Regeling vervallen per 27-10-2016

Algemene subsidieverordening welzijn Groesbeek 2012

Geldend van 12-09-2012 t/m 26-10-2016

Intitulé

Algemene subsidieverordening welzijn Groesbeek 2012

De raad van de gemeente Groesbeek;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 mei 2012 inzake de Algemene subsidieverordening welzijn Groesbeek 2012

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek.

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten op gebied van welzijn.

  • d.

    raad: raad van de gemeente Groesbeek.

  • e.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per jaar aan een instelling wordt verstrekt.

  • f.

    Groesbeek: gemeente Groesbeek.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Voor de volgende activiteiten en verenigingen op het gebied van welzijn kan subsidie worden verstrekt:

    • a.

      sportverenigingen;

    • b.

      amateuristische kunstbeoefening;

    • c.

      ouderenbonden - ouderenverenigingen;

    • d.

      vrouwenverenigingen;

    • e.

      buurtverenigingen;

    • f.

      wijkraden;

    • g.

      kunstwerken;

    • h.

      volksfeesten;

    • i.

      eenmalige subsidies;

    • j.

      jeugd en jongeren;

    • k.

      overige verenigingen

    • m.

      musea

  • 2. Niet subsidiabel onder deze verordening zijn activiteiten op gebied van:

    • a.

      volkshuisvesting

    • b.

      ruimtelijke ordening

    • c.

      gemeentelijke monumenten

    • d.

      toerisme

    • e.

      natuur en landschap

    • f.

      milieu en duurzaamheid

Artikel 3. Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan subsidie worden verstrekt aan rechtspersonen zonder volledigerechtsbevoegdheid en aan natuurlijke personen.

Artikel 4. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het al dan niet verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond, voor zover van toepassing de desbetreffende deelverordening, en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze Algemene subsidieverordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen, en daardoor het belang met het oog, waarop die verplichtingen zouden moeten worden opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s).

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld conform de in de betreffende deelverordening aangegeven wijze van verdeling.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij voor zover van toepassing, onderstaande gegevens als bijlagen toe aan het aanvraagformulier:

    • -

      een exemplaar van de oprichtingsakte;

    • -

      de statuten;

    • -

      inschrijvingsbewijs Kamer van Koophandel;

    • -

      het jaarverslag;

    • -

      de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar;

    • -

      het aantal leden dat woonachtig is in de gemeente Groesbeek te meten op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar of indien dat niet mogelijk is de datum van oprichting.

  • 3. Het college is bevoegd ook andere dan genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Jaarlijkse aanvragen voor subsidieverlening dienen voor 1 september voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 2. Jaarlijkse aanvragen voor subsidievaststelling dienen voor 1 september volgend op het jaar waarvoor die subsidie is verleend schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 3. Subsidieaanvragen voor eenmalige subsidies kunnen het gehele jaar worden ingediend.

  • 4. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van aanvragen voor daarbij aan te wijzen subsidies.

  • 5. Een aanvrager die de subsidieaanvraag niet volledig binnen de termijn genoemd in lid 1 en 2 heeft ingediend, wordt verzocht om de benodigde gegevens alsnog binnen vier weken toe te sturen. Is de aanvraag na deze termijn nog niet compleet, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. In de gevallen waarin een aanvraag tot subsidie betrekking heeft op het kalenderjaar volgend op dat waarin de aanvraag is ingediend, wordt op de aanvraag beslist binnen uiterlijk dertien weken na de dag waarop de gemeentebegroting voor het eerstvolgende kalenderjaar door de raad is vastgesteld.

  • 2. In alle andere gevallen geldt dat er binnen dertien weken na indiening van een aanvraag wordt beslist.

  • 3. Het college kan de beslissing, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor ten hoogste acht weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgronden in artikel 4:25 en 4.35 van de Awb kan de subsidie geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet direct aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente en/of dat er onvoldoende inwoners van de gemeente Groesbeek direct bij gebaat zijn.

  • b.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

  • c.

    de activiteiten een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden – hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden – kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    subsidieverstrekking anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Het college is bevoegd, naast de verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 Awb, ook andere doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 Awb op te leggen.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 12. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

  • 1. Subsidies tot 5.000 euro worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze en op een door haar aangegeven tijdstip aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dit is alleen van toepassing voor eenmalige subsidies, niet voor jaarlijkse subsidies.

Artikel 14. Verantwoording subsidies van 5.000 tot 40.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening 5.000 euro of meer, maar minder dan 40.000 euro bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een per jaar verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 september in het jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 15. Verantwoording subsidies van 40.000 euro of meer

  • 1. Indien de subsidieverlening 40.000 euro of meer bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een per jaar verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 september in het jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 16. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Het college is bevoegd de beslistermijn te verdagen met acht weken.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 18. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2 en 9 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 19. Intrekking

De Algemene subsidieverordening Groesbeek 2002 wordt ingetrokken.

Artikel 20. Overgangsbepalingen

Op alle voor de inwerkingtreding van deze verordening ingediende aanvragen blijft de Algemene subsidieverordening Groesbeek 2002 van toepassing.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

Artikel 22. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening welzijn Groesbeek 2012

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van Groesbeek d.d. 30 augustus 2012
de burgemeester, de griffier,

Nota-toelichting Algemene subsidieverordening Welzijn

Algemeen

 

Met de nieuwe Algemene subsidieverordening wordt uitvoering gegeven aan het herijken van het subsidiebeleid. De nieuwe Algemene subsidie verordening Welzijn (Asv) is gebaseerd op de modelverordening van de VNG welke deregulering tot doel heeft. De Asv is de kaderverordening waarin de raad de verplichtingen en bevoegdheden van het college op terrein van subsidieverlening- en vaststelling vastlegt.

 

Verenigingen worden daarnaast gefaciliteerd en gestimuleerd om in de bewustwording van de noodzaak tot het tegengaan van (seksueel) geweld. Hierbij valt te denken aan aanbieden van cursussen met betrekking tot dit specifieke doel.

 

Voor de subsidies die op basis van Awb art. 4.23 lid 3, via de begroting worden gesubsidieerd, zijn de procedures van de algemene subsidieverordening welzijn zoveel mogelijk van kracht.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, die in de verordening worden gehanteerd.

 

Jaarlijkse subsidie :

De jaarlijkse subsidie wordt bij voorkeur voor meerdere jaren verleend en veelal op voortdurende activiteiten van een instelling betrekking heeft. Ook voor activiteiten waarvan het college de waardering voor uitspreekt worden jaarlijkse subsidies verstrekt.

 

Eenmalige subsidie:

Eenmalige subsidies zijn subsidies die voor een eenmalige activiteit of een activiteit, waarvoor het college slechts voor een van te voren bepaalde tijd van maximaal 4 jaar subsidie wil verlenen.

 Artikel 2. Reikwijdte verordening

Deze verordening geldt voor alle subsidieverstrekkingen van de beleidsterreinen die genoemd zijn en die voortvloeien uit het vastgestelde gemeentelijke beleid. Het college kan nadere regels stellen hoe de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerst lid kan worden verdeeld.

Artikel 4. Bevoegdheid college

Het college besluit ingevolge het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels. Met besluiten over het verstrekken van subsidies in plaats van verlenen van subsidies wordt beoogd de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.

 

In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Daarnaast dien ook de betreffende deelverordeningen in acht te worden genomen, voor zover van toepassing. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

 

In het tweede lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden aan de subsidie te verbinden. Zie hiertoe ook artikel 4:33 Awb en voor het verschil met verplichtingen artikel 4:37 Awb.

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.

Conform lid 1 dient bij een aanvraag om subsidie de aanvrager een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd te overleggen, evenals het ledental van een vereniging. Voor enkele verenigingen voor wie dit betreft, dient dit ledental uitgesplitst te worden naar jeugdleden of pensioengerechtigden. In lid 2  wordt aangegeven dat indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt deze een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten, inschrijvingsbewijs Kamer van Koophandel, jaarverslag, jaarrekening en balans dient aan te leveren bij het aanvraagformulier. De vereniging dient ook het aantal leden dat woonachtig is in de Gemeente Groesbeek aan te geven op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar. Indien dit niet mogelijk is, omdat de vereniging toen nog niet bestond dan kan worden volstaan met het aantal leden op de datum van oprichting. Dit is conform de eisen van een subsidieaanvraag van de Awb (afdeling 4.1.1, artikel 4.29 van de Awb). In lid 3 wordt aangegeven dat het college ook andere dan genoemde gegevens kan vragen, indien deze voor een aanvraag noodzakelijk of voldoende zijn. Het college kan per geval aangegeven welke gegevens dienen te worden verstrekt. Het uitgangspunt is evenwel dat het college dit doet om de administratieve en bestuurlijke lasten zo beperkt mogelijk te houden.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

Hier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie dienen te zijn ingediend bij het college. Voor eenmalige subsidies geldt dat deze het gehele jaar kunnen worden ingediend.

 Artikel 8. Beslistermijn

In dit artikel worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de gevallen dat deskundigen of een commissie moet worden geraadpleegd over de kwaliteit van de subsidieaanvragen, wordt deze beslistermijn tot 6 weken verlengd.  Artikel 9. Weigeringsgronden

De algemeen geldende weigeringsgronden, opgenomen in artikel 4:25 en 4:35 Awb, worden hier met een nadere, op de gemeentelijke praktijk toegesneden grond aangevuld. Dit betreft het niet of niet in overwegende mate gericht zijn van de activiteiten van de aanvrager op de gemeente, dan wel haar ingezetenen of daaraan niet of nauwelijks ten goede komen.

Artikel 10. Verlening van de subsidie

Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

 

Vooraf zal door het  college in de beschikking aangeven op welke manieren dit kan worden aangetoond. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie) enz.

Artikel 11. Meldingsplicht

De meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere: het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies tot 5.000 euro, het vragen van minder tussenrapportages en automatische bevoorschotting.

 

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

 

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

Artikel 12. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

 

Deze verplichtingen kunnen betrekking hebben op de eis van het verzekeren van zaken die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming, het aanstellen van toezichthouders, de inrichting van de administratie .

 Artikel 13. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

Kenmerkend voor subsidies tot 5.000 euro is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. De bedoeling van deze manier van verantwoording is dat hiermee de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

 

In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie (bijvoorbeeld een ‘eenmalige subsidie’) en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering.

 

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. De ambtshalve vaststelling zal in de praktijk veelal vóór het verstrijken van de termijn gebeuren, namelijk als het vanuit oogpunt van een efficiënte werkwijze wenselijk wordt geacht, dat dergelijke vaststellingsbeschikkingen op een vaste datum worden genomen.

Artikel 14. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 40.000 euro

In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidiënt de aan hem verleende subsidie aan het college dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 10, eerste lid, wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt.

 

 Artikel 15. Verantwoording subsidies vanaf 40.000 euro

Bij subsidies van 40.000 euro of meer wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt - tenzij de voorschriften voor subsidies tot 40.000 euro worden toegepast - plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het college kan een door een  accountant opgestelde accountantsverklaring vragen. Deze verklaring heeft betrekking op de getrouwheid en rechtmatigheid van de financiële verantwoording. Verder kan het college steekproefsgewijze controles door de uitvoerings­instanties laten uitvoeren of kan het college om verantwoording in de jaarrekening van een instelling vragen. Afhankelijk van de grootte van het subsidiebedrag kan het college een van de volgende soorten accountantsverklaringen toepassen:

 

Een samenstellingsverklaring (geen controle, verslaggevingsvereisten)

Een beoordelingsverklaring (overzicht controle, minder zekerheid dan in controleverklaring)

Een controleverklaring (omvangrijke controle, verificatie).

 

Vanuit het oogpunt van lastenverlichting wordt in lid 3 van de artikelen 15 en 16 geregeld dat ook alternatieve verantwoordingsbewijzen kunnen worden gevraagd aan de instelling. Hiermee geeft het college invulling aan het uitgangspunt, dat de verantwoordingslasten in verhouding moeten zijn met de hoogte van het subsidiebedrag.

Artikel 16. Vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie.

 

Ingevolge het derde lid kan het college, naast deze Algemene subsidieregeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Voor alle subsidies die onder de SV vallen wordt hiernaar gestreefd.

 Artikel 18. Hardheidsclausule

Het college kan een of meer bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover van toepassing, indien dit leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Deze hardheidsclausule geldt echter niet voor artikel 1,2 en 9. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule is beperkt tot individuele gevallen.

 

Artikel 20. Overgangsbepalingen.

Alle aanvragen ingediend tot en met de vaststelling van de nieuwe subsidieverordening worden verwerkt conform de subsidieverordening welzijn 2002