Regeling vervallen per 01-01-2021

ALGEMENE NADEELCOMPENSATIE VERORDENING GEMEENTE GRONINGEN (ANVG)

Geldend van 27-07-2012 t/m 31-12-2020

Intitulé

ALGEMENE NADEELCOMPENSATIE VERORDENING GEMEENTE GRONINGEN (ANVG)

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

(GR 12.3152684);

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 juni 2012;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

HEEFT BESLOTEN:

de Algemene Nadeelcompensatie Verordening gemeente Groningen vast te stellen.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het bestuursorgaan: het orgaan dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen of onder wiens verantwoordelijkheid de schadeveroorzakende handeling is verricht, zijnde: de raad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester van de gemeente Groningen.

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen.

 

Paragraaf 2 Het recht op nadeelcompensatie en uitzonderingen hierop

Artikel 2 Recht op nadeelcompensatie

  • 1. Indien een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade veroorzaakt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico of het normaal ondernemersrisico en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft, kent het college de benadeelde desgevraagd een vergoeding toe.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op vergoeding van schade als bedoeld in Afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (“planschadevergoeding”).

Artikel 3 Niet voor vergoeding in aanmerking komende schade

  • 1. Niet voor vergoeding komt in aanmerking schade die behoort tot het normaal maatschappelijk risico of tot het normaal ondernemersrisico.

  • 2. In verband met het normaal ondernemersrisico wordt schade als bedoeld in artikel 5 die voortvloeit uit een daling tot en met 8% van de omzet op jaarbasis niet vergoed.

  • 3. In verband met het normaal ondernemersrisico wordt de schade, die voortvloeit uit extra kostenstijgingen, tot en met 6% op jaarbasis niet vergoed.

  • 4. In verband met het normaal maatschappelijk risico dan wel het normaal ondernemersrisico blijft in ieder geval voor rekening van de aanvrager schade in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak: een gedeelte gelijk aan 2% van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade.

  • 5. In verband met het normaal ondernemersrisico dan wel het maatschappelijk risico kan het college daarnaast per schadeveroorzakend besluit of handeling van de vastgestelde schade die boven het op basis van het tweede, derde en vierde lid vastgestelde bedrag uitstijgt een percentage hanteren dat voor rekening van de benadeelde blijft.

  • 6. Het college kan per schadeveroorzakend besluit of handeling in bijzondere omstandigheden bepalen dat van het in het tweede, derde en vierde lid bepaalde percentage wordt afgeweken dan wel een periode vaststellen waarna geen aftrek plaatsvindt wegens het normaal maatschappelijk risico of het normaal ondernemersrisico.

  • 7. Indien een schadeoorzaak voor de aanvrager naast schade tevens voordeel oplevert, dan wordt dit, voor zover dit redelijk is, bij de vaststelling van de te vergoeden schade in mindering gebracht.

Artikel 4 Weigeringsgronden

  • 1. Het college wijst een aanvraag om vergoeding van de schade geheel of gedeeltelijk af, indien:

    • a.

      de schade redelijkerwijs niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • b.

      de benadeelde van het risico van het ontstaan van de schade op de hoogte was of had kunnen zijn en het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard;

    • c.

      de schade het gevolg is van een omstandigheid die geheel of gedeeltelijk aan de aanvrager kan worden toegerekend;

    • d.

      de benadeelde heeft verzuimd redelijke maatregelen te treffen ter voorkoming of beperking van de schade;

    • e.

      de schade minder bedraagt dan € 750,-; of

    • f.

      de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd.

  • 2. Het college kan de aanvraag tot vergoeding van de schade afwijzen, indien deze wordt ingediend meer dan vijf jaren na de dag waarop de benadeelde op de hoogte is geraakt of redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schade.

  • 3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een schade veroorzaakt door een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, vangt de termijn van vijf jaren niet aan voordat dit besluit onherroepelijk is geworden.

Artikel 5 Winst- of inkomstenderving

  • 1. Indien de schade bestaat uit winst- of inkomstenderving, wordt de omvang daarvan in beginsel bepaald door:

    • a.

      de gemiddelde omzet gedurende een periode van zo mogelijk drie jaar te vergelijken met de omzet in het jaar waarin de schade is geleden. Daarbij wordt waar mogelijk een branchecorrectie en/of een trendcorrectie toegepast;

    • b.

      van de vastgestelde gemiste omzet de kosten van het product of de dienst af te trekken, alsmede de kosten die ten gevolge van de omzet- of inkomstenderving bespaard zijn of redelijkerwijs bespaard hadden kunnen worden.

  • 2. Indien sprake is van een verandering in/van de onderneming of omzetverplaatsing wordt dat bij de vaststelling van de winst- of inkomstenderving in aanmerking genomen.

Artikel 6 Huurderving

  • 1. Indien de schade bestaat uit gederfde huurinkomsten, wordt de omvang daarvan bepaald door het verschil tussen de huurprijs, die redelijkerwijs had kunnen worden gevraagd indien er geen sprake was van een schadeveroorzakend besluit of handeling en de huurprijs die redelijkerwijs kan worden gevraagd in de situatie waarin daarvan wel sprake is.

  • 2. Niet voor schadevergoeding komen in aanmerking de gederfde huurinkomsten gedurende de periode waarin onroerende zaken in de omgeving van het verhuurde, gemiddeld leeg staan.

Artikel 7 Lagere opbrengst bij verkoop bedrijf of onroerende zaak

Indien de schade bestaat uit een lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of onroerende zaak, komt voor vergoeding in aanmerking het verschil tussen deze opbrengst, voor zover deze opbrengst reëel is te achten en de opbrengst die redelijkerwijze had kunnen worden verkregen indien geen sprake was geweest van een nadelige invloed op de opbrengst door het schadeveroorzakend besluit of handeling.

Artikel 8 Andere voor nadeelcompensatie in aanmerking komende kosten

Voor vergoeding komen tevens in aanmerking:

  • a.

    de kosten van het inschakelen van deskundigen tot een door het college vast te stellen bedrag, voor zover het inroepen van bijstand van deskundigen redelijkerwijze noodzakelijk was;

  • b.

    de wettelijke rente vanaf de ontvangst van de aanvraag of, indien het nadeel op een later tijdstip is ontstaan, vanaf dat tijdstip;

  • c.

    de redelijke kosten van maatregelen ter beperking of voorkoming van schade;

  • d.

    het betaalde recht, als bedoeld in artikel 11, indien er geheel of gedeeltelijk nadeelcompensatie is toegekend.

Artikel 9 Nadeelcompensatie in geld of in natura

  • 1. De vergoeding wordt vastgesteld in geld, tenzij het college deze anders dan in geld wenselijk acht.

  • 2. Indien de vergoeding anders dan in geld wordt vastgesteld, kan de waarde daarvan niet meer bedragen dan deze in geld zou hebben bedragen.

Paragraaf 3 De aanvraag

Artikel 10 Aanvraag om nadeelcompensatie

  • 1. De aanvraag om nadeelcompensatie moet worden ingediend bij het college.

  • 2. Indien het college een formulier voor het doen van een aanvraag heeft vastgesteld maakt de aanvrager hiervan gebruik.

  • 3. De aanvrager verstrekt de gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking heeft danwel kan krijgen. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      indien het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving als bedoeld in artikel 5: een gewaarmerkte jaarrekening over het jaar waarin schade is geleden alsmede zo mogelijk van de jaarrekeningen over een periode van drie jaar voorafgaande aan het jaar waarin de schade is geleden;

    • b.

      indien het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten als bedoeld in artikel 6: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst, een eigendomsakte en een taxatierapport van een onafhankelijk deskundige;

    • c.

      indien het schade betreft wegens de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak als bedoeld in artikel 7: de eigendomsakte van de onroerende zaak dan wel indien het de verkoop van een bedrijf betreft, van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel alsmede in beide gevallen een taxatierapport van een onafhankelijke deskundige.

  • 4. Op verzoek van de commissie, bedoeld in artikel 15, verstrekt de aanvrager aanvullende gegevens. Daarbij kan het ondermeer gaan om maandcijfers, kwartaalcijfers, een specificatie van omzet en kostenposten en branche-informatie.

Artikel 11 Het heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag

Van de aanvrager wordt een recht van € 300,-- geheven. Indien het bedrag niet binnen vier weken na ontvangst van een factuur op de rekening van de gemeente is bijgeschreven wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 12 Aanvraag goedkeuring schadebeperkende maatregelen

  • 1. Degene die in aanmerking wil komen voor vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder c, vraagt het college van burgemeester en wethouders vooraf goedkeuring voor het maken van de met die maatregelen gemoeide kosten onder overlegging van alle voor de beoordeling van zijn aanvraag noodzakelijke gegevens.

  • 2. Geen goedkeuring is vereist, indien de benadeelde aannemelijk kan maken dat de maatregelen met spoed moesten worden getroffen.

Artikel 13 Aanvraag voorschotverlening

  • 1. Het college kan de benadeelde op diens aanvraag een voorschot verlenen van ten hoogste 90% van de te verwachten vergoeding.

  • 2. Het college kan, voordat het overgaat tot de verlening van een voorschot, een zekerheidsstelling van de aanvrager verlangen.

Artikel 14 Ontvangstbevestiging

  • 1. Het college stuurt de in de artikelen 10, 12 en 13 bedoelde aanvrager binnen twee weken na ontvangst van zijn aanvraag een ontvangstbevestiging waarin de aanvrager op de hoogte wordt gesteld van de te volgen procedure en, onder vermelding van het rekeningnummer van de gemeente, van de verplichting het recht als bedoeld in artikel 11 tijdig over te maken.

  • 2. Indien de verstrekte gegevens of bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, stelt het college de aanvrager in de gelegenheid zijn aanvraag binnen vier weken aan te vullen.

  • 3. Het college kan deze termijn op schriftelijk verzoek van de aanvrager eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

Paragraaf 4 Advies en beslissing

Artikel 15 Advies deskundigen

  • 1. Het college stelt een adviescommissie in waaraan een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2, 10 eerste lid, 12 eerste lid, dan wel artikel 13 eerste lid, kan worden voorgelegd.

  • 2. De adviescommissie bestaat uit drie van de gemeente onafhankelijke deskundigen, waarvan een lid beschikt over ruime kennis en ervaring op het terrein van het ruimtelijk bestuurs(proces)recht, een lid een ervaren registeraccountant is en een lid een ervaren makelaar/taxateur onroerend goed is. Tevens kan het college drie plaatsvervangend leden met dezelfde deskundigheden als de leden benoemen. De leden en de plaatsvervangers worden voor een termijn van drie jaar benoemd; zij kunnen herbenoemd worden.

  • 3. Het college stelt een reglement vast waarin de taken, bevoegdheden en werkwijze van de commissie worden vastgelegd.

  • 4. Het college vraagt aan de adviescommissie advies indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is vanwege de complexiteit van de aanvraag.

  • 5. In elk geval is geen advies vereist, indien het college:

    • a.

      besluit een aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet in behandeling te nemen;

    • b.

      van oordeel is dat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4;

    • c.

      van oordeel is dat de aanvraag nagenoeg geheel overeenkomt met andere aanvragen waarover de adviescommissie advies heeft uitgebracht; danwel

    • d.

      van oordeel is dat kennelijk sprake is van het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, of aan de op grond van artikel 3, zesde lid, aangepaste percentages.

Artikel 16 Behandeling aanvraag om nadeelcompensatie

  • 1. De adviescommissie stuurt het conceptadvies naar de aanvrager.

  • 2. De adviescommissie stelt de aanvrager in de gelegenheid schriftelijk zijn zienswijze in te dienen over het conceptadvies. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen bedraagt vier weken. Deze termijn kan op verzoek van de aanvrager met maximaal twee weken verlengd worden.

  • 3. In het geval tijdig reacties zijn ingediend brengt de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn een advies uit aan het college waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 4. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend brengt de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 17 Afwijken van advies

Indien de beslissing van het college afwijkt van het advies van de adviescommissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.

Artikel 18 beslistermijn

  • 1. Indien het college de aanvraag om nadeelcompensatie heeft voorgelegd aan de adviescommissie, beslist het uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Het college kan deze termijn eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Van deze verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

  • 2. Indien op grond van artikel 15, vijfde lid, onder b en c, geen advies wordt ingewonnen, beslist het college binnen tien weken na ontvangst van de aanvraag. Het college kan deze termijn eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Van deze verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

  • 3. Het college beslist op een aanvraag om goedkeuring als bedoeld in artikel 12 of een aanvraag tot verlening van een voorschot als bedoeld in artikel 13, binnen acht weken na ontvangst daarvan.

  • 4. Indien het college besluit de in het derde lid bedoelde aanvraag voor te leggen aan de adviescommissie, beslist het binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 5. Op aanvragen om nadeelcompensatie is paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (dwangsom bij niet tijdig beslissen).

Paragraaf 4 Overige bepalingen en slotbepalingen

Artikel 19 Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot:

  • a.

    het bepalen van de omvang en de hoogte van nadeelcompensatie, alsmede de wijze van vaststelling daarvan;

  • b.

    de branchecorrectie;

  • c.

    het al dan niet inschakelen van deskundigen of de adviescommissie;

  • d.

    de werkwijze van de adviescommissie;

  • e.

    de bij de in de artikelen 10, 12 en 13 bedoelde aanvragen in te dienen stukken, alsmede de daaraan te stellen eisen.

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college kan bepalingen vastgesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang dat deze verordening beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 21 Bijzondere projecten

De gemeenteraad kan voor bijzondere projecten een afzonderlijke regeling treffen waarin de bepalingen van deze verordening worden aangevuld dan wel daarvan wordt afgeweken.

Artikel 22 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op schade die is ontstaan na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag nadat het besluit tot vaststelling van deze verordening is bekendgemaakt.

  • 2. Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Nadeelcompensatieverordening Damsterdiepgarage 2007.

Artikel 24 Overgangsrecht

Op aanvragen die in het kader van de werkzaamheden aan de Damsterdiepgarage worden/zijn ingediend vóór 1 januari 2013 blijft de Nadeelcompensatieverordening Damsterdiepgarage 2007 van toepassing.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Nadeelcompensatie Verordening gemeente Groningen (ANVG).

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 18 juli 2012.
 
 
De griffier,                                                        De voorzitter,
 
 
 
 
 
drs. A.G.M. (Toon) Dashorst.                               dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.

Toelichting bij Algemene nadeelcompensatie verordening gemeente Groningen

Toelichting bij Algemene nadeelcompensatie verordening gemeente Groningen

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting