Regeling vervallen per 01-01-2024

Parkeerverordening Boxmeer 2015

Geldend van 11-02-2015 t/m 31-12-2023

Intitulé

Parkeerverordening Boxmeer 2015

Colofon

Verordening op basis van VNG model

Officiële titel: Parkeerverordening Boxmeer 2015

Citeertitel: Parkeerverordening Boxmeer 2015

Wettelijke grondslag: Gemeentewet, artikel 149; Wegenverkeerswet 1994, artikel 2a

Onderwerp CVDR: Ruimtelijke ordening, Verkeer en Vervoer

Onderwerp ADR: Verkeer, Vervoer en Waterstaat

Datum: december 2014

Parkeerverordening Boxmeer 2015

Deze Parkeerverordening Boxmeer 2015 hoort bij het Parkeerplan Boxmeer 2014. In deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot het gebruik van openbare parkeerplaatsen. De regels gaan in op vergunninghoudersparkeren (afdeling II) en parkeerontheffingen (afdeling III).

AFDELING I

Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    blauwe zone: de parkeerschijfzone als bedoeld in artikel 25 RVV, aangeduid met de borden E10 (zone) en E11 (zone);

  • e.

    kentekenhouder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • f.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

I is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, dan wel

II gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • g.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

  • h.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • i.

    ontheffing: ontheffing van de parkeerschijfzone zoals weergegeven in E11 uit bijlage 1 van het RVV 1990;

  • j.

    ontheffinghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een ontheffing is verleend;

  • k.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • l.

    autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate;

  • m.

    laadpuntplaats: een parkeerplaats voorzien van een oplaadpunt bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen.

AFDELING II

Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 4.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen.

  • 2.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen, verlenen, dan wel weigeren van een vergunning.

Artikel 4

  • 1.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn (categorie I);

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie II);

    • c.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn (categorie III);

    • d.

      een eigenaar of houder van een elektrisch voertuig, waarvan de laadpuntplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn (categorie IV);

    • e.

      een houder van een gehandicaptenparkeerkaart, waarvan de gehandicaptenparkeerplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbenden parkeerplaatsen aanwezig zijn (categorie V).

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het eerste lid genoemde categorieën.

Artikel 5

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 6

  • 1.

    Een vergunning wordt voor onbepaalde tijd of voor ten hoogste één kalenderjaar verleend.

  • 2.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 7

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

Artikel 8

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 2.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

  • 3.

    Aan een vergunning voor categorie III en IV kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

AFDELING III

Ontheffinghouders en ontheffingen

Artikel 9

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren met een parkeerschijf.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, het gebied aanwijzen almede de tijdstippen vaststellen waarop het gebruik van een parkeerschijf verplicht is.

Artikel 10

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een ontheffing verlenen voor langdurig parkeren in de parkeerschijfzone.

  • 2.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen, verlenen, dan wel weigeren van een ontheffing.

Artikel 11

Een ontheffing kan worden verleend aan:

  • a.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in of langs een gebied waar de parkeerschijfzone van kracht is (categorie I);

  • b.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar de parkeerschijfzone aanwezig is en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie II);

Artikel 12

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een ontheffing.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 13

  • 1.

    Een ontheffing wordt voor onbepaalde tijd of voor ten hoogste één kalenderjaar verleend.

  • 2.

    De ontheffing bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de ontheffing geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de ontheffing geldt;

    • c.

      de naam van de ontheffinghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de ontheffing is verleend.

Artikel 14

Het college kan een ontheffing intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de ontheffinghouder;

  • b.

    wanneer de ontheffinghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de ontheffing is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de ontheffing;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied de parkeerschijfzone komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de ontheffinghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn ontheffing heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de ontheffinghouder handelt in strijd met de aan de ontheffing verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

Artikel 15

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven ontheffingen per aaneengesloten gebied vaststellen.

  • 2.

    Het college kan een maximum aantal uit te geven ontheffingen per eigenaar of houder van een motorvoertuig vaststellen.

  • 3.

    Het college kan aan een ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

AFDELING IV

Verbodsbepalingen

Artikel 16

Het is verboden om langdurig te parkeren op een parkeerplaats in de parkeerschijfzone:

  • a.

    zonder ontheffing;

  • b.

    zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven ontheffing;

  • c.

    in strijd met de aan de ontheffing verbonden voorschriften.

Artikel 17

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats of een autodateplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2.

    Het is verboden een voertuig te parkeren op een laadpuntplaats zonder aansluiting op het laadpunt.

Artikel 18

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een belanghebbendenplaats;

    • b.

      op een laadpuntplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij een laadpunt te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

AFDELING V

Strafbepaling

Artikel 19

Overtreding van het bepaalde in afdeling IV van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

AFDELING VI

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 21

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening Boxmeer 2015.

Artikel 22

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening gemeente Boxmeer 2005.

  • 3.

    Vergunningen en ontheffingen die zijn verleend krachtens de parkeerverordening 2005 en de parkeernota 2005 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Aldus besloten door de Raad van de gemeente Boxmeer

in zijn openbare vergadering van 29 januari 2015.

De Raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

A.W.J.M. Cornelissen MMC

K.W.T. van Soest