Beleidsregel volledigheidstoets aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk Geldrop-Mierlo 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel volledigheidstoets aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk Geldrop-Mierlo 2010

Beleidsregel

Volledigheidstoets aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk Geldrop-Mierlo 2010

Het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo, gelet op het bepaalde in de artikel1:3 vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 4:5 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 2.8 Wabo, paragraaf 4.2 Besluit omgevingsrecht, hoofdstuk 2 Ministriële regeling omgevingsrecht en de Mandaatregeling Geldrop-Mierlo,

besluit:

vast te stellen de “beleidsregel volledigheidstoets aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk Geldrop-Mierlo 2010”.

Artikel 1 begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a.aanvraag om

omgevingsvergunning: een aanvraag om omgevingsvergunning die ziet op de activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (het bouwen van een bouwwerk) die al dan niet overeenkomstig artikel 2.10 lid 2 Wabo moet worden aangemerkt als een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 onder c Wabo (planologisch afwijkend gebruik in brede zin).

b.bevoegd gezag: het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 Wabo in dit kader het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo

Artikel 2 toepassingsbereik

Deze beleidsregel laat de toepassing van de “Ministriële regeling omgevingsrecht” onverlet.

Artikel 3 doelstelling

Met deze beleidsregel wordt beoogd invulling te geven aan de term “door het bestuursorgaan gestelde termijn” zoals bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 termijn melden onvolledigheid

  • 1. Het bevoegd gezag meldt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen binnen zes weken, na de in artikel 3.1 lid 3 Wabo bedoelde ontvangstbevestiging van ontvangst van de aanvraag om omgevingsvergunning de geconstateerde onvolledigheid daarvan.

  • 2. Het bevoegd gezag doet de in lid 1 bedoelde melding vergezeld gaan van een overzicht van de nader in te dienen gegevens en bescheiden.

Artikel 5 termijn aanvullen onvolledige aanvraag

1.Bij de in artikel 4 bedoelde melding stellen burgemeester en wethouders de aanvrager, afhankelijk van de aard van het aangevraagde bouwwerk, de in de hieronder opgenomen genoemde termijnen (in weken) om tot aanvulling over te gaan:

Aard bouwwerk

Termijn

Aan- en bijgebouwen zonder woonfunctie

4

Aan- en bijgebouwen met woonfunctie

6

Woning

6

Woon- en logiesgebouw

6

Utiliteitsgebouw

6

Bedrijfsgebouw categorie I

4

Bedrijfsgebouw categorie II

4

Bedrijfsgebouw categorie III

6

Bouwwerken geen gebouw categorie I

4

Bouwwerken geen gebouw categorie II

6

2.Indien door of namens de aanvrager niet of niet volledig binnen de in lid 1 bedoelde termijn aanvulling heeft plaatsgevonden, zal de aanvraag binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld c.q. de gestelde termijn ongebruikt is verstreken, bij besluit buiten behandeling worden gesteld.

Artikel 6 onvoorziene gevallen

  • 1. In gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, dan wel in gevallen waarbij twijfel bestaat omtrent de toepasbaarheid van deze beleidsregel, moet de concrete casus ter beoordeling aan de portefeuillehouder “bouwen en wonen” worden voorgelegd. De portefeuillehouder kan verzoeken om de concrete casus ter besluitvorming aan het bevoegd gezag voor te leggen.

  • 2. Dit artikel laat de inherente afwijkingsbevoegdheid voor beleidsregels, zoals deze is neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, onverlet.

Artikel 7 slotbepalingen

  • 1.

    De beleidsregel “Volledigheidstoets aanvraag bouwvergunning 2007”, vastgesteld bij collegebesluit van 15 mei 2007 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Aanvragen om bouwvergunning (als bedoeld in artikel 40 Woningwet) die zijn ingekomen voor de inwerkingtreding van artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo worden afgehandeld met inachtneming van de in het eerste lid van dit artikel ingetrokken beleidsregel.

  • 4.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel volledigheidstoets aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk Geldrop-Mierlo”.

  • 5.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking in het gemeentelijk informatieblad in “de Trompetter”.

  • 6.

    Deze beleidsregel zal worden toegepast op het moment dat artikel 2.1 Wabo in werking is getreden.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo van 15 juni 2010,

burgemeester en wethouders,

J.H.M. van Vlerken M.J.D. Donders - de Leest

secretaris burgemeester

Memorie van Toelichting

Tot 1 april 2007 luidde artikel 47 van de Woningwet als volgt:

Van de in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde bevoegdheid om de aanvraag wegens onvolledigheid niet te behandelen, kan slechts gebruik worden gemaakt indien de aanvrager binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen. De door burgemeester en wethouders ingevolge dat artikel te stellen termijn bedraagt ten hoogste vier weken.”.

Uit het geciteerde artikel komt duidelijk naar voren dat dit artikel moest worden aangemerkt als een lex specialis ten opzichte van de regeling in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Twee dingen werden dwingend in de wet voorgeschreven:

  • 1.

    de termijn waarbinnen de melding van de onvolledigheid worden gedaan;

  • 2.

    de termijn die de aanvrager krijgt om een onvolledige aanvraag te completeren.

Per 1 juli 2007 werd de algemene regeling van artikel 4:5 Awb onverkort van toepassing op het wegens onvolledigheid niet in behandeling nemen van een aanvraag om bouwvergunning.

Artikel 4:5 Awb luidt:

1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien:

a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of

b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of

c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,

mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

2. Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.

3. Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvraag in de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.

4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

In de hiervoor geciteerde wettekst komt naar voren dat de termijn die de aanvrager wordt gesteld om tot aanvulling van de aanvraag over te gaan niet wettelijk is vastgesteld. Wel is duidelijk dat gedurende de te stellen termijn om tot aanvulling van de aanvraag over te gaan, de beslistermijn op basis van artikel 4:15 Awb wordt opgeschort.

Er is sprake van een zogenaamde “discretionaire ruimte” in de termijn die een aanvrager wordt gegeven om een ongenoegzame aanvraag aan te vullen. De wetgever heeft daarvoor gekozen om een belangenafweging die recht doet aan de bijzondere omstandigheden van het geval, mogelijk te maken. Een negatief neveneffect van een dergelijke ongeclausuleerde bevoegdheid is de kans dat plantoetsers onderling verschillende termijnen stellen. Er bestaat dan ook een groot risico op willekeur. Dit is een ongewenste situatie.

Ter invulling daarvan heeft het college van burgemeester en wethouders op 15 mei 2007 een beleidsregel vastgesteld. Die mogelijkheid bestond omdat een bestuursorgaan de bevoegdheid heeft om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel een door hem gedelegeerde bevoegdheid. Anders gezegd kan de in artikel 4:5 Awb opgenomen discretionaire ruimte door middel van een beleidsregel worden ingevuld.

De invulling middels een beleidsregel brengt meerdere voordelen met zich mee. In de eerste plaats wordt het risico voor willekeur ingedamd. Daarnaast kan voor de motivering van een op basis van de beleidsregel genomen besluit daarnaar worden verwezen. Tenslotte is een voordeel dat het instrument “beleidsregel” niet star van aard is, maar een zekere mate van flexibiliteit in zich heeft. De Awb regelt namelijk dat in de regel volgens de vastgestelde beleidsregel moet worden gehandeld, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hiernaar wordt meestal verwezen onder de noemer “inherente afwijkingsbevoegdheid”.

De inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) laat de werking van artikel 4:5 Awb onverlet. De wenselijkheid van een beleidsregel blijft overeind. Echter, vanwege de gewijzigde wettelijke basis, terminologie en het vervallen van de voorheen gemaakte onderscheid tussen lichte, reguliere en gefaseerde bouwaanvragen, is een aanpassing van de bestaande beleidsregel op zijn plaats.

Termijn melding onvolledigheid.

Het bevoegd gezag kan op elk moment tijdens de behandeling van de aanvraag besluiten de aanvraag te laten aanvullen, omdat bepaalde belangrijke gegevens ontbreken. Dit mag zelfs meer dan eens, maar de opschorting van de wettelijke behandeltermijn is, op basis van artikel 4:15 Awb, maar eenmaal mogelijk.

Alhoewel de Awb hierover geen regeling geeft wordt er uit oogpunt van beheersbaarheid en monitoring van de ingekomen bouwaanvragen de voorkeur aan gegeven om bij wijze van interne gedragslijn in deze beleidsregel een termijn van zes weken als uitgangspunt te nemen.

Dit onderdeel van de beleidsregel heeft géén externe werking, er is géén sprake van een fatale termijn. De aanvrager kan zich na ommegang van deze termijn er niet op beroepen dat hij er van uit mag gaan dat de aanvraag ontvankelijk is. Derhalve kan een aanvrager in principe ook na ommegang van de opgenomen termijn van zes weken op de hoogte worden gesteld van een onvolledige aanvraag.

Termijn aanvullen onvolledige aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk .

De Ministriële regeling omgevingsrecht maakt ten aanzien van de aard en hoeveelheid van de bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in te dienen gegevens en bescheiden géén onderscheid meer tussen aanvragen om reguliere, lichte, eerste fase en tweede fase bouwvergunning. Het direct gevolg hiervan is dat de aanvrager in beginsel direct alle relevante informatie, dus óók bouwtechnische informatie, moet aanleveren daar waar de aanvrager voorheen dit kon voorkomen door zijn aanvraag te faseren. Gezien de hoeveelheid in te dienen gegevens en bescheiden is er voor gekozen om de langste termijnen uit de ‘oude’ beleidsregel hier als uitgangspunt te nemen.

Evenals bij de beleidsregel uit 2007 is rekening mee gehouden dat het college van burgemeester en wethouders op 13 december 2005 ten aanzien van het toetsingsniveau van ingekomen bouwaanvragen aan het Bouwbesluit protocollen hebben vastgesteld. De toetsprotocollen veranderen niet door de inwerkingtreding van de Wabo. Bij kleine bouwwerken en bij bouwwerken waarbij een laag risico op letsel of schade aanwezig is, wordt een lager toetsingsniveau van het Bouwbesluit toegepast. Derhalve kan bij die typen met een lager toetsingsniveau eerder geoordeeld worden dat een aanvraag voldoende volledig is om een toets te kunnen laten plaatsvinden. Wanneer er in die gevallen sprake is van een onvolledigheid zal de aanvulling daarvan dan ook binnen een kortere termijn kunnen gebeuren dan in de gevallen waarbij een meer diepgaande toets aan het Bouwbesluit vereist is gesteld.

Er is onderscheid bij het vaststellen van de toetsprotocollen gemaakt in de volgende 10 categorieën:

Naam type / categorie

Omschrijving

Voorbeelden

1

Aan- en bijgebouwen zonder woonfunctie

Zonder langdurig verblijf van mensen

Schuur, tuinhuis, garage, carport, dakkapel

2

Aan- en bijgebouwen met woonfunctie

Met langdurig verblijf van mensen

Erker, serre, dakopbouw, tijdelijke woonunit

3

Woning

Gehele nieuwbouw

Iedere woning, vakantiehuis

4

Woon- en logiesgebouw

Daar waar ook geslapen wordt

Appartementencomplexen, ziekenhuis, hotel

5

Utiliteitsgebouw

Politiebureau, gemeentekantoor, advocatenkantoor,

Bibliotheek, winkel, horeca, sporthal

6

Bedrijfsgebouw categorie I

Geen langdurig verblijf van mensen en niet risicovol

Veestal, machineberging

7

Bedrijfsgebouw categorie II

Weinig mensen en/of risicovol

Timmerwerkplaats, assemblagehal

8

Bedrijfsgebouw categorie III

Veel mensen en/of erg risicovol

Tankstation, vuurwerkberging, opslag gevaarlijke stoffen

9

Bouwwerken geen gebouw categorie I

Geheel ondergeschikte bouwwerken

Schutting, antenne, privé zwembad, gevelwijziging

10

Bouwwerken geen gebouw categorie II

Bouwwerken met grote mate algemeen belang

Brug, buitenzwembad, tribune

Om misverstanden te voorkomen moet daarbij voor ogen worden gehouden dat een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een “project”. Zo’n “project” kan uiteenvallen in meerdere “activiteiten”. Het bouwen van een bouwwerk is een voorbeeld van een “activiteit”. De Wabo kent wel de mogelijkheid om binnen een project activiteiten te faseren, maar niet om een activiteit op zichzelf te faseren op de wijze zoals dat voorheen bij de gefaseerde bouwvergunning nog wel mogelijk was. In zoverre is het regime van de Wabo strenger dan dit voorheen het geval was.

Dit strengere regime wordt enigszins getemperd doordat de Ministriële regeling omgevingsrecht ten opzichte van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning is verruimd voor wat betreft gegevens die op een later moment kunnenworden ingediend. Feitelijk is in artikel 2.9 lid 3 geregeld dat, indien de aard van het bouwplan naar het oordeel van het bevoegd gezag daartoe aanleiding geeft, gegevens en bescheiden die samenhangen met de welstandstoets, de toetsing aan bouwverordening, Bouwbesluit en het Besluit brandveilig gebruik bouwwerkken op een later moment (uiterlijk drie weken voor de start van de uitvoering) kunnen worden ingediend. De regeling van artikel 2.9 lid 3 Mor geeft het bevoegd gezag beleidsvrijheid: wanneer is een bouwplan van dien aard dat stukken later ingediend kunnen worden? En welke stukken betreft het? En welke termijn voor de start van de bouw willen we voor de onderscheidelijke stukken? Mocht de dagelijkse praktijk hier aanleiding toe geven kan ook deze bevoegdheid te zijner tijd nader worden ingekleurd door een beleidsregel.