Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening lijkbezorgingsrechten

Geldend van 28-12-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening lijkbezorgingsrechten

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 2017-15425 d.d. 26 september 2017;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

BESLUIT

Vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten 2018.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De begripsomschrijvingen uit de Wet op de lijkbezorging en de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Epe 2014 zijn van overeenkomstige toepassing op hetgeen in deze verordening is bepaald.

  • 2.

    Deze verordening verstaat onder buitengewone uren:

    • a.

      maandag tot en met vrijdag: de uren vóór 09.00 uur en na 16.00 uur;

    • b.

      zaterdag, zondag, algemeen erkende feestdag en daarmee gelijkgestelde dagen: de gehele dag.

Artikel 2 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door of vanwege de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De rechten worden niet geheven voor het opgraven van een lijk of asbus op rechterlijk gezag.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

  • 1.

    Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 4.4 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

Artikel 7 Wijze van heffing

De rechten worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1.

    Het onderhoudsrecht, bedoeld in hoofdstuk 4.3 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is het recht bedoeld in 4.3 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Belastingbedragen van minder dan € 10 worden niet geheven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor het recht bedoeld in 4.3 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid wordt het totaal van op één biljet verenigde aanslagen lijkbezorgingsrechten of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten dan die bedoeld in hoofdstuk 4.3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,- maar minder dan € 10.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het tweede lid geldt dat indien op het aanslagbiljet uitsluitend belasting is vermeld die betrekking heeft op het jaarlijks onderhoudsrecht als bedoeld in onderdeel 4.3 van de tarieventabel, deze moet worden betaald overeenkomstig het eerste lid.

  • 4.

    In afwijking in zoverre van het tweede lid geldt dat indien een of meerdere aanslagen jaarlijks onderhoudsrecht als bedoeld in onderdeel 4.3 van de tarieventabel op een aanslagbiljet wordt gecombineerd met een of meer andere aanslagen, niet zijnde lijkbezorgingsrechten, de mogelijkheden voor gespreide betaling via automatische betalingsincasso voor die andere aanslagen op overeenkomstige wijze van toepassing zijn op de aanslag(en) jaarlijks onderhoudsrecht.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het bestuur van Tribuut belastingsamenwerking

Het bestuur van Tribuut belastingsamenwerking kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rechten.

Artikel 12 Overdracht van bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:

  • a.

    van zuiver redactionele aard zijn;

  • b.

    een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant;

een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.

Artikel 13 Overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Lijkbezorgingsrechten 2017 van 10 november 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening lijkbezorgingsrechten 2018.

Ondertekening

Epe, 9 november 2017

De raad voornoemd,

de voorzitter, de griffier,

Ir. H. van der Hoeve MPA V. Smit.

Tarieventabel behorende bij de Verordening lijkbezorgingsrechten 2018

Hoofdstuk 1

Verlenen van rechten

1.1.

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een graf wordt geheven

1.1.1.

voor een periode van 20 jaar

1.355,00

1.1.2.

voor een periode van 50 jaar

2.712,00

1.2.

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een urnennis wordt geheven

1.2.1.

voor een periode van 10 jaar

670,00

1.2.2.

voor een periode van 20 jaar

849,00

1.2.3.

voor een periode van 50 jaar

1.698,00

1.3.

Voor het verlengen van het uitsluitend recht, bedoeld in onderdeel 1.1.

wordt een recht geheven per verlenging van 10 jaar van

763,00

1.4.

Voor het verplicht verlengen van het uitsluitend recht, bedoeld in onderdeel 1.1

wordt een recht geheven bij verlenging met

1.4.1.

1 jaar van

80,70

1.4.2.

2 jaar van

160,00

1.4.3.

3 jaar van

239,00

1.4.4.

4 jaar van

317,00

1.4.5.

5 jaar van

393,00

1.4.6.

6 jaar van

469,00

1.4.7.

7 jaar van

544,00

1.4.8.

8 jaar van

618,00

1.4.9.

9 jaar van

691,00

1.5.

Voor het verlengen van het uitsluitend recht, bedoeld in onderdeel 1.2.

wordt een recht geheven per verlenging van 10 jaar van

349,00

Hoofdstuk 2

Begraven

2.1.

Voor het begraven van een lijk van een kind beneden één jaar wordt geheven

234,00

2.2.

Voor het begraven van een lijk van een kind beneden 12 jaar wordt geheven

465,00

2.3.

Voor het begraven van een lijk van een persoon van 12 jaar of ouder wordt geheven

928,00

2.4.

Voor het begraven op buitengewone uren wordt het recht, bedoeld in

de onderdelen 2.1., 2.2. en 2.3. verhoogd met

342,00

Hoofdstuk 3

Bijzetten van asbussen en urnen

3.1.

Voor het bijzetten van een asbus of een urn

3.1.1.

van een kind beneden 12 jaar wordt geheven

234,00

3.1.2.

van een persoon van 12 jaar of ouder

3.1.2.

in een urnennis, wordt geheven

292,00

3.1.2.2

in een graf, wordt geheven

582,00

3.2.

Voor het bijzetten op buitengewone uren wordt het recht, bedoeld in onderdeel 3.1.

verhoogd met

342,00

Hoofdstuk 4

Grafbedekking en onderhoud

4.1.

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning voor het plaatsen van gedenktekens, per gedenkteken

204,00

4.2.

Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van de begraafplaats wordt geheven:

4.2.1.

voor een algemeen graf, voor elk lijk dat daarin begraven wordt

301,00

4.2.2.

voor een particulier graf, waarvoor het uitsluitend recht verplicht is verlengd: het product van het aantal jaren waarvoor de verplichte verlenging geldt conform de factor volgens de tabel in subonderdeel 4.4.2 en het jaarlijkse belastingbedrag in onderdeel 4.3.

4.2.3.

voor een particuliere urnennis of particulier graf, waarvoor het uitsluitend recht is

verleend of verlengd voor de tijd van 10 jaar, voor de duur van die periode

584,00

4.2.4.

voor een particuliere urnennis of particulier graf, waarvoor het uitsluitend recht is

verleend of verlengd voor de tijd van 20 jaar, voor de duur van die periode

1.100,00

4.2.5.

voor een particuliere urnennis of particulier graf, waarvoor het uitsluitend recht is

verleend voor de tijd van 50 jaar, voor de duur van die periode

2.305,00

4.3.

In afwijking in zoverre van het bepaalde in onderdeel 4.2 wordt voor graven of

urnennissen waarvoor het uitsluitend recht is verleend of verlengd vóór 1 januari 2016

een jaarlijks onderhoudsrecht geheven, per graf of urnennis van

61,92

4.4.

Het recht, bedoeld in onderdeel 4.3. kan worden afgekocht

4.4.1.

voor onbepaalde tijd door voldoening van een som ineens van

4.884,00

4.4.2.

voor bepaalde tijd door voldoening van een bedrag bepaald volgens onderstaande tabel. Afkoop kan alleen plaatsvinden voor de volledige duur van de resterende periode waarvoor het grafrecht loopt. De afkoopsom bedraagt de contante waarde van de op het tijdstip van afkoop nog te verschijnen belastingbedragen en wordt berekend door vermenigvuldiging van het jaarlijkse belastingbedrag met de hierna te noemen factor.

Aantal jaren waarvoor wordt afgekocht

vermenigvuldigingsfactor

aantal jaren waarvoor wordt afgekocht

vermenigvuldigingsfactor

1

1

26

22,2838

2

1,9874

27

23,0025

3

2,9623

28

23,7122

4

3,9249

29

24,4129

5

4,8754

30

25,1048

6

5,8139

31

25,7879

7

6,7405

32

26,4624

8

7,6554

33

27,1284

9

8,5588

34

27,7860

10

9,4508

35

28,4353

11

10,3315

36

29,0764

12

11,2011

37

29,7094

13

12,0597

38

30,3344

14

12,9075

39

30,9515

15

13,7446

40

31,5608

16

14,5711

41

32,1625

17

15,3872

42

32,7566

18

16,1930

43

33,3432

19

16,9886

44

33,9224

20

17,7742

45

34,4943

21

18,5499

46

35,0589

22

19,3158

47

35,6164

23

20,0720

48

36,1669

24

20,8187

49

36,7104

25

21,5559

50

37,2471

Hoofdstuk 5

Lijkschouwing

5.1.

Voor het op verzoek schouwen van een lijk door een gemeentelijk lijkschouwer wordt geheven

353,00

Hoofdstuk 6

Opgraven, ruimen en verstrooien

6.1

Voor het opgraven van een lijk of de overblijfselen van een lijk wordt geheven

928,00

6.2

Voor het na opgraven weer begraven, worden de in hoofdstuk 2 bedoelde rechten geheven

6.3

Voor het opgraven van een asbus wordt geheven

582,00

6.4

Voor het weer terugplaatsen van de asbus worden de in hoofdstuk 3 bedoelde rechten geheven

6.5

Voor het ruimen of schudden van een graf op verzoek van de rechthebbende wordt geheven

928,00

6.6

Voor het verstrooien van as op een begraafplaats wordt per asbus geheven

155,00

Hoofdstuk 7

Overige heffingen

7.1

Voor het gebruik van de aula op de begraafplaats Norelbos wordt voor het eerste uur

geheven

189,00

7.2

Het tarief bedoeld in 7.1 wordt per half uur extra gebruik verhoogd met

94,00

7.3

Het tarief bedraagt voor het beschikbaar stellen van een bronzen gedenkplaat en

Voor het aanbrengen van een opschrift/inscriptie daarop

202,00

Behoort bij raadsbesluit van 9 november 2017, nr. 2017-15432,

de raadsgriffier van de gemeente Epe,

V.J.S.M. Smit

Toelichting Verordening lijkbezorgingsrechten 2018

De gemeente Epe hanteert als uitgangspunt voor het opstellen van de verordening de modelverordening van de VNG. Op onderdelen wijkt Epe af. Voor de toelichting wordt verwezen naar de modeltoelichting van de VNG zoals die onder meer te vinden is op www.modelverordeningen.nl. De afwijkingen worden hieronder toegelicht.

Artikel 1, eerste lid

De modelverordening van de VNG kent een uitgebreide begripsomschrijving. In Epe is er voor de eenvoud voor gekozen om aan te sluiten bij bestaande begripsomschrijvingen uit de Wet op de lijkbezorging en de Beheersverordening.

Artikel 2

Aangezien in Epe geen crematoria zijn is het onderdeel uit de modelbepaling dat betrekking heeft op crematoria niet overgenomen.

In verband met de uitbesteding van de gemeentelijke buitendienst worden onderhoudswerkzaamheden niet door de gemeente zelf verricht, maar vanwege de gemeente. De redactie is hierop aangepast.

Artikel 4

Het VNG-model kent geen vrijstellingsbepalingen. Epe hanteert, net als veel andere gemeenten, een vrijstelling voor opgraven van lijken of asbussen op rechterlijk gezag. Wellicht is deze bepaling zelfs overbodig omdat in die gevallen mogelijk geen sprake is van dienstverlening als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet en legesheffing dus überhaupt niet mogelijk is. De bepaling is voor de zekerheid opgenomen.

Artikel 7

In Epe worden alle lijkbezorgingsrechten bij wege van aanslag geheven. Het VNG-model kent daarnaast de mogelijkheid voor heffing door middel van een schriftelijke kennisgeving.

Artikel 8

De ontheffingsmogelijkheid wijkt in Epe af van het VNG-model. In Epe is een bepaling opgenomen op grond waarvan kleine belastingaanslagen (<€ 10) niet worden opgelegd. Tevens is een bepaling opgenomen die bewerkstelligt dat de grens waaronder ontheffing en heffing niet plaatsvindt op biljetniveau geldt.

Artikel 10

In de gemeente Epe geldt, conform de harmonisatie van betaaltermijnen binnen Tribuut belastingsamenwerking, de mogelijkheid om in een termijn te betalen. Daarnaast bestaat onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid om via automatische incasso in 12 maandelijkse termijnen de belasting te voldoen. Het VNG-model gaat uit van betalen in twee termijnen, zonder automatische incassomogelijkheid.

Artikel 12

Dit artikel stemt overeen met de vergelijkbare bepaling in de Legesverordening en maakt het mogelijk dat het college van B&W redactionele aanpassingen doorvoert in de verordening. Het VNG-model kent deze bepaling niet.

Tarieventabel

Hoofdstuk 1 verlenen van rechten

In de beheersverordening is bepaald dat om de wettelijke grafrust te waarborgen er een verplichte verlenging van het grafrecht verplicht moet worden verlengd bij een nieuwe inlage. Tot 2018 gold dat deze verplichte verlenging altijd 10 jaar was, terwijl dat niet altijd nodig is om te voldoen aan de wettelijke grafrust. De beheersverordening is zodanig aangepast dat de verplichte verlenging nu mogelijk is voor perioden van 1 tot en met 9 jaar. De tarieven zijn daarop aangepast.

Hoofdstuk 4 onderhoud

Het onderhoud van de begraafplaats moet in alle gevallen worden betaald, dus zowel bij algemene als particuliere graven alsmede bij particuliere urnennissen. Het onderhoud moet via een eenmalige aanslag worden betaald voor de duur van het recht en bij algemene graven voor een vast bedrag. Bestaande situaties die vóór 2016 gekozen hebben voor een jaarlijkse aanslag voor onderhoud worden voortgezet totdat de periode waarvoor het uitsluitend recht is verleend afloopt. Als de rechthebbende kiest voor verlenging, moet voor de periode van de verlenging het onderhoud ineens betaald worden. Voor nieuw uit te geven graven worden de kosten voor onderhoud in één keer in rekening gebracht. Die kosten zijn overigens over de gehele looptijd lager dan bij een jaarlijkse aanslag. Omdat er wel een grotere financiële last ineens ontstaat, bestaat de mogelijkheid van gespreide betaling via automatische incasso.

Voor situaties waarin er een verplichte verlenging plaatsvindt om de wettelijke grafrust te waarborgen, wordt het bedrag voor onderhoud bepaald op overeenkomstige wijze als voor de afkoop van graven in situaties vóór 2016. Een voorbeeld: als de verplichte verlenging 4 jaar betreft, dan wordt het te betalen bedrag: € 61,92 (onderdeel 4.3) vermenigvuldigd met 3,9249 (de toepasselijke factor voor 4 jaar, volgens de tabel in subonderdeel 4.4.2) = € 243,03.

Hoofdstuk 7 overige rechten

De tariefstelling voor het gebruik van de aula sluit aan bij de vernieuwde beheersverordening. Daarin is bepaald dat de aula standaard één uur ter beschikking staat, met de mogelijkheid om dit per half uur te verlengen.