Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • b.

      Besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk;

    • c.

      Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

    • d.

      Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

    • e.

      Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

    • f.

      Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de wet;

    • g.

      Zelfredzaamheid: het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

    • h.

      Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden; het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

    • i.

      Voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening, hulp bij het huishouden of een rolstoelvoorziening.

    • j.

      Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

    • k.

      Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

    • l.

      Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit van toepassing zijn;

    • m.

      Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

    • n.

      Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit te stellen regels van toepassing zijn;

    • o.

      Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

    • p.

      Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

    • q.

      Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

    • r.

      Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

    • s.

      Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont, met uitzondering van kostgangers, kamerhuurders en personen, die omwille van hun zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen;

    • t.

      Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget of een financiële vergoeding, die valt onder Regeling dienstverlening aan huis is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

    • u.

      Hoofdverblijf: de woonruimte waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is dan wel zal staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;

    • v.

      Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken;

    • w.

      Goedkoopst adequaat: de goedkoopste, volgens objectieve maatstaven nog toereikende, voorziening;

    • x.

      CIZ: Centrum Indicatiestelling Zorg;

    • y.

      ICF-classificatie: de International Classification of Functioning, Disabilty and Health van de Wereld Gezondheidsorganisatie;

    • z.

      Overeenkomst persoonsgebonden budget: de overeenkomst tussen de gemeente en de persoon met beperkingen, waarin de rechten en plichten van beide partijen met betrekking tot het persoonsgebonden budget en de financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis zijn beschreven;

    • aa.

      Langdurig noodzakelijk: de situatie dat het ziektebeeld, naar de stand van de medische wetenschap op het moment van de aanvraag, onomkeerbaar is en de betrokkene daardoor voor langere tijd aangewezen is op de desbetreffende aanpassing of voorziening;

    • bb.

      Financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis: een vergoeding in de kosten van een hulp, die hulp bij het huishouden verricht in het kader van de Regeling dienstverlening aan huis;

    • cc.

      AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

    • dd.

      Uitraasruimte: ruimte, die uitsluitend ten behoeve van een persoon met een aantoonbare gedragsstoornis noodzakelijk is met het doel hem of haar tot rust te doen komen.

  • 2. Voor zover niet anders bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Voorwaarden voor voorzieningen

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen; uitzondering hierop is hulp bij het huishouden, welke bij een afzienbare periode voor een korte duur kan worden geïndiceerd;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopste adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • d.

      in het kader van het beleid maatschappelijke ondersteuning geen of onvoldoende algemene voorzieningen geboden worden.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Heemskerk;

    • c.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • d.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • e.

      voor zover op grond van enige andere regeling aanspraak op de voorziening bestaat.

  • 3. Een voorziening kan worden geweigerd:

    • a.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • b.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande verordeningen is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 2 Vorm van de te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Keuzevrijheid

Een persoon, die in aanmerking komt voor een individuele voorziening, kan kiezen of de te verstrekken voorziening aan hem wordt verstrekt in natura, als financiële tegemoetkoming, als financiële vergoeding die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis of als persoonsgebonden budget. De criteria op basis waarvan het college vaststelt in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen deze voorzieningen al dan niet wordt geboden, worden vastgelegd in het Besluit.

Artikel 4 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit in de beschikking opgenomen.

Artikel 6 Persoonsgebonden budget en financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis

  • 1. Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in artikel 6 van de wet, en op de financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget of een financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget of van de financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget of de financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit;

    • d.

      op het persoonsgebonden budget en de financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Heemskerk van toepassing.

  • 2. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget en/of de te verstrekken financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3. Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget of de financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis ter beschikking gesteld door storting op de door de aanvrager opgegeven (post)bankrekening.

  • 5. Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget of de financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 6. Na ontvangst van de in het vijfde lid bedoelde stukken wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget of de financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7 Eigen bijdrage, eigen aandeel en besparingsbijdrage

  • 1. Bij het verstrekken van individuele voorzieningen in de vorm van hulp bij het huishouden als genoemd in hoofdstuk 3 van deze verordening is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. De eigen bijdrage is gelijk aan de maximale eigen bijdrage, zoals genoemd in hoofdstuk IV van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet kan de aanvrager een besparingsbijdrage verschuldigd zijn gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van de voorziening door de aanvrager wordt bespaard, omdat de verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen. De besparingsbijdrage bij verstrekking van een driewielfiets of fiets in bijzondere uitvoering is gelijk aan het bedrag voor een fiets, zoals genoemd in de NIBUD-prijzengids.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening bestaat uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden;

  • d.

    een financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis.

Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1. Een persoon als omschreven in de onderdelen 4, 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor de in artikel 8 onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

    het zelf uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als omschreven in de onderdelen 4, 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor de in artikel 8 onder b, c en d vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als de in artikel 8 onder a genoemde voorziening:

    • a.

      een onvoldoende oplossing biedt of

    • b.

      niet beschikbaar is.

Artikel 10 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als omschreven in de onderdelen 4, 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 11 Omvang van de hulp bij het huishouden

  • 1. De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden, bij verstrekking in natura, wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

    Klasse 1: 0 tot en met 1,9 uur per week;

    Klasse 2: 2 tot en met 3,9 uur per week;

    Klasse 3: 4 tot en met 6,9 uur per week;

    Klasse 4: 7 tot en met 9,9 uur per week;

    Klasse 5: 10 tot en met 12,9 uur per week;

    Klasse 6: 13 tot en met 15,9 uur per week.

  • 2. Indien het aantal geïndiceerde uren de bovengrens van klasse 6 overschrijdt, wordt het tarief van klasse 6 verhoogd met het bedrag van klasse 1, vermenigvuldigd met het aantal uren waarmee de bovengrens van klasse 6 wordt overschreden.

Artikel 12 Omvang van het persoonsgebonden budget en omvang financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis

  • 1. De omvang van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden en/of de financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week.

  • 2. Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget of als financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis wordt verstrekt, wordt door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening bestaat uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

  • 1. Een persoon als omschreven in de onderdelen 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor de in artikel 13, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als omschreven in de onderdelen 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor de in artikel 13, onder b, c en d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de in het eerste lid genoemde oplossing onvoldoende oplossing biedt of niet aanwezig is.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde beperkingen moeten in een direct oorzakelijk verband staan met de bouwkundige of woontechnische staat van de woning zelf, waaronder begrepen de toegankelijkheid van de woning.

Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 13 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten:

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte.

Artikel 16 Primaat van de verhuizing en de uitraasruimte

  • 1. Een persoon als omschreven in de onderdelen 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder a in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon als omschreven in de onderdelen 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder b en c in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3. Een persoon als omschreven in de onderdelen 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder d in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

  • 4. Een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon als omschreven in de onderdelen 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet, de woning heeft vrijgemaakt kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder a, in aanmerking worden gebracht.

Artikel 17 Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanzienlijke verbouwing van:

  • a.

    een huurwoning, waarvan de verhuurder niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, of

  • b.

    een koopwoning zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 18 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

  • a.

    het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

  • b.

    het treffen van voorzieningen in specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten aangebracht kunnen worden.

Artikel 19 Hoofdverblijf

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit vast te leggen maximumbedrag.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 20 Weigeringsgronden

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment niet meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, extra trapleuningen en het verbreden van de toegangsdeuren;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn er en geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

  • f.

    verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

  • g.

    verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

  • h.

    er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

  • i.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen van meer dan € 10.000,00 die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 5 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De berekening van de meerwaarde van de woning en de wijze van terugbetalen van de meerwaarde worden geregeld in het Besluit.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening bestaat uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening.

Artikel 23 Het recht op een algemene voorziening

Een persoon als omschreven in de onderdelen 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor de in artikel 22, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 24 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als omschreven in de onderdelen 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor de in artikel 22, onder b, c en d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a, onmogelijk maken dan wel

  • b.

    een algemene voorziening als bedoeld in artikel 22, onder a, niet aanwezig is.

Artikel 25 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal de in het Besluit voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 26 Omvang in gebied en kilometers

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid wordt rekening gehouden met een vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 3. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met ten minste een omvang per jaar van 1.500 kilometer met een bandbreedte tot 2.000 kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 6 Rolstoelen

Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening bestaat uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 28 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1. Een persoon als omschreven in de onderdelen 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor de in artikel 27, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als omschreven in de onderdelen 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor de in artikel 27, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van het eerste lid, de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3. Een persoon als omschreven in de onderdelen 5 en 6 van artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet kan voor de in artikel 27, onder d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 29 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 28, tweede lid, komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 30 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 31 Relatie met de AWBZ

De aanvraag dient te worden ingediend bij de gemeente. Aanvragen voor voorzieningen inzake de wet gecombineerd met aanvragen zorg inzake de AWBZ kunnen worden ingediend bij het CIZ..

Artikel 32 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt extern advies indien:

    • a.

      Het handelt om een aanvraag van een persoon, waarvan de medische situatie voor het college niet duidelijk is of

    • b.

      het voornemen bestaat de gevraagde voorziening om medische redenen af te wijzen of

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste en tweede lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5. De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beslissing bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 33 Samenhangende afstemming

Het college legt in het Besluit regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 34 Wijzigingen in de situatie

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2. In het geval het college reden heeft om aan te nemen dat de situatie van de persoon als bedoeld in het eerste lid is gewijzigd of zal wijzigen, is artikel 32 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 35 Intrekking van een voorziening

  • 1. Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat een andere beslissing zou zijn genomen, als de juiste gegevens bekend waren geweest..

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming, een financiële vergoeding die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming, de vergoeding of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Terugvordering

  • 1. Ingeval het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 37 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 38 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 39 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het verstrekken van voorzieningen in het kader van de Wmo.

Artikel 40 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de in het Besluit genoemde prijsindex.

Artikel 41 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 1 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 42 Intrekking

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2007 wordt met ingang van 1 januari 2009 ingetrokken.

Artikel 43 Overgangsrecht

  • 1. De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2007 blijft tot het einde van de indicatietermijn, doch uiterlijk tot 1 januari 2010, van toepassing voor degene die op 31 december 2008 recht heeft op hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget en wiens recht op 31 december 2008 niet is geëindigd.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toepassing van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2007 eindigt zodra een wijziging van de omstandigheden van belanghebbende optreedt of is opgetreden, die leidt tot aanpassing van de indicatie.

  • 3. De financiële vergoeding, die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis, zoals genoemd in artikel 1, eerste lid, sub bb, van deze verordening treedt in werking op het moment waarop deze vergoeding in de wet is opgenomen.

Artikel 44 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009..

Artikel 45 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente
Heemskerk in zijn openbare vergadering van
18 december 2008
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Bijlage 1 Inleiding

Deze Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2009 geeft invulling aan de in de Wet maatschappelijke ondersteuning gegeven opdracht regels te stellen bij verordening. In deze verordening is vorm gegeven aan het compensatiebeginsel zonder de regels van de Wet voorzieningen gehandicapten en de regels rond de functie huishoudelijke verzorging uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) geheel los te laten. Dit is van belang om niet een vacuüm te laten ontstaan, te meer daar het overgangsrecht zoals geregeld in de Wmo bestaande cliënten maximaal één jaar het behoud van de oude rechten op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Wet voorzieningen gehandicapten biedt.

In de Verordening is met name uitwerking gegeven aan de artikelen 4, 5, 6, 15, 19 en 26 Wmo.

In de Wmo komen voorzieningen uit de Welzijnswet en voorzieningen uit de AWBZ en de Wvg bij elkaar. Voorzieningen die tot 1 januari 2007 onder de Welzijnswet vallen en na die datum onder de Wmo, worden als voorliggende voorzieningen aangeboden en worden daarom niet in deze Verordening opgenomen.

Alle bedragen en bijbehorende regelgeving worden opgenomen in het Besluit. De praktische beleidsregels c.q. uitvoeringsregels zijn opgenomen in het verstrekkingenbeleid.

Toelichting

Toelichting