Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering buitengebied Beugen fase I

Geldend van 01-01-1998 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering buitengebied Beugen fase I

De raad van de gemeente Boxmeer;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 december 1997;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het “bekostingingsbesluit baatbelasting riolering buitengebied Beugen fase I”, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 april 1996;

B E S L U I T :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering buitengebied Beugen fase I.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:a. een onroerende zaak1. een gebouwd eigendom;2. een ongebouwd eigendom;3. een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;4. een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.b. het bestemmingsplan: het door de raad bij besluit van 20 mei 1997 vastgestelde Bestemmingsplan Buitengebied 1997 gemeente Boxmeer.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1 Onder de naam “baatbelasting riolering buitengebied Beugen fase I” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven terzake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, voorzover deze geheel of gedeeltelijk ingevolge het bestemmingsplan zijn bestemd tot Woondoeleinden –W-, Agrarische bedrijfsdoeleinden –A- of Bedrijfsdoeleinden –B-, die op 1 juni 1997 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten de aanleg van riolering met inbegrip van bijbehorende werken in de Helbroekseweg (gedeeltelijk), de Oeffeltseweg (gedeeltelijk) en de Provincialeweg (gedeeltelijk).

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1 De belastingplicht wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt per onroerende zaak f. 4.000,00.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 30 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 2 Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3 De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 30 jaren en een rentevoet van 6,5% per jaar.

  • 4 De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend voorafgaande aan het eerste belastingjaar van de periode waarvoor belastingplichtige wil afkopen. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft, nog te verschijnen belastingbedragen, berekend naar een rentevoet van 6,5% per jaar.

  • 5 a. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak opgelegd, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel. b. In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 6 Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting en in de loop van een belastingjaar de eigendom, het bezit of beperkt recht van een gedeelte van een onroerende zaak wordt overgedragen, wordt voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de heffingsgrondslag zoals bedoeld in artikel 4, voor de desbetreffende onroerende zaak opnieuw vastgesteld voor de nog niet aangevangen belastingjaren. Ten aanzien van de vaststelling van de heffingsmaatstaf wordt daarbij uitgegaan van de onroerende zaak, waarbinnen het bestemmingsvlak van de bestemming Woondoeleinden –W-, Agrarische bedrijfsdoeleinden –A- danwel Bedrijfsdoeleinden –B- is gelegen. Indien de overdracht zoals bedoeld in de eerste volzin, (mede) betrekking heeft op een overdracht van een gedeelte van het eigendom waarbinnen het ingevolge het bestemmingsplan aangeduide bestemmingsvlak van een van de in de vorige volzin bedoelde bestemmingen is gelegen, wordt voor de vaststelling van de heffingsmaatstaf uitgegaan van de onroerende zaak met de grootste oppervlakte van het bestemmingsvlak behorende tot een van de in de tweede volzin bedoelde bestemmingenIngeval een onroerende zaak, naast het bestemmingsvlak, in het bestemmingsplan tevens een aanduiding voor een bouwvlak bevat, wordt in de tweede en derde volzin van dit artikellid voor “bestemmingsvlak”gelezen “bouwvlak”.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak hop het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer gemeenteambtenaren aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 10 Verzending van aanslagen

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalend at voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet (Stb. 1994, 762) bedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 11 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301 en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 12 Rente

  • 1 Bij de berekening van de invorderingsrente vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstig toepassing.

  • 2 In afwijking van de in het eerste lid bedoelde regeling wordt bij de enige of laatste betaling geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van f. 50,00 niet te boven gaat.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 1998.

  • 3 Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening baatbelasting riolering buitengebied Beugen fase I”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Boxmeer in zijn openbare vergadering van 18 december 1997.
De raad voornoemd,
de secretaris,                          de voorzitter