Regeling vervallen per 04-07-2023

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Brielle 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 03-07-2023

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Brielle 2015

De raad van de gemeente Brielle;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2014;

gelet op: 1. artikel 8, eerste lid, onderdeel c Participatiewet; 2. het advies van de commissie Samenleving van 22 september 2014;

besluit:

vast te stellen de navolgende:

Verordening Individuele studietoeslag Participatiewet 2015 en de daarop betrekking hebbende algemene en artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 2. Doelgroep

Het college beoordeelt of een persoon met voltijdse arbeid in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon. Indien het college hier onvoldoende zicht op heeft, wordt advies aan een arbeidsdeskundige gevraagd.

Artikel 3. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag

  • 1. De individuele studietoeslag wordt toegekend aan de persoon:

    a. Die 18 jaar of ouder is;

    b. Recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    c. Geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft;

    d. Van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;

  • 2. De toeslag wordt toegekend voor maximaal vier jaar en voor zolang belanghebbende voldoet aan de voorwaarden als opgenomen in artikel 36b Participatiewet.

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

  • 1. Een individuele studietoeslag bedraagt € 100,- per maand.

  • 2. Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag

Uitbetaling van de toeslag vindt maandelijks plaats.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag Brielle 2015.

Ondertekening

Aldus besloten door de gemeenteraad van Brielle in de openbare vergadering van 29 oktober 2014
de griffier, L.C.M. van Steijn
de voorzitter, mw. G.W.M. van Viegen

Toelichting

Individuele studietoeslag

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren.

De gemeente is niet verplicht om een studietoelage te verstrekken.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2). Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

• 18 jaar of ouder is;

• recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

• geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

• een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.  

Artikelsgewijze toelichting  

Artikel 1:

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb). Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet. 

Artikel 2:

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

• 18 jaar of ouder is;

• recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

• geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

• een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Als aanvullend criterium wordt gesteld dat de persoon Praktijkonderwijs, Voortgezet speciaal onderwijs cluster 3 of voortgezet speciaal onderwijs cluster 4 heeft gevolgd, voorafgaand aan de aanvraag voor de individuele studietoeslag. Met betrekking tot het voor laatst genoemde criterium beoordeelt het college aan de hand van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies van een arbeidsdeskundige ingewonnen.

 

Artikel 3:

De duur van de studietoeslag is gesteld op vier jaar. Hiermee wordt aangesloten op de maximale periode waarvoor studiefinanciering om niet wordt toegekend.

 

Artikel 4:

In artikel 4 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. De Rijksbijdrage staat toe om alle studenten, die naar verwachting aanspraak zullen maken op individuele studietoeslag, een toeslag ter hoogte van € 100 te vergoeden. Met de verlening van een studietoeslag van € 100 meent de gemeente de drempel om te studeren voor arbeidsgehandicapten aanzienlijk te verlagen.

 

Artikel 5:

Uitbetaling van de toeslag vindt maandelijks plaats.

 

Artikel 6:

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.