ASV Eindhoven

Geldend van 29-06-2011 t/m 17-06-2014

Intitulé

ASV Eindhoven

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van deze gemeente in de vergadering van 31 mei 2011 heeft ingetrokken de Subsidieverordening gemeente Eindhoven 2008 en heeft vastgesteld de navolgende

Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: raad van de gemeente Eindhoven;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per kalenderjaar of voor een bepaald aantal kalenderjaren voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

  • e.

    eenmalige subsidie: een subsidie die wordt verstrekt voor een activiteit met een eenmalig of incidenteel karakter voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar;

  • f.

    de minimisverklaring: de door het college vastgestelde verklaring inzake de minimissteun, als bedoeld in de Verordening (EG), nr. 1998/2006.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle gemeentelijke subsidies, tenzij de verordening of bepalingen ervan bij afzonderlijk besluit van de raad buiten toepassing is of zijn verklaard.

  • 2. Subsidies kunnen worden verstrekt voor activiteiten die overeenkomen met de beleidsterreinen in de programmabegroting, zijnde Inkomen, Zorg en welzijn, Onderwijs en jeugd, Kunst, cultuur en sport, Openbare orde en veiligheid, Burger en bestuur, Ruimtelijk en Economische ontwikkeling.

  • 3. Subsidie op basis van deze verordening wordt verstrekt aan een rechtspersoon of een rechtspersoon in oprichting. Het college kan nadere regels stellen waarin is bepaald dat subsidieverstrekking aan een natuurlijke persoon mogelijk is.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten en de doelgroepen worden omschreven, met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen.

  • 2. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en –indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd- onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 3. Het college neemt in het kader van deze verordening besluiten over subsidieverlening, subsidieweigering, subsidievaststelling, wijziging of intrekking van de subsidieverlening of subsidievaststelling, bevoorschotting of terugvordering van subsidie. En het kan hiertoe nadere regels stellen.

  • 4. Het college kan voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening verbinden.

  • 5. Het college kan formulieren vaststellen voor het indienen van de aanvraag om subsidie, voor de (tussentijdse) verantwoording en voor de aanvraag om vaststelling van de subsidie.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Het college kan jaarlijks besluiten tot het vaststellen van subsidieplafonds.

  • 2. Het college stelt nadere regels omtrent de verdeling van de beschikbare middelen als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 2 Aanvraag van de subsidie

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2. Een subsidieaanvraag gaat naast het bepaalde in artikel 4:2 van de Awb vergezeld van:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente Eindhoven of haar ingezetenen en op door de gemeente Eindhoven vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag;

    • e.

      vermelding van bestaan van (zakelijke) relaties op het niveau van bestuur of directie van de subsidieaanvrager met bloed- of aanverwanten dan wel eigen bedrijven, eigen stichtingen of andere eigen rechtspersonen en de aard van deze verhoudingen alsmede de financiële impact ervan.

  • 3. Indien een aanvrager voor het eerst een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt ingediend uiterlijk vóór 1 oktober in het jaar voorafgaande aan het jaar of de jaren, waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ingediend tenminste 13 weken vóór aanvang van de activiteiten.

  • 3. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie tot €5.000,-- als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onderdeel d van de Awb wordt ingediend binnen 6 weken vóór aanvang van de activiteiten.

  • 4. Het college kan in nadere regels andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 3. Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie tot €5.000,-- als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onderdeel d van de Awb binnen 3 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 4. Het college kan in nadere regels andere termijnen stellen voor het beslissen op een aanvraag als bedoeld in het tweede en derde lid.

  • 5. Als een aanvraag om subsidie in verband met staatssteun aan de Europese Commissie is voorgelegd, beslist het college daarop binnen 8 weken na de beslissing van de Europese Commissie.

Hoofdstuk 3 Weigering van de subsidie

Artikel 8 Algemene weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert subsidie in ieder geval indien:

    • a.

      het college voor dezelfde activiteiten reeds subsidie heeft verstrekt; of

    • b.

      de subsidie is aangemerkt als ontoelaatbare staatssteun;

    • c.

      subsidieverstrekking niet past binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders en financiële kaders.

  • 2. Het college kan naast het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb subsidie weigeren indien:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente Eindhoven of haar ingezetenen;

    • b.

      de aanvrager ook zonder subsidie over de benodigde gelden, hetzij uit eigen middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

    • c.

      op het niveau van bestuur of directie (zakelijke) relaties bestaan met bloed- of aanverwanten dan wel eigen bedrijven, eigen stichtingen dan wel andere eigen rechtspersonen die naar het oordeel van het college ongewenst zijn;

    • d.

      de doelstellingen of activiteiten van aanvrager in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      de activiteiten een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben.

Artikel 9 Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 4 Verlening van de subsidie

Artikel 10 Verlening subsidie

Het college geeft bij het besluit tot het verlenen van subsidie aan op welke wijze de (tussentijdse) verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt en kan hiertoe nadere regels stellen.

Artikel 11 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één keer plaats.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot en bepaalt het college in de beschikking tot subsidieverlening de termijnen van de voorschotten.

  • 3. In de overige gevallen besluit het college bij de subsidieverlening ambtshalve over bevoorschotting. Daarbij worden de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 4. Indien sprake is van een beschikking tot subsidieverlening aan een rechtspersoon in oprichting, wordt pas overgegaan tot bevoorschotting nadat de oprichtingakte is overgelegd.

Artikel 12 BTW en niet subsidiabele kosten

Subsidie kan alleen worden verstrekt voor BTW indien deze niet verrekend kan worden met de Belastingdienst of niet gecompenseerd kan worden bij het BTW-compensatiefonds.

Hoofdstuk 5 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 13 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet ogenblikkelijk melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen en voorwaarden zal worden voldaan.

Artikel 14 Informatieplicht en toestemmingsvereiste

  • 1. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de algemene en financiële situatie en relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 2. De subsidieontvanger heeft de toestemming van het college nodig voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de Awb, als zij van invloed zijn op de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 15 Vergoedingsplicht bij vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Awb is de subsidieontvanger aan de gemeente Eindhoven een vergoeding van vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding, zoals bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Awb wordt uitgegaan van:

    • a.

      de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van een aanspraak op schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen;

    • b.

      de mate waarin de subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen tot het verwerven van eigendommen of het vormen van vermogen;

    • c.

      indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling, zoals bedoeld in het vorige lid door een onafhankelijke deskundige.

  • 3. Het college kan besluiten dat geen vergoeding verschuldigd is indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

Artikel 16 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Bij de subsidieverlening kan het college de subsidieontvanger ook andere verplichtingen tot verwezenlijking van het doel van de subsidie opleggen dan die bedoeld in artikel 4:37 van de Awb.

  • 2. De beloning van medewerkers van een gesubsidieerde instelling, inclusief directie en externe inhuur, bedraagt per kalenderjaar ten hoogste het WOPT- normbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens. Bij overschrijding van deze norm wordt het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag bij de subsidievaststelling verminderd. De vermindering is bij de eerste keer gelijk aan het bedrag van de overschrijding van de geldende inkomensgrens in het kalenderjaar waarop de verleningsbeschikking betrekking heeft. Bij de tweede keer wordt dit bedrag verhoogd met een percentage van 50%.

  • 3. Op het niveau van bestuur en directie van de subsidieontvanger is geen sprake van ongewenste verhoudingen met bloed- of aanverwanten dan wel eigen bedrijven, stichtingen of andere rechtspersonen.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 17 Verantwoording subsidies tot €5.000,--

  • 1. Subsidies tot €5.000,-- worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht;

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 18 Verantwoording subsidies vanaf €5.000,-- tot €50.000,--

  • 1. Indien de subsidieverlening €5.000-- of meer bedraagt, maar minder dan €50.000,--, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4. Het college kan bepalen dat een andere termijn geldt als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 19 Verantwoording subsidies vanaf €50.000,--

  • 1. Indien de subsidieverlening €50.000,-- of meer bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daar op;

    • d.

      een beoordelingsverklaring voor subsidies vanaf €50.000,--;

    • e.

      een accountantsverklaring voor subsidies vanaf €100.000,--.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4. Het college kan bepalen dat een andere termijn als bedoeld in het eerste lid geldt.

Artikel 20 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen waarin categorieën van subsidies of subsidieontvangers zijn aangewezen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 21 Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college kan een instelling verplichten een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 Awb te vormen en kan hiertoe nadere regels stellen.

  • 2. Het is een instelling in principe toegestaan om bestemmingsreserves of voorzieningen te vormen, voor zover dit bij de aanvraag om subsidie wordt aangegeven en planmatig door aanvrager wordt onderbouwd.

  • 3. Het college kan bij de subsidieverlening (beperkende) voorwaarden verbinden ten aanzien van de hoogte van bestemmingsreserves en voorzieningen en kan hiertoe nadere regels stellen.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing voor aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Dit met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8.

Artikel 23 Intrekking

De Subsidieverordening gemeente Eindhoven 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 24 Overgangsbepalingen

  • 1. Subsidies die zijn aangevraagd of verstrekt vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, worden behandeld overeenkomstig de regeling die gold ten tijde van de aanvraag.

  • 2. Subsidies die worden aangevraagd na de datum van inwerkingtreding van deze verordening en betrekking hebben op de uitvoering van activiteiten in 2011, worden behandeld overeenkomstig de Subsidieverordening gemeente Eindhoven 2008.

  • 3. Indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op de uitvoering van activiteiten vanaf 1 januari 2012, geldt deze verordening.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ASV Eindhoven.

Eindhoven, 28 juni 2011.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

, burgemeester.

, secretaris.

Uitgegeven,28 juni 2011.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

mw. drs. P.M. Pistor.

dhe/EJ11024152