Regeling vervallen per 07-03-2018

2e wijziging verordening Sociaal Domein

Geldend van 22-06-2017 t/m 06-03-2018

Intitulé

2e wijziging verordening Sociaal Domein

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad in de vergadering van 6 juni 2017 de Verordening SD Eindhoven heeft besloten

2e Wijziging Verordening Sociaal Domein

  • A.

    Artikel 3.9 ( Sociale activering) en artikel 3.10 (Participatieplaats) worden samengevoegd tot artikel 3.9 (Sociale activering en participatieplaats), onder vernummering van de leden:

    • -

      Artikel 3.9 wordt vernummerd tot artikel 3.9 eerste lid

    • -

      Artikel 3.10, leden 1 tot en met 4 worden respectievelijk vernummerd tot artikel 3.9 leden 2 tot en met 5.

  • B.

    Het nieuwe artikel 3.10 (Beschut werk) komt te luiden:

    • 1.

      Het college biedt ambtshalve of op verzoek aan de persoon als bedoeld in artikel 10b, eerste lid van de Participatiewet de voorziening beschut werk aan in de vorm van een dienstbetrekking in een beschutte omgeving bij de GRWRE of bij een andere werkgever.

    • 2.

      Om vast te stellen of een persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, gaat het college uit van het advies van het UWV.

    • 3.

      Om de in artikel 10b lid 1 van de Participatiewet bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken kan het college onder andere de volgende ondersteunende voorzieningen inzetten:

      • a.

        fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

      • b.

        uitsplitsing van taken;

      • c.

        aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of

        arbeidsduur.

    • 4.

      Het college bepaalt jaarlijks het aantal beschikbare dienstbetrekkingen in een beschutte omgeving en legt dit bij nadere regeling vast.

      Daarbij neemt het college het bij Ministeriele Regeling vastgestelde minimale aantal in acht.

    • 5.

      Als er meer personen met een positief advies van het UWV zijn dan het aantal dienstbetrekkingen dat beschikbaar is, dan worden deze personen bij voorrang geplaatst in een dienstbetrekking in het daaropvolgende kalenderjaar.

    • 6.

      Voor de personen die in een kalenderjaar niet geplaatst kunnen worden omdat het maximaal aantal dienstbetrekkingen is bereikt, kan het college een voorziening inzetten, waarbij werkervaring en arbeidsritme opgedaan wordt.

  • C.

    Artikel 3.37 (Verrekenen bestuurlijke boete bij recidive) wordt geschrapt.

  • D.

    Artikel 4.9 (Bijdrage in de kosten) wordt als volgt gewijzigd:

    • -

      Het tweede lid wordt vervangen door: “Het college bepaalt bij nadere regeling de hoogte en de duur van de bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s, met in achtneming van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    • -

      Na het vijfde lid wordt een zesde lid toegevoegd, luidende: “De bijdrage in de kosten voor de algemene voorziening hulp bij huishouden toelage is de kosten van het uurtarief van de aanbieder minus € 12,50.

  • E.

    Artikel 4.12 (Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden) wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    • 1.

      Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

      • a.

        een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

      • b.

        een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

        1°. een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

        2°. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

    • 2.

      Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

      • a.

        overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo, en

      • b.

        rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

    • 3.

      Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

      • a.

        de kosten van de beroepskracht;

      • b.

        redelijke overheadkosten;

      • c.

        kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

      • d.

        reis- en opleidingskosten;

      • e.

        indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

      • f.

        overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

    • 4.

      Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Het college controleert of aan de eis is voldaan en informeert nadien de gemeenteraad.

II. dat het bepaalde onder I.A t/m D met ingang van datum publicatie van dit gemeenteblad in werking treedt ;

III. dat het bepaalde onderI. E in werking treedt met ingang van datum inwerkingtreding van het “Besluit houdende regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening en de continuïteit in de hulpverlening tussen de cliënt en de hulpverlener”.

Eindhoven, 06 juni 2017.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

, burgemeester.

, secretaris.

Uitgegeven, 21 juni 2017

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

M.L. Wilke