zijn, voor de ander een taalcursus. Ook wordt er een vorm van loopbaanbegeleiding aangeboden. Er is geen apart beleid voor allochtonen, omdat er bij maatwerk al uitgebreid gekeken wordt naar de persoonlijke capaciteiten van een cliënt.

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

Onderwijs en jeugd

Het onderwijs is een belangrijke pijler in het integratiebeleid. Door de leerplicht zijn alle kinderen, allochtoon en autochtoon, te vinden in het onderwijs. Kinderen komen in het onderwijs in contact met elkaar en leren elkanders cultuur kennen. Hierdoor wordt de integratie al op jonge leeftijd bevorderd. Ouders van allochtone kinderen kunnen ook via het onderwijs makkelijk in contact komen met andere ouders, zodat ook zij beter kunnen integreren via het onderwijs.

In Boxmeer zijn 18 basisscholen. De spreiding van allochtone leerlingen over deze 18 scholen is niet gelijk. De grootste groep allochtone kinderen zit op basisscholen in de kern Boxmeer. Dit is een logisch gevolg van het feit dat de meeste allochtone kinderen ook woonachtig zijn in de kern Boxmeer. In de onderstaande tabel is te zien hoeveel kinderen met een allochtone achtergrond er op de verschillende scholen zitten.

Tabel 3: Leerlingentellingen 1 oktober 2007

afbeelding binnen de regeling

Let op! Alleen de leerlingen van 8 tot en met 14 jaar zijn meegenomen in deze tabel. Er is namelijk een andere telling ingevoerd bij de jongere leerlingen, waarbij het gewicht wordt toegekend op basis van het opleidingsniveau van de ouders en niet langer op basis van afkomst.

In bovenstaande tabel is te zien dat de meeste allochtone basisschoolleerlingen op het Ogelijn en de Bonckert zitten. Dit zijn beide openbare scholen. Hieronder vallen alle leerlingen met een allochtone achtergrond, zowel westers als niet-westers. In de gemeente Boxmeer is 6% van de bevolking van allochtone afkomst. Wanneer je dit gegeven naast de cijfers van de basisscholen legt, dan is te zien dat er op beide bovengenoemde scholen meer allochtone leerlingen zitten dan je op basis van de bevolkingsopbouw zou verwachten. Dit is ook het geval bij basisschool de Schelven, die eveneens in de kern Boxmeer gevestigd is. In Boxmeer is echter geen sprake van zwarte scholen. Volgens de officiële definitie (CBS) is sprake van een zwarte school wanneer 70% van de leerlingen van niet-westerse allochtone afkomst is. In Boxmeer is er sprake van witte scholen. Een witte school is een school waar meer dan 70% van de leerlingen autochtoon is. Volgens deze definitie kunnen dus ook de Bonckert en het Ogelijn worden aangemerkt als witte scholen. Er zijn in de gemeente Boxmeer enkele basisscholen waar geen enkele allochtone leerling is.

Het project ‘Gekleurd van Dichtbij’ dat door Radius is ontwikkeld, richt zich op het probleem van witte scholen. Er is, in samenwerking met de intermediair in het onderwijs, een pilot uitgevoerd op de Sint Josefschool in Holthees. In de looptijd van dit project zijn er vier keer allochtone kinderen met hun ouders op bezoek geweest in de klassen, om te vertellen over hun cultuur, religie, gebruiken en land van herkomst. Deze bezoeken zijn door de leerlingen en leraren van de Sint Josefschool heel positief ervaren. Op deze manier komen de autochtone leerlingen in contact met andere culturen en ontstaat er meer begrip voor elkaar, een mooi voorbeeld van de tweezijdige benadering. Bovendien maakt het de overstap naar een school voor voortgezet onderwijs, waar wel allochtone leerlingen aanwezig zijn, makkelijker.

Het onderwijsbeleid in de gemeente Boxmeer is er onder andere op gericht potentiële onderwijsachterstanden zo vroeg mogelijk te onderkennen, in beeld te brengen en aan te pakken. In principe wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen allochtone en autochtone leerlingen en hun ouders. In de praktijk blijkt dat allochtone leerlingen en ook hun ouders op een aantal gebieden specifieke aandacht vragen. Door het zo veel mogelijk leveren van maatwerk spelen voorschoolse voorzieningen, scholen en gemeente op deze specifieke vragen in. Op deze wijze wordt de tweezijdige integratie gestimuleerd. Ouders vormen een belangrijke schakel bij de schoolloopbaan van hun kinderen. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie zijn als prioriteit benoemd binnen de Lokale Educatieve Agenda. Een voorbeeld daarvan vormt de ontwikkeling van de “ouderkamers”. Binnenkort wordt er een start gemaakt met de realisatie van ouderkamers in de Canadas, Schelven, het Ogelijn en de Laurentiushof. Deze ouderkamers zijn een soort van huiskamer voor ouders, waar zij altijd binnen kunnen lopen met vragen, ideeën en het uitwisselen van ervaringen. In de praktijk is gebleken dat ouders van kinderen met een niet Nederlandse en andere culturele achtergrond andere verwachtingen van het onderwijs en leerkrachten hebben. Met het project “Intermediair in het onderwijs” zijn deze wederzijdse verschillen en verwachtingen in beeld gebracht en zijn gezamenlijk oplossingen gezocht.

Deze intermediair heeft een belangrijke rol in de interculturele communicatie tussen scholen en allochtone ouders. Een belangrijke voorwaarde voor integratie van kinderen en ouders in het Nederlandse onderwijs. Mede hierdoor kan de schoolloopbaan van allochtone kinderen zich beter ontwikkelen.

afbeelding binnen de regeling

Op de scholen voor Voortgezet Onderwijs in de gemeente Boxmeer is geen sprake van problemen op het gebied van integratie. Uit gesprekken met het middelbaar beroepsonderwijs blijkt wel dat er soms sprake is van groepsvorming op basis van etniciteit. Wanneer er ingrijpende gebeurtenissen zijn, zoals bijvoorbeeld de moord op Theo van Gogh in 2004, dan ontstaan er wel eens spanningen tussen verschillende groepen. Op de scholen wordt hier open over gesproken en de groepsvorming wordt waar mogelijk doorbroken. Ook in gesprekken met de jongerenwerker en de jeugdagent komen soortgelijke signalen naar voren: er is sprake van groepsvorming, maar dit levert geen grote problemen op.

Uit de gegevens van MBO de Maasvallei blijkt wel dat allochtone jongeren vaker een lager opleidingsniveau volgen dan autochtone jongeren. Dit is een trend die ook landelijk te zien is. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat veel allochtone leerlingen uit een lager sociaal milieu komen dan autochtone leerlingen. Hun ouders zijn vaker lager opgeleid, hierdoor beginnen de allochtone leerlingen al met een achterstand. Bovendien wordt er thuis vaak geen Nederlands gesproken, waardoor het taalniveau van de allochtone leerlingen lager is dan dat van hun autochtone klasgenoten. Dit leidt er vaak toe dat allochtone leerlingen een lager opleidingsniveau gaan volgen.

Voor jongeren zijn er in de gemeente Boxmeer veel activiteiten, die mede bedoeld zijn om de onderlinge integratie te bevorderen. In de nota jeugdbeleid zijn alle maatregelen die betrekking hebben op jeugd nader uitgewerkt. Er zijn jongerenwerkers actief die voor alle jongeren werken en naschoolse activiteiten die voor alle jongeren toegankelijk zijn. Er zijn geen speciale activiteiten die specifiek op allochtone jongeren gericht zijn. Alle jongeren hebben toegang tot dezelfde activiteiten.

afbeelding binnen de regeling

Ook sport is een manier om jongeren te laten participeren en tot elkaar te laten komen. Er worden zo nu en dan multiculturele sporttoernooien opgezet, die bedoeld zijn om de integratie te bevorderen. In februari 2008 heeft er bijvoorbeeld een multicultureel voetbaltoernooi plaatsgevonden in ’t Hoogkoor. Dit toernooi is geïnitieerd door een particulier. De gemeente heeft een financiële bijdrage geleverd. Op dit moment wordt de sportnota ontwikkeld, daarin zal wel specifiek aandacht worden besteed aan jongeren, maar niet specifiek aan allochtone jongeren. Uit het onderzoek dat is uitgevoerd voor de sportnota is gebleken dat allochtone jongeren goed integreren in de Boxmeerse samenleving. Het is dus niet nodig deze groep als een aparte doelgroep op te nemen in de sportnota.

afbeelding binnen de regeling

Ouderen

Landelijk gezien hebben allochtone ouderen vaker een laag inkomen en een slechte gezondheid dan autochtone ouderen. Dit omdat zij vaak laagopgeleid zijn en hierdoor minder goed betaalde banen hebben, waarbij bovendien veel fysieke inspanning nodig is. Ook zijn er in de verzorgingshuizen vrijwel geen allochtone ouderen te vinden. Deels heeft dit te maken met het feit dat de allochtonen relatief jong zijn, deels omdat allochtone ouderen een negatieve houding hebben ten opzichte van verzorgingshuizen. Men doet vaker een beroep op de kinderen, dit komt mede door een andere culturele achtergrond. Veel allochtone ouderen spreken de Nederlandse taal slecht. Dit is vooral voor Turkse en Marokkaanse vrouwen een probleem.

Er zijn twee projecten die inzicht geven in de positie van allochtone ouderen en hun zorgvraag in de gemeente Boxmeer. Dit zijn het project “Ouderenproof” en “Huisbezoek allochtone ouderen”. Het ‘Huisbezoek allochtone ouderen’ is een deelproject van het vierjarige integratieproject ‘Een Kleurrijk Krachtenspel’. Uit het project “Ouderenproof” komt naar voren dat allochtone ouderen als groep bij de meeste instanties en instellingen geen extra aandacht krijgen. Ook is deze doelgroep niet als zodanig in de beleidsplannen opgenomen. Toch is het belangrijk om in de gaten te houden dat de 1e, maar vaak ook de 2e generatie allochtonen de Nederlandse taal niet goed beheerst, wat een probleem kan zijn in de zorg die later nodig is. Met name bij dementie valt men terug in de moedertaal, wat de communicatie extra bemoeilijkt. De projectgroep van “Ouderenproof” geeft aan dat alle verschillende culturele achtergronden en talen de ouderenzorg kunnen bemoeilijken. Toch heeft ook deze doelgroep recht op een goede voorlichting en informatie over alle vormen van zorg en dienstverlening. Een belangrijk aandachtspunt is dat zorgaanbieders globaal op de hoogte moeten zijn van de gebruiken en gewoonten van diverse culturen.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

In het project “Huisbezoek allochtone ouderen” is nadrukkelijk geprobeerd meer zicht te krijgen op de behoefte aan zorg, welzijn en inkomensondersteunende voorzieningen van allochtone ouderen. Uit dit project blijkt onder meer dat 40% van de geïnterviewde ouderen niet kan lezen en schrijven in het Nederlands. Maar ook de beheersing van de moedertaal is een probleem.

Dit is een behoorlijke drempel bij het zoeken naar geschikte dienstverlening, ook in de zorg. Er is aan deze groep gevraagd hoe zij op de hoogte worden gebracht van activiteiten binnen de gemeente. De belangrijkste rol ligt hiervoor niet bij krant en TV, maar bij de zelforganisaties en bij Dunya. Mondelinge informatieverstrekking is dus een belangrijke bron voor informatie.

64% van de ouderen geeft zelf aan hun gezondheid niet goed te vinden. Hetzelfde aantal geeft aan niet goed op de hoogte te zijn van de regelingen en voorzieningen in de gezondheidszorg. Er is gevraagd naar de bekendheid van een aantal instanties in de zorg.

Figuur 3: Bekendheid van zorginstellingen bij allochtone ouderen.

afbeelding binnen de regeling

Er is in figuur 3 duidelijk te zien dat niet alle instanties bekend zijn bij de groep geïnterviewde allochtone ouderen. De thuiszorg is de bekendste, het woon-zorg-complex het minst bekend.

Uit deze gegevens blijkt dat allochtone ouderen niet optimaal op de hoogte zijn van de mogelijkheden en regelingen voor toegang tot de zorg. Dit terwijl deze groep wel veel klachten heeft over de gezondheid en een groot gedeelte, 60%, aangeeft moeite te hebben met rondkomen. Juist voor deze groep mensen is het belangrijk om een goede toegang te hebben tot zorg en alle aanvullende regelingen. De geïnterviewde allochtone ouderen geven aan bekend te zijn met de zelforganisaties en Dunya en met het Advies en Informatiepunt Boxmeer (AIB). Om ouderen op de hoogte te brengen van regelingen die voor hen van belang zijn kunnen zowel de zelforganisaties en Dunya als het AIB ingeschakeld worden.

Zelforganisaties en Internationaal Vrouwencentrum Dunya

Inleiding

Een zelforganisatie is een organisatie die is opgezet vanuit de allochtone bevolking en die zich inzet voor de specifieke belangen van een of meerdere allochtone bevolkingsgroepen. De organisatie wordt gedragen door ‘eigen mensen’ die op vrijwillige basis actief zijn.

Zelforganisaties ontstaan omdat mensen behoefte hebben aan onderling contact. Vaak is dit omdat mensen uit een bepaald land, met een gemeenschappelijke culturele of godsdienstige achtergrond behoefte hebben om ook in hun ‘nieuwe’ land contact met elkaar te onderhouden. Ook is het een plek voor zelfhulp, waar men elkaar steun en advies biedt en tips uitwisselt over hoe de weg te vinden in de nieuwe samenleving. Door de organisatorische en bestuurlijke kennis die mensen er op kunnen doen wordt de weerbaarheid in het integratieproces groter.

Voor de gemeente is een zelforganisatie een manier om makkelijk contact te leggen met allochtonen. Er is een aanspreekpunt, waar de gemeente wanneer dit nodig is de organisatie en haar achterban kan bereiken.

In Boxmeer zijn er vier zelforganisaties actief, ieder voor een eigen doelgroep. Anadolu is de Turkse Stichting, Sloga voor mensen uit voormalig Joegoslavië, de Marokkaanse Stichting is voor de Marokkanen, Jai Hanuman voor de Hindoestanen. Naast deze vier zelforganisaties is ook het Internationale Vrouwencentrum Dunya in de gemeente Boxmeer actief. Met de voorzitters van deze vijf organisaties zijn interviews gehouden en op basis van deze interviews zijn de volgende gegevens naar voren gekomen.

Anadolu

Anadolu is de Turkse vereniging. De doelgroep is de gehele Turkse gemeenschap, zowel mannen, vrouwen en kinderen. Uit de gesprekken met Anadolu komt duidelijk naar voren dat zij voor een groot deel gericht zijn op ontmoeting. Meerdere dagen per week is er ruimte voor ontmoeting en activiteiten, gemiddeld komen er dan tussen de 20 en 30 bezoekers, bij grote activiteiten zijn dit er 125. Er worden enkele activiteiten georganiseerd, zoals voorlichtingen over bepaalde onderwerpen, ook in samenwerking met andere partijen. De belangrijkste functie is echter de ontmoeting tussen de leden onderling. Het blijkt lastig om de continuïteit van het bestuur te waarborgen. Graag zou het bestuur meer ondersteuning krijgen in verslaglegging, publicaties, het opzetten van activiteiten en het creëren van een goede beeldvorming. Belangrijke onderwerpen voor het integratiebeleid zijn volgens hen aandacht voor jongeren en de zorg voor ouderen.

Marokkaanse Stichting

De Marokkaanse stichting heeft ongeveer 15 bezoekers, bij grote activiteiten zijn dit er ongeveer 100. De doelgroep is de hele Marokkaanse gemeenschap. De nadruk ligt ook bij hen voor een groot deel op de ontmoetingsfunctie. Ook zij sluiten zich aan bij voorlichtingsavonden over actuele onderwerpen in samenwerking met andere partijen.

Er zijn enkele jongeren actief bij de organisatie, maar het bestuur bestaat voornamelijk uit oudere mannen. De voorzitter geeft aan dat het lastig is om mensen actief in het bestuur te krijgen, het zijn allemaal mensen die dit naast hun baan moeten doen. Er is vaak niet genoeg mankracht voor het opzetten van activiteiten. Dit heeft geleid tot het opsparen van de subsidiegelden, omdat zij het geld echt willen inzetten voor activiteiten. In het gesprek komt naar voren dat een eigen ruimte voor hen het belangrijkste doel is van de stichting. Zonder ruimte wordt het voor hen erg lastig om de achterban vast te houden en dus om de stichting in stand te houden.

Sloga

Sloga is de vereniging voor mensen afkomstig uit voormalig Joegoslavië, de doelgroep bestaat uit mannen, vrouwen en kinderen. Ook voor Sloga geldt dat zij met name gericht is op de ontmoetingsfunctie. Er zijn geen problemen met het vinden van mensen voor het bestuur: er zijn voldoende mannen en vrouwen te vinden die een actieve rol in het bestuur hebben. Er zijn gemiddeld 15 actieve bezoekers, bij grote activiteiten zijn dit er 100. Ook in het gesprek met de voorzitter van Sloga komt naar voren dat de eerste prioriteit ligt bij het zeker stellen van een eigen ruimte waar ze hun ontmoetingen voort kunnen zetten. Door de voortdurende onzekerheid over een eigen ruimte wordt het moeilijker de achterban vast te houden en zijn de bezoekersaantallen terug gelopen.

Jai Hanuman

Jai Hanuman neemt in de gemeente Boxmeer een uitzonderingspositie in. Deze organisatie heeft als achterban de Hindoestaanse Nederlanders en is dus gebaseerd op religie en niet op afkomst. Deze stichting is ook regionaal georganiseerd en heeft in Boxmeer geen eigen ruimte. Er zijn ongeveer 70 personen in Boxmeer met een Hindoestaanse achtergrond die deelnemen aan activiteiten van Jai Hanuman. Jai Hanuman heeft in Wijchen, uit eigen financiering en middels het actief zoeken naar sponsors, een tempel gebouwd, die tevens fungeert als sociaal-cultureel centrum voor Hindoestaanse Nederlanders.

Veel activiteiten van de organisatie zijn gericht op integratie, maar kunnen ook in een breder perspectief getrokken worden. Jai Hanuman richt zich primair op vier doelen:

  • ·

    Het integratie- en participatieproces van Hindoestaanse Nederlanders optimaliseren.

  • ·

    Verminderen van de achterstanden van allochtone vrouwen.

  • ·

    Opvangen en begeleiden van aan lager wal geraakte jongeren.

  • ·

    Het uit het isolement halen van ouderen.

Jai Hanuman is een belangrijke partner geweest in het project ‘Een Kleurrijk Krachtenspel’ en heeft ook geparticipeerd in het deelproject ‘Huisbezoek allochtone ouderen’.

Dunya

Ook Dunya neemt een aparte positie in tussen de zelforganisaties. Het is het Internationale Vrouwencentrum van Boxmeer en bestaat sinds 1989. De doelgroep is alle vrouwen in de gemeente Boxmeer. Hierdoor heeft Dunya niet alleen een functie voor de vrouwen die hier al lange tijd wonen, maar ook voor de vluchtelingenvrouwen. Dunya heeft ongeveer 50 vaste bezoeksters, 25 vrijwilligsters en bij grote activiteiten ongeveer 100 bezoeksters. De doelstellingen van Dunya zijn het stimuleren van de emancipatie, participatie en integratie van (allochtone) vrouwen.

De gemeente subsidieert Dunya; hiermee wordt een eigen ruimte gehuurd en activiteiten georganiseerd. In 2006 en 2007 heeft Dunya een extra projectsubsidie ontvangen, waarmee een activiteitenbegeleidster betaald kon worden.

Deze activiteitenbegeleidster biedt de stabiliteit die nodig is om het snel wisselen van vrijwilligsters op te vangen. Bij Dunya wisselen de vrijwilligsters snel, dit omdat ze doorgroeien naar een betaalde baan of een opleiding. Hiermee lijdt Dunya onder haar eigen succes. Het doel is immers om vrouwen, en dan met name allochtone, te emanciperen en te laten participeren en integreren. Doordat dit zo goed lukt verliezen zij regelmatig actieve vrijwilligers. De eigen ruimte is voor Dunya cruciaal, dit omdat de vrouwen een behoefte hebben aan een veilige omgeving. Een aantal vrouwen kan door haar culturele achtergrond niet deelnemen aan activiteiten waar ook mannen bij aanwezig zijn. Wat ook belangrijk is, is dat er vrouwen van verschillende afkomst zijn, dus Nederlands is de voertaal. Dit versnelt het proces van emancipatie, participatie en integratie.

Uitkomsten onderzoek zelforganisaties

In onderstaande tabel zijn de bevindingen van het onderzoek naar en de interviews met de zelforganisaties schematisch weergegeven.

Tabel 4: Overzicht zelforganisaties

afbeelding binnen de regeling

Alle zelforganisaties geven duidelijk het belang van eigen huisvesting voor hun organisatie aan. Wanneer er geen huisvesting meer is lopen de bezoekersaantallen terug, is het moeilijk om de achterban vast te houden en worden er minder activiteiten georganiseerd. Voor Anadolu, de Marokkaanse Stichting en Sloga is het huisvestingsprobleem het grootst. Zij hebben op dit moment geen beschikking over een eigen ruimte in Boxmeer. Jai Hanuman heeft een eigen ruimte gerealiseerd in Wijchen en Dunya kan tot 2012 in de ruimte aan de Bernhardstraat in Boxmeer gehuisvest blijven. De gemeente heeft jarenlang zorg gedragen voor eigen huisvesting van deze organisaties. Hierdoor is de hoop van de zelforganisaties ook nu op de gemeente gevestigd. Zij hebben het verzoek gedaan aan de gemeente Boxmeer om voor passende huisvesting te zorgen.

Dunya heeft op basis van een tweejarig project een activiteitenbegeleidster in haar organisatie gehad. Dit is zeer goed bevallen. De organisatie zou dan ook graag zien dat deze activiteitenbegeleidster structureel wordt opgenomen in de gemeentelijke subsidie. De activiteitenbegeleidster kan de stabiliteit bieden om het grote verloop van actieve vrijwilligers op te vangen. Er worden veel verschillende activiteiten door haar georganiseerd, die veel bezoekers trekken.

Op dit moment ontvangen alle zelforganisaties een budgetsubsidie. De hoogte hiervan varieert per organisatie. Jai Hanuman ontvangt alleen subsidie voor activiteiten, terwijl de overige organisaties ook subsidie ontvangen voor huisvesting. Er zijn voorwaarden verbonden aan de budgetsubsidie. Zo wordt vooraf afgesproken hoeveel activiteiten er jaarlijks plaats moeten vinden. In de praktijk blijkt dat deze eisen niet haalbaar zijn voor deze vrijwilligersorganisaties zonder voldoende professionele ondersteuning. Radius heeft uren om de zelforganisaties te ondersteunen, maar de mate waarin ondersteuning wordt verleend is niet voor alle organisaties dezelfde. Dunya krijgt ondersteuning in het opzetten van activiteiten, de overige zelforganisaties krijgen alleen ondersteuning bij administratieve handelingen.

Conclusie

De zelforganisaties verwachten een grote rol van de gemeente bij de zorg voor passende huisvesting. De gemeente zou hen hierin tegemoet kunnen komen door te helpen in de zoektocht naar een eigen ruimte. Met de subsidie die de zelforganisaties ontvangen kunnen ze de huur betalen. De raad heeft besloten om in de periode 2009 - 2011 nog te faciliteren in huisvesting. In deze periode van drie jaar moet de subsidie voor een eigen ruimte worden afgebouwd.

Uit de gesprekken met de voorzitters van de zelforganisaties is duidelijk naar voren gekomen dat het organiseren van activiteiten op een laag pitje staat en dat de nadruk op ontmoeting ligt. De subsidie die nu wordt verstrekt is echter gebaseerd op activiteiten. Dit probleem kan in de toekomst ondervangen worden door enkel nog een subsidie te verstrekken waarmee de huur betaald kan worden.

Voor activiteiten dient dan apart een subsidie aangevraagd te worden, die aanvraag moet vervolgens door het college beoordeeld worden om te kijken of de activiteit in aanmerking komt voor financiële middelen. Hiermee wordt het zelf opzetten en uitvoeren van activiteiten gestimuleerd. Voor Jai Hanuman heeft dit tot gevolg dat zij niet langer jaarlijks een vast bedrag ontvangen, maar gebruik kunnen gaan maken van incidentele subsidies en projectsubsidies.

Bij Dunya komt zowel in het gesprek met de voorzitter als uit het evaluatierapport over de activiteitenbegeleidster duidelijk naar voren dat er behoefte is aan een structurele inzet van de activiteitenbegeleidster. Wanneer dit verzoek ingewilligd wordt zou een deel van de uren die Radius nu aan Dunya besteed ingezet kunnen worden voor de overige zelforganisaties, zodat zij meer ondersteuning kunnen ontvangen in het opzetten van activiteiten.

Conclusies en actiepunten

Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is de stand van zaken met betrekking tot integratie in de gemeente Boxmeer in beeld gebracht. In dit laatste hoofdstuk zijn de belangrijkste conclusies nog eens kort samengevat. Vervolgens worden de actiepunten die voortvloeien uit deze integratienota beschreven.

Conclusies

Hoofdstuk 1:

  • ·

    Boxmeer is een witte gemeente, slechts 1516 inwoners hebben een andere culturele achtergrond. Hiervan zijn 728 mensen van westerse en 788 van niet-westerse afkomst.

  • ·

    De meeste allochtonen hebben een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse of ex-Joegoslavische achtergrond.

  • ·

    In het totaal wonen er in de gemeente Boxmeer mensen met 66 verschillende nationaliteiten

  • ·

    De meeste allochtonen wonen in de kern Boxmeer

  • ·

    In het beleid van de gemeente Boxmeer wordt aandacht besteed aan mensen in een achterstandspositie. Dit is niet toegespitst op een specifieke doelgroep, er wordt een algemeen achterstandbeleid gevoerd.

  • ·

    Belangrijkste partners in het integratiebeleid zijn het onderwijs, welzijnsinstellingen en de zelforganisaties en Dunya.

Hoofdstuk 2:

  • ·

    Taalachterstanden van allochtone kinderen worden voorkomen door middel van de Voor en Vroegschoolse Educatie programma’s.

  • ·

    Er zijn in de gemeente Boxmeer geen zwarte scholen

  • ·

    Bij allochtone ouderen is sprake van een taalachterstand, een groot aantal is analfabeet en beheerst het Nederlands niet of onvoldoende.

  • ·

    Door de taalachterstand zijn allochtone ouderen niet altijd op de hoogte van de mogelijkheden en regelingen waar zij gebruik van kunnen maken op het gebied van inkomen en zorg.

  • ·

    Allochtonen maken relatief vaker gebruik van de bijstand dan autochtonen

  • ·

    De meeste allochtone kinderen gaan in de kern Boxmeer naar de basisschool

  • ·

    In de kleinere kernen is sprake van scholen zonder allochtone leerlingen, hier zijn projecten gestart om autochtone kinderen in contact te brengen met mensen met een andere achtergrond

  • ·

    Op MBO de Maasvallei volgen de allochtone leerlingen vaker een opleiding op een lager niveau dan de autochtone leerlingen.

Hoofdstuk 3:

  • ·

    In de gemeente Boxmeer zijn vier zelforganisaties actief, Turkse vereniging Anadolu, Joegoslavische vereniging Sloga, Marokkaanse Stichting en de Hindoestaanse vereniging Jai Hanoeman. Daarnaast is er ook een Internationaal Vrouwen Centrum, namelijk Dunya.

  • ·

    De zelforganisaties geven aan dat ontmoeting de belangrijkste functie is, terwijl subsidie wordt verstrekt voor activiteiten, dit leidt tot scheve verwachtingen.

  • ·

    Dunya is toegankelijk voor vrouwen van alle nationaliteiten. De overige zelforganisaties richten .zich zowel op mannen als vrouwen.

  • ·

    Huisvesting in de gemeente Boxmeer is voor alle zelforganisaties en voor het Internationaal .Vrouwencentrum, met uitzondering van Jai Hanoeman, van wezenlijk belang om in contact te blijven met de achterban.

  • ·

    Om de continuïteit van Dunya te kunnen waarborgen is een activiteitenbegeleidster van belang.

Uit de conclusies zoals die hierboven zijn beschreven kan de slotconclusie getrokken worden dat ook mensen met een andere culturele achtergrond voldoende kansen hebben in de gemeente Boxmeer. Het beleid dat op de diverse terreinen gevoerd wordt biedt gelijke kansen aan alle inwoners van de gemeente Boxmeer.

Actiepunten

afbeelding binnen de regeling

Het integratiebeleid zal iedere vier jaar geëvalueerd worden.

Beleidsregels integratie

Gelet op:

  • ·

    het door de gemeenteraad vastgelegde beleid voor integratie, zoals omschreven in de ‘Integratienota gemeente Boxmeer 2009 – 2012’ vastgesteld op 27 november 2008,

  • ·

    het gestelde in artikel 5, lid 1, van de Algemene Subsidie Verordening van de gemeente Boxmeer, vastgesteld in februari 2008,

  • ·

    de noodzaak om over een flexibel subsidiebeleid ter stimulering van integratie van minderheden te beschikken,

  • ·

    de budgetten die de gemeenteraad in zijn jaarlijkse begroting vaststelt, waaronder budgetten voor integratie en minderheden,

Stelt de gemeenteraad de navolgende beleidsregels vast om een financiële bijdrage te kunnen verstrekken aan activiteiten die de integratie van minderheden bevorderen.

Deze ‘Beleidsregels integratie’ vervangen de ‘Beleidsregels samenlevingsopbouw: Zelforganisaties en minderheden’.

Begrippen en doelgroep

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Zelforganisatie

Een groep mensen die op basis van een gemeenschappelijke etnische of culturele achtergrond bij elkaar komt en activiteiten organiseert.

In Boxmeer vallen de volgende vier organisaties onder de noemer zelforganisatie: Anadolu, Marokkaanse Stichting, Sloga en Jai Hanoeman.

Internationaal Vrouwencentrum

Organisatie waarin vrouwen met diverse culturele achtergronden bij elkaar kunnen komen en sociaal-culturele activiteiten ontwikkelen. De voertaal is het Nederlands.

Minderheden

Een groep mensen in de samenleving die een etnische en/of culturele minderheid vormen in de samenleving.

Integratie

Het gelijkwaardig willen en kunnen deelnemen van allochtonen aan de samenleving.

Doelgroep

Iedereen in de gemeente Boxmeer en speciaal de zelforganisaties en minderheden.

Grondslag en doel van subsidiëring

Het beleid ten aanzien van integratie ligt vast in de ‘Integratienota gemeente Boxmeer 2009 – 2012’. Deze nota biedt ook de grondslag voor de subsidiëring op het gebied van integratie en zelforganisaties.

Met het verstrekken van subsidie in het kader van deze beleidsregel wordt beoogd:

  • ·

    De integratie van minderheden in de gemeente Boxmeer te stimuleren.

  • ·

    De zelfredzaamheid van minderheden te bevorderen.

  • ·

    Initiatieven die een positieve bijdrage leveren aan integratie te ondersteunen.

Subsidies

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die de integratie bevorderen. Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen de organisaties en instellingen te voldoen aan het uitgezette beleid en aan de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de Algemene Subsidie Verordening (februari 2008) van de gemeente Boxmeer.

Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels integratie’.

Bijlage 1 Wet inburgering

Wat houdt de Wet Inburgering in?

Op 1 januari 2007 is de Wet Inburgering (WI) van kracht geworden. Deze wet geeft aan welke mensen verplicht zijn tot inburgering. Mensen die volgens deze wet verplicht zijn tot inburgering moeten een inburgeringsexamen doen dat bestaat uit toetsing van de Nederlandse taal en toetsing van de kennis van de Nederlandse samenleving. Iedere cursus moet worden afgesloten met een toets en een diploma.

Er zijn binnen de WI twee groepen mensen te onderscheiden die inburgeringsplichtig zijn: de oudkomers en de nieuwkomers.

Oudkomers zijn vreemdelingen in de leeftijd van 16 tot 65 jaar die, op het moment dat de WI in werking trad, al in Nederland woonden, maar die geen 8 jaar in Nederland hebben gewoond tijdens de leerplichtige leeftijd. Ook hebben zij geen diploma’s waaruit blijkt dat ze beschikken over voldoende kennis van de Nederlandse taal en samenleving. De WI is ook van toepassing op geestelijk bedienaren, zoals priesters, imams en rabbijnen.

Nieuwkomers zijn vreemdelingen in de leeftijd van 16 tot 65 jaar, die voor een niet tijdelijk doel in Nederland worden toegelaten. Binnen de groep nieuwkomers is een grof onderscheid te maken tussen vluchtelingen en mensen die naar Nederland komen voor gezinshereniging. Vluchtelingen krijgen 5 jaar de tijd om het inburgeringsexamen te behalen. Voor de mensen die naar Nederland komen voor gezinshereniging geldt dat zij in het land van herkomst al een basistoets inburgering moeten afleggen. Na aankomst in Nederland krijgen zij nog 3,5 jaar de tijd om het inburgeringsexamen te behalen. Het behalen van het inburgeringsexamen is een voorwaarde voor de verlening van een definitieve verblijfsvergunning.

De WI is gebaseerd op de volgende aandachtsgebieden:

  • ·

    Inburgeraars zijn nieuwkomers én oudkomers. Naast het belang van inburgering voor nieuwe immigranten (nieuwkomers) is ook het besef ontstaan dat veel immigranten die al langer in Nederland verblijven (oudkomers) zich in een achterstandspositie bevinden.

  • ·

    Inburgeren is niet vrijblijvend. De inburgeraars zijn zelf verantwoordelijk om de kansen die hen geboden worden goed te gebruiken. De overheid verwacht van de inburgeraars dat zij actief aan hun eigen loopbaan werken, zich medeverantwoordelijk voor het traject voelen en daaraan zelf sturing geven.

  • ·

    Het doel van de inburgeraar staat centraal. De inhoud van het inburgeringstraject sluit vanaf het begin aan bij het doelperspectief (of het loopbaanperspectief) van de inburgeraar. Hierbij worden de volgende perspectieven onderscheiden: werk, onderwijs en sociale zelfredzaamheid.

  • ·

    Vraaggericht en gekenmerkt door maatwerk. Bij het opstellen en uitvoeren van het inburgeringprogramma is het noodzakelijk dat het aanbod-op-maat wordt afgestemd op de reeds aanwezige competenties en behaalde kwalificaties en met het gewenste doelperspectief scherp voor ogen staan.

  • ·

    De gemeente faciliteert en regisseert op afstand. De eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar moet centraal blijven staan.

Bij de inburgering zijn met name het team burgerzaken en de cursus aanbieders betrokken. Momenteel speelt ook Radius, afdeling Vluchtelingenwerk, in Boxmeer nog een actieve rol in het inburgeringsproces. De gemeente Boxmeer bepaalt het beleid en van daaruit worden burgerzaken en Radius aangestuurd. De coördinatie van deze samenwerkende instellingen en de nodige kwaliteitsbewaking vereisen een actieve gemeentelijke rol. Desondanks is de inburgeraar zelf verantwoordelijk.

Taak gemeente

In het tot 2007 geldende inburgeringsproces was een centrale regierol voor de gemeente weggelegd. In het nieuwe inburgeringsstelsel is deze rol bewust weggelaten. Centraal staat de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar, die zelf de regie voert over het eigen inburgeringsproces. De gemeente vervult daarbij wel een belangrijke functie. De gemeente heeft in de WI een informerende, handhavende en faciliterende taak. Deze is voor de oudkomers en de nieuwkomers enigszins verschillend. De oudkomer wordt door de gemeente geïnformeerd over zijn inburgeringsplicht. Vervolgens wordt er een onderscheid gemaakt tussen de oudkomers die zelf verantwoordelijk zijn voor hun inburgering (zelfmelders) en de oudkomers die een gemeentelijk aanbod voor een inburgeringscursus krijgen. De groep die van de gemeente een aanbod krijgt, wordt actief gehandhaafd. Nadat een nieuwkomer zich heeft ingeschreven bij de gemeente, wordt hij door de gemeente geïnformeerd over zijn inburgeringsplicht en de inburgeringsmogelijkheden. De mogelijkheden bestaan enerzijds uit het zelf inkopen van een cursus die voorbereidt op het inburgeringsexamen. Anderzijds moet of kan de gemeente een aanbod doen.

De groep mensen waaraan de gemeente een aanbod moet doen;

  • ·

    Houders van een vergunning bepaalde tijd asiel

  • ·

    Houders vergunning onbepaalde tijd asiel

  • ·

    Geestelijk bedienaren

De groep mensen die de gemeente een aanbod mag doen;

  • ·

    Houders vergunning bepaalde tijd regulier

  • ·

    Houders vergunning onbepaalde tijd regulier

Een nieuwkomer hoeft het aanbod van de gemeente niet te aanvaarden. De mensen die zelf een cursus inkopen hebben een resultaatverplichting. De mensen die het aanbod van de gemeente wel aanvaarden hebben een resultaat- en inspanningsverplichting.

De gemeente Boxmeer heeft de informerende taak uitbesteed aan Radius. Deze heeft de taak de inburgeraar te informeren en er zorg voor te dragen dat de inburgeraar doorgeleid wordt naar de inburgeringscursus. Het ROC de Leijgraaf is de instelling die de daadwerkelijke cursus verzorgt en Radius, afdeling Vluchtelingenwerk, draagt zorg voor de maatschappelijke begeleiding van de inburgeraars.

Analyse groep inburgeringsplichtigen.

Door de IB-groep is medio 2007 het bestand potentieel inburgeringsplichtingen (BPI) aangeleverd. Dit BPI bestond uit 183 personen. In oktober 2007 is door de gemeente Boxmeer een tweetal informatieavonden over de WI gehouden. Vervolgens zijn alle potentieel inburgeringsplichtigen voor een intakegesprek uitgenodigd door Radius, afdeling vluchtelingenwerk. Op basis van de verslagen van deze gesprekken kan met betrekking tot de groep inburgeringsplichtigen de volgende analyse worden gemaakt:

De groep bestaat uit 81 inburgeringsplichtigen waarvan;

  • ·

    1 analfabeet

  • ·

    4 inburgeringsplichtigen die direct, zonder traject, het inburgeringexamen kunnen afleggen

  • ·

    6 inburgeringsplichtigen die ontheffing van het examenonderdeel “kennis van de Nederlandse samenleving” kunnen krijgen

  • ·

    12 inburgeringsplichtigen die mogelijk een ontheffing op basis van medische gronden kunnen krijgen

  • ·

    26 gezinsvormers

  • ·

    15 opvoeders.

  • ·

    13 mensen met een uitkering in het kader van de Wet Werk en Bijstand.

  • ·

    4 vluchtelingen.

Daarnaast moet er in 2008, op basis van voorgaande jaren, rekening worden gehouden met de instroom van ongeveer 15 nieuwe inburgeringsplichtigen (reguliere vluchtelingen, generaal pardonners en gezinsvormers).

Naast deze groep inburgeringsplichtigen heeft Boxmeer ook een groep inburgeringsbehoeftigen. Deze groep is niet verplicht een inburgeringexamen te doen maar is niet of onvoldoende in de Boxmeerse samenleving opgenomen. Ook deze groep zou via een inburgeringsprogramma benaderd kunnen worden. De aard en omvang van deze groep moet nog nader onderzocht en vastgesteld worden. Voor deze groep is integratie ook belangrijk.

Bijlage 2

Tabel 7: Aantal allochtone en autochtone inwoners in de gemeente Boxmeer, naar kern en wijk. (januari 2008)

afbeelding binnen de regeling

Bron: Gemeentelijke Basis Administratie. Mensen met een dubbele nationaliteit zijn opgenomen als allochtoon, dit is de meest gebruikelijke definitie van het CBS.