Nota Coffeeshopbeleid gemeente Bronckhorst

Geldend van 26-03-2008 t/m heden

Intitulé

Nota Coffeeshopbeleid gemeente Bronckhorst

Inleiding

Deze nota is bedoeld om duidelijkheid te scheppen ten aanzien van coffeeshops in de gemeente Bronckhorst. In het verleden werd er door de voormalige gemeenten Hengelo Gld., Hummelo en Keppel, Steenderen, Vorden en Zelhem een nulbeleid gehanteerd. Eén en ander op grond van regionale afspraken. Dit beleid van de voormalige gemeenten is echter niet meer van kracht.Een nulbeleid houdt in dat op grond van artikel 13b van de Opiumwet coffeeshops onmiddellijk gesloten kunnen worden en zich dus niet mogen vestigen.Ik wil dit nulbeleid officieel vastleggen in een beleidsregel. Deze beleidsregel heeft daarbij tot doel om naar alle betrokken partijen duidelijkheid te bieden en om willekeur te voorkomen. 

Artikel 1

Coffeeshopbeleid Gemeente Bronckhorst

De burgemeester van Bronckhorst;

Overwegende dat:

  • -

    er geen grote lokale vraag naar softdrugs is;

  • -

    de gemeente wil voorkomen dat de drempel tot verkrijging van softdrugs wordt verlaagd;

  • -

    de vestiging van een coffeeshop, gelet op de aard van onze (platte)landsgemeente op veel bezwaren van inwoners zal stuiten;

  • -

    de gemeente door zijn grote oppervlakte en veelheid aan kernen vestiging van een coffeeshop geen meerwaarde heeft omdat eventuele kopers voornamelijk gericht zijn op de centrumgemeenten;

  • -

    gelet op de ervaringen in andere gemeenten, er een risico is dat vestiging van een coffeeshop overlast tot gevolg heeft (bezoekers van elders en drugstoerisme uit Duitsland); 

  • -

    gelet op het feit dat in de centrumgemeenten rond Bronckhorst, namelijk Zutphen en Doetinchemvoldoende aanbod is;

Gelet op:

artikel 174a van de Gemeentewet, artikel 13b van de Opiumwet, artikel 1:3, lid 4 en titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

  • -

    dat er in de gemeente Bronckhorst geen coffeeshop gevestigd mag worden;

  • -

    de nota coffeeshopbeleid gemeente Bronckhorst vast te stellen.Na constatering van drugsverkoop vanuit een inrichting, die als coffeeshop kan worden aangemerkt, wordt tegen de exploitant proces-verbaal opgemaakt en volgt een (bestuurlijke) aanschrijving om de verkoop c.q. handel in softdrugs onmiddellijk stop te zetten met de waarschuwing dat bij de eerstvolgende constatering de inrichting daadwerkelijk voor de duur van drie maanden wordt gesloten. Bij herhaling volgt een sluiting voor de duur van een jaar.

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag van bekendmaking.

12 maart 2008

De burgemeester van Bronckhorst,

H.A.J. Aalderink

 

Landelijk drugsbeleid

De invoering van het coffeeshopbeleid is ingegeven door het landelijke drugsbeleid of nog specifieker het AHOJ-G (vervolgings)beleid van het OM. Zonder een lokaal coffeeshopbeleid kan volgens jurisprudentie (uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 4 februari 2004) wel tegen ongewenste vestigingen worden opgetreden, maar het hebben van een duidelijk kenbaar coffeeshopbeleid blijft een versterking van de bestuursdwangbevoegdheid van de burgemeester.Het Nederlandse drugsbeleid is gericht op preventie en beheersing van de aan drugsgebruik verbonden risico’s. Vanuit deze benadering is een onderscheid gemaakt tussen drugs met onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid en drugs waarvan de risico’s minder groot worden geacht, kortweg het onderscheid tussen harddrugs en softdrugs.Door middel van het gedogen van een relatief laagdrempelig aanbod van softdrugs voor eigen gebruik, wordt beoogd de markten van softdrugs en harddrugs te scheiden. Dit om te voorkomen dat softdrugsgebruikers gemakkelijk in aanraking komen met het criminele milieu van harddrugs.

Jurisprudentie

De jurisprudentie heeft in belangrijke mate richting gegeven aan de mogelijkheden voor gemeenten om een beleid ter bestrijding van overlast van coffeeshops te voeren. Niet meer ter discussie staat, dat de gemeenten de bevoegdheid hebben een beleid ter bestrijding van de overlast als gevolg van de exploitatie van coffeeshops te voeren.Een vergunningstel voor coffeeshops is ook niet aanvaardbaar. Hierover zijn ook uitspraken geweest.Met de wijziging van de Opiumwet 1999, waarbij het artikel 13b (ook wel bekend als de Wet Damocles) werd toegevoegd, heeft de burgemeester de bevoegdheid gekregen “om bestuursdwang te passen indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is”.De handhaving van het gemeentelijke coffeeshopbeleid dient mede gelet op bovengenoemde uitspraak gebaseerd te worden.

Juridische grondslag

Het gemeentelijke coffeeshopbeleid heeft tot doel “de bescherming van het woon- en leefklimaat tegen de overlast die exploitatie van coffeeshops met zich mee kan brengen”.

Uit jurisprudentie kan worden opgemaakt dat er een belangrijk instrument is om een basis aan het gemeentelijke coffeeshopbeleid te geven: toepassing van de Wet Damocles met daarop gebaseerd beleid.

De Wet Damocles maakt het mogelijk in geval van handel in en verkoop van drugs tot sluiting van een voor publiek toegankelijk gebouw of enige andere ruimte over te gaan. Omdat sluiting niet op een autonome gemeentelijke verordening gebaseerd kan worden, is in artikel 174a van de Gemeentewet een sluitingsbepaling voor woningen opgenomen.Basis voor optreden is een gemeentelijke beleidsregel (artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht). Deze beleidsregel kan eveneens door de burgemeester worden vastgesteld en dient op grond van artikel 3:42 van de Awb (in het huis-aan-huisblad) te worden gepubliceerd. Tegen vaststelling van de beleidsregel is geen bezwaar of beroep mogelijk (artikel 8:2 Awb).

Beleid

In het driehoeksoverleg van het district Achterhoek is regelmatig gesproken over coffeeshops. Een werkgroep heeft ten behoeve van de driehoek gewerkt aan de ontwikkeling van een regionaal coffeeshopbeleid. Er is onder meer gekeken naar de huidige situatie, gemeenten met een centrumfunctie, aantrekkelijkheid voor Duitsers, plaatselijke behoefte en de bevolkingssamenstelling. Hieruit blijkt dat in de gemeente Bronckhorst een beperkte vraag naar softdrugs is. Men oriënteert zich voornamelijk op Zutphen en Doetinchem voor de aanschaf van softdrugs. Omdat de gemeente Bronckhorst een zeer grote oppervlakte beslaat met 5 grotere kernen en ongeveer 40 buurtschappen, versterkt dat de oriëntatie op de beide centrumgemeenten. In deze centrumgemeenten gaat men ook naar veelal naar het vervolgonderwijs.

Vanuit preventieoogpunt en teneinde, indien noodzakelijk, tot een snellere sluiting over te kunnen gaan, is het verstandig om in een beleidsregel het zogenoemde nulbeleid vast te stellen.

Op grond van artikel 3:46 Awb dient een beleidsregel te berusten op een deugdelijke motivering.De motivering voor het voeren van een nulbeleid bestaat uit de volgende punten:Openbare orde motieven:- we willen door het nulbeleid een aanzuigende werking van softdrugsgebruikers buiten de gemeente Bronckhorst voorkomen;

  • -

    er is geen grote lokale vraag naar softdrugs;- de vestiging van een coffeeshop zal, gelet op de aard van onze (plattelands)gemeente op veel bezwaren van inwoners stuiten;

  • -

    we willen voorkomen dat de drempel voor het verkrijgen van softdrugs verlaagd wordt;Volksgezondheidmotieven:

  • -

    gebruik van softdrugs is een risico voor de volksgezondheid. Dit motief is nu bruikbaar omdat de sluitingsbevoegdheid is verankerd in de Opiumwet.

De eerste drie motieven passen binnen het kader van de openbare orde en de aantasting van het woon- en leefmilieu van inwoners in onze gemeente.

Hoewel het gebruik van softdrugs door de aanwezigheid van een coffeeshop beter controleerbaar en reguleerbaar zal zijn, zullen jongeren door het feit dat het makkelijker wordt softdrugs te verkrijgen en een coffeeshop een aanzuigende werking heeft op softdrugsgebruikers van elders, eerder met softdrugs in aanraking komen en in de verleiding worden gebracht om te gaan gebruiken. Dit moet worden voorkomen.

De hierboven beschreven motieven zijn geaccepteerd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak 22 mei 1997, inzake de gemeente Naaldwijk, vindplaats Gst. 7057, 4).

Het grote voordeel van het vastleggen van beleid in een beleidsregel is dat er in een handhavingbeschikking verwezen kan worden naar deze beleidsregel (artikel 4:82 Awb) en de nadelige gevolgen van de onderhavige coffeeshop niet expliciet aangetoond behoeven te worden, de zogenoemde theorie van de geabstraheerde overlast.Zoals eerder is opgemerkt is een belangrijke hoofddoelstelling van het gemeentelijke coffeeshopbeleid de bescherming van het woon- en leefklimaat. In jurisprudentie heeft zich deze theorie van de geabstraheerde overlast ontwikkeld. Deze theorie houdt dus in dat bij een goed gemotiveerd beleid niet telkens in afzonderlijke gevallen de overlast hoeft te worden aangetoond. Bij het treffen van een bestuurlijke maatregel kan volstaan worden met een verwijzing naar het beleid mits dit goed onderbouwd is.

Bestemmingsplan

Indien een coffeeshop zich vestigt in een pand in strijd met de geldende bestemming, kan ook op grond van het bestemmingsplan hiertegen opgetreden worden.Zoals eerder is opgemerkt wordt een coffeeshop in het kader van de AHOJ-G richtlijnen als een horecabedrijf beschouwd. Dit betekent dat coffeeshops zich alleen kunnen vestigen in panden met een horecabestemming of panden met een meer algemene bestemming w.o. horeca.

Nuloptie

Wat softdrugs betreft is de hoeveelheid van belang. Verkoop in coffeeshops van hoeveelheden die kennelijk voor de export bestemd zijn, geldt als misdrijf, en wordt streng aangepakt. De verkoop van kleine hoeveelheden softdrugs voor eigen gebruik heeft een lage opsporingsprioriteit. Verkoop van maximaal 5 gram softdrugs in gedoogde coffeeshops is een overtreding, maar wordt niet actief opgespoord, dus gedoogd. Verkoop op straat of in woningen wordt niet gedoogd. Deze verkoop wordt dus wel actief opgespoord.Vanwege het feit dat het merendeel van de “harddruggebruiker” ook cannabis blijft gebruiken, ontmoeten hard- en softdrugsgebruikers elkaar regelmatig in de coffeeshop en is gebleken dat regelmatige cannabisgebruikers gemakkelijker overstappen op harddrugs.

Enkele andere redenen voor het voeren van de nuloptie:

  • -

    cannabis tast de gezondheid aan.

  • In de huidige Nederwiet zit een veel hoger THC gehalte dan in het verleden;

  • -

    - een coffeeshop werkt drempelverlagend. Momenteel zijn jongeren uit gemeenten met een nuloptie aangewezen op de dichtstbijzijnde coffeeshop in een centrumgemeente. De leeftijdsgrens in een coffeeshop is altijd 18 jaar. Jongeren onder de 18 jaar zijn dus altijd aangewezen op vrienden, kennissen, een huisdealer of een zogenaamde “wiettaxi”. Een coffeeshop werkt drempelverlagend en vergemakkelijkt de verkrijgbaarheid van drugs.

  • -

    Toename hennepteelt binnen de gemeente.

  • In het coffeeshopbeleid wordt altijd gesproken over de “voordeur” en de “achterdeur”. De inkoop van cannabisproducten (de achterdeur) gebeurt altijd illegaal. Naar schatting zijn er momenteel in Nederland ongeveer 100.000 thuistelers. De vestiging van een coffeeshop kan tot gevolg hebben dat anderen hierin “brood” gaan zien en thuis zullen gaan kweken. Thuiskweek kan weer leiden tot overlast, stank en brandgevaar.- Toename van criminaliteit. Iedere coffeeshophouder moet zorgen voor een behoorlijk netwerk van “leveranciers”, wil hij het hele jaar door kunnen verkopen. Rondom coffeeshops kunnen verschillende soorten van crimineel gedrag voorkomen.

Beleidsregel

“Gelet op bovenstaande besluit ik dat er in de gemeente Bronckhorst geen coffeeshops worden toegestaan”.

Na constatering van drugsverkoop vanuit een inrichting, die als coffeeshop kan worden aangemerkt, wordt tegen de exploitant proces-verbaal opgemaakt en volgt een (bestuurlijke) aanschrijving om de verkoop c.q. handel in softdrugs onmiddellijk stop te zetten met de waarschuwing dat bij de eerstvolgende constatering de inrichting daadwerkelijk voor de duur van drie maanden wordt gesloten. Bij herhaling volgt een sluiting voor de duur van een jaar.