Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel

Geldend van 05-01-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-11-2016

Intitulé

Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007

Het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel;

gelet op de overeenstemming met de commissie voor Georganiseerd Overleg;

b e s l u i t :

vast te stellen het navolgende;

Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Besluit wordt verstaan onder:

a.gemeente:

de gemeente Capelle aan den IJssel;

b.CAR/UWO:

de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten / de Uitwerkingsovereenkomst;

c.bevoegd gezag:

het college van burgemeester en wethouders dan wel de door deze in mandaat aangewezen medewerker;

d.medewerker:

de ambtenaar in de zin van de CAR/UWO dan wel de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;

e.woongebied:

het gebied gelegen op een afstand van minder dan 10 kilometer van de plaats van tewerkstelling van de medewerker, waarbij de afstand wordt vastgesteld aan de hand van de ANWB-routeplanner;

f.woon-werkverkeer:

het reizen door de medewerker langs de meest gebruikelijke weg tussen zijn feitelijk woonadres/verblijfadres en de plaats van tewerkstelling;

g.feitelijk woonadres/verblijfplaats:

de vaste woongelegenheid waar de medewerker en het gezin dan wel de partner verblijft;

  • h.

    plaats van tewerkstelling:

    de locatie waar of van waaruit de arbeid in de regel wordt aangevangen en/of beëindigd;

  • i.

    dienstreis:

een naar het oordeel van het bevoegd gezag noodzakelijke verplaatsing van een medewerker tot het verrichten van werkzaamheden buiten de plaats van tewerkstelling, evenals het hiermede verband houdende verblijf buiten deze plaats;

j.verblijfkosten:

de logieskosten, de kosten van maaltijden (ontbijt, lunch en diner) en kleine kosten overdag / ’s avonds tijdens een dienstreis;

k.reisregeling binnenland:

de reisregeling zoals deze door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is vastgesteld en die van toepassing is op de rijksambtenaren ingeval van een binnenlandse dienstreis;

l.reisregeling buitenland

de reisregeling zoals deze door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is vastgesteld en die van toepassing is op de rijksambtenaren ingeval van een buitenlandse dienstreis.

Paragraaf 2 Vervoersvergoeding woon- werkverkeer

Artikel 2

De medewerker die voldoet aan de gestelde eisen in artikel 3 dan wel artikel 4 kan eenmaal per kalenderjaar kenbaar maken of hij in aanmerking wenst te komen voor de vervoersvergoeding als bedoeld in artikel 3 of kiest voor de openbaar vervoervergoeding als bedoeld in artikel 4 van dit besluit.

Artikel 3

  • 1.

    De medewerker die woonachting is buiten het woongebied en die de afstand tussen diens feitelijk woonadres/verblijfplaats en de plaats van tewerkstelling met eigen vervoer aflegt, komt voor een vervoersvergoeding woon-werkverkeer in aanmerking.

  • 2.

    Het aantal kilometers woon-werkverkeer met het eigen vervoer wordt maandelijks vergoed op basis van een vaste vervoersvergoeding dan wel op declaratiebasis.

  • 3.

    De vaste vervoersvergoeding woon-werkverkeer eigen vervoer is van toepassing voor medewerkers waarvoor geldt dat zij ten minste 70% van het aantal werkdagen per kalenderjaar naar de voor hen geldende plaats van tewerkstelling reizen. Het aantal werkdagen is hierbij vastgesteld op 214 dagen per jaar.

  • 4.

    Het aantal werkdagen van 214 per jaar wordt naar evenredigheid verlaagd in het geval de medewerker minder dan vijf dagen per week werkt.

  • 5.

    De hoogte van de maandelijkse vervoersvergoeding woon- werkverkeer eigen vervoer op basis van een vaste vervoersvergoeding wordt als volgt bepaald:

(214 werkdagen x totale reisafstand per dag x € 0,19)/12 maanden.

Hierbij geldt dat de uitkomst (de vaste vervoersvergoeding woon-werkverkeer) wordt gemaximeerd tot de volgende maxima per maand:

enkele reisafstand

één dag per week

twee dagen per week

drie dagen per week

vier dagen of meer per week

10-15 km

€ 8,13

€ 16,25

€ 24,38

€ 32,50

15-20 km

€ 11,38

€ 22,75

€ 34,13

€ 45,50

20 km of meer

€ 16,25

€ 32,50

€ 48,75

€ 65,--

  • 6.

    De vaste vervoersvergoeding woon- werkverkeer eigen vervoer wordt verlaagd, verhoogd dan wel niet langer toegekend indien de reisafstand wijzigt gedurende het kalenderjaar;

  • 7.

    De medewerker die niet gedurende een jaar ten minste 150 werkdagen (70% van 214) bij een werkweek van vijf dagen naar de plaats van tewerkstelling reist, kan geen vaste vervoersvergoeding woon-werkverkeer eigen vervoer ontvangen. Deze medewerker krijgt zijn reiskosten vergoed op declaratiebasis. Hierbij geldt een vergoeding van € 0,19 per kilometer met een maximum van de vergoeding zoals weergegeven in de tabel in lid 5 van dit artikel.

Artikel 4

  • 1.

    De medewerker die woonachtig is buiten het woongebied en die de afstand tussen zijn feitelijk woonadres/verblijfadres en de plaats van tewerkstelling ten minste drie dagen per week met het openbaar vervoer aflegt, komt voor een vervoersvergoeding woon- werkverkeer openbaar vervoer in aanmerking.

  • 2.

    De vervoersvergoeding woon- werkverkeer openbaar vervoer is gemaximeerd tot tweemaal het bedrag zoals genoemd in de tabel van lid 5 van artikel 3, zijnde het bedrag bij 20 kilometer of meer in het geval er vier dagen of meer per week wordt gereisd naar de plaats van tewerkstelling. Voor de vervoersvergoeding woon-werkverkeer openbaar vervoer geldt dan de volgende tabel:

enkele reisafstand

drie dagen per week

vier dagen of meer per week

10-15 km

€ 48,76

€ 65,--

15-20 km

€ 68,26

€ 91,--

20 km of meer

€ 97,50

€ 130,--

3.De vervoersvergoeding woon- werkverkeer openbaar vervoer bestaat uit de door de werkgever te vergoeden vervoersbewijzen, zijnde het OV-jaarabonnement of de NS-trajectkaart of een combinatie daarvan.

Artikel 5

  • 1. De medewerker heeft de mogelijkheid om in de volgende gevallen een nieuwe vervoerskeuze te maken.

    • a.

      Na afloop van het een jaar durende openbaar vervoersabonnement.

    • b.

      Bij verhuizing van de medewerker.

    • c.

      Indien om redenen van arbeidsongeschiktheid de medewerker niet meer over een OV-jaarabonnement dan wel een NS-trajectkaart kan beschikken.

  • 2. Eventuele kosten die de gemeente moet maken in verband met tussentijdse wijzigingen, anders dan de in lid 1 van dit artikel vermelde mogelijkheden om van vervoerskeuze te veranderen, komen te allen tijde voor rekening van de medewerker.

Artikel 6

  • 1. De vervoersvergoeding wordt stopgezet bij een afwezigheid, om welke reden dan ook, van langer dan de lopende maand plus de daarop volgende kalendermaand.

  • 2. Indien de aanstelling van de medewerker voor wat betreft het aantal werkdagen per week wordt gewijzigd, vindt ingaande de ingangsdatum van de wijziging van de aanstelling een herziening van de vervoersvergoeding plaats overeenkomstig artikel 3 dan wel artikel 4.

  • 3. Indien sprake is van wijziging van de plaats van tewerkstelling wordt aan de hand van de vast stellen enkele reisafstand woon- werkverkeer de vervoersvergoeding ter beoordeling van het bevoegd gezag aangepast.

Artikel 7

De medewerker is verplicht onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan het bevoegd gezag van elke wijziging in zijn omstandigheden en van alle gegevens die van belang kunnen zijn voor de aanspraak op en het bedrag van de vervoersvergoeding.

Artikel 8

De medewerker of de gewezen medewerker is verplicht de teveel ontvangen vergoeding, uit welke hoofde dan ook, terug te betalen.

Artikel 9

De medewerker die op grond van het bovenstaande een vervoersvergoeding ontvangt, kan niet tegelijkertijd een vergoeding ontvangen op basis van het bepaalde in de artikelen 7 tot en met 11, zoals opgenomen in het onderdeel reiskosten van de Verplaatsingskostenverordening 1991.

Paragraaf 3 Vergoeding reis- en verblijfkosten van binnenlandse dienstreizen

Artikel 10

1. De medewerker kan gebruik maken van de regeling fiscale uitruil vervoersvergoeding

woon-werkverkeer.

2. De in het eerste lid bedoelde regeling betekent de mogelijkheid voor de medewerker om de niet benutte fiscale ruimte voor een onbelaste vergoeding woon-werkverkeer in te zetten door uitruil met de eindejaarsuitkering.

3. De medewerker die van de in het eerste lid bedoelde regeling gebruik wil maken dient hiertoe het formulier regeling fiscale uitruil vervoersvergoeding woon-werkverkeer in te vullen en te ondertekenen.

Artikel 11 Reiskosten

  • 1. De medewerker die uit hoofde van zijn functie of ingevolge een dienstopdracht een binnenlandse dienstreis maakt, heeft aanspraak op vergoeding van de kosten van deze dienstreis.

  • 2. Dienstreizen, die in Nederland zijn begonnen en waarbij het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is of waarbij de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland, worden voor de toepassing van dit besluit aangemerkt als dienstreizen binnen Nederland.

  • 3. Indien van derden een vergoeding wordt ontvangen voor de in het eerste lid van dit artikel bedoelde kosten, wordt deze vergoeding in mindering gebracht op de vergoeding waarop ingevolge dit besluit aanspraak bestaat.

Artikel 12

  • 1. De dienstreizen dienen in de regel met openbaar vervoermiddelen te worden gemaakt, tenzij anders is bepaald door het bevoegd gezag.

  • 2. Indien de dienstreis naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden gemaakt, kan het bevoegd gezag aan de medewerker toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig.

Artikel 13

  • 1. De reiskosten van de binnenlandse dienstreis worden vergoed indien sprake is van noodzakelijke dienstreizen in het belang van de gemeente.

  • 2. Onder noodzakelijke reiskosten in het belang van de gemeente worden verstaan kosten die zijn gemaakt:

    • -

      in de lijn van de normale uitoefening van de functie;

    • -

      in het kader van het werken buiten de plaats van tewerkstelling;

    • -

      in het kader van training, vorming of opleiding geheel of gedeeltelijk voor rekening van de gemeente.

  • 3. Reiskosten voor woon-werkverkeer worden niet aangemerkt als kosten in het belang van de gemeente.

  • 4. Financiële sancties op verkeersovertredingen worden niet aangemerkt als reiskosten in de zin van deze regeling.

Artikel 14

  • 1. Een dienstreis dient via de snelste weg te worden gemaakt, tenzij door het bevoegd gezag een andere opdracht is gegeven.

  • 2. In het geval wordt gereisd met een eigen motorvoertuig dient de snelste weg te worden bepaald aan de hand van de routeplanner van de ANWB.

  • 3. De plaats van tewerkstelling wordt door het bevoegd gezag als begin- en eindpunt van de dienstreis aangemerkt. Het aantal kilometers wordt naar boven afgerond tot het naast hogere gehele getal.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het derde lid van dit artikel kan de woning van de medewerker of een andere plaats als beginpunt en/of eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt, tenzij op de heenreis of de terugreis de plaats van tewerkstelling wordt bezocht.

Artikel 15

  • 1. De vergoeding van de reiskosten met een openbaar vervoermiddel vindt plaats op grond van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor een plaats in de eerste klasse.

  • 2. Indien de medewerker gebruik maakt van een eigen motorvoertuig bedraagt de kilometervergoeding een bedrag van € 0,31 per kilometer.

  • 3. Parkeer-, veer- en tolgelden maken onderdeel uit van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde vergoeding per kilometer en komen om deze reden niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 4. Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het dienstbelang er mee is gebaat dat tijdens een dienstreis naast het openbaar vervoer tevens gebruik wordt gemaakt van een taxi, worden de aan dat taxigebruik verbonden kosten volledig vergoed.

Artikel 16

  • 1. Uitbetaling van de vergoeding van de reiskosten geschiedt achteraf en op declaratiebasis. Declaraties dienen voorzien te zijn van originele, deugdelijke bewijsstukken.

  • 2. De aanspraak op een vergoeding vervalt, indien de betrokkene de declaratie niet indient binnen drie maanden na de maand waarop de declaratie betrekking heeft.

Artikel 17

De vergoedingen eigen vervoer voor dienstreizen in het kalenderjaar die het maximum van het belastingvrij te vergoeden bedrag per kilometer overschrijden, strekken mede tot de vergoeding van reiskosten in het kader van het woon-werkverkeer (saldering).

Artikel 18 Verblijfkosten

De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden en logies en voor kleine uitgaven overdag en ’s avonds kunnen voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 19

  • 1. Verblijfkosten voor binnenlandse dienstreizen worden vergoed tot de naar het oordeel van het bevoegd gezag in redelijkheid gemaakte werkelijke kosten, op basis van en met toepassing van de bedragen zoals hieronder opgenomen.

  • 2. De verblijfkosten worden vergoed tegen de bedragen zoals genoemd in de Reisregeling binnenland.

  • 3. De verblijfkosten kunnen bestaan uit de volgende kostensoorten:

    • a.

      kleine uitgaven overdag (dagcomponent);

    • b.

      kleine uitgaven ’s avonds (avondcomponent);

    • c.

      ontbijt (ontbijtcomponent);

    • d.

      lunch (lunchcomponent);

    • e.

      diner (dinercomponent);

    • f.

      logies (logiescomponent).

  • 4. Bij aansluitende dienstreizen kan de avondcomponent als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet langer dan voor de eerste acht avonden worden toegekend. Voor ieder volgend etmaal dat binnen die dienstreis valt, wordt het bedrag van de avondcomponent gehalveerd.

  • 5. Voor een resterend gedeelte van een etmaal dan wel voor een incidentele dienstreis van kortere duur dan een etmaal worden de uit te keren bedragen voor verblijfkosten berekend overeenkomstig het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel, met dien verstande dat:

    • a.

      de dagcomponent slechts wordt toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat ten minste vier uren in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt;

    • b.

      de avondcomponent en de ontbijtcomponent slechts worden toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat een overnachting in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt;

    • c.

      de lunchcomponent respectievelijk de dinercomponent slechts worden toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat de tijd tussen 12.00 uur en 14.00 uur respectievelijk tussen 18.00 uur en 21.00 uur geheel in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt.

  • 6. Er bestaat geen aanspraak op een vergoeding voor maaltijden indien tijdens de dienstreis de gelegenheid bestaat maaltijden verstrekt door derden te ontvangen, tenzij de medewerker aannemelijk maakt dat hij daarvan geen gebruik heeft kunnen maken.

Paragraaf 4 Vergoeding reis- en verblijfkosten van buitenlandse dienstreizen

Artikel 20 Reiskosten

  • 1. De medewerker die uit hoofde van zijn functie of ingevolge een dienstopdracht een buitenlandse dienstreis maakt, heeft aanspraak op vergoeding van de kosten van deze dienstreis.

  • 2. Indien van derden een vergoeding wordt ontvangen voor de in het eerste lid van dit artikel bedoelde kosten, wordt deze vergoeding in mindering gebracht op de vergoeding waarop ingevolge dit besluit aanspraak bestaat.

Artikel 21

  • 1. De dienstreizen dienen in de regel met openbaar vervoermiddelen te worden gemaakt, tenzij anders is bepaald door het bevoegd gezag.

  • 2. Indien de dienstreis naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet op doelmatige wijze met het openbaar vervoer kan worden gemaakt, kan het bevoegd gezag aan de medewerker toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig.

Artikel 22

  • 1. De reiskosten van de buitenlandse dienstreis worden vergoed indien sprake is van noodzakelijke dienstreizen in het belang van de gemeente.

  • 2. Onder noodzakelijke reiskosten in het belang van de gemeente worden verstaan de kosten die zijn gemaakt:

  • - in de lijn van de normale uitoefening van de functie;

  • - in het kader van het werken buiten de plaats van tewerkstelling;

  • - in het kader van training, vorming of opleiding geheel of gedeeltelijk voor rekening van de gemeente.

  • 3. Reiskosten voor woon-/werkverkeer worden niet aangemerkt als kosten in belang van de gemeente.

  • 4. Financiële sancties op verkeersovertredingen worden niet aangemerkt als reiskosten.

Artikel 23

  • 1. Een dienstreis behoort via de meest optimale route te worden gemaakt, tenzij door het bevoegd gezag een andere opdracht is gegeven.

  • 2. In het geval wordt gereisd met een eigen motorvoertuig dient de meest optimale route te worden bepaald aan de hand van de routeplanner van de ANWB.

  • 3. De plaats van tewerkstelling wordt door het bevoegd gezag als begin- en eindpunt van de buitenlandse dienstreis aangemerkt. Het aantal kilometers wordt naar boven afgerond tot het naast hogere gehele getal.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid van dit artikel kan de woning van de medewerker of een andere plaats als beginpunt en/of eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt, tenzij op de heenreis onderscheidenlijk de terugreis de plaats van tewerkstelling wordt bezocht.

Artikel 24

  • 1. Als reiskosten per openbaar vervoer, per boot en per vliegtuig worden vergoed de kosten die blijkens overgelegde bewijsstukken in verband met de buitenlandse dienstreis zijn gemaakt voor het gebruik van daartoe door het bevoegd gezag aangewezen vervoermiddelen.

  • 2. Het bevoegd gezag bepaalt in welke vervoersklasse mag worden gereisd, met dien verstande dat het reizen per vliegtuig in de eerste klasse of een daarmee vergelijkbare klasse niet voor vergoeding in aanmerking komt.

  • 3. Voor zover het dienstbelang dan wel de reisomstandigheden naar het oordeel van het bevoegd gezag daartoe aanleiding geven, worden toeslagen voor bijzondere treinen, kosten van plaatsreservering in treinen en kosten voor het gebruik van een slaapwagon, alsmede extra kosten voor bagage als reiskosten vergoed.

  • 4. De volgende kosten worden eveneens als reiskosten vergoed:

    • a.

      kosten van vervoer van het station, de haven of het vliegveld van aankomst naar de plaats van bestemming op de heen- en op de terugreis;

    • b.

      kosten voor luchthavenrechten;

    • c.

      kosten voor een kruier.

  • 5. Indien voor een binnen Nederland verlopend gedeelte van de dienstreis dat aansluit op een reisgedeelte per openbaar vervoer, vliegtuig of boot, met toestemming van het bevoegd gezag gebruik wordt gemaakt van een eigen motorvoertuig, wordt daarvoor een vergoeding verleend van € 0,31 per kilometer.

  • 6. Indien de medewerker gebruik maakt van een eigen motorvoertuig bedraagt de kilometervergoeding een bedrag van € 0,31 per kilometer.

  • 7. Parkeer-, veer- en tolgelden maken onderdeel uit van de in het zesde lid van dit artikel bedoelde vergoeding per kilometer en komen om deze reden niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 25 Verblijfkosten

  • 1. Verblijfkosten zijn de in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden, logies en kleine uitgaven.

  • 2. De verblijfkosten worden vergoed tegen de bedragen zoals genoemd in de Reisregeling buitenland.

  • 3. Geen aanspraak op een vergoeding wegens verblijfkosten bestaat voor een dienstreis korter dan vier uur.

  • 4. Het bevoegd gezag kan de medewerker die met alle bewijsstukken aantoont dat een vergoeding vastgesteld volgens het tweede lid door bijzondere omstandigheden niet toereikend is om tijdens de dienstreis gemaakte verblijfkosten te bestrijden, toestaan de meerdere kosten, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk in rekening te brengen.

  • 5. De vergoeding voor verblijfkosten inzake buitenlandse dienstreizen bestaat uit:

  • a. een vergoeding voor kleine uitgaven ter grootte van 1,5% van het bedrag voor overige kosten zoals opgenomen in de Reisregeling buitenland, voor ieder uur dat de dienstreis duurt;

  • b. een vergoeding van de werkelijk gemaakte logieskosten tot maximaal per overnachting het daarvoor in de Reisregeling buitenland opgenomen bedrag;

  • c. een ontbijtvergoeding ter grootte van 12% van het bedrag voor overige kosten zoals opgenomen in de Reisregeling buitenland, voor iedere periode van 06.00 uur tot 08.00 uur die binnen de dienstreis valt;

  • d. een lunchvergoeding ter grootte van 20% van het bedrag voor overige kosten zoals opgenomen in de Reisregeling buitenland, voor iedere periode van 12.00 uur tot 14.00 uur die binnen de dienstreis valt;

  • e. een dinervergoeding ter grootte van 32% van het bedrag voor overige kosten zoals opgenomen in de Reisregeling buitenland, voor iedere periode van 18.00 uur tot 21.00 uur die binnen de dienstreis valt.

  • 6. Indien een bewijsstuk van kosten voor logies en ontbijt wordt overgelegd waaruit niet blijkt welk deel van de kosten voor logies en welk deel van de kosten voor ontbijt zijn gemaakt, worden de op het bewijsstuk vermelde kosten vergoed, voor zover deze niet meer bedragen dan de som van de vergoedingen genoemd in het vijfde lid, onder b en c.

Artikel 26

De in verband met een dienstreis gemaakte kosten voor interlokale en internationale telefoongesprekken ten behoeve van dienstdoeleinden, alsmede de naar het oordeel van het bevoegd gezag noodzakelijk gemaakte kosten voor vaccinatie en representatie worden op basis van overgelegde bewijsstukken geheel vergoed.

Artikel 27

  • 1. Uitbetaling van verblijfkosten geschiedt achteraf, op declaratiebasis. Declaraties dienen voorzien te zijn van originele, deugdelijke bewijsstukken.

  • 2. De aanspraak op een vergoeding vervalt, indien de medewerker de declaratie niet indient binnen drie maanden na de maand waarop de declaratie betrekking heeft.

Paragraaf 5 Vergoeding kosten van een warme maaltijd

Artikel 28

  • 1. Aan de medewerker die naar het oordeel van het bevoegd gezag niet in staat is zijn maaltijd op de hiervoor bestemde tijd (tussen 17.00 en 20.00 uur) op de voor hem gebruikelijke plaats te nuttigen, wordt een maaltijd verstrekt dan wel vergoed.

  • 2. De aan de medewerker hiervoor in rekening gebrachte kosten worden hem op basis van de overgelegde rekening vergoed.

  • 3. Voor wat betreft de hoogte van de vergoeding van de maaltijd wordt aangesloten bij de Reisregeling binnenland.

Paragraaf 6 Slotbepalingen

Artikel 29

Het bevoegd gezag behoudt zich het recht voor om in verband met fiscale wijzigingen, de bedragen zoals overeengekomen met een medewerker en de bedragen zoals zijn opgenomen in dit besluit te wijzigen in het fiscaal onbelast toegestane maximum.

Artikel 30

  • 1. Het bevoegd gezag kan, in overeenstemming met de commissie voor Georganiseerd Overleg en gehoord de Ondernemingsraad, nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit besluit.

  • 2. In gevallen waarin dit besluit niet of niet in redelijkheid voorziet kan het bevoegd gezag nader beslissen.

Artikel 31

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag van vaststelling.

  • 2.

    Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007.

  • 3.

    Met ingang van de dag van vaststelling worden ingetrokken:

  • -

    de Verordening vervoersvergoeding woon-werkverkeer gemeente Capelle aan den IJssel 2002, vastgesteld bij besluit van 29 oktober 2002;

  • -

    het Besluit dienstreisvergoedingen buitenland, vastgesteld bij besluit van 6 maart 2001.

Ondertekening

Capelle aan den IJssel, 5 februari 2008.
Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
G.Kruijt. J.J. van Doorne.

Toelichting op het Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007

1.Begripsbepalingen

De begripsbepalingen in paragraaf 1 van het Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007 zijn grotendeels gelijk aan de begripsbepalingen uit de Verordening vervoersvergoeding

woon-werkverkeer gemeente Capelle aan den IJssel 2002. Een uitbreiding van de begripsbepalingen heeft plaatsgevonden met de begrippen “Dienstreis”, “Reisregeling binnenland” en “Reisregeling buitenland”.

2.Vervoersvergoeding woon-werkverkeer

Verordening 2002

Op 29 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten tot het vaststellen van de Verordening vervoersvergoeding woon-werkverkeer gemeente Capelle aan den IJssel 2002. Deze verordening werd vastgesteld op grond van de noodzaak om goede secundaire arbeidsvoorwaarden met betrekking tot woon-werkverkeer voor de medewerkers van de gemeente te creëren. Op deze wijze diende de gemeente Capelle aan den IJssel aantrekkelijker te worden gemaakt voor zowel het zittende personeel als voor het nieuw te werven personeel ofwel de gemeente diende concurrerend te zijn ten opzichte van andere gemeenten.

De betreffende verordening werd vastgesteld met inachtneming van de fiscale wetgeving, wat in concreto betekende dat alle begrippen en termen uit de fiscale wetgeving werden overgenomen.

De Verordening vervoersvergoeding gemeente Capelle aan den IJssel 2002 die is ingegaan op 1 januari 2002, bevatte in hoofdlijnen de volgende bepalingen:

  • 1.

    De ambtenaar die naar zijn vaste arbeidsplaats reist en waarvan de afstand naar het feitelijk woonadres/verblijfplaats meer dan 10 kilometer bedraagt, derhalve een afstand vanaf 10,1 kilometer, heeft de keuze uit een vervoersbijdrage ter grootte van 50% van de fiscale forfaitaire tabel, dan wel indien gebruik wordt gemaakt van een vorm van openbaar vervoer, uit een OV-jaarabonnement of een NS-trajectkaart. De OV-jaarkaart geldt voor het vaste woon-werkverkeer-traject en is op basis van de tweede klasse. De OV-jaarkaart wordt verstrekt door de werkgever.

  • 2.

    Deeltijders die minder dan vier dagen per week werken en kiezen voor een vervoersbijdrage ter grootte van 50% van de fiscale forfaitaire tabel, ontvangen overeenkomstig de forfaitaire regeling een vergoeding naar evenredigheid van het aantal dagen waarop is gereisd.

  • 3.

    Alle vergoedingen zijn in de sfeer van de loonheffingen – loonbelasting, sociale premies en Zorgverzekeringswet – onbelast respectievelijk worden door de werkgever netto verstrekt.

  • 4.

    De reiskostenvergoeding op grond van de verordening wordt niet afhankelijk gesteld van het gebruikte vervoermiddel en is evenmin afhankelijk van de intentie om te verhuizen naar de standplaats als bedoeld in de Verplaatsingskostenverordening 1991. Op grond van de Verplaatsingskostenverordening bestond de mogelijkheid om indien een dergelijke intentie werd uitgesproken, een tegemoetkoming in de reiskosten te ontvangen voor de duur van twee jaar. Deze tegemoetkoming in de reiskosten wordt met de inwerkingtreding van de Verordening vervoers-vergoeding gemeente Capelle aan den IJssel 2002 derhalve niet meer toegekend.

  • 5.

    De reiskosten bij dienstreizen over een traject dat samenvalt met het woon-werkverkeer kunnen niet langer worden gedeclareerd. De vergoeding van deze reiskosten wordt geacht verdisconteerd te zijn in de vergoeding van de werkgever.

  • 6.

    Indien de werknemer arbeidsongeschikt is, maar wel dagelijks of een aantal dagen per week van zijn woning naar de arbeidsplaats reist in verband met reïntegratie of arbeidstherapie, blijft de aanspraak op een vervoersvergoeding gehandhaafd.

Volgens de bepalingen van de Verordening vervoersvergoeding woon-werkverkeer gemeente

Capelle aan den IJssel 2002 was er sprake van woon-werkverkeer als de werknemer ten minste eenmaal per week op dezelfde dag langs de snelste weg heen en weer reist tussen zijn woning of verblijfplaats en de arbeidsplaats. De afstand woon-werkverkeer werd door de werkgever bepaald aan de hand van een zeer nauwkeurige routeplanner, zijnde de ANWB-routeplanner (snelste route). Inzake het begrip feitelijk woonadres/verblijfplaats ging het bij een woning om een vaste woongelegenheid waar het gezin dan wel de partner verbleef en kon het om een verblijfplaats gaan als de medewerker door de week in de buurt van zijn werk een kamer aanhield. In de laatstgenoemde situatie gold de vergoeding voor de reizen die bij deze kamer beginnen.

Aan de onderhavige verordening is toepassing gegeven doordat na het besluit van het college van burgemeester en wethouders aan alle medewerkers een besluit is toegezonden inzake het al dan niet toekennen van een vergoeding op grond van de verordening. Vanaf dit moment wordt de toekenning van een vergoeding en de hoogte van de vergoeding op grond van de verordening vastgesteld bij de indiensttreding van een medewerker en maakt als zodanig onderdeel uit van de aanstellingsbrief.

Huidige verordening

Inmiddels zijn de fiscale spelregels inzake de vergoedingen voor het woon-werkverkeer aanzienlijk veranderd en voldoet de Verordening vervoersvergoeding woon-werkverkeer gemeente

Capelle aan den IJssel 2002 niet meer aan de huidige fiscale wet- en regelgeving. Het reiskostenforfait was van toepassing tot 1 januari 2004. Sedert deze datum bestaat dit niet meer. Een werkgever mag een onbelaste vergoeding geven voor de kosten woon-werkverkeer tot een maximumbedrag van € 0,19 per daadwerkelijk afgelegde kilometer. Nu het gaat om een onbelaste vergoeding van de daadwerkelijk afgelegde kilometers, betekent dit dat de gemeente gedwongen wordt tot het voeren van een administratie waarin is vastgelegd het aantal dagen dat een medewerker op zijn werk is geweest en de afgelegde afstand wordt vastgelegd.

Al voor de invoering van de nieuwe wetgeving was het duidelijk dat de beoogde vereenvoudiging zo niet haalbaar was. In plaats van het voeren van een administratie waarin alles nauwkeurig wordt vastgelegd met betrekking tot de woon-werkvergoedingen is het mogelijk om een praktische regeling te hanteren.

Door middel van deze regeling is het mogelijk om onder bepaalde voorwaarden een vaste vergoeding uit te betalen voor reiskosten, zonder dat een nauwkeurige administratie van werkelijk gewerkte dagen en afgelegde afstanden noodzakelijk is. Deze praktische regeling is vastgelegd in artikel 3 van het

Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007.

Met de inwerkingtreding van het Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007 is de Verordening vervoersvergoeding woon-werkverkeer gemeente Capelle aan den IJssel 2002 ingetrokken.

Vaste vervoersvergoeding

De hoogte van de maandelijkse vervoersvergoeding woon-werkverkeer eigen vervoer op basis van een vaste vervoersvergoeding wordt als volgt bepaald:

(214 werkdagen x totale reisafstand x € 0,19)/12 maanden.

Deze praktische regeling is echter alleen toepasbaar voor medewerkers die ten minste 70% van het aantal werkdagen per kalenderjaar ofwel 150 dagen op jaarbasis naar de vaste arbeidsplaats reizen.

Vastgesteld kan worden dat voor bijna alle medewerkers van de gemeente deze regeling toepasbaar is.

Echter, voor de medewerker die niet voldoet aan het criterium van 70% van het aantal werkdagen per kalenderjaar geldt dat hij zijn reiskosten vergoed krijgt op declaratiebasis. Hierbij geldt een vergoeding van

€ 0,19 per kilometer met een maximum van de vergoeding als weergegeven in de tabel in artikel 3, lid 5 van het Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007.

In het Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007 blijft de maximale hoogte van de vervoersvergoeding gelijk aan de maximale vervoersvergoeding zoals deze werd bepaald volgens de Verordening vervoersvergoeding woon-werkverkeer gemeente Capelle aan den IJssel 2002 op basis van het voorheen geldende reiskostenforfait. Er zijn derhalve geen financiële consequenties.

Wijzigingen

Het Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007 kent, voor wat betreft de vervoersvergoeding woon-werkverkeer, ten opzichte van de voorheen geldende regeling voor de vervoersvergoedingen woon-werkverkeer drie wijzigingen:

  • 1.

    Een vergoeding gebaseerd op de hierboven genoemde methode in plaats van het toepassen van het oude reiskostenforfait.

  • 2.

    De vergoeding van de reiskosten op declaratiebasis voor de medewerkers die niet voldoen aan het genoemde criterium van 70%.

  • 3.

    De saldering zoals opgenomen in artikel 16 van het Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007.

Saldering

Onder saldering wordt verstaan de mogelijkheid om met ingang van het jaar 2008 de vervoersvergoedingen woon-werkverkeer te salderen met de vergoedingen voor dienstreizen. Met salderen wordt het volgende bedoeld: als gevolg van het beschikbare budget voor woon-werkverkeer de medewerkers ontvangen niet de maximaal mogelijke fiscale onbelaste reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer. Omdat meer zou mogen worden vergoed voor de woon-werkvergoeding dan momenteel wordt gedaan ontstaat er een fiscale ruimte. Voor de vergoedingen voor dienstreizen geldt dat deze worden vergoed tegen een bedrag van

31 eurocent. Dit is € 0,12 meer dan de fiscale wetgeving voorschrijft. Deze € 0,12 wordt dan ook bruto uitgekeerd. De nieuwe fiscale wetgeving biedt de mogelijkheid om de ongebruikte fiscale ruimte in het

woon-werkverkeer te salderen met het belaste deel van de zakelijke kilometers.

Voorbeeld

Het volgende voorbeeld kan dit verduidelijken.

Medewerker A reist vijf dagen per week 10 kilometer van zijn huis naar de arbeidsplaats (en andersom) en zou derhalve een onbelaste vergoeding kunnen krijgen, gelet op de fiscale wetgeving, van maximaal

(214 werkdagen x 20 kilometer x € 0,19)/12 maanden) € 67,67 per maand ofwel € 812,04 per jaar.

Om reden dat de vaste vergoeding voor het woon-werkverkeer in onze regeling is gemaximeerd tot € 32,50 per maand, is derhalve een fiscale ruimte aanwezig van € 35,17 per maand ofwel € 422,04 per jaar.

Eenmaal per maand gedurende het gehele jaar maakt deze medewerker een dienstreis van 100 kilometer waarvoor gedeclareerd mag worden een bedrag van € 0,31 per kilometer (€ 0,19 belast en € 0,12 onbelast). Gelet op het belaste deel van de kilometervergoeding (€ 0,12) wordt op maandbasis belast een bedrag van 100 x € 0,12 = € 12,-- en op jaarbasis derhalve een bedrag van € 240,--. Gelet echter op de fiscale ruimte van € 35,17 per maand ofwel € 422,04 per jaar had de vergoeding voor de dienstreis onbelast kunnen worden uitbetaald. Dit wordt op het einde van het jaar alsnog gecorrigeerd.

De salarisadministratie draagt zorg voor de uitbetaling van de vervoersvergoeding en derhalve ook voor de uitbetaling van de saldering. Van de zijde van de medewerker is derhalve geen actie noodzakelijk.

Vervoersvergoeding woon-werkverkeer openbaar vervoer

Medewerkers kunnen voor het woon-werkverkeer gebruik maken van het openbaar vervoer.

Hiervoor dienen zij een abonnement (maandkaart dan wel jaarkaart) aan te schaffen van het betreffende openbaar vervoersmiddel. Na overhandiging van een kopie van een dergelijke kaart zal de gemeente overgaan tot het vergoeden van de gemaakte kosten. Na afloop van de geldigheidstermijn van het abonnement dient de medewerker het originele exemplaar te overhandigen aan de salarisadministratie. Losse kaartjes dan wel strippenkaarten komen niet in aanmerking voor een vergoeding. Indien wordt gekozen om te reizen met het openbaar vervoer dient deze keuze in beginsel gedurende een jaar

(12 maanden) gehandhaafd te blijven. Na afloop van het jaar (12 maanden) dient de medewerker opnieuw zijn keuze kenbaar te maken.

Let op

De vervoersvergoeding op grond van het Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007 is niet afhankelijk van het gebruikte vervoermiddel. De vervoersvergoeding is eveneens niet afhankelijk van de noodzaak casu quo de intentie om te verhuizen naar de standpplaats als bedoeld in de Verplaatsingskostenverordening 1991. Op grond van de Verplaatsingskostenverordening bestond de mogelijkheid om bij aanwezigheid van de noodzaak van een verhuizing, een tegemoetkoming te verstrekken in de reiskosten voor de duur van twee jaar. In artikel 9 van het Besluit kostenvergoedingen is vastgelegd dat indien een vervoersvergoeding wordt toegekend de in de Verplaatsingskostenverordening genoemde reiskostenvergoeding niet wordt toegekend.

3.Vergoeding reis- en verblijfkosten van binnenlandse dienstreizen

Reis- en verblijfkosten

In paragraaf 3 van het Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007 is vastgelegd aan welke voorwaarden een binnenlandse dienstreis dient te voldoen voordat wordt overgegaan tot een vergoeding van de hieraan verbonden reiskosten en (eventueel) de verblijfkosten. Een dergelijke vastlegging van de voorwaarden voor een dienstreis heeft tot op heden niet plaatsgevonden en is noodzakelijk geacht om alle mogelijke onduidelijkheden weg te nemen.

De hoogte van de kilometervergoeding voor dienstreizen is afgeleid van de Reisregeling binnenland die geldt voor de ambtenaren van de sector rijk. Wijzigingen in de hoogte van de vergoeding en/of de voorwaarden voor de vergoeding zijn opgenomen in een circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die (voor dit onderwerp) eenmaal per jaar ter kennis van de gemeente wordt gebracht. De hoogte van de kilometervergoeding voor dienstreizen is momenteel bepaald op € 0,28 per kilometer waarvan € 0,12 belast is. In overeenstemming met de commissie voor Georganiseerd Overleg is enige jaren geleden vastgesteld dat de kilometervergoeding in deze gemeente echter € 0,31 bedraagt.

De verblijfkosten kunnen bestaan uit de volgende kostensoorten:

  • a.

    kleine uitgaven overdag (dagcomponent);

  • b.

    kleine uitgaven ’s avonds (avondcomponent);

  • c.

    ontbijt (ontbijtcomponent);

  • d.

    lunch (lunchcomponent);

  • e.

    diner (dinercomponent);

  • f.

    logies (logiescomponent).

De voorwaarden waaraan een dienstreis moet voldoen ten einde te kunnen komen tot een uitbetaling van de reis- en verblijfkosten zijn neergelegd in de artikelen 10 tot en met 13 en 15 van het Besluit kostenvergoedingen en behoeven geen nadere toelichting. De hoogte van de vergoeding voor reiskosten en verblijfkosten is vastgelegd in de artikelen 14 en 18. Bijzondere vermelding verdient het bepaalde in

artikel 15, lid 1 volgens welk artikel de vergoeding van de reiskosten plaatsvindt op grond van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor een plaats in de eerste klasse. Deze bepaling is in overeenstemming met het bepaalde in de Reisregeling binnenland.

Parkeer-, veer- en tolgelden

De vergoeding van € 0,31 per kilometer bevat ook reeds de kosten voor parkeer-, veer- en tolgelden.

Dit betekent dat deze kosten niet alsnog kunnen worden gedeclareerd.

Schade

Volledigheidshalve wijzen wij erop dat in het geval met eigen motorrijtuig in de zin van de

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen een dienstreis wordt gemaakt, de eventuele schade die geleden wordt als gevolg van deze dienstreis wordt vergoed, tenzij de schade bestaat uit de normale slijtage van het gebruikte motorrijtuig dan wel sprake is van aan opzet of bewuste roekeloosheid grenzende verwijtbaarheid van de medewerker. De medewerker die in de regel meer dan 10.000 kilometers per jaar rijdt ten behoeve van de dienst en hiervoor een vergoeding ontvangt, heeft in het geheel geen recht op vergoeding van schade aan zijn eigen motorrijtuig.

4.Vergoeding reis- en verblijfkosten van buitenlandse dienstreizen

In paragraaf 4 van het Besluit kostenvergoedingen gemeente Capelle aan den IJssel 2007 is vastgelegd aan welke voorwaarden een buitenlandse dienstreis dient te voldoen voordat wordt overgegaan tot een vergoeding van de hieraan verbonden reiskosten en (eventueel) de verblijfkosten. Een dergelijke vastlegging van de voorwaarden voor een dienstreis heeft tot op heden niet plaatsgevonden en is noodzakelijk geacht om alle mogelijke onduidelijkheden weg te nemen.

De hoogte van de vergoedingen voor reiskosten en (eventueel) verblijfkosten voor buitenlandse dienstreizen is afgeleid van de Reisregeling buitenland die geldt voor de ambtenaren van de sector rijk. Wijzigingen in de hoogte van de vergoeding en/of de voorwaarden voor de vergoeding zijn opgenomen in een circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die (voor dit onderwerp) eenmaal per jaar ter kennis van de gemeente wordt gebracht. De werkelijke kosten van de dienstreizen worden geheel vergoed. De hoogte van de verblijfkosten worden bepaald door de Reisregeling buitenland en zijn afhankelijk van het betreffende land dat bezocht wordt (zie bijbehorende tarieflijst).

De verblijfkosten kunnen bestaan uit de volgende kostensoorten:

  • a.

    ontbijt (ontbijtcomponent);

  • b.

    lunch (lunchcomponent);

  • c.

    diner (dinercomponent);

  • d.

    logies (logiescomponent);

  • e.

    overige kosten.

De Reisregeling buitenland geeft een tweetal bedragen per land of gebiedsdeel weer, te weten een bedrag voor logieskosten en een bedrag voor overige kosten. Het bedrag van de overige kosten ziet op de kostensoorten zoals hierboven genoemd onder a tot en met e. Ieder component vertegenwoordigd een percentage van het bedrag voor overige kosten. De percentages kunnen als volgt worden weergegeven:

  • -

    12% van het bedrag voor overige kosten ziet op de ontbijtvergoeding;

  • -

    20% van het bedrag voor overige kosten ziet op de lunchvergoeding;

  • -

    32% van het bedrag voor overige kosten ziet op de dinervergoeding; en

  • -

    1,5% voor ieder uur dat de dienstreis duurt.

De voorwaarden waaraan een dienstreis moet voldoen ten einde te kunnen komen tot een uitbetaling

van de reiskosten alsmede de hoogte van de vergoeding voor reiskosten zijn neergelegd in de

artikelen 19 tot en met 23 van het Besluit kostenvergoedingen en behoeven geen nadere toelichting.

De voorwaarden en de hoogte van de vergoeding voor verblijfkosten zijn vastgelegd in de artikelen 24 tot en met 26.

5.Vergoeding kosten van een warme maaltijd

De vergoeding van de kosten van een warme maaltijd is vastgelegd in artikel 27 van het Besluit kostenvergoedingen. Deze vergoeding is afgeleid van de Reisregeling binnenland die geldt voor de ambtenaren van de sector rijk.