Regeling vervallen per 08-05-2020

VERORDENING REKENKAMERCOMMISSIE DORDRECHT

Geldend van 11-03-2016 t/m 07-05-2020

Intitulé

VERORDENING REKENKAMERCOMMISSIE DORDRECHT

De raad van de gemeente Dordrecht;

gelezen het voorstel van het Presidium van 21 april 2011, nr. 621758;

overwegende dat de raad op 22 maart 2011 heeft besloten de Rekenkamer per 1 september 2011 te vervangen door een rekenkamerfunctie bestaande uit een commissie van drie leden

gelet op artikel 81oa van de Gemeentewet;

b e s l u i t

vast te stellen de volgende

VERORDENING REKENKAMERCOMMISSIE DORDRECHT

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Gemeentewet

  • b.

    Rekenkamercommissie: de rekenkamerfunctie van Dordrecht als bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet.

  • c.

    Voorzitter: de voorzitter van de rekenkamercommissie Dordrecht

  • d.

    Leden: de leden van de rekenkamercommissie Dordrecht

  • e.

    Raad: de gemeenteraad van Dordrecht

  • f.

    Griffier: de functionaris als bedoeld in artikel 100 van de Gemeentewet

  • g.

    Adviescommissie: de op grond van de Verordening regelende de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de vaste adviescommissie van de raad ingestelde commissie

  • h.

    Presidium: het presidium van de gemeenteraad zoals bedoeld in het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

  • i.

    Auditcommissie: de op grond van de Verordening op de Auditcommissie gemeente Dordrecht ingestelde commissie

  • j.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht

  • k.

    Bureau rekenkamercommissie: het bureau bestaande uit een onderzoeker, een ambtelijk secretaris en een secretariaat, dat de werkzaamheden van de rekenkamercommissie ondersteunt.

Artikel 2 Rekenkamercommissie

  • 1.

    Er is een rekenkamercommissie.

  • 2.

    De rekenkamercommissie bestaat uit drie leden.

  • 3.

    De leden zijn geen lid van de raad of de adviescommissie of een orgaan van de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden.

  • 4.

    De leden zijn onafhankelijk van de gemeente of het gemeentebestuur en zijn ook niet bestuurlijk verbonden aan een organisatie die op enige wijze financieel aan de gemeente 

    Dordrecht of de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden is gelieerd.

  • 5.

    De rekenkamercommissie heeft tot taak onderzoek te doen als bedoeld in artikel 182 van de wet.

Artikel 3 Benoeming leden

  • 1.

    De raad benoemt de voorzitter en de overige leden op enkelvoudige voordracht van het presidium.

  • 2.

    Elke voordracht gaat vergezeld van een verklaring van de kandidaat bevattende:

    • a.

      de mededeling dat hij/zij de benoeming zal aanvaarden;

    • b.

      een overzicht van de openbare betrekkingen die hij/zij bekleedt;

    • c.

      een verklaring omtrent het gedrag

  • 3.

    Wijzigingen in het 2b genoemde overzicht worden terstond door het lid aan de raad gemeld.

  • 4.

    De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. Hij voert hiertoe regelmatig overleg met het bureau rekenkamercommissie.

  • 5.

    Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het langstzittende lid op als voorzitter dan wel, als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste lid in jaren.

  • 6.

    De voorzitter en de leden kunnen op voordracht van het presidium worden herbenoemd voor een periode van vier jaar.

  • 7.

    Het presidium betrekt de medewerkers van het bureau rekenkamercommissie bij de benoeming van de voorzitter en de leden.

  • 8.

    De rekenkamercommissie is, met in acht name van hetgeen hierover in deze verordening is geregeld, belast met de inrichting en organisatie van de rekenkamerfunctie in Dordrecht, met inbegrip van de inhoudelijke aansturing van het bureau rekenkamercommissie.

  • 9.

    De voorzitter treedt op als het aanspreekpunt voor het bureau rekenkamercommissie.

Artikel 4 Eed

De voorzitter en de leden leggen, alvorens zij hun functie kunnen uitoefenen, in een vergadering van de raad in de handen van de voorzitter van de raad de volgende eed (verklaring en belofte) af:

“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot voorzitter/lid van de rekenkamercommissie benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk, enig geschenk of belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als voorzitter/lid van de rekenkamercommissie naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat verklaar en beloof ik!)”.

Artikel 5 Ontslag en non-activiteit

De raad ontslaat de voorzitter en de overige leden of stelt hen op non-actief:

  • a.

    bij een verzoek daartoe ingediend door de voorzitter of een lid zelf;

  • b.

    bij de aanvaarding van een functie die naar het oordeel van de raad onverenigbaar is met het lidmaatschap van de rekenkamercommissie;

  • c.

    als de raad van oordeel is dat de voorzitter of een lid niet langer geschikt is om zijn functie te vervullen. Hierbij besluit de raad met een gekwalificeerde meerderheid van tweederde van de aanwezige leden;

  • d.

    indien de voorzitter of het lid bij onherroepelijk geworden gerechtelijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

  • e.

    indien de voorzitter of het lid bij onherroepelijk geworden gerechtelijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

  • f.

    indien de voorzitter of het lid door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;

  • g.

    indien de raad besluit tot een andere invulling van de rekenkamerfunctie.

Artikel 6 Vergoeding voor werkzaamheden van leden van de rekenkamercommissie

  • 1.

    De voorzitter ontvangt een vaste vergoeding voor zijn werkzaamheden voor de rekenkamercommissie gelijk aan 50% van de vergoeding en de onkostenvergoeding van een raadslid. De vergoeding en onkostenvergoeding zijn all-in, inclusief reiskosten en worden maandelijks uitbetaald.

  • 2.

    De leden ontvangen een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden voor de rekenkamercommissie gelijk aan 40% van de vergoeding en de onkostenvergoeding van een raadslid. De vergoeding en onkostenvergoeding zijn all-in, inclusief reiskosten en worden maandelijks uitbetaald.

  • 3.

    De bedragen worden jaarlijks per 1 januari aangepast overeenkomstig de indexering van de vergoeding voor de raadsleden.

Artikel 7 Ondersteuning van de rekenkamercommissie

  • 1.

    De rekenkamercommissie wordt ondersteund door het bureau rekenkamercommissie.

  • 2.

    De formatie van het bureau rekenkamercommissie is niet groter dan waarmee het presidium heeft ingestemd en het budget is niet hoger dan hetgeen hiervoor in de begroting is opgenomen.

  • 3.

    Op voordracht van de rekenkamercommissie benoemt de griffier namens de gemeenteraad de medewerkers van het bureau rekenkamercommmissie. Het presidium wordt bij de benoeming betrokken.

  • 4.

    Het presidium is namens de raad verantwoordelijk voor de invulling van het werkgeverschap van de medewerkers van het bureau rekenkamercommissie.

  • 5.

    De medewerkers van het bureau rekenkamercommissie worden op de inhoud van hun werkzaamheden aangestuurd door de rekenkamercommissie en zijn daarover uitsluitend aan de rekenkamercommissie verantwoording schuldig.

  • 6.

    De ambtelijke rechtspositie van de gemeente Dordrecht is op deze ambtenaren van toepassing.

Artikel 8 Reglement van orde

De rekenkamercommissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de raad.

Artikel 9 Onderwerpselectie en opdrachtverlening

  • 1.

    De rekenkamercommissie houdt op basis van haar kennis van en ervaring met de gemeentelijke organisatie gedurende het jaar een groslijst bij van potentiële onderzoeksonderwerpen.

  • 2.

    De rekenkamercommissie biedt de fracties in de raad, het college en de inwoners jaarlijks de gelegenheid suggesties in te dienen voor het verrichten van onderzoek.

  • 3.

    De rekenkamercommissie maakt jaarlijks op basis van de informatie genoemd in lid 1 en 2 een overzicht van maximaal 10 onderzoekswaardige onderwerpen en doet voor die onderwerpen een kort oriënterend onderzoek naar het belang en de uitvoerbaarheid en stuurt het overzicht jaarlijks in november naar de raad.

  • 4.

    De commissie spreekt haar voorkeur uit voor de door de rekenkamercommissie in het volgend jaar uit te voeren onderzoeken. De rekenkamercommissie wordt voor deze vergadering uitgenodigd.

  • 5.

    Op grond van deze informatie stelt de rekenkamercommissie jaarlijks in december het onderzoeksplan voor het volgend jaar vast en stuurt zij het plan naar de raad en het college.

  • 6.

    De rekenkamercommissie formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 7.

    De in het vorige lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de rekenkamercommissie ter kennisneming aan de raad verstuurd.

  • 8.

    De raad kan de rekenkamercommissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamercommissie bericht binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamercommissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Artikel 10 Werkwijze

  • 1.

    De rekenkamercommissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 2.

    De rekenkamercommissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren.

  • 3.

    De rekenkamercommissie is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de rekenkamercommissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 4.

    De rekenkamercommissie vergadert zoveel als zij nodig acht, ter bespreking van procedurele en inhoudelijke aspecten van het onderzoek.

  • 5.

    De rekenkamercommissie vergadert in beslotenheid, haar rapporten en jaarverslagen zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de rekenkamercommissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken. Een verzoek daartoe van het college wordt aan de Wet openbaarheid van bestuur getoetst. Indien de rekenkamercommissie een gemotiveerd verzoek tot geheimhouding van het college afwijst, stelt zij de openbaarmaking van het rapport met een week uit, teneinde het college de gelegenheid te geven de noodzaak of wenselijkheid tot het nemen van gerechtelijke stappen te overwegen.

  • 6.

    De rekenkamercommissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 7.

    Voor de uitvoering van het onderzoek schakelt de rekenkamercommissie, met inachtneming van het beschikbare budget, naast de onderzoeker van het bureau rekenkamercommissie ook externe personen of bureaus in.

  • 8.

    De rekenkamercommissie stelt degenen wier taakuitoefening (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest en het college in de gelegenheid om binnen twee weken schriftelijk te reageren op de concept-nota van bevindingen.

    De rekenkamercommissie kan bepalen dat ook anderen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken schriftelijk te reageren op de concept-nota van bevindingen. Na vaststelling door de rekenkamercommissie van de nota van bevindingen wordt een bestuurlijke nota met conclusies en aanbevelingen door de rekenkamercommissie opgesteld. De bestuurlijke nota van bevindingen wordt aan het college gestuurd voor een schriftelijke reactie binnen vier weken. Het college deelt tenminste mee in zijn bestuurlijke reactie:

    • a.

      Welke conclusies en aanbevelingen worden gedeeld.

    • b.

      De motivering indien conclusies en aanbevelingen niet worden gedeeld.

  • 9.

    Na vaststelling door de rekenkamercommissie worden het onderzoeksrapport, de nota van conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport en een nawoord en een raadsadvies van de rekenkamercommissie zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aan de raad aangeboden.

  • 10.

    De rekenkamercommissie is aanwezig bij de bespreking van de uitgebrachte onderzoeksrapporten in de adviescommissie.

    • 11.

      Het college stelt binnen zes weken na besluitvorming door de raad over de aanbevelingen van de rekenkamercommissie een plan van aanpak op over de implementatie van de raadsbesluiten.

    • 12.

      Het college rapporteert jaarlijks, bij de jaarstukken, aan de raad over de stand van zaken van de uitvoering van de raadsbesluiten die genomen zijn naar aanleiding van rekenkamercommissierapporten.

    • 13.

      De rekenkamercommissie stelt ieder jaar voor één april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar. De gegevens die hierbij betrekking hebben op het  bureau rekenkamercommissie worden door de griffier verstrekt. Dit verslag bevat:

    • a.

      een verantwoording over verrichtingen met toetsing aan het onderzoeksplan;

    • b.

      een overzicht van het beschikbare budget en de gemaakte kosten minimaal gesplitst in kosten commissieleden, onderzoeksbureau, externe onderzoekers en overige kosten;

    • c.

      eventuele voorstellen voor aanpassingen in de werkwijze.

Artikel 11 Budget

  • 1.

    De raad neemt jaarlijks in de begroting een budget op voor de kosten van de rekenkamercommissie.

  • 2.

    Als de rekenkamercommissie buiten het vastgestelde budget een extra onderzoek wil doen, dient zij hiertoe uiterlijk in maart een aanvraag in bij het presidium voor het daaropvolgende jaar voor een incidenteel extra budget.

  • 3.

    Het presidium bespreekt deze begroting jaarlijks in april, waarna de (aangepaste) begroting aan het college wordt aangeboden. Het college neemt beleidswijzigingen mee in de Kadernota en verwerkt de gegevens in de begroting. Indien er sprake is van een door het presidium aangepaste begroting, informeert zij de rekenkamercommissie vóór de begroting naar het college wordt gestuurd.

  • 4.

    De rekenkamercommissie en de griffier voor zover het kosten van het bureau rekenkamercommissie betreft, zijn bevoegd binnen het bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van hun taken.

  • 5.

    Ten laste van het in lid 2 genoemde budget van de rekenkamercommissie worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoeding van de voorzitter en de leden van de rekenkamercommissie;

    • b.

      het bureau rekenkamercommissie, inclusief mogelijke kosten verbonden aan voormalig personeel van dit bureau;

    • c.

      externe deskundigen die door de rekenkamercommissie zijn ingeschakeld;

    • d.

      eventuele overige uitgaven die de rekenkamercommissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 6.

    De rekenkamercommissie en de griffier zijn voor de besteding van hun budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

Artikel 12 Samenwerking met andere rekenkamercommissies

  • 1.

    Het presidium kan namens de raad de onderzoeker van het bureau rekenkamercommissie op verzoek van andere gemeenten belasten met het verrichten van rekenkameronderzoeken van die gemeenten.

  • 2.

    Vóór het presidium hiertoe besluit krijgt de rekenkamercommissie de gelegenheid haar mening daarover kenbaar te maken.

  • 3.

    Het bureau rekenkamercommissie legt t.a.v. de inhoud van deze onderzoeken rechtstreeks verantwoording af aan de rekenkamercommissie van de betreffende gemeenten en voor alle overige zaken aan de griffier.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 september 2011 onder intrekking van de op 9 december 2003 vastgestelde Rekenkamerverordening 2004.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening rekenkamercommissie Dordrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 31 mei 2011.
de wnd.griffier,                         de voorzitter,
M.J.W.T. Hendrickx                    A.A.M. Brok

Nota-toelichting

Hieronder voor zover nodig een korte toelichting op de artikelen.

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.

Artikel 2

Hier is de samenstelling van de commissie geregeld.

De voorzitter is één van de drie leden.

De taak van de commissie is rechtstreeks gekoppeld aan hetgeen hierover in artikel 182 van de Gemeentewet staat, te weten onderzoek naar de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur.

Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt.

Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt.

Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

Artikel 3

Dit artikel regelt de benoeming van de voorzitter en de leden.

De raad heeft uitgesproken dat de commissie voor maximaal 2 tot 3 jaar wordt benoemd. In de verordening is uitgegaan van 4 jaar. Als de regionale samenwerking dan niet tot stand is gekomen, benoemt de gemeenteraad opnieuw een voorzitter en twee leden. Herbenoeming van de zittende

voorzitter en leden is mogelijk.

De rekenkamercommissie regelt de inrichting en de organisatie, met inbegrip van de inhoudelijke aansturing van het onderzoeksbureau.

Om de communicatie goed te laten verlopen is de voorzitter het aanspreekpunt van de rekenkamercommissie.

Artikel 5

Om te voorkomen dat alleen een krappe meerderheid van de meerderheid van mening is dat de voorzitter of een lid niet langer geschikt zijn voor het uitoefenen van hun functie, is in dit lid voordeze vorm van ontslag een meerderheidsvereiste van 2/3e van de aanwezige leden opgenomen.

Naast de gebruikelijke redenen voor ontslag en non-activiteit is onder g de mogelijkheid opgenomen om de leden te ontslaan als de raad besluit de rekenkamerfunctie op een andere wijze in te vullen. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als de gewenste regionale samenwerking tot stand komt.

Artikel 6

De vergoeding en onkostenvergoeding zijn gekoppeld aan de vergoeding en onkostenvergoeding van de raadsleden. De percentages zijn gelijk aan die voor de voorzitter en het dagelijskbestuur van de Sportraad.

Artikel 7

In Dordrecht heeft de Rekenkamer een eigen onderzoeksbureau (secretariële ondersteuning en onderzoekers). Het personeel wordt namens de raad door de griffier benoemd. De zgn. werkgeversdelegatie uit het presidium wordt hierbij door de griffier betrokken.

De griffier maakt werkafspraken met de rekenkamercommissie over de aansturing van het personeel. De inhoudelijke aansturing is een zaak van de rekenkamercommissie. De overige aansturing van de griffier. De ondersteunde en coachende rol van het personeel wordt ondergebracht bij de seniormedewerker (zijn functie wordt hierop voor een beperkt aantal uren aangepast).

Artikel 9

De rekenkamercommissie is onafhankelijk. Dit betekent dat zij zelf bepaalt welke onderwerpen worden onderzocht. De betrokkenheid van de raad is geregeld in de mogelijkheid onderwerpen aane van de aanwezige leden opgenomen.

Naast de gebruikelijke redenen voor ontslag en non-activiteit is onder g de mogelijkheid opgenomen om de leden te ontslaan als de raad besluit de rekenkamerfunctie op een andere wijze in te vullen. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als de gewenste regionale samenwerking tot stand komt.

Artikel 6

De vergoeding en onkostenvergoeding zijn gekoppeld aan de vergoeding en onkostenvergoeding van de raadsleden. De percentages zijn gelijk aan die voor de voorzitter en het dagelijskbestuur van de Sportraad.

Artikel 7

In Dordrecht heeft de Rekenkamer een eigen onderzoeksbureau (secretariële ondersteuning en onderzoekers). Het personeel wordt namens de raad door de griffier benoemd. De zgn. werkgeversdelegatie uit het presidium wordt hierbij door de griffier betrokken.

De griffier maakt werkafspraken met de rekenkamercommissie over de aansturing van het personeel. De inhoudelijke aansturing is een zaak van de rekenkamercommissie. De overige aansturing van de griffier. De ondersteunde en coachende rol van het personeel wordt ondergebracht bij de seniormedewerker (zijn functie wordt hierop voor een beperkt aantal uren aangepast).

Artikel 9

De rekenkamercommissie is onafhankelijk. Dit betekent dat zij zelf bepaalt welke onderwerpen worden onderzocht. De betrokkenheid van de raad is geregeld in de mogelijkheid onderwerpen aan te dragen en zich via de Adviescommissie te mogen uitspreken over hun voorkeur voor de uit te

voeren onderzoeken. Ook het college en de inwoners kunnen onderwerpen aandragen.

Artikel 10

Hier wordt de werkwijze beschreven.

Om de raad zicht te laten houden op de budgetten is hierin meegenomen dat de rekenkamercommissie in het jaarverslag aangeeft hoe de budgetten zijn besteed.

De griffier neemt hierbij het gedeelte voor het onderzoeksbureau voor zijn rekening.

Artikel 11

Om te kunnen functioneren moet de rekenkamercommissie over een budget beschikken. Dit is hier geregeld, waarbij er een koppeling wordt gemaakt tussen de beschikbare budgetten en de te leveren prestaties.

Artikel 12

Op het ogenblik wordt er samengewerkt met de rekenkamercommissies van Alblasserdam en Drimmelen. In dit artikel is geregeld op welke wijze het onderzoeksbureau ingezet kan worden voor het verrichten van werkzaamheden voor andere gemeenten. De griffier maakt voor de inzet van het personeel voor andere gemeenten afspraken met de rekenkamercommissies van de betreffende gemeenten.