Regeling vervallen per 01-01-2023

Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2019 gemeente Haaren

Geldend van 15-05-2019 t/m 31-12-2022

Intitulé

Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2019 gemeente Haaren

Artikel 1

Deze beleidsregel wordt toegepast bij een beoordeling van het woon- en leefklimaat in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Voor definities wordt verwezen naar de Wet geurhinder en veehouderij en de Verordening geurhinder en veehouderij 2019 gemeente Haaren.

Artikel 2

  • lidnr 1

Bij het beoordelen van ruimtelijke initiatieven en plannen worden, met het oog op de beantwoording van de vraag of er ten gevolge van de geuremissie uit stallen van veehouderijen al dan niet sprake is van ‘een aanvaardbaar woon- en leefklimaat’, onderstaande waarden (voor de voorgrondbelasting en de achtergrondbelasting) gehanteerd als toetswaarden ter plaatse van geurgevoelige objecten. Bij deze beoordeling wordt alleen gerekend met de emissie van de dieren waarvoor in de Regeling geurhinder en veehouderij een emissiefactor vastgesteld is.

Gebied

Achtergrondbelasting in ouE/m3

Voorgrondbelasting in ouE/m3

 

Goed

Afweegbaar

Slecht

Goed

Afweegbaar

Slecht

A. Woonkernen

0 t/m 6

6 t/m 10

>10

0 t/m 3

3 t/m 5

>5

B. Eikendonk,

lintbebouwing

Capucijnenstraat, Asissie,

Haarendael

0 t/m 10

10 t/m 20

>20

0 t/m 6

6 t/m 10

>10

C. gebied beperking

veehouderij

0 t/m 10

10 t/m 20

>20

0 t/m 6

6 t/m 10

>10

D. Agrarisch- en boomteelt

ontwikkelingsgebied

0 t/m 10

10 t/m 20

>20

0 t/m 6

6 t/m 14

>14

  • lidnr 2

    In afwijking van het eerste lid worden voor geurgevoelige objecten behorende bij andere veehouderijen (met dieren waarvoor een emissiefactor is vastgesteld) en voor geurgevoelige objecten die op of na 19 maart 2000 opgehouden zijn deel uit te maken van een andere veehouderij, als criterium voor ‘een aanvaardbaar woon- en leefklimaat’ de volgende afstanden gehanteerd:

    - 100 m voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom;

    - 50 m voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.

  • lidnr 3

In afwijking van het eerste en tweede lid worden voor de afstand tussen een veehouderij (met dieren waarvoor een emissiefactor is vastgesteld) en een geurgevoelig object dat op of na 19 maart 2000 is gebouwd op een kavel die op dat tijdstip in gebruik was als veehouderij, in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van die veehouderij en in samenhang met de sloop van de bedrijfsgebouwen die onderdeel hebben uitgemaakt van die veehouderij, als criterium voor ‘een aanvaardbaar woon- en leefklimaat’ de volgende afstanden gehanteerd:

- 100 m voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom;

- 50 m voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.

Artikel 3

Bij het beoordelen van ruimtelijke initiatieven en plannen worden in geval van bedrijven met dieren waarvoor geen emissiefactoren in de Regeling geurhinder en veehouderij zijn vastgesteld (niet zijnde nertsen), de hieronder genoemde afstanden gehanteerd als vertaling van het criterium ‘een aanvaardbaar woon- en leefklimaat’.

Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als de afstand van alle overige veehouderijen met dieren waarvoor geen emissiefactor is vastgesteld (niet zijnde nertsen) tot een geurgevoelig object:

- in de bebouwde kom tenminste 100 m bedraagt;

- buiten de bebouwde kom tenminste 50 m bedraagt

Artikel 4

De gebieden als bedoeld in de artikelen 2 en 3 zijn weergegeven op de bij deze beleidsregel gevoegde en gewaarmerkte kaart: Normenkaart behorende bij de beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2019 gemeente Haaren. Onder de bebouwde kom uit de artikelen 2 en 3 wordt gebied A bedoeld. De overige gebieden bevinden zich buiten de bebouwde kom.

Artikel 5

  • lidnr 1

Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij een geurgevoelig object als de geursituatie ter plaatse van het geurgevoelige object goed is volgens de tabel in artikel 2, eerste lid, en als er wordt voldaan aan de afstanden genoemd in artikel 2, tweede en derde lid en in artikel 3.

  • lidnr 2

Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij een geurgevoelig object als de geursituatie ter plaatse van het geurgevoelige object afweegbaar is volgens de tabel in artikel 2, eerste lid en de afweging positief uitvalt. Een expliciete afweging moet in de ruimtelijke onderbouwing worden opgenomen.

Artikel 6

  • lidnr 1

Als de geursituatie overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, gekwalificeerd is als slecht of als er niet wordt voldaan aan de afstanden die zijn opgenomen in artikel 2, tweede en derde lid en artikel 3, is in beginsel geen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

  • lidnr 2

Indien, met uitzondering van de toetswaarden van artikel 2, eerste lid, de overige milieu- en planologische aspecten positief zijn beoordeeld, kan overwogen worden om gemotiveerd van deze toetswaarden af te wijken. De voorwaarde hiervoor is altijd dat het plan niet mag leiden tot een onevenredige belemmering van het gebruik van percelen in de omgeving. Daarnaast is een inhoudelijke motivatie dan nodig.

  • lidnr 3

Indien, met uitzondering van de afstanden van artikel 2, tweede lid en derde lid en artikel 3, de overige milieu- en planologische aspecten positief zijn beoordeeld, kan overwogen worden om gemotiveerd van deze afstanden af te wijken. Het plan mag niet leiden tot een onevenredige belemmering van het gebruik van percelen in de omgeving en een inhoudelijke motivatie is dan nodig.

  • lidnr 4

    Indien het ruimtelijk initiatief of plan voorziet in de

    - uitbreiding met dieren van een bepaalde categorie

    - vestiging van een veehouderij, of

    - omschakeling naar een veehouderij

    en de toetswaarde voor de achtergrondbelasting uit artikel 2, eerste lid, wordt overschreden, kan overwogen worden om gemotiveerd af te wijken, als :

    - de bijdrage van de veehouderij aan de overschrijding van de achtergrondbelasting niet significant is;

    - de aanvraag leidt tot een proportionele afname van de achtergrondbelasting welke tenminste de eigen bijdrage aan de overschrijding compenseert.

    Dit lid biedt mogelijkheden voor ontwikkelingen van veehouderijen in overbelaste situaties die (mede) door andere veehouderijen worden bepaald.